NL RAAD VAN DE EUROPESE UNIE C/05/336 Brussel, 8-9 december 2005 15201/1/05 REV 1 (Presse 336) PERSMEDEDELING 2699e zitting van de Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken Brussel, 8-9 december 2005 Voorzitter de heer John HUTTON minister van Arbeid en Pensioenen de heer Alan Johnson minister van Handel en Industrie mevrouw Patricia HEWITT minister van Volksgezondheid van het Verenigd Koninkrijk PERS Wetstraat 175 B – 1048 BRUSSEL Tel.: +32 (0)2 285 8716 / 6319 Fax: +32 (0)2 285 8026 [email protected] http://ue.eu.int/Newsroom 15201/1/05 REV 1 (Presse 336) 1 NL Voornaamste resultaten van de Raadszitting De Raad heeft de volgende besluiten aangenomen: een besluit betreffende de goedkeuring namens de Europese Gemeenschap van de overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen; een verordening tot vaststelling, voor het visseizoen 2006, van de oriëntatieprijzen en de communautaire productieprijzen voor bepaalde visserijproducten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 104/2000; een richtlijn tot wijziging van de EU-voorschriften betreffende geluidsemissie door materieel voor gebruik buitenshuis; een richtlijn tot bijwerking van de lijst van gevaarlijke stoffen in Richtlijn 76/769/EEG; een richtlijn betreffende het gebruik van gehuurde voortuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg. De Raad heeft een gemeenschappelijk standpunt aangenomen over: een ontwerp-verordening betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen; een ontwerp-verordening inzake voedings- en gezondheidsclaims. De Raad heeft een politiek akkoord bereikt over: een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in werkgelegenheid en beroep - herschikte versie, een ontwerp-verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik. Voorts is een partieel politiek akkoord bereikt over een ontwerp-besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit. 15201/1/05 REV 1 (Presse 336) 2 NL INHOUD1 DEELNEMERS 5 BESPROKEN PUNTEN WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID 8 – Informele top (Hampton Court – 27 oktober 2005) 8 – Demografie en menselijk kapitaal 8 – Bespreking van de nationale hervormingsprogramma's 8 – Richtlijn arbeidstijd 9 – Programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit – PROGRESS 9 – Gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in werkgelegenheid – herschikte versie 10 – 11 Meeneembaarheid van aanvullende pensioenrechten VOLKSGEZONDHEID 12 – Volksgezondheidsaspecten van een grieppandemie 12 – Geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik 14 – Geestelijke gezondheid 15 DIVERSEN 16 ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN VOLKSGEZONDHEID Toevoeging van vitaminen en mineralen aan levensmiddelen * 17 Voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen * 17 VISSERIJ Behoud van dolfijnen 15201/1/05 REV 1 (Presse 336) 18 3 NL Visserij-overeenkomst tussen de EU en de Seychellen 18 Oriëntatieprijzen 18 INTERNE MARKT Geluidsgrenswaarden voor materieel voor gebruik buitenshuis - Bescherming van de volksgezondheid 18 Bescherming van de volksgezondheid - Gevaarlijke stoffen * 19 VERVOER Verhuur van goederenvoertuigen 15201/1/05 REV 1 (Presse 336) 19 4 NL DEELNEMERS De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd: België: de heer Peter VANVELTHOVEN de heer Rudy DEMOTTE Tsjechië: de heer Čestmír SAJDA de heer Michal POHANKA Denemarken: de heer Claus Hjort FREDERIKSEN de heer Lars BARFOED de heer Christian SCHØNAU Duitsland: mevrouw Ulla SCHMIDT de heer Gerd ANDRES minister van Werk en Informatisering minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid vice-minister van Arbeid en Sociale Zaken, viceministerieel departement Europese Unie en Internationale Betrekkingen vice-minister van Volksgezondheid, Kabinetschef minister van Werkgelegenheid minister van Gezins- en Consumentenzaken staatssecretaris, ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid minister van Volksgezondheid en Sociale Zekerheid parlementair staatssecretaris van Economische Zaken en Arbeid Estland: de heer Jaak AAB minister van Sociale Zaken Griekenland: de heer Panos PANAGIOTOPOULOS de heer Nikitas KAKLAMANIS minister van Werkgelegenheid en Sociale Zekerheid minister van Volksgezondheid en Sociale Solidariteit Spanje: de heer Jesús CALDERA SÁNCHEZ-CAPITÁN mevrouw Elena SALGADO MÉNDEZ minister van Arbeid en Sociale Zaken minister van Volksgezondheid en Consumentenzaken Frankrijk: de heer Xavier BERTRAND de heer Gérard LARCHER Ierland: mevrouw Mary HARNEY de heer Tony KILLEEN minister van Volksgezondheid en Solidariteit toegevoegd minister van Werkgelegenheid, Arbeid en Integratie van jongeren in het beroepsleven vice-eerste minister (Tánaiste) en minister van Volksgezondheid en Kinderzaken onderminister, ministerie van Ondernemingen, Handel en Werkgelegenheid belast met Arbeidsvraagstukken, waaronder Opleiding Italië: de heer Francesco STORACE minister van Volksgezondheid Cyprus: de heer Christos TALIADOROS de heer Andreas GAVRIELIDES minister van Arbeid en Sociale Zekerheid minister van Volksgezondheid Letland: mevrouw Dagnija STAĶE de heer Gundars BËRZIŅŠ minister van Sociale Zaken minister van Volksgezondheid Litouwen: de heer Rimantas ŠADŽIUS de heer Rimantas KAIRELIS Luxemburg: de heer François BILTGEN 15201/1/05 REV 1 (Presse 336) vice-minister van Volksgezondheid staatssecretaris, ministerie van Sociale Zekerheid en Arbeid minister van Arbeid en