Gezondheidsrisico`s van ventilatiesystemen in

advertisement
ALLERGO
[CONSULT
ftxUugza 411220 BuklwnNMMnd
KVK11022a33 81W M. 000279532001
Tel-31 KD»5 501791 Fu. 11 (0)»S 503127
Gezondheidsrisico's van
ventilatiesystemen in woningen
Rapport AC-2000/2/WK
Opgesteld in opdracht van:
Novem
ir. A.G.J. Austen
Postbus 17
6130MSittard
Door:
L.G.H. Koren» C.E.E. Pemot* & J.E.M.H. van Bronswijk*
Hoofdcontractant*: AllergoConsult BV, Postbus 628,4112 ZG Beusichem
Sub-contractant*: TNO Bouw, afdeling G&l
Datum:
30 juli 2001
ALLEROO
CONSULT
SAMENVATTING
Ventilatie speelt een rol bij diverse ziekten. COPD (chronische bronchitis en longemfyseem),
longkanker en de aandoeningen van het atopisch syndroom zijn hiervan de belangrijkste. In dit rapport
is de ventilatiegerelateerde ziektelast bepaald. Ventilatiesystemen waren in 1994 verantwoordelijk voor
een verlies van 5200 Disability-Adjusted Life Years (DALY's) per 1 miljoen Nederlanders.
DALY's zijn een sommatie van het aantal verloren levensjaren door voortijdige sterfte aan een ziekte,
en van de vermindering van kwaliteit van leven, gewogen naar de ernst van de ziekte. De 5200 DALY's
per miljoen Nederlanders per jaar is ook de gezondheidswinst die valt te behalen door ventilatie aan te
bieden, die volgens gezondheidscriteria ontworpen is, weinig en gemakkelijk (schoonmaakonderhoud
vraagt, en gezond gebruik vanzelfsprekend maakt.
De voor het vermijden van ziekten meest relevante ventilatiefenomenen zijn:
- het voorkómen van het ontstaan van bronnen van allergene of pathogene stoffen in huis,
voornamelijk op opervlakken. Hierbij denken we aan adequate vochtafvoer ter voorkoming van
groei van schimmels en mijten,
het voorkómen van het ontstaan van vervuiling in de toevoerlucht. Hierdoor blijft de hoeveelheid
ziekmakende stofdeeltjes die de woning binnenkomt laag,
- het voorkómen van luchtstromingen langs niet-frequent gereinigde of slecht reinigbare
oppervlakken. Hierdoor zal weinig of geen vuil uit de oppervlakken-reservoirs in de lucht kunnen
worden opgenomen,
- het garanderen van de afvoer van vervuilde lucht. Hierdoor blijft de binnenlucht van goede kwaliteit,
- het voorkómen van tocht en geluidhinder, vooral om gezond gebruik te garanderen.
Van de bestaande en in opkomst zijnde ventilatiesystemen kan de afzonderlijke gezondheidslast en te
verwachten gezondheidswinst per systeem op dit moment nog slechts kwalitatief worden aangegeven,
kwantificering vraagt nader onderzoek.
Natuurlijke ventilatiesystemen zijn binnen de vigerende Nederlandse bouwregelgeving
gezondheidstechnisch niet te verbeteren. Bij mechanische ventilatiesystemen is gezondheidswinst te
boeken door vraaggestuurde ventilatie te benutten. De huidige gebalanceerde ventilatiesystemen
vergroten het ziekterisico. Alle systemen met filters en/of kanalen kunnen enigszins verbeterd worden
dooreen consequent reinigings- en onderhoudsregime. Deze gebruikersinspanning kan het
ziekmakende effect grotendeels opheffen, maar is niet realistisch te verwachten bij de meerderheid van
de gebruikers. De benutting van filtersystemen is wel noodzakelijk in omgevingen met sterk vervuilde
buitenlucht of hoge buiten-geluidsbelasting.
Gezondheidsrisico's ventilatiesystemen in woningen 2
AU.EROO
CONSULT
Inhoudsopgave
SAMENVATTING.
2
INHOUDSOPGAVE
3
1 NAAR EEN GEZONDE VENTILATIE
4
2 ZIEKTERISICO'S
4
3 VENTILATIESYSTEMEN.
3.1 Systeem-specifieke eigenschappen
3.1.1 Natuurlijke toevoer en natuurlijke afvoer
3.1.2 Natuurlijke luchttoevoer en mechanische afvoer
3.1.3 Mechanische toe-en afvoer
3.1.4 Hybride ventilatiesystemen
3.2 De relatie met het gebruik
3.3 Relatie met de woning
3.3.1 Luchtdoorlatendheid van de schil van de woning
3.3.2 Luchtdoorlatendheid van de beganegrondvloer
7
8
8
9
10
10
11
13
13
14
4 VENTILATIESYSTEMEN EN ZIEKTERISICO
4.1 Ernst en relevantie van de ziekten
4.2 Oorzaken en vermijding van ziekten bij diverse systemen
14
14
16
5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
5.1 Natuurlijke ventilatie (ventilatie type A)
5.2 Natuurlijke toevoer, mechanische afvoer (ventilatie type C)
5.3 Gebalanceerde ventilatie (ventilatie type D)
5.4 In conclusie
21
21
21
22
23
6 LITERATUUR
23
7 BIJLAGE: DEFINITIES, BEGRIPPEN EN AFKORTINGEN
27
De onderstjppejde.woprd_en in de tekst worden hier verklaard
Gezondheidsrisico's ventilatiesystemen in woningen 3
ALLEROO
I CONSULT
nnBronnrlkAMrgu»
1 Naar een gezonde ventilatie
Op 5 juli 2000 is Allergo-Consult gevraagd een onderzoek uit te voeren naar de relatie tussen
ventilatiesystemen in woningen en gezondheidsproblemen.
Begin augustus is in Eindhoven de nadere omlijning van het onderzoek besproken met de heren Austen
(NOVEM) en Wagenaar (VNI) en vervolgens is op 24 augustus de definitieve omschrijving van de
opdracht vastgelegd en goedgekeurd (zie bijlage).
Met behulp van elektronische literatuurzoeksystemen (Medline, Science Citation Index) zijn 623
artikelen geselecteerd waarin zowel ventilatiesystemen als bepaalde ziekten, symptomen of
onwelbevinden worden genoemd. Hieruit is op basis van titel en abstract een selectie gemaakt van ten
eerste artikelen die betrekking hebben op de woonomgeving en ten tweede artikelen waarin
omstandigheden waaronder bepaalde ziektebeelden optreden worden verduidelijkt, respectievelijk 28
en 112 artikelen.
Uit deze oogst bleek dat de meeste artikelen waarin ziekten en ventilatiesystemen worden genoemd,
betrekking hebben op de werksituatie. Andersom zijn er veel beschrijvingen van woonsituaties waarin
wel de kwaliteit van de aanwezige ventilatie wordt gemeld, maar niet of nauwelijks de precieze
samenstelling: aantallen roosters of klapraampjes, plaats en sterkte van mechanische ventilatie, leeftijd
en onderhoud daarvan.
Een eerste conclusie is dat van de woonsituatie slecht is onderzocht in hoeverre de aard van de
ventilatie en de staat van onderhoud daarvan invloed hebben op de gezondheid van de bewoners. Op
grond hiervan was het noodzakelijk een andere strategie te volgen. In veel gevallen zijn de
determinanten van de ziekten, dat wil zeggen de oorzakelijke factoren waardoor de betreffende ziekten
voorkomen of in stand worden gehouden, bekend1. Uitgaande van de ziekten die aan de gebouwde
omgeving zijn gerelateerd20, zijn die ziekten geselecteerd waarbij lucht of ventilatie een rol speelt.
Daarnaast is onderzocht welke ventilatiesystemen nu in Nederlandse woningen aanwezig zijn, en welke
ventilatiesoorten in de nabije toekomst een plaats kunnen krijgen in de woningbouw. Uitgaande van een
viertal hoofdsystemen zijn enkele veel voorkomende combinaties van toe- en afvoervoorziening
geselecteerd. Van deze systemen is vastgelegd welke omstandigheden worden gecreëerd bij het
gebruik daarvan. Het betreft dan vooral de luchtkwaliteit. Zowel de te verwachten luchtkwaliteit bij
oplevering als na enige jaren gebruik is beoordeeld.
Tenslotte zijn voor elk ventilatiesysteem de door dat systeem gecreëerde omstandigheden vergeleken
met de ziekmakende omstandigheden en is een risicoprofiel vastgelegd op basis van de nu aanwezige
ziektelast. Hiervoor is de gezondheidsmaat DALY.a.gebruikt, die het aantal verloren levensjaren en de
te verwachten vermindering van kwaliteit van leven sommeert. Door alle relevante ziekten te
beschouwen is hiermee een beoordeling gemaakt van de te verwachten gezondheidswinst per
ventilatiesysteem.
2 Ziekterisico's
De ziekten die aan de gebouwde omgeving zijn gerelateerd20 en een relatie hebben met lucht en / of
ventilatie, zijn vermeld in tabel 1. Hierbij wordt een indicatie gegeven van de ernst van de betreffende
1
De onderstipjDelde woorden worden in de bijlage verklaard
Gezondheidsrisico's ventilatiesystemen in woningen 4
CONSULT
ziekte en de relatie die de ziekte heeft met de ventilatie of het ventilatiesysteem. In de laatste kolom zijn
relevante literatuurverwijzingen aangegeven.
Tabel 1. Ziekten met een relatie tot ventilatie of ventilatiesystemen (De ondgrstjppeide woorden worden in
de bijlage verklaard)
Ernst van de ziekte, relatie met ventilatie(systeem)
Referenties
Ziekte
Ontsteking van longblaasjes, wordt o.a. veroorzaakt door 12,34,56
Alveolitis
bepaalde bacteriën en schimmels die kunnen voorkomen in
ventilatiesystemen
Verhoogde concentraties van allergenen in de binnenlucht 19,23,36,50,63
Atpp.[sch.syndrppm:
veroorzaken sensibiljsatie en exacerbatje van de ziekten bij
alergisch.astma, rinjtis,
constitutioneel eczeem
maximaal 40% van Nederlandse bevolking. Momenteel is al
25% van kinderen allergisch. Symptomen worden ook
uitgelokt door irritantia: stofdeeltjes, diverse vluchtige
(geur)stoffen, aerosolen.
Door irritantja worden longklachten versterkt; de mate van 58
COPD
invloed is afhankelijk van de concentratie en de aard van de
irritantia. Zie ook atopisch syndroom.
3,22,42,43,62
Longkanker
Diverse gassen, vluchtige stoffen en stofdeeltjes zijn
(potentieel) carcinogeen: radon, formaldehyde, asbest. Van
radon wordt in Nederland een jaarlijks aantal van 200-1000
doden door longkanker geschat. Woningconcentraties zijn
vaak verhoogd. Formaldehyde wordt veel gebruikt in
meubilair. Onderdruk in woningen kan verhoging van de
radonconcentratie vanuit de kruipruimte veroorzaken.
Longontsteking
Mycoplasma pneumoniae kan bij mensen met een relatief 11,39,41
slechte conditie (ouderen, lijders aan leveraandoeningen of
kanker) longontsteking veroorzaken. Luchtvochtigheid is
van belang bij kans op overdracht van mycoplasma's.
M.pneumoniae heeft een typische jaarlijkse piek rond
oktober-november. In Nederland komen jaarlijks enkele
honderden geregistreerde gevallen voor.
14,44,47
Mycosen
Schimmelaandoeningen door verspreiding van sporen en
delen van pathogene bodemschimmels; ondergronds
wonen, begroeide daken
25,32,54
Respiratoire, bacteriële of
Influenza, adeno- en rhinovirussen en Haemophilus
virus-infectie
influenzae worden verspreid door de lucht. Overdracht vindt
vaak binnen plaats waar nauw contact is, ook via
ventilatiesystemen. Honderden gevallen jaarlijks, bij
ouderen en jonge kinderen soms ernstig tot fataal.
Tuberculose
Mycobacterium tuberculosis wordt makkelijker verspreid in 11,39
omgevingen waar mensen dicht op elkaar leven (disco,
internaat, verpleeghuis). Meer dan duizend gevallen
jaarlijks, .mprta.lite.it ca. 1 % bij tijdige behandeling.
Gezondheidsrisico's ventilatiesystemen in woningen 5
ALLERQO
CONSULT
Bij het ontstaan van een ziekte met oorzakelijke determinanten in de gebouwde omgeving is vaak een
samenloop van ongunstige omstandigheden oorzaak. Leeftijd, slechte conditie en vermoeidheid zijn
factoren die bij voorbeeld invloed hebben op de kans van slagen van een aantal respiratoire
infectieziekten, maar ook bij COPD en allergische aandoeningen. Gezien de vergrijzing van Nederland
is het zaak de voorwaarden te scheppen waarop de woning het geringste aandeel heeft in het ontstaan
van deze ziekten.
De ziekten die vallen onder het atppjsch.syndrap.rn kunnen alle worden veroorzaakt door mijten- en
schimmelallergenen. Het ontstaan van hogere concentraties hiervan heeft een directe relatie met de
hoeveelheid vocht in de woning. Bij gemiddelde luchtvochtigheid vanaf 55% in de winter ontstaan
soms zeer plaatselijk grote mijtenpopulaties; bepaalde hygrofiele schimmels kunnen bij 70%
vochtigheid overleven en vormen sporen vanaf 80% 17>35.
In het algemeen heeft verlaging van de ventilatie een hogere luchtvochtigheid in woningen tot gevolg,
en daarmee ook een stijging van het schimmel- en mijtenrisico. In veel gevallen, speciaal wat betreft de
natte ruimten, kunnen schimmelproblemen vermeden worden door (afwerk)materialen te kiezen die
ongevoelig zijn voor schimmelgroei. In combinatie met textiele materialen of vervuilingslagen wordt
echter al bij 70% relatieve vochtigheid op oppervlakken optimale groei van allergene mijten gezien55.
In ventilatieroosters, filters en kanalen van ventilatiesystemen zijn meerdere malen mijten en schimmels
aangetroffen27'57. Alle ventilatiedelen staan bloot aan deels organische vervuiling waarin levende
organismen kunnen ontwikkelen; de vervuiling kan oplopen tot meer dan honderd gram per m2, en
meer dan 1 miljoen kolonievormende eenheden per m210. Hoewel hiervoor geen wetenschappelijke
onderbouwing is, bestaan in diverse landen grenswaarden voor de vervuiling van klimaatinstallaties, die
variëren van 1 tot 20 g/m2 kanaaloppervlak33. Longaandoeningen met soms dodelijke afloop zijn
veroorzaakt door besmetting met schimmels vanuit verontreinigde filters37'49. Bacteriële infecties vanuit
ventilatiesystemen komen meer voor, maar gewoonlijk wanneer bevochtiging plaatsvindt38. Ook zonder
kolonisering van bacteriën in filters kunnen hun producten toxische effecten veroorzaken61. Het gebruik
van antimicrobiële stoffen in filters heeft geen effect op de groei13.