Werkgelegenheid, minister van Cultuur, Hoger Onderwijs en Onderzoek, minister van Eredienst 5 NL de heer Mars DI BARTOLOMEO minister van Volksgezondheid en van Sociale Zekerheid Hongarije: de heer Gábor CSIZMÁR de heer Jenő RÁCZ minister van Werkgelegenheid en Arbeid minister van Volksgezondheid Malta: de heer Louis GALEA minister van Onderwijs, Jeugdzaken en Werkgelegenheid Nederland: de heer Aart Jan de GEUS de heer Hans HOOGERVORST minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Oostenrijk: de heer Martin BARTENSTEIN mevrouw Ursula HAUBNER mevrouw Maria RAUCH-KALLAT Polen: de heer Zbigniew RELIGA de heer Kazimierz KUBERSKI minister van Economische Zaken en Arbeid minister van Sociale Zekerheid, Generaties en Consumentenbescherming minister van Volksgezondheid en Vrouwenzaken ministerie van Volksgezondheid onderstaatssecretaris, ministerie van Arbeid en Sociaal Beleid Portugal: de heer José VIEIRA DA SILVA de heer António CORREIA DE CAMPOS minister van Arbeid en Sociale Solidariteit minister van Volksgezondheid Slovenië: de heer Janez DROBNIČ de heer Andrej BRUČAN minister van Arbeid, Gezinszaken en Sociale Zaken minister van Volksgezondheid Slowakije: mevrouw Iveta RADIČOVÁ de heer Peter OTTINGER minister van Arbeid, Sociale Zaken en Gezinszaken staatssecretaris, ministerie van Volksgezondheid Finland: mevrouw Tarja FILATOV mevrouw Liisa HYSSÄLÄ minister van Arbeid minister van Volksgezondheid en Sociale Voorzieningen Zweden: de heer Hans KARLSSON de heer Morgan JOHANSSON Verenigd Koninkrijk: de heer Alan JOHNSON mevrouw Patricia HEWITT mevrouw Rosie WINTERTON de heer John HUTTON de heer James PLASKITT de heer Gerry SUTCLIFFE Commissie: de heer Markos KYPRIANOU de heer Vladimír ŠPIDLA 15201/1/05 REV 1 (Presse 336) minister, ministerie van Industrie, Werkgelegenheid en Verkeer, belast met Arbeidsvraagstukken minister, ministerie van Sociale Zaken, belast met Volksgezondheid en Sociale Voorzieningen minister van Handel en Industrie minister van Volksgezondheid onderminister van Gezondheidsdiensten minister van Arbeid en Pensioenen staatssecretaris, ministerie van Arbeid en Pensioenen staatssecretaris van Arbeidsverhoudingen en Consumentenzaken lid lid 6 NL Andere deelnemers: de heer Tom MULHERIN de heer Maarten CAMPS voorzitter van het Europees Comité voor sociale bescherming voorzitter van het Comité voor de werkgelegenheid De regeringen van de toetredende staten waren als volgt vertegenwoordigd: Bulgarije: mevrouw Emilia MASLAROVA de heer Radoslav GAJDARSKI minister van Arbeid en Sociaal Beleid minister van Volksgezondheid Roemenië: de heer Gheorghe BARBU de heer Anton Vlad ILIESCU minister van Arbeid, Sociale Solidariteit en Gezinszaken staatssecretaris, ministerie van Volksgezondheid 15201/1/05 REV 1 (Presse 336) 7 NL BESPROKEN PUNTEN WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID – Informele top (Hampton Court – 27 oktober 2005) De Raad nam nota van het mondelinge verslag van het voorzitterschap over het resultaat van de bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders in Hampton Court op 27 oktober 2005. – Demografie en menselijk kapitaal De Raad hield een oriënterend debat over het thema "Demografie en menselijk kapitaal" waarin met name de volgende, door het voorzitterschap voorgestelde onderwerpen aan bod zijn gekomen (15189/05) : - maatregelen die door de lidstaten en de Europese Unie genomen moeten worden om de totale netto-arbeidsdeelname voor mensen in de werkende leeftijd te verhogen. Wijze waarop de maatregelen ter verbetering van het menselijk kapitaal deze inspanningen moeten ondersteunen. - specifieke maatregelen die de lidstaten moeten nemen om de arbeidsmogelijkheden voor jongeren, ouderen en kansarme groepen te optimaliseren. Specifieke belemmeringen voor de verhoging van de netto-arbeidsdeelname voor deze groepen. Het debat sloot aan op het Groenboek "Demografische veranderingen: naar een nieuwe solidariteit tussen de generaties", dat de Commissie in maart 2005 had gepresenteerd (7607/05). De voorzitter van het Comité voor de werkgelegenheid, dat zich had toegelegd op het vraagstuk van het menselijk kapitaal, bracht bij de Raad verslag uit over de werkzaamheden van het comité, die een van de uitgangspunten vormden voor dit debat. Om de beoogde doelstelling van een hogere totale netto-arbeidsdeelname te verwezenlijken moet volgens de delegaties vooral aandacht worden besteed aan de volgende aspecten: - het verbeteren van de vaardigheden en kwalificaties van werknemers door middel van levenslang leren; - het begrip "werk lonend maken"; - een adequaat beheer van migratiestromen; - een vlottere combinatie van gezins- en beroepsleven. Het resultaat van het debat zal worden meegenomen in de lopende werkzaamheden van de Commissie over de vergrijzingsproblematiek. – Bespreking van de nationale hervormingsprogramma's De Raad nam nota van een presentatie door de voorzitter van het Comité voor de werkgelegenheid, die mondeling verslag uitbracht over de eerste bevindingen van het comité naar aanleiding van zijn bespreking van de werkgelegenheidsdimensie van de nationale hervormingsprogramma's. Na de aanneming van de geïntegreerde richtsnoeren in juli 2005, hebben de lidstaten, conform de herziene Lissabon-strategie, hun (eerste) nationale hervormingsprogramma's voorbereid. Deze programma's zijn gebaseerd op de twee categorieën geïntegreerde richtsnoeren : de globale richtsnoeren voor het economisch beleid en de werkgelegenheidsrichtsnoeren. Het Comité voor de werkgelegenheid heeft zich, in aparte peer reviews, over de tweede categorie gebogen. 