In woningen zijn ook andere bronnen van ziekmakende stoffen aanwezig. Veel meubilair bevat relatief
hoge concentraties formaldehyde, welke in de loop van jaren aan de lucht worden afgegeven. Eén
onderzoek meldt in 60% van 53 woningen in Louisiana overschrijding van de ASHRAE richtlijn van
0,123 mg/m3, met een maximum van 6,6 mg/m3 40. De concentratie formaldehyde in plaatmateriaal voor
woningbouw is door regulering minder geworden. Ook andere vluchtige organische stoffen komen voor
in plaatmaterialen, verf, kitten en dergelijke, en emitteren in de binnenlucht. Asbest komt voor in vooral
oudere woningen. De emissie van al deze stoffen in de lucht is meestal gering46, maar is belangrijker
wanneer onvoldoende verversing van de binnenlucht plaatsvindt.
De mens is zelf een belangrijke bron van vocht, van vervuiling met huidschilfers, haren en gassen, en
van infectieuze organismen. Voorkomen hiervan is in de meeste gevallen onmogelijk, verdunning is de
enige oplossing. Ook de bijdrage van huisdieren en planten moet worden opgeteld bij de vervuiling
binnenshuis.
Gezondheidsrisico's ventilatiesystemen in woningen 6
CONSULT
Tenslotte zijn er bronnen van buiten die ziekterisico's veroorzaken. Vanuit de bodem en vanuit
steenachtige bouw- en afwerkmaterialen komt radon vrij. Radon kan in de kruipruimte geconcentreerd
aanwezig zijn, en vandaar de woning binnendringen. De bijdrage van materialen binnenshuis wordt
gemiddeld op 50% geschat3. Plaatselijk kunnen bij bewoners onbekende bodemvervuilingen of
veenlagen waarin gasvorming optreedt, een rol binnenshuis spelen31. Luchtverontreiniging door
verkeer en industrie kan bijdragen aan het algemene ziekterisico, maar heeft meestal een
ondergeschikte rolM.
Een consortium van TU/e, TNO en adviesbureau AIISan-IT doet in het project MaNaPI een poging de
vervuiling in woningen in de Europese landen in kaart te brengen. Voor het verzamelen van lokale
gegevens wordt, naast gepubliceerd materiaal, gebruik gemaakt van vrijwilligers uit 30 landen. MaNaPI
zal als eindresultaat een softwareproduct opleveren waarmee zowel in de ontwerpfase als in gebruik de
vervuiling van woningen kan worden geschat.
In hoofdstuk 3 wordt aangegeven of en onder welke omstandigheden de verschillende
ventilatiesystemen bijdragen aan de genoemde ziekterisico's. De kwalificering en vergelijking van de
ziekterisico's volgt dan in hoofdstuk 4.
3 Ventilatiesystemen
Gezonde ventilatie is het continue proces van binnenbrengen van verse buitenlucht en afvoeren van
verontreinigingen uit de binnenlucht, zodanig dat hierdoor ziekterisico's van verontreinigingen zo veel
mogelijk verminderen en bovendien geen extra ziekterisico's ontstaan. Een goed ventilatiesysteem
dient hiervoor zorg te dragen.
Een inventarisatie is gemaakt van veelgebruikte ventilatiesystemen in Nederlandse woningen alsmede
een aantal ventilatiesystemen waarvan verwacht mag worden dat ze in de komende jaren in woningen
zullen kunnen worden aangetroffen.
In de Nederlandse Praktijkrichtlijn NPR1088 worden de volgende ventilatiesystemen onderscheiden:
Systeem A: natuurlijke toevoer en natuurlijk afvoer
Systeem C: natuurlijke luchttoevoer en mechanische afvoer
Systeem D: mechanische toe- en afvoer. Ook wel gebalanceerde ventilatie genoemd.
Een vierde systeem (B), mechanische toevoeren natuurlijk afvoer, komt in Nederland bijna niet voor.
Systeem D met mechanische toe- en afvoer komt op dit moment in minder dan 3% van het
woningbestand voor, maar wordt in de nieuwbouw in ongeveer 20% van de woningen toegepast. Dit
systeem heeft de mogelijkheid warmte uit de afvoerlucht terug te winnen en kan zodoende de
toevoertucht voorverwarmen.
In figuur 1 is de verdeling van de systemen A en C in de Nederlandse woningen weergegeven anno
1990, recentere gegevens zijn niet voorhanden.
Gezondheidsrisico's ventilatiesystemen in woningen 7
ALLEROO
CONSULT
Systeem A
Systeem C
jFrahvonïnger* en gestapelde Ü&&
Figuur 1. Verdeling van de ventilatiesystemen over het Nederlandse woningbestand28.
Een andere groep die bij de nadere bestudering van de systemen zal worden beschreven bestaat uit
combinaties of uitbreidingen van bovenstaande systemen. Het zijn ventilatiesystemen die in meer of
mindere experimentele fase nu op de markt komen:
- vraaggestuurde ventilatie (een zelfregelende voorziening), een afgeleide van systeem C,
- systemen met koeling (airconditioning), uitbreiding van systeem D,
- hybride ventilatiesystemen, een combinatie van systeem A en systeem C of D.
Bij elke groep moet worden beoordeeld hoe het systeem invloed heeft op eerder genoemde
ziekterisico's en de relatie met het systeemontwerp, het praktisch gebruik ervan en de relatie met de
woning, waarin het systeem is toegepast.
3.1 Systeem-specifieke eigenschappen
Binnen deze paragraaf worden de algemene kenmerken van de verschillende systemen beschreven die
invloed kunnen hebben op de gezondheid. In de hierna volgende paragrafen 1.2 en 1.3 worden juist die
kenmerken aangehaald die speciaal een relatie met de gebruiker of de woning hebben.
Men zou kunnen stellen dat ventilatievoorzieningen in woningen bij een bepaald woongedrag of een
bepaald gebruik van de ventilatievoorzieningen geen extra risico veroorzaken, en daarmee
gezondheidsvriendelijk zijn. Gebruikers zijn echter als laatste verantwoordelijk voor inadequate
ventilatie: zij kunnen slechts ventileren met wat door anderen is ontworpen, geplaatst en -somsonderhouden. De bereikbaarheid, regelbaarheid, bedienbaarheid en reinigbaarheid van
ventilatievoorzieningen schieten vaak te kort. Ook bij het plannen, plaatsen en inregelen worden veel
fouten gemaakt60. Voor architecten, fabrikanten, ontwerpers en installateurs van
ventilatievoorzieningen ligt er een taak om goed werkende systemen te ontwerpen en te leveren.
3.1.1 Natuurlijke toevoer en natuurlijke afvoer
Natuurlijke toevoer en -afvoer van lucht bij een woning is afhankelijk van een aantal aspecten:
- het drukverschil over aanwezige openingen in de schil van de woning,
- het temperatuurverschil over deze openingen en
Gezondheidsrisico's ventilatiesystemen in woningen 8
ALLEROO
CONSULT
- de luchtdoorlatendheid van de woningschil.
Daarnaast moeten er ook overstroomvoorzieningen in de woning aanwezig zijn om de toevoer van
verse lucht en de afvoer van binnenlucht naar en van andere ruimten in de woning mogelijk te maken.
Buitenlucht die door naden en kieren de woning binnenkomt of verlaat wordt infiltratie resp. exfiltratie
genoemd. De bijdrage hiervan aan de verversing van de binnenlucht is in woningen steeds geringer.
Door onzorgvuldig gebruik van de voorzieningen om buitenlucht de woning binnen te brengen zal de
hoeveelheid ventilatie in de woning veel lager kunnen zijn dan noodzakelijk is.
De oude situatie waarbij een woning plaatselijk werd verwarmd met open gaskachels zorgde ervoor dat
vrijwel altijd een drijvende kracht, nl. het temperatuurverschil in het afvoerkanaal, aanwezig was. Een
ruime hoeveelheid kieren en spleten zorgden er voor dat, in de wintersituatie, er voldoende buitenlucht
werd toegevoerd.