15201/1/05 REV 1 (Presse 336) 8 NL De opmerkingen van het Comité voor de werkgelegenheid zullen door de Commissie worden meegenomen in de voorbereiding van het voor januari 2006 geplande verslag over de Lissabonstrategie. – Richtlijn arbeidstijd De Raad heeft, aan de hand van een aantal compromisteksten van het voorzitterschap, een uitvoerige bespreking gewijd aan het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/88/EG betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd 1. Het voorzitterschap erkende dat de besprekingen in een positieve sfeer hebben plaatsgevonden en stelde vast dat aanzienlijke vooruitgang is geboekt in het bij elkaar brengen van mogelijke elementen voor een akkoord. Toch moest het voorzitterschap tot zijn spijt vaststellen dat er gelet op de uiteenlopende arbeidsmarktsituaties in de verschillende lidstaten en de complexiteit van de nieuwe bepalingen in dit stadium geen algemeen akkoord kan worden bereikt. De doelstelling van het gewijzigde Commissievoorstel is tweeledig : rekening te houden met de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie, met name de arresten in de zaken SIMAP 2 en Jaeger 3, volgens welke aanwezigheidsdiensten van artsen volledig als arbeidstijd moeten worden aangemerkt wanneer de fysieke aanwezigheid van de arts in het gezondheidscentrum vereist is. een aantal bepalingen van Richtlijn 2003/88/EG betreffende de mogelijkheid te herzien om de maximale wekelijkse arbeidstijd (48 uur) niet toe te passen indien de werknemer met het verrichten van dergelijke arbeid instemt (de "opt-out"-bepaling). De belangrijkste resterende vraagstukken betreffen de "opt-out"-bepaling en de vraag of de maximale wekelijkse arbeidstijd per overeenkomst dan wel per werknemer moet worden berekend. Rechtsgrondslag: artikel 137, lid 2 – gekwalificeerde meerderheid voor een besluit van de Raad en medebeslissingsprocedure met het Europees Parlement. Het Europees Parlement heeft op 11 mei 2005 in eerste lezing advies uitgebracht (8725/05). – Programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit – PROGRESS De Raad heeft een partieel politiek akkoord bereikt over een ontwerp-besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit (PROGRESS) 4. Het gaat om een partieel akkoord, omdat de begrotingsaspecten, in afwachting van het resultaat van de bespreking over het toekomstige financieel kader van de Gemeenschap (Financiële vooruitzichten 2007/2013) 5, buiten beschouwing zijn gelaten. Verwacht wordt dat de Raad de tekst als gemeenschappelijk standpunt zal aannemen zodra de begrotingskwestie 6 en andere daarmee onlosmakelijk verbonden vraagstukken zijn afgehandeld. 1 2 3 4 5 6 PB L 299 van 18.11.2003, blz. 9. Arrest van het Hof van 3 oktober 2000 in zaak C-303/98, Sindicato de Médicos de Asistencia Publica (SIMAP) tegen Conselleria de Sanidad y Consumo de la Generalidad Valenciana, Jur. 2000, blz. I-07963 Arrest van het Hof van 9 september 2003 in zaak C-151/02, Verzoek om een prejudiciële beslissing van het Landesarbeitsgericht Schleswig-Holstein (Duitsland) in het aldaar aanhangige geding tussen Landeshauptstadt Kiel en Norbert Jaeger, nog niet gepubliceerd. Op 3 maart 2005 was de Raad reeds een algemene oriëntatie overeengekomen (6767/05). Artikel 17 van het Commissievoorstel maakt nog geen deel uit van de overeengekomen tekst. Door de Commissie voorgesteld budget: EUR 628,8 miljoen. 15201/1/05 REV 1 (Presse 336) 9 NL Doel van het programma is, de uitvoering van de doelstellingen van de Europese Unie op sociaal en werkgelegenheidsgebied financieel te ondersteunen en aldus bij te dragen tot de verwezenlijking van de Lissabonstrategie. Het programma is verdeeld in vijf onderdelen: werkgelegenheid, sociale bescherming en integratie, arbeidsomstandigheden, discriminatiebestrijding en verscheidenheid, en gelijkheid van mannen en vrouwen. Met dit besluit wordt één gestroomlijnd financieel instrument vastgesteld, dat tot doel heeft de vier bestaande specifieke actieprogramma's te consolideren en te voorzien in de voortzetting en uitbreiding van de activiteiten waarmee een begin is gemaakt uit hoofde van: het Besluit van de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bestrijding van discriminatie (2001-2006) 1; de Beschikking betreffende het programma in verband met de communautaire strategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen 2; het Besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter aanmoediging van samenwerking tussen lidstaten bij de bestrijding van sociale uitsluiting 3; het Besluit van het Europees Parlement en de Raad stimuleringsmaatregelen op het gebied van de werkgelegenheid 4, en het Besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van organisaties die op Europees niveau op het gebied van de gelijkheid van mannen en vrouwen actief zijn 5, inzake communautaire en de voortzetting en uitbreiding van activiteiten op communautair niveau met betrekking tot de arbeidsomstandigheden. Voorgestelde rechtsgrondslag: artikel 13, lid 2, artikel 129 en artikel 137, lid 2, punt a) van het Verdrag – gekwalificeerde meerderheid voor een besluit van de Raad en medebeslissingsprocedure met het Europees Parlement. Het Europees Parlement heeft op 6 september advies uitgebracht (11954/05). – Gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in werkgelegenheid – herschikte versie De Raad bereikte een politiek akkoord over een herschikte versie van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in werkgelegenheid en beroep (14878/05 + ADD 1). Na bijwerking in alle talen van de Gemeenschap zal de overeengekomen tekst van het politiek akkoord worden aangenomen als gemeenschappelijk standpunt en aan het Parlement worden toegezonden met het oog op de tweede lezing. Verwacht wordt dat met deze tekst, die het resultaat is van onderhandelingen met het Europees Parlement, spoedig een akkoord in tweede lezing zal kunnen worden bereikt. 1 2 3 4 5 Besluit 2000/750/EG van de Raad van 27 november 2000 (PB L 303 van 2.12.2000, blz. 23). Beschikking 2001/51/EG van de Raad van 20 december 2000 (PB L 17 van 19.1.2001, blz. 22). Besluit 50/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 december 2001 (PB L 10 van 12.1.2002, blz. 1). Besluit 1145/2002/EC van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 (PB L 170 van 29.6.2002, blz. 1). Besluit 848/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 18, rectificatie in PB L 195, 2.6.2004, blz. 7). 15201/1/05 REV 1 (Presse 336) 10 NL Het voorstel heeft tot doel de rechtszekerheid en de duidelijkheid te verhogen door in één tekst de belangrijkste voorschriften op dit gebied bijeen te brengen en tevens recht te doen aan sommige ontwikkelingen die voortvloeien uit de algemeen erkende jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie. Het voorstel strekt ertoe de onderstaande zeven richtlijnen in één instrument bijeen te brengen: Richtlijn 75/117/EEG betreffende loongelijkheid; Richtlijn 76/207/EEG, als gewijzigd bij Richtlijn 2002/73/EG, inzake gelijke behandeling ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen, en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden; Richtlijn 86/378/EEG, als gewijzigd bij Richtlijn 96/97/EG, inzake gelijke behandeling op het gebied van sociale zekerheid; Richtlijn 97/80/EG, als gewijzigd bij Richtlijn 98/52/EG, inzake de bewijslast in gevallen van discriminatie op grond van het geslacht. Voorgestelde rechtsgrondslag: artikel 141, lid 3, van het Verdrag – gekwalificeerde meerderheid voor een besluit van de Raad en medebeslissingsprocedure met het Europees Parlement. Het Europees Parlement heeft op 6 juli 2005 advies in eerste lezing uitgebracht (10811/05). – Meeneembaarheid van aanvullende pensioenrechten De Commissie heeft de Raad haar voorstel gepresenteerd voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verbetering van de meeneembaarheid van aanvullende pensioenrechten (13686/05). Het voorzitterschap heeft de Raad geïnformeerd over de stand van de bespreking in 's Raads voorbereidende instanties. Nu de aanvullende pensioenregelingen voor de dekking van het ouderdomsrisico in de lidstaten steeds belangrijker worden, wordt met dit Commissievoorstel beoogd een einde te maken aan de belemmeringen voor het vrije verkeer tussen lidstaten en de mobiliteit binnen een lidstaat die het gevolg zijn van restrictieve bepalingen in de aanvullende pensioenregelingen, waardoor mobiele werknemers minder mogelijkheden hebben om voldoende pensioenrechten op te bouwen. De belangrijkste doelstellingen zijn: de verwerving van arbeidspensioenrechten te vergemakkelijken; een passende bescherming voor de slapende rechten van vertrekkende werknemers te garanderen; de overdracht van verworven pensioenrechten te vergemakkelijken; ervoor te zorgen dat werknemers in geval van beroepsmobiliteit correct worden ingelicht. Op initiatief van het voorzitterschap hebben de deskundigen van de lidstaten de bespreking van het voorstel reeds in oktober aangevat, en in de eerste plaats gepoogd de belangrijkste elementen ervan te verduidelijken. De doelstelling op zich, zo bleek uit de eerste bespreking, wordt positief onthaald, maar, met name gelet op de uiteenlopende situaties in de verschillende lidstaten, zal voor dit voorstel veel technisch werk moeten worden verricht. Voorgestelde rechtsgrondslag: de artikelen 42 en 94 van het Verdrag – eenparigheid van stemmen voor een besluit van de Raad en medebeslissingsprocedure met het Europees Parlement. 15201/1/05 REV 1 (Presse 336) 11 NL VOLKSGEZONDHEID – Volksgezondheidsaspecten van een grieppandemie De Raad had tijdens het debat vooral aandacht voor de behoefte aan duidelijke en op feiten gebaseerde voorlichting van het publiek en aan maatregelen die op nationaal en EU-niveau moeten worden genomen ter voorbereiding op een mogelijke uitbraak van een menselijke-grieppandemie. Tijdens het debat werden de volgende vraagstukken aan de orde gesteld: - de uitwisseling van informatie en coördinatie (bijv. tussen de lidstaten, de Commissie, het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding en met de Wereldgezondheidsorganisatie) wat betreft de communicatie over de grieppandemie met het publiek; - de specifieke bijdrage die volgens de lidstaten bij de voorbereiding op een pandemie kan worden verwacht van EU-maatregelen, met name programma's voor onderzoek en ontwikkeling, - andere specifieke acties op EU-niveau die volgens de lidstaten een meerwaarde kunnen bieden voor reeds lopende acties (bijvoorbeeld in het kader van de Wereldgezondheidsorganisatie) ter verbetering van de productiecapaciteit en de leveringssnelheid van antivirale middelen en vaccins. Het voorzitterschap sloot het debat af met de volgende samenvatting: Het voorzitterschap: 1. ERKENT dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen vogelgriep, waarvan het risico voor de bevolking naar het stellige oordeel van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in het algemeen zeer laag is; gewone seizoensgriep, die elk jaar voorkomt maar waarvoor jaarlijkse vaccinatie beschikbaar is; en het risico van de uitbraak van een menselijkegrieppandemie. Vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen inzake vaccinatie van risicogroepen tegen gewone griep zal, door de vergroting van productiecapaciteit voor vaccins, bijdragen tot de paraatheid bij de uitbraak van een pandemie van elke vorm van griep. 