Tegenwoordig zijn de meest gebruikte ventilatiemogelijkheden roosters en klapramen. Klapramen zijn
in veel gevallen slecht regelbaar en inbraakgevoelig, roosters soms onbereikbaar of niet eenvoudig af
te nemen en te reinigen. Voor de afvoer van lucht zijn soms ook nog een of meer verticale
afvoerkanalen aanwezig, bij voorbeeld voor een open haard. In deze kanalen kan vuil vasthechten. In
uitzonderingsgevallen, namelijk bij een ongunstige windrichting of windstilte kan onderdruk in de woning
ontstaan waardoor deze vuile kanalen als toevoer gaan dienen.
Een ontwikkeling van de laatste jaren is de toepassing van zelfregelende toevoerroosters voor
buitenlucht. Onafhankelijk van het optredende drukverschil tussen binnen- en buitenlucht regelen deze
roosters de luchttoevoer. Tochtverschijnselen als gevolg van hoge drukverschillen zullen minder vaak
voorkomen waardoor de bewoners minder snel de toevoerroosters afsluiten.
3.1.2 Natuurlijke luchttoevoer en mechanische afvoer
Voor de toevoerfaciliteiten kunnen dezelfde problemen als bij 3.1.1 gelden: regelbaarheid van
klapramen, bedienbaarheid en reinigbaarheid van roosters.
Bij het toepassen van mechanische afvoer kunnen de luchtkanalen die de afgewerkte lucht afvoeren
incidenteel problemen veroorzaken, net als in 3.1.1. Ze raken aan de binnenzijde bezet met fijn stof dat
in de zomer (wanneer de afgevoerde lucht een relatieve vochtigheid heeft van 55% of meer) bewoond
zal kunnen raken met mijten, schimmels en insecten die alle allergenen afgeven 16>27'52. Terugslag kan
optreden tijdens stroomuitval of moedwillig uitschakelen van de afzuigventilator. Vandaar dat deze
kanalen een beveiliging nodig hebben voor terugslag) en bovendien aan de binnenzijde periodiek
gereinigd moeten worden om irritatie van neus, keel, ogen en luchtwegen van mensen met allergische /
hyperreactieve aandoeningen te voorkomen.
De debieten van afzuigventilatoren in woningen zijn in de praktijk steeds te laag, gemiddeld zo'n 30%
. Oorzaken zijn onder andere een verkeerde inregeling, onderdruk door afwezigheid van
inblaasopeningen, en vooral ook afwezigheid van onderhoud.
30
Bij dit systeemtype kunnen ook zelfregelende roosters worden gebruikt voor aanvoer van lucht zonder
tochteffecten (uitstijgend boven NEN1087). Een hierop aansluitende ontwikkeling is de koppeling van
zelfregelende toevoerroosters aan een afvoereenheid4. In deze afvoereenheid is een regelmechanisme
Gezondheidsrisico's ventilatiesystemen in woningen 9
ALLERGO
CONSULT
voorzien waardoor vraaggestuurde ventilatie mogelijk wordt. De hoeveelheid ventilatielucht kan met
deze systemen in principe zodanig worden geregeld dat verontreinigingen voldoende worden
afgevoerd. Wanneer op voldoende plaatsen lucht wordt afgevoerd kan dwarsventilatie van
verontreinigde lucht worden voorkomen.
3.1.3 Mechanische toe- en afvoer
Wanneer de toevoerlucht via kanalen wordt aangevoerd, zoals dat bij gebalanceerde ventilatie of
airconditioning het geval is, ontstaat het probleem van de inwendige reiniging van luchtkanalen33. Extra
stof wordt gevangen door geluiddempend materiaal9 en wanneer tijdens fabricage of installatie
oppervlakken vervuild zijn geraakt21.
Deze kanalen zijn binnen 0,5-1 jaar bewoond door allerhande allergenen en irritantia producerende
organismen. Dit betekent voor woningen waarin mensen met astma of COPD verblijven dat een
halfjaarlijkse schoonmaakbeurt noodzakelijk wordt. In geval van een airconditioning-systeem is
regelmatig schoonmaakonderhoud van de bevochtigings- en ontvochtigingsunits noodzakelijk om
bacteriën en schimmels te verwijderen. Wanneer dit achterwege blijft kunnen door deze organismen
geproduceerde endotoxinen, allergenen en mycotoxinen in de binnenlucht terechtkomen.
Om te voorkomen dat stof binnenkomt en de verwarmingseenheid, koeler of de toevoerkanalen vervuilt,
worden filters gebruikt. Het gebruik van filters is echter niet zonder risico. Vocht uit de buitenlucht
condenseert vrijwel elke nacht, gedurende de zomer is te verwachten dat de vochtigheid van het filter
lange tijd boven de 80% blijft. Het nat of zelfs vochtig worden van filters is reeds een potentieel
gezondheidsrisico. In de filters worden sporen van schimmels en bacteriën opgenomen. Bij een
relatieve vochtigheid vanaf 70% kunnen bepaalde schimmels groeien, bij condensatie of beregening
van het filter ook bacteriën. De meeste bacteriën sterven snel af in het filter wanneer dit niet
voortdurend nat is; wanneer het wel nat blijft kunnen ze zich ontwikkelen. Dit kan voorkomen bij
discontinu gebruik van het systeem. Teeuw61 toonde aan dat bij het afstervingsproces endotoxinen in
de binnenlucht vrijkomen. Natte filters kunnen dichtslaan of bevriezen met grotere kans op scheuren.
In de wetenschappelijke en de vak-literatuur is al vaker gerapporteerd over de nadelige gevolgen voor
de luchtkwaliteit door natte filters15'45. Uit een recent literatuuronderzoek blijkt dat de bestaande
reinigingsmethodieken voor ventilatiekanalen slecht gedocumenteerd zijn op theoretisch en
technologisch vlak. Efficiëntiemetingen zijn weinig betrouwbaar21. Bovendien blijkt meermalen na
reiniging een vergroting van de aantallen stofdeeltjes op te treden.
3.1.4 Hybride ventilatiesystemen
Volgens het onderzoeksprogramma van de IEA Annex 357 is de definitie van hybride ventilatie:
"Hybride ventilatiesystemen kunnen worden beschreven als ventilatiesystemen die een prestatie ten
aanzien van binnenluchtkwaliteit en comfort realiseren door gebruik te maken van zowel natuurlijke als
mechanische ventilatie. De aansturing van het systeem gebeurt met behulp van een geavanceerd
regelmechanisme. Het doel van het systeem is om het noodzakelijke ventilatiedebiet en
ventilatiepatroon te verzorgen bij het laagst mogelijke energiegebruik".
Voor de Nederlandse situatie komt dit neer op: zoveel mogelijk ventileren via de natuurlijke weg en bij
het ontbreken van voldoende drijvende krachten hiervoor, de ventilatie ondersteunen met mechanische
ventilatie. Het hybride systeem is een bijzonder geval van vraaggestuurde ventilatie, waar de
hoeveelheid ventilatie wordt afgestemd op de behoefte. Bij hybride ventilatiesystemen wordt niet alleen
het ventilatiedebiet aangepast, maar ook het ventilatiemechanisme.
Gezondheidsrisico's ventilatiesystemen in woningen 10
AUERGO
CONSULT
In de proceedings van Healthy Buildings 20002 worden 13 proefprojecten beschreven waar hybride
ventilatie is toegepast. Voor Nederland wordt het pilot-project van het schoolgebouw Waterland te
Leidschenveen genoemd8. Dit project staat nog op de tekentafel. In 3 van de 12 resterende projecten
(1 in Japan en 2 in Noorwegen) wordt ventilatielucht aangevoerd door ondergrondse kanalen van
doorsneden in de orde grootte van enkele m2. De aanzuigopening bevindt zich op enige afstand van
het gebouw.