2. ERKENT dat het wetenschappelijk oordeel nog steeds luidt dat het risico dat vogelgriep rechtstreeks van vogels op mensen overgaat, momenteel nog steeds zeer laag is. 3. ERKENT dat de risico's van vogelgriep en een grieppandemie gevolgen hebben voor tal van beleidsterreinen van de Raad. Zoals uiteengezet in eerdere Raadsconclusies, is een groep van het voorzitterschap inzake vogelgriep en grieppandemie opgericht om de werkzaamheden in de Raad te coördineren en ervoor te zorgen dat bij de besprekingen in de Raad met alle relevante beleidsterreinen rekening wordt gehouden. In die conclusies wordt ook een overzicht gegeven van de internationale bijeenkomsten die daarover recentelijk hebben plaatsgevonden. 4. ERKENT dat de voltooiing van de nationale plannen door de lidstaten overeenkomstig de richtsnoeren van de WHO een eerste cruciale stap is ter bescherming van de volksgezondheid tegen het risico van een pandemie. De nationale plannen vormen ook de basis voor de internationale samenwerking op mondiaal en op EU-niveau. 5. ERKENT de belangrijke rol van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding in het uitbrengen van wetenschappelijk advies aan de Europese Commissie en de lidstaten. 15201/1/05 REV 1 (Presse 336) 12 NL 6. HERINNERT ERAAN dat op EU-niveau reeds voorschriften bestaan om informatie betreffende het toezicht op griep te verzamelen en uit te wisselen op een manier die vergelijking over heel Europa mogelijk maakt. De lidstaten hebben ook toegezegd met elkaar, met de Europese Commissie en met het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding informatie uit te wisselen over maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid tegen de risico's van een grieppandemie. 7. NEEMT NOTA VAN de twee mededelingen van de Europese Commissie over het opstellen van draaiboeken voor volksgezondheidscrises in de EU, alsmede over de opstelling van een EU-draaiboek voor een influenzapandemie en ziet ernaar uit deze mededelingen in detail te bestuderen. 8. NEEMT NOTA VAN het belang van het testen van de draaiboeken alsmede van de voorlopige conclusies van de Europese Commissie over haar oefening "Common Ground", waarin werd aangegeven op welke gebieden de draaiboeken voor Europa verder moeten worden uitgewerkt. 9. NEEMT NOTA VAN het belang van de uitvoering van de Internationale Gezondheidsregeling door de lidstaten en de Europese Gemeenschap als een waardevolle stap ter verbetering van de paraatheid, zowel op nationaal als op EU-niveau, en onderstreept zijn voornemen om zo spoedig mogelijk uitvoering te geven aan de Internationale Gezondheidsregeling. 10. NEEMT NOTA VAN het belang van een versterking van de coördinatie tussen de lidstaten en de Europese Commissie op een aantal gebieden waarbij, indien mogelijk, gebruik moet worden gemaakt van bestaande coördinatiemechanismen. Coördinatie verbindt de lidstaten er niet toe in de hele Europese Unie dezelfde maatregelen te nemen. Teneinde de planning bij de uitbraak van een pandemie op een doeltreffende manier te coördineren, dienen ook internationale organisaties zoals de WHO (en, naar gelang van het geval, organisaties als de FAO, de OIE en de Wereldbank) bij deze planning betrokken te worden met het oog op de mondiale agenda inzake de beheersing van een grieppandemie. 11. BENADRUKT dat een duidelijke en objectieve communicatie met het publiek nodig is teneinde de kans op verwarrende mededelingen aan de Europese burgers te verkleinen. Hoewel risicocommunicatie met als doelgroep de eigen burgers in de eerste plaats onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten valt, is er behoefte aan coördinatie tussen de lidstaten en met de Europese Commissie, en met name met het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding, teneinde verwarrende mededelingen te voorkomen, vooral in situaties waarin de lidstaten besluiten uiteenlopende maatregelen te nemen ter bescherming van hun bevolking tegen een grieppandemie. 12. IS HET ERMEE EENS dat de uitbreiding van de productiecapaciteit voor antivirale middelen die nodig is voor een maximale bescherming van de bevolking, een dringende prioriteit is. Neemt er nota van dat dit in de eerste plaats een taak voor de lidstaten is, maar dat op EU-niveau aanvullende maatregelen kunnen worden genomen om dit probleem te helpen aanpakken; en neemt er nota van dat de beschikbare alternatieven om op een uitbraak van vogelgriep te reageren, verder bestudeerd moeten worden, met inbegrip van de haalbaarheid en de meerwaarde van een strategische voorraad van antivirale middelen op EU-niveau. 13. NEEMT NOTA van het belang van de uitbreiding van de productiecapaciteit voor vaccins, alsook van een vergroting van de onderzoeksinspanning voor de ontwikkeling van nieuwe vaccins; de Europese kaderprogramma's op het gebied van O&O kunnen in dat verband een waardevolle ondersteunende rol spelen. 