Hoewel bovenstaande voorbeelden geen woningen betreffen is te voorzien dat nu of in de nabije
toekomst ook woningen met dergelijke ventilatiesystemen worden gebouwd. Deze manier van
luchttoevoer kan ernstige implicaties hebben voor de gezondheid. De roosters waardoor de lucht wordt
aangezogen kunnen toegang verschaffen aan ongedierte zoals kakkerlakken, en in geval van een
opening van een centimeter breed kunnen ook vleermuizen de ruimte gebruiken als ovemachtings- of
overwinteringsruimte. Beide genoemde diersoorten zijn dragers van ziektekiemen. Vleermuizen kunnen
ook parasitaire insecten de woning inbrengen. In combinatie met de trend van meer aaneengesloten
natuur en meer natuurlijke woonomgevingen kan dit in de nabije toekomst een reëel risico worden.
De kanalen in de grond zullen in het algemeen koel zijn waardoor bij hoge vochtigheid buiten
gemakkelijk vochtige situaties ontstaan aan de kanaalwand door condensatie van vocht. Als gevolg
hiervan kunnen zich biologische verontreinigingen ontwikkelen die allergenen in de aanvoerlucht
verspreiden.
3.2 De relatie met het gebruik
Een belangrijke verontreiniging in woningen die via ventilatie moet worden afgevoerd is vocht. De
vochtproductie in Nederlandse woningen ligt tussen de 7 en 14 kg per etmaal. In tabel 2 wordt de
gemiddelde vochtproductie gegeven van enkele activiteiten.
Tabel 2. Vocht in woningen geproduceerd door mensen, planten en
enkele activiteiten (in gram per uur)6
: Bron
mensen
badkamer
:
£ v / ^^••v-^V^ -^
lichte activiteit
middelzware activiteit
zwaar werk
bad
douche
keuken
daggemiddelde
planten en bloemen in potten
middel grote rubberplant (Ficus elastica)
open wateroppervlak (per vierkante meter)
was drogen
gecentrifugeerd
nat
-:',; ,Vochtproductie
30-60
120-200
200-300
ca. 700
ca. 2600
600-1500
100
5-15
10-20
ca. 40
50-200
100-500
Gezondheidsrisico's ventilatiesystemen in woningen 11
wi Bronx»* AlUrgto»
Een stijging van de absolute vochtigheid binnen ten opzichte van buiten van 2 tot 4 g/kg wordt normaal
beschouwd. In figuur 2 is het verband tussen de toename van de absolute luchtvochtigheid binnen en
de ventilatiestroom in beeld gebracht voor verschillende waarden van de totale vochtproductie in de
woning in kg/etmaal. Het maximale ventilatiedebiet dat volgens de voorschriften in woningen aanwezig
moet zijn is ongeveer 40 dm3/s (de som van keuken, badkamer en toilet). Uit figuur 2 is af te lezen dat 4
g/kg stijging van de absolute binnenlucht-vochtigheid de grenswaarde vormt.
Indien de hoeveelheid ventilatie lager is dan 40 dm3/s dan moet volgens het verband in figuur 2 bij een
vochtproductie van 14 kg/etmaal de vochtproductie binnen afnemen om buiten de 'gevarenzone' te
blijven.
De getallenvoorbeelden in het bovenstaande gelden voor de gehele woning. Het is te verwachten dat in
een ruimte vochtproblemen zullen optreden bij onevenredig veel vochtproductie gecombineerd met een
laag ventilatiedebiet.
S
100
1
Volumestroom [dm /*]
Figuur 2. Het verband tussen de toename van de absolute luchtvochtigheid binnen en de
ventilatiestroom voor verschillende waarden van de totale vochtproductie in de woning in
kg/etmaal5.
Hiermee wordt een ander aspect van de ventilatievoorzieningen belangrijk, namelijk hoe de bewoners
ermee omgaan. Er is wel onderzoek gedaan naar het ventilatiegedrag van mensen in woningen 26,29,59
Enkele bevindingen:
- ventilatieroosters (indien aanwezig) worden in ca. 85% van de gevallen gebruikt,
- kinderslaapkamers worden ca. half zo lang geventileerd en gelucht als ouderslaapkamers,
- in ca. 25% van de onderzochte woningen blijven 's winters veel ramen open staan, zelfs bij zeer
lage buitentemperatuur,
- in woningen met natuurlijke ventilatie wordt naar schatting in 20% van de woningen te weinig door
de bewoners geventileerd,
- ca. 25% van de bewoners van eengezinswoningen kan worden aangemerkt als 'minimale
ventileerder1,
- dit percentage is 90 in meergezinswoningen.
Gezondheidsrisico's ventilatiesystemen in woningen 12
ALL ERGO
CONSULT
Redenen waarom minder wordt geventileerd dan mogelijk zijn vaak ontwerp- en installatiefouten: het
ontstaan van tocht, geluidhinder of inbraakgevaar.
3.3 Relatie met de woning
Naast de relaties die zijn aangegeven in de voorgaande paragrafen is ook de woning voor een deel
reden van problemen inzake het binnenklimaat. Achtereenvolgens komen aan de orde de
luchtdoorlatendheid van de woning en de luchtdoorlatendheid van de begane-grondvloer.
3.3.f Luchtdoorlatendheid van de schil van de woning
De luchtdichtheid van de Nederlandse woningen is de laatste jaren - als gevolg van de toenemende
aandacht voor energiebesparing - sterk toegenomen. Door de lagere luchtdoorlatendheid van de schil
van de woning speelt in de praktijk een bewust en actief ventilatiegedrag van de bewoners een
belangrijke rol bij het handhaven van een goed ventilatieniveau. De eis in het Bouwbesluit voorde
luchtdoorlatendheid van gebouwen houdt in dat de qvio-waardeb kleiner moet zijn dan 200 dm3/s. In
figuur 3 is een vergelijking gemaakt van de luchtdoorlatendheid van Nederlandse eengezinswoningen
van voor 1980 met die erna (linkergrafiek) en de luchtdoorlatendheid van Nederlandse flatwoningen
(rechtergrafiek).
luchtdoorlatendheid eengez woningbestand
luchtdooilalendheld Hat woningbestand
VOORSPELLING cumulatief
cumulatief
nlauwnt 1S80
oud
100
90
80
70
60
E 50
40
30
20
10
O
100 200 300 400 SOO 600 700 800 900
qvlO |dm3/*|
50
100
150
200
250
300
qv10
Figuur 3. De cumulatieve verdeling f van de luchtdoorlatendheid qvio van de Nederlandse
eengezinswoningen van voor 1980 en ema (links) en de flatwoningen (rechts)24.
De luchtdoorlatendheid van flatwoningen is met ongeveer 95 dm3/s een derde lager dan die van
eengezinswoningen. De reden hiervan is voornamelijk de hogere luchtdoorlatendheid van het dak van
eengezinswoningen.
b
Oe qvio-waarde is de luchtvolumestroom die door de ondichtheden in de schil van de woning naar buiten of binnen stroomt
- afhankelijk van over- of onderdruk - bij een drukverschil van 10 Pa.
Gezondheidsrisico's ventilatiesystemen in woningen 13
ALLEROO
De luchtdoorlatendheid van flatwoningen is de laatste 40 jaar nagenoeg niet afgenomen. Van het totale
woningbestand aan flatwoningen voldoet anno 1996 ruim 93% aan de luchtdoorlatendheidseis van 200
dm3/s uit het Bouwbesluit. Van de eengezinswoningen gebouwd voor 1980 voldoet ongeveer 14% van
de woningen aan de eis van 200 dm3/s uit het Bouwbesluit. Van de eengezinswoningen gebouwd na
1980 voldoet ongeveer 90% van de woningen aan de eis van 200 dm3/s uit het Bouwbesluit. Er is een
duidelijke afname van de luchtdoorlatendheid van de eengezinswoningen die gebouwd zijn na 1980,
hetgeen betekent dat het deel van de ventilatie afkomstig van infiltratie, is afgenomen.
3.3.2 Luchtdoorlatendheid van de begane-grondvloer
In het Bouwbesluit is opgenomen dat het totale lek tussen woonkamer en kruipruimte 6 cm2 mag zijn.
Ruim 80% van de woningen voldoet niet aan deze eis53. Het gevolg is dat de ventilatiestroom vanuit de
kruipruimte vocht zal transporteren naar de woonkamer. De gemiddelde toename van de absolute
vochtigheid van de boven de kruipruimte gelegen ruimten kan 1 a 2 g/kg droge lucht bedragen5.
Door de versterkte luchtdichtheid van wanden en dak, en de praktische problemen om vloeren volledig
luchtdicht te maken, is in de praktijk de rol van de gebruiker bij het ventileren belangrijker geworden.
Afsluiten van een klapraampje of rooster was vroeger niet direct een probleem, tegenwoordig kan dit
het wegvallen van de enige bron van verse buitenlucht betekenen, met als bijkomend negatief effect
een influx van radon-rijke lucht vanuit de kruipruimte. Door het ontwerpen en installeren van een goed
ventilatiesysteem zou de gebruiker als vanzelf moeten worden gestimuleerd goed te ventileren. Hinder
door tocht, geluid, of andere beweegredenen moet om bovenstaande redenen worden voorkomen.
4 Ventilatiesystemen en ziekterisico
In hoofdstuk 3 is beschreven welke ventilatiefenomenen een rol spelen bij het ontstaan van verhoogde
concentraties toxische, allergische of irriterende stoffen, nu worden deze gerangschikt om de ernst
ervan te kwantificeren, en vervolgens wordt per systeem vastgesteld welke fenomenen bijdragen aan
gezondheidslast of gezondheidswinst.
4.1 Ernst en relevantie van de ziekten
Op verschillende manieren kan de ernst van een aandoening voor de volksgezondheid worden
bepaald. Incidentie (aantal nieuwe gevallen van een ziekte per jaar), prevalentie (het voorkomen van de
ziekte in aantal patiënten per jaar) en mortaliteit (aantal sterftegevallen door de ziekte) zijn hiervan van
oudsher bekende voorbeelden. Tegenwoordig wordt ook aandacht besteed aan de impact van een
ziekte op de kwaliteit van leven. De levensverwachting-in-goed-ervaren-gezondheid en de DisabilityAdjusted Life Year (DALY) zijn gezondheidsmaten waarin met de kwaliteit van leven rekening wordt
gehouden. De eerste is door zijn eenvoudiger opzet geschikt voor vergelijking tussen
bevolkingsgroepen en landen, met de laatste kan de impact van individuele ziekten goed worden
bepaald. De DALY is ontwikkeld op basis van een wereldwijd verzamelde statistische gegevens van
ziekten en aangepast aan de Nederlandse situatie51.
De gezondheidsmaten worden meestal van grote groepen mensen bepaald. Om het aantal DALY's
door een bepaalde ziekte vast te stellen worden de verloren levensjaren door vroegtijdige sterfte
opgeteld bij de ziektejaar-equivalenten. Dit is het aantal levensjaren met de ziekte gewogen voor de
Gezondheidsrisico's ventilatiesystemen in woningen 14
ALLEROO
CONSULT
ernst van de ziekte. Van 52 ziekten is door enquêtering en bestudering van de mortaliteitsgegevens van
het CBS bepaald hoe zwaar de ziekte ingrijpt op het dagelijks leven, in verschillende fasen van de
ziekte43. Berekend over Nederland levert dit per ziekte een maat voor de ernst van de aandoening, en
tegelijkertijd kan een indicatie worden verkregen van de gezondheidswinst die te behalen valt wanneer
(een deel van) de ziekte terug wordt gedrongen door relevante maatregelen.
Met behulp van deze gezondheidsmaat is het belang van elk van de in hoofdstuk 2 genoemde ziekten
verder beoordeeld. Hierbij zijn de literatuurwaarden, uitgaande van het bevolkingsprofiel en de
ziektestatistieken van 1994 «, gestandaardiseerd naar DALY's per miljoen inwoners. De totale
hoeveelheid gestandaardiseerde DALY's in 1994 bedroeg ongeveer 165.000.
Van de ziekten van het atopisch syndroom veroorzaakt astma minimaal 893 DALY's per jaar per
miljoen inwoners in Nederland. Hierin is de bijdrage van COPD als gevolgziekte niet meegeteld.
.QQns.ÖHtioM?J.eczeem telt 1088 DALY's bij, en rinjtis is niet opgenomen. Dit betekent dat voor deze
aandoening het aantal gestandaardiseerde DALY's minder is dan 65. De relatieve prey.alentie of
incidentje van de drie atopische ziekten aan het atopisch syndroom is elk ongeveer 40%, waarbij dus
20% overlap aanwezig is. De weegfactor voor rinitis zal laag zijn, de feitelijke aantasting van kwaliteit
van leven is meestal gering. Bij constitutioneel eczeem kan de impact zeer hoog zijn: naast de
ondraaglijke jeuk is de psychische schade door aantasting van delen van het gezicht groot.
De mate waarin het binnenmilieu meespeelt bij deze ziekten wordt geschat op 90%. Bekend is dat lucht
in huis vrijwel altijd vuiler is dan buitenlucht; bovendien wordt 80 tot 90% van de tijd binnen
doorgebracht18. Voor ziekten die een relatie hebben met de luchtwegen is een verblijf buiten dus vrijwel
altijd gezonder dan binnen. Ventilatie mag op het binnenmilieu-gerelateerde aandeel van deze ziekte
als bepalend worden beschouwd, 80% van de astmatici is bijvoorbeeld mijt-allergisch. Uitgaande van
een perfecte ventilatie zou 80% minder klachten van het atopisch syndroom kunnen worden behaald.
Voor de ventilatiegerelateerde bijdrage van het atopisch syndroom wordt derhalve een minimum van
1585 DALY's/jaar/106 inwoners geschat.
COPD veroorzaakt in Nederland in totaal 9204 DALY's/jaar/106 inwoners. De ziekte wordt deels als
gevolgziekte van astma beschouwd, maar heeft een duidelijke relatie met roken: de meeste COPDpatiënten hebben gerookt. Hoewel de ziekte onomkeerbaar is kan door verblijf in schone lucht het
klachtenpatroon verbeteren, en de achteruitgang van de luchtwegen worden vertraagd of tot stand
gebracht58. Daarnaast zal een adequate ventilatie een vermindering van astmalijders ten gevolg
hebben, met als gevolg ook een daling van COPD-patiënten. De bijdrage van ventilatie aan de ziekte
wordt geschat op 20%, dat wil zeggen 2761 DALY's.
Het aandeel van longkanker aan verloren levensjaren en verminderde kwaliteit van leven in Nederland
is 8037 DALY's/jaar/106 inwoners. Het roken van tabak veroorzaakt de meeste longkankergevallen.
Ventilatie-gerelateerde aspecten van longkanker betreffen radon en stoffige lucht, bij voorbeeld door
passief roken. Voor radon is een relatieve bijdrage van 841 DALY's geteld, uitgaande van het relatieve
aantal doden door radon (900 op 8600). De bijdrage van passief roken en overmatige stoffigheid is
minder nauwkeurig te bepalen. We hebben aangenomen dat in slechts 1% van de gevallen passief
roken (door niet-rokenden) en overmatige stoffigheid oorzaak is geweest van longkanker. Dit komt
overeen met minder dan 1/10 van de aantallen niet-rokenden die longkanker krijgen. Bij perfecte
ventilatie is de gezondheidswinst derhalve 922 DALY's/jaar/106 inwoners.