15201/1/05 REV 1 (Presse 336) 13 NL 14. 15. – VERZOEKT de Commissie: 1) zo spoedig mogelijk voorstellen in te dienen voor de snelle uitvoering van de communautaire aspecten van de Internationale Gezondheidsregeling; 2) de bestaande mechanismen voor coördinatie tussen de lidstaten en de Europese Commissie, in nauwe samenwerking met het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding, zodanig te versterken dat de lidstaten informatie over voorgenomen maatregelen kunnen uitwisselen en kunnen bezien hoe verwarrende mededelingen aan het grote publiek kunnen worden voorkomen; en 3) voorstellen uit te werken voor verdere concrete actie die op EU-niveau een meerwaarde zou geven aan acties op nationaal niveau en in internationale organisaties, met name de WHO. VERZOEKT DE LIDSTATEN: 1) ervoor te zorgen dat de nationale planning wordt uitgebreid en voltooid; 2) onderling en met de Commissie informatie uit te wisselen over de mededelingen die aan het publiek worden gedaan over de grieppandemie en over de maatregelen ter bescherming van de volksgezondheid tegen de risico's van de uitbraak van een grieppandemie; en 3) zo snel mogelijk maatregelen te nemen voor de uitvoering van de Internationale Gezondheidsregeling. Geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik De Raad heeft met gekwalificeerde meerderheid van stemmen 1 een politiek akkoord bereikt over een ontwerp-verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik (14865/05). Na bijwerking in alle talen van de Gemeenschap zal de overeengekomen tekst formeel worden aangenomen als gemeenschappelijk standpunt en aan het Parlement worden toegezonden met het oog op de tweede lezing. Met het voorstel wordt gevolg gegeven aan de resolutie van de Raad van december 2000 2, waarin de Commissie wordt opgeroepen voorstellen te doen met betrekking tot de intensivering van klinische proeven om ervoor te zorgen dat er in de EU geneesmiddelen op de markt zijn die volledig aan de specifieke behoeften van kinderen zijn aangepast. Volgens ramingen zijn 50 tot 90% van de geneesmiddelen die voor de pediatrische populatie worden gebruikt, nooit specifiek onderzocht of goedgekeurd voor gebruik in die leeftijdscategorie. Het belangrijkste doel van de ontwerp-verordening is de gezondheid van kinderen te verbeteren, en tegelijkertijd de belemmeringen voor de intracommunautaire handel in geneesmiddelen voor pediatrisch gebruik op te heffen. Beoogd wordt: 1 2 te waarborgen dat gedegen onderzoek en passende klinische proeven zijn uitgevoerd naar de geneesmiddelen waarmee kinderen worden behandeld; Polen heeft meegedeeld bij de aanneming van het voorstel tegen te zullen stemmen. Zie persmededeling 14517/00. 15201/1/05 REV 1 (Presse 336) 14 NL te certificeren dat die geneesmiddelen naar behoren zijn toegelaten; de informatie betreffende het gebruik van specifieke geneesmiddelen voor kinderen en de transparantie van klinische proeven in de pediatrie te verbeteren ; en daarbij te voorkomen dat kinderen aan onnodige klinische proeven worden onderworpen. Daartoe omvat deze ontwerp-verordening een combinatie van verplichtingen en stimulansen, waarbij de voornaamste verplichting is dat als onderdeel van de procedure tot het verkrijgen van een handelsvergunning een plan voor pediatrisch onderzoek wordt voorgelegd. Er worden stimulansen gegeven in de vorm van de verlenging van exclusieve rechten of, voor generieke geneesmiddelen, de invoering van een nieuwsoortige handelsvergunning, PUMA genoemd. Het voorgestelde systeem bestrijkt geneesmiddelen voor menselijk gebruik in de zin van de Richtlijn tot vaststelling van het communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik 1 en stemt volledig overeen met de Richtlijn van de EU betreffende klinische proeven 2. Bij de ontwerp-verordening wordt ook een aantal wijzigingen aangebracht in de Verordening betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen 3, de Richtlijn tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik, de Verordening tot vaststelling van procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen 4 en de Richtlijn van de EU betreffende klinische proeven 5. Voorgestelde rechtsgrondslag: artikel 95 van het Verdrag - gekwalificeerde meerderheid voor een besluit van de Raad en medebeslissingsprocedure met het Europees Parlement. Het Europees Parlement heeft op 7 september 2005 in eerste lezing advies uitgebracht (11956/05). Het gewijzigde Commissievoorstel is op 11 november 2005 aangenomen (14487/05). – Geestelijke gezondheid De Raad luisterde naar een toelichting van de Commissie over het groenboek "De geestelijke gezondheid van de bevolking verbeteren. Naar een strategie inzake geestelijke gezondheid voor de Europese Unie", dat in oktober 2005 is uitgebracht (13442/05). In dit groenboek wordt gewezen op het belang van de geestelijke gezondheid voor sommige strategische beleidsdoelstellingen van de EU (welvaart, solidariteit en sociale rechtvaardigheid, levenskwaliteit van de burgers) en wordt voorgesteld op communautair niveau een strategie inzake geestelijke gezondheid te ontwikkelen, met opgave van mogelijke prioriteiten. Doel van de strategie zou zijn het thema geestelijke gezondheid in alle beleidsgebieden hoger op de agenda te plaatsen, het uitwisselen van kennis over dit onderwerp te verbeteren en tot een consensus te komen over wat alle betrokken actoren kunnen doen om de geestelijke gezondheid van de bevolking te helpen verbeteren. Tot eind mei 2006 vindt over het groenboek een openbare raadpleging plaats, waaraan alle betrokken partijen kunnen deelnemen. Op grond van die raadpleging zal eventueel tegen eind 2006 op EU-niveau een strategie inzake geestelijke gezondheid worden ontwikkeld. 1 2 3 4 5 Richtlijn 2001/83/EG (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/27/EG (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 34). Richtlijn 2001/20/EG (PB L 121 van 1.5.2001, blz. 34). Verordening (EEG) nr. 1768/92 (PB L 182 van 2.7.1992, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003. Verordening (EG) nr. 726/2004 (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1). Richtlijn 2001/20/EG (PB L 121 van 1.5.2001, blz. 34). 15201/1/05 REV 1 (Presse 336) 15 NL DIVERSEN De Raad is door het voorzitterschap geïnformeerd over de volgende punten: - Jaarlijkse follow-up van het actieprogramma van Peking (15241/05); - Conferenties van het voorzitterschap over: De toekomst van veiligheid en gezondheid op de werkplek in de EU 18/19 oktober, Liverpool (15399/05) Investeren in de toekomst: maatschappelijk verantwoord ondernemen en de financiële sector - 1/2 december 2005 (15401/05) Europese rondetafelconferentie over maatschappelijke integratie: "Halverwege naar Lissabon" - Glasgow 17/18 oktober (15223/05); - Voorstel voor een besluit tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van volksgezondheid en consumentenbescherming (voortgangsverslag); - Ongelijkheden op het gebied van gezondheid en patiëntenveiligheid (15087/05) - Vergadering op het niveau van hoge ambtenaren van de Groep volksgezondheid van de Raad (15281/05) De Raad is door de Commissie geïnformeerd over de volgende punten: - Tweejaarlijks verslag van de Commissie over het gehandicaptenbeleid (15398/05) - Memorandum van overeenstemming tussen de Europese Commissie en China inzake de samenwerking op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken (15369/05) - Een gecoördineerde aanpak van de strijd tegen HIV/AIDS in de Europese Unie en de buurlanden (15299/05) - Groep op hoog niveau inzake gezondheidsdiensten en medische zorg van de Commissie (15177/05) - Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging (15300/05) - Internationale Gezondheidsregeling (15301/05) De Raad werd door de Luxemburgse delegatie op de hoogte gebracht van de resultaten van de 4e Europese bijeenkomst van mensen die in armoede leven - Luxemburg, 10-11 juni 2005 (14384/05). 15201/1/05 REV 1 (Presse 336) 16 NL ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN VOLKSGEZONDHEID Toevoeging van vitaminen en mineralen aan levensmiddelen * De Raad heeft met gekwalificeerde meerderheid1 een gemeenschappelijk standpunt aangenomen over een ontwerp-verordening betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen, die aan het Europees Parlement zal worden toegezonden met het oog op de tweede lezing (9857/05 + 14793/05 ADD 1). Met de ontwerp-verordening wordt beoogd de nationale voorschriften inzake de toevoeging van nutriënten (vitaminen, mineralen en bepaalde andere stoffen) aan levensmiddelen te harmoniseren, waarbij wordt gewaarborgd dat in de handel gebrachte levensmiddelen veilig zijn en adequaat en duidelijk geëtiketteerd zijn zodat de consumenten met kennis van zaken een keuze kunnen maken. Deze harmonisatie werd ook nodig geacht om het vrije verkeer van deze producten in de Gemeenschap te vergemakkelijken. In de tekst staat een lijst van alle vitaminen en mineralen die aan levensmiddelen mogen worden toegevoegd, en de vorm waarin en de voorwaarden waaronder dat is toegestaan. De bepalingen van de ontwerp-verordening zijn niet van toepassing op de levensmiddelenadditieven die onder Richtlijn 2002/46/EG 2 vallen en doen geen afbreuk aan de specifieke bepalingen betreffende voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen, nieuwe levensmiddelen en levensmiddeleningrediënten, additieven en aroma's en toegestane oenologische procédés en behandelingen. Voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen * De Raad heeft met eenparigheid van stemmen een gemeenschappelijk standpunt aangenomen over een ontwerp-verordening inzake voedings- en gezondheidsclaims die zijn toegestaan in de etikettering en presentatie van en reclame voor levensmiddelen. Het gemeenschappelijk standpunt zal aan het Europees Parlement worden toegezonden met het oog op de tweede lezing (9858/05 + 14795/05 ADD 1). Om te voorkomen dat de consument wordt misleid en te garanderen dat er passend gebruik wordt gemaakt van claims als marketinginstrument, strekt de ontwerp-verordening ertoe alleen claims toe te staan die duidelijk en begrijpelijk zijn voor de consument, op voorwaarde dat zij aan bepaalde voorwaarden voldoen. Degene die het levensmiddel in de handel brengt, moet het gebruik van de claim wetenschappelijk kunnen verantwoorden. De ontwerp-verordening heeft betrekking op levensmiddelen die als zodanig aan de eindverbruiker of aan restaurants, ziekenhuizen, scholen, kantines en andere grootverbruikers worden geleverd. Doel van de ontwerp-verordening is, de nationale voorschriften te harmoniseren om een hoog niveau van bescherming van de consument en de volksgezondheid te waarborgen, en daarbij de belemmeringen voor de goede werking van de interne markt en het vrije verkeer van levensmiddelen (die voortvloeien uit het naast elkaar bestaan van verschillende nationale wetgevingen) weg te nemen. 