Gezondheidsrisico's ventilatiesystemen in woningen 15
ALLERGO
CONSULT
Bij het vaststellen van het aantal DALY's tellen jongeren zwaarder mee dan ouderen. In geval van
ziekte of overlijden hebben de eersten een groter verlies aan levensjaren of langduriger verlies van
kwaliteit van leven. Hierdoor hebben veel voorkomende infecties door virussen en bacteriën een
geringe impact vanwege een snelle genezing. Fatale longontstekingen komen veel voor bij de zeer
ouden, maar niet bij jongeren.
Extrinsieke allergische alyepjjtis.en mycosen zijn vrij zeldzaam. Het voorkomen van tuberculose
neemt toe, maar tot nu toe is verspreiding in Nederland vooral vastgesteld in drukke
uitgaansgelegenheden.
4.2 Oorzaken en vermijding van ziekten bij diverse systemen
Om ventilatiesystemen in te delen naar ziekterisico kunnen we uitgaan van die fenomenen die het
meest bijdragen aan de ziekterisico's.
Allereerst is dit logischerwijs de mate van verversing van de aanwezige lucht, dat wil zeggen
ventilatievoud in combinatie met efficiëntie van ventileren.
Het tweede aspect is de luchtsnelheid, wat vooral voor het ontstaan van tocht van belang is.
Ten derde wordt het verschijnsel beschouwd, dat ventilatiestromen langs oppervlakken stof kunnen
afgeven, maar vooral ook opnemen. Dit vergroot de kans om blootgesteld te worden aan potentieel
ziekmakende stofdeeltjes. Voor plafond zijn dit meestal geringe hoeveelheden, die echter toch
aanleiding kunnen geven tot irritatie bij gevoelige personen. Luchtstromen langs slecht reinigbare
wandoppervlakken (zoals bij radiatoren) en vooral het vloeroppervlak (bijvoorbeeld vanuit
convectorputten) kunnen grote hoeveelheden allergenen en irritantia in de lucht brengen.
Het laatste punt dat bij de indeling zal worden gebruikt is de kans op verzamelen en afgeven van
stoffen. Hiervoor moet zowel het oppervlak van de betreffende installatie worden beschouwd als de te
verwachten vervuiling van systeemonderdelen13.
In Tabel 3 is een indeling van de in hoofdstuk 3 genoemde ventilatiesystemen gemaakt. Hierbij dient te
worden opgemerkt dat een veel voorkomende situatie niet is opgenomen, namelijk die waarbij in- of
uitvoeropeningen niet aanwezig zijn of als zodanig (kunnen) worden gebruikt. Een voorbeeld hiervan is
een woning met-te- grote klapramen die niet op een veilige kierstand kunnen worden gezet. Zowel
vanwege het ontstaan van tocht als vanwege het inbraakrisico is dit een situatie waarin geen continue
ventilatie mogelijk is.
Gezondheidsrisico's ventilatiesystemen in woningen 16
AUERGO
CONSULT
Tabel 3. Ventilatiesystemen en varianten
Hoofdsysteem
Varianten
Natuurlijke ventilatie Af
A2
type A
Roosters of klapramen Roosters of
klapramen, verticale
afvoerkanalen
C2
Mechanische
C1
ventilatie
Vraaggestuurde
Roosters of
type C
klapramen, afzuiging afzuiging, toevoer via
via badkamer, toilet,
roosters
keuken
Mechanische
ventilatie
type D
01
Constante inblaas en
afvoer van lucht
A3
Zelfregelende roosters
C3
Vraaggestuurde
natuurlijke en
mechanische afvoer,
toevoer via roosters
(hybride)
02
D3
Vraaggestuurde
inblaas en afvoer van
lucht
Vraaggestuurde
inblaas en afvoer van
lucht, met warmtetemgwinning
04
Vraaggestuurde
natuurlijke en
mechanische inblaas
en afvoer van lucht
(hybride)
In dit hoofdstuk wordt uitgegaan van de huidige praktijksituatie, dat wil zeggen woningen waarin
systemen aanwezig zijn die op beter of slechtere wijze ontworpen en geïnstalleerd zijn en meer of
minder onderhouden worden. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens aangegeven welke praktische
consequenties het kiezen van een bepaald systeem heeft voor de gezondheidsbeluste gebruiker, wat
de in redelijkheid te verwachten praktische uitvoering van gebruik en onderhoud zal zijn, en welke
opties de ontwerper en installateur heeft om risico's te minimaliseren. Hoewel de keuze van verwarming
verder weinig is besproken, zal dit enkele malen ook ter sprake komen om risicovolle combinaties van
ventilatie en verwarming aan te geven.
Wanneer een doorsnee woning wordt beschouwd, kan van de meeste systemen en parameters een
indeling worden gemaakt in klassen laag-gemiddeld-hoog of klein-variabel-groot. Voor het aspect van
de stroming langs oppervlakken is geen indeling gemaakt omdat dit veelal samenvalt met de aard en
wijze van verwarming. Slechts een gering deel van de ventilatiesystemen valt in de risicovolste
categorie, met luchtstromingen langs het vloeroppervlak.
In tabel 4 is voorde meeste genoemde fenomenen in rood aangegeven welke systemen extra
ziekterisico met zich meebrengen. De systemen waar meerdere rode aspecten aanwezig zijn kunnen
alleen gebruikt worden wanneer de bewoners zich bewust zijn van de gevaren ervan, en daartoe
aangepast gedrag tonen. Dit kan bijvoorbeeld een uitgebreid schoonmaakregime zijn en het inplannen
van extra onderhoud. In het geval dat reiniging van systeemdelen niet mogelijk is, kan het kiezen voor
een minder risicovol alternatief de enige optie zijn voor mensen met gevoelige luchtwegen.
Gezondheidsrisico's ventilatiesystemen in woningen 17
CONSULT
Tabel 4. Karakteristieken van belangrijkste ventilatiesystemen ten opzichte van ziekterisicogevoelige fenomenen
Luchtzijdig oppervlak Verwachte vervuiling
Afvoer van
LuchtSysteem
installatie
stoffen uit de snelheid
installatie
binnenlucht
afvoer
afvoer
toevoer
toevoer
\
A1
A2
A3
C1
C2
C3
D1
D2
D3
D4
klein
groot
vari^ :H/I?1$§ÉIÉ **k,l klein
klein
klein
v*fotof£2$I laag
groot
klein
,é?MM:ïl Iaa9
groot
hoog
| laag
klein
groot
hoog
l laag
variabel
053551 groot
hoog
laag
groot-tTv* groot
hoog
laag
gifcoti" 'j groot
hoog
laag
arertkJ groot
WÖel/
.,,
variabel ' - 1 klein
laag
laag
laag
laag
laag
laag
laag
hoog
laag
hoog
hoog
hoog
hiogK^ hoog
hoot, 'M hoog
hoog
JÉLÜs hoog
***r£
Kwantificering van de ziekterisico's per systeem is slechts beperkt mogelijk. Wel kan een indruk worden
gegeven in welke richting bepaalde ziekterisico's zullen verschuiven door het invoeren van een bepaald
systeem. In tabel 5 is allereerst aangegeven welke effecten zullen of kunnen optreden door de
verschillende systemen. De effecten zijn verdeeld naar onderdelen van het proces van ontstaan van
ziekterisico: vervuilende stoffen worden gevormd door kolonievorming van vochtgevoelige
bronorganismen of tijdelijk vastgelegd door opslag in reservoirs, zoals textiele materialen of andere
oppervlakken. Een deel wordt afgevoerd of definitief vastgelegd, een ander deel geraakt in de lucht
door luchtstromingen, waardoor bewoners worden blootgesteld.