1 2 Denemarken stemde tegen. PB L 183 van 12.7.2002, blz. 51. 15201/1/05 REV 1 (Presse 336) 17 NL VISSERIJ Behoud van dolfijnen De Raad heeft met eenparigheid van stemmen een besluit aangenomen betreffende de goedkeuring namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen (14204/05). De overeenkomst - die in 1999 in werking is getreden en momenteel 15 overeenkomstsluitende partijen telt - heeft tot doel de incidentele dolfijnsterfte bij de tonijnvisserij met ringzegens in het oostelijk deel van de Stille Oceaan, waaraan wordt deelgenomen door communautaire vaartuigen, tot vrijwel nul te reduceren. Hiertoe zullen jaarlijkse limieten worden vastgesteld en zal werk worden gemaakt van de duurzaamheid op lange termijn van de tonijnbestanden in het overeenkomstgebied. Visserijovereenkomst tussen de EU en de Seychellen De Raad heeft met eenparigheid van stemmen een besluit aangenomen over de sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de voorlopige toepassing van het protocol tot vaststelling, voor de periode van 18 januari 2005 tot en met 17 januari 2011, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie, als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek der Seychellen inzake de visserij voor de kust van de Seychellen (13538/05). In het kader van het protocol krijgt de Gemeenschap vangstmogelijkheden voor de kust van de Seychellen toegewezen die overeenstemmen, voor de hele periode, met 40 vaartuigen voor de zegenvisserij op tonijn en 12 vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug, mits een financiële tegenprestatie van EUR 24 750 000 wordt betaald (jaarlijks EUR 4 125 000 gedurende 6 jaar). De vangstmogelijkheden worden verdeeld over Spanje, Frankrijk, Italië en Portugal. Oriëntatieprijzen De Raad heeft met eenparigheid van stemmen een verordening aangenomen tot vaststelling, voor het visseizoen 2006, van de oriëntatieprijzen en de communautaire productieprijzen voor bepaalde visserijproducten overeenkomstig Verordening (EG) nr.104/2000 (14615/05). Conform laatstgenoemde verordening moeten de oriëntatieprijzen vastgesteld worden op basis van het gemiddelde van de prijzen die tijdens de laatste drie visseizoenen voorafgaand aan 2006 op de groothandelsmarkten of in de havens voor een belangrijk gedeelte van de communautaire productie zijn geconstateerd, en moet daarbij rekening worden gehouden met de trends op het gebied van productie en vraag. Deze regeling is een geschikt instrument om het prijspeil voor de interventies op de markt voor bepaalde visserijproducten vast te stellen en tegelijkertijd de markten te stabiliseren en de vorming van overschotten in de Gemeenschap te voorkomen. INTERNE MARKT Geluidsgrenswaarden voor materieel voor gebruik buitenshuis - Bescherming van de volksgezondheid De Raad heeft een richtlijn aangenomen tot wijziging van de EU-regelgeving voor geluidsemissies door materieel voor gebruik buitenshuis (3661/05). De richtlijn is in eerste lezing aangenomen in het kader van de medebeslissingsprocedure, nadat overeenstemming was bereikt met het Europees Parlement. Met deze richtlijn worden de bestaande EU-voorschriften van de "lawaairichtlijn" (2000/14/EG) 1 1 PB L 162 van 3.7.2000, blz. 1. 15201/1/05 REV 1 (Presse 336) 18 NL gewijzigd voor typen materieel waarvoor toelaatbare geluidsvermogensniveaus gelden. De belangrijkste doelstellingen zijn: toe te staan dat bepaalde typen materieel met ingang van 3 januari 2006 in de EU in de handel kunnen worden gebracht en/of in gebruik kunnen worden genomen; de Commissie voldoende tijd te gunnen om aan haar verplichtingen inzake rapportage en verzameling van gegevens te voldoen. In de lawaairichtlijn worden voor bepaalde machines maximaal toelaatbare geluidsniveaus vastgesteld die in twee fasen van kracht worden: de eerste fase is in 2002 in werking getreden, de tweede gaat in op 3 januari 2006. Voor 22 typen materieel worden maximaal toelaatbare geluidsniveaus vastgesteld; voorts is bepaald dat op deze typen materieel, alsook op 35 andere typen materieel, de geluidsemissie moet worden vermeld. Sinds januari 2002 moeten de 57 typen materieel aan de eisen van de lawaairichtlijn voldoen om in de interne markt in de handel te mogen worden gebracht of in gebruik te mogen worden genomen. Bescherming van de volksgezondheid - Gevaarlijke stoffen * De Raad heeft in eerste lezing een richtlijn aangenomen waarbij de lijst van gevaarlijke stoffen in Richtlijn 76/769/EEG wordt bijwerkt teneinde het gebruik ervan in preparaten die aan het grote publiek worden verkocht, te beperken (3644/05, 14427/05 ADD 1). Bij deze richtlijn worden 346 recentelijk ingedeelde of heringedeelde stoffen ingevoegd. Van deze 346 stoffen zijn er 304 reeds onderworpen aan een beperking voor verkoop aan het grote publiek ten gevolge van een eerdere indeling als kankerverwekkend, mutageen of vergiftig voor de voortplanting. Dit betekent dat slechts 42 van deze stoffen voor de eerste keer aan een verkoopbeperking worden onderworpen. VERVOER Verhuur van goederenvoertuigen De Raad heeft een richtlijn aangenomen betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg (PE-CONS 3650/05). De richtlijn strekt tot codificatie en intrekking van Richtlijn 84/647/EEG en komt in de plaats van de verschillende besluiten die erin zijn verwerkt; hiertoe zijn de verschillende besluiten samengevoegd en alleen formele wijzigingen aangebracht die voor de codificatie zelf zijn vereist. 15201/1/05 REV 1 (Presse 336) 19 NL