In het hedendaagse woningbestand wordt meer dan 90% van de ventilatie voorzien door de systemen
A1, A2 of C1. Het huidig ventilatie-gerelateerde ziekterisico wordt dus door deze systemen in stand
gehouden. Hierbij zijn ook de gevolgen van onjuist ontwerp en onjuiste installatie alsmede onjuist
gebruik en onderhoud meegeteld.
Om de ziektelast door COPD en atopische ziekten te verminderen is een zo gering mogelijke
concentratie aan irritantia en allergenen in de lucht noodzakelijk. Bij natuurlijke systemen en systemen
met een constante afzuiging zijn de pieken bij hoge belasting alleen op te vangen wanneer de gebruiker
extra gaat luchten. Vraaggestuurde systemen met gefilterde toevoer verlagen de aanvoer van
buitenluchtvervuiling, en kunnen de binnenluchtvervuiling tot een veilig niveau afvoeren. De vaste
deeltjes in de buitenluchtvervuiling (roet, organisch materiaal, organismen of kiemen daarvan) blijven
echter achter op het filter. Dit filter kan binnen enkele weken tot maanden als vervuilingsbron gaan
optreden, wanneer de vochtigheid hiervan hoog genoeg is. Vanwege het natte Nederlandse klimaat is
te verwachten dat groei van organismen in filters vrijwel het hele jaar kan optreden, met een optimum in
de zomer.
Gezondheidsrisico's ventilatiesystemen in woningen 18
ALLERGO
CONSULT
Tabel 5. Ziekterisico's door ventilatiesystemen: aanduiding van de ziekterisico's naar onderdeel en
ventilatietype
ReservoirAfvoer/opslag
Blootstelling
Bronvorming
Ziekte
vorming
door
COPD
2761 DALY'S
Groei van organismen in Opslag van stofdeeltjes
filters en toevoerkanalen in filters en
(D)
toevoerkanalen (D),
roosters (A,C,D).
Terugslag uit afvoer bij
wwwuiun ^
Geringe afvoer onder
ongunstige
weersomstandigheden
(A)
Te geringe toevoer verse
lucht (A,C), achterstallig
onderhoud (C,D), slechte
reinigbaarheid kanalen(D)
Atopisch
syndroom:
allergisch astma,
rinitis, constitutioneel eczeem
1585 DALY's
Groei van organismen in
filters en toevoerkanalen
(D). Groei van
organismen in huis (A)
Opslag van stofdeeltjes
in filters en
toevoerkanalen, (D),
roosters (A,C,D)
Terugslag uit afvoer bij
onderdruk (A2)
Geringe afvoer vocht en
irritantia onder
ongunstige
weersomstandigheden
(A)
Te geringe toevoer verse
lucht en te weinig
vochtafvoer(A,C1,D1),
achterstallig onderhoud
(C,D), slechte
reinigbaarheid (D)
Longkanker
Groei van o.a..
toxinevormende
organismen in filters,
dempers (D) en
suskasten (C); Aanvoer
radon door onderdruk
(A,C1)
Opslag van stofdeeltjes
in filters en
toevoerkanalen (D),
roosters (A.C.D).
Verhoogd stofgehalte
door geringe afvoer (A)
bronvorming, opslag en
afvoerproblemen
Groei van
allergeenvormende
organismen in filters,
dempers (D) en
suskasten (C)
Opslag van allergeen
materiaal in filters en
toevoerkanalen (D)
Vrijkomen van reservoir,
alleen bij mechanische
toevoer
Groei van schimmels in
filters, dempers (D) en
suskasten (C)
Opslag van schimmelmateriaal in
toevoerkanalen (D)
Vrijkomen van reservoir,
alleen bij mechanische
toevoer
Mogelijk
Mogelijk
Vrijkomen van reservoir,
alleen bij mechanische
toevoer
Respiratoire
virusinfectie,
bacteriële infectie
<1 00 DALY's
Nee
Verspreiding in kleine
Zie reservoir
ruimte met weinig
ventilatie / geringe afvoer
Contact met anderen
Tuberculose
Nee
Verspreiding in kleine
Zie reservoir
ruimte met weinig
ventilatie / geringe afvoer
Contact met anderen
922 DALY's
Alveolitis
<100 DALY's
Mycosen
<1 00 DALY's
Longontsteking
<100 DALY's
<100 DALY's
Op basis van de in tabel 5 vermelde ziekterisico's per detail is geschat in hoeverre een
ventilatiesysteem een verschuiving in positieve of negatieve richting van het huidige ziekterisico teweeg
zou brengen wanneer dat systeem meer zou worden ingevoerd (Tabel 6).
De kennis van de gezondheidseffecten van ventilatiesystemen is wat betreft de gebalanceerde
ventilatiesystemen veelal gebaseerd op systemen die in kantoorgebouwen zijn geïnstalleerd.
Onregelmatig of slecht onderhoud veroorzaakt daar 'sick buildings', zowel in systemen met koeling als
Gezondheidsrisico's ventilatiesystemen inwoningen 19
ALLERQO
Hygun» «Mm»»
in ongekoelde ventilatiesystemen. Omdat steeds meer van deze systemen in een aangepaste vorm
worden ingezet in woningen bestaat er behoefte aan onderzoek naar het gebruik en onderhoud ervan.
Hieruit zou moeten blijken of de door ons op basis van analogie verwachte gezondheidsbedreigende
aspecten daadwerkelijk optreden.
Tabel 6. Grootte van ziekterisico door ventilatie en ernst van de betreffende ziekten. Ventilatiegerelateerde Disability-Adjusted Life Years (DALY's) per miljoen inwoners over Nederland in
1994, en aanduiding van verbetering (+), onveranderd blijven (0) of verslechtering (-) van dit
ziekterisico door (grotere) invoering/gebruik van een ventilatiesysteem.
Ventilatiesysteem
DALY's in 1994 (systemen in
gebruik voornamelijk A1 ,A2,C1)
Natuurlijke ventilatie
- met roosters of klapramen
(A1)
- met roosters of klapramen,
afvoerkanalen (A2)
- met zelfregulerende roosters
(A3)
Mechanische ventilatie C
- met roosters of klapramen,
afzuiging via badkamer, toilet,
keuken (C1)
- vraaggestuurde afzuiging,
toevoer via roosters (C2)
- vraaggestuurde natuurlijke en
mechanische afvoer, toevoer
Ziekten
Atopisch
syndroom
COPO
Longkanker
Alveolitis,
Mycosen,
Longontsteking
Overige
ziekten
Totaai
1585
2761
922
<100
<100
>5264
01-
01-
01-
0
01-
01-
01-
01-
01-
0
01-
01-
01-
01-
01-
0
01-
01-
01-
01-
0
0
0
0
4
.f. -f.
nu
n
w
nu
+
+
+ +
0
0
0
+
..
--
.
01-
..
via roosters (hybride, C3)
Mechanische ventilatie D
- constante inblaas en afvoer
van lucht (D1)
- vraaggestuurde inblaas en
afvoer van lucht (D2)
- vraaggestuurde inblaas en
afvoer van lucht met
warmteterugwinning (03)
- vraaggestuurde natuurlijke en
mechanische inblaas en
afvoer van lucht (hybride, D4)
--
01-
•
*
"
•
01-
01-
..
Gezondheidsrisico's ventilatiesystemen in woningen 20
ALLEROO
CONSULT
5 Conclusies en aanbevelingen
In dit rapport is een poging gedaan duidelijk te maken wat gezonde ventilatie van woningen betekent,
en waaraan gezonde ventilatiesystemen dienen te voldoen. Uit de meting van de gezondheid van de
huidige systemen met behulp van Disability-Adjusted Life Years blijkt dat de aanwezige
ventilatiesystemen een gezondheidsvermindering van ongeveer 5200 DALY's per miljoen inwoners
over Nederland in 1994 hebben gebracht.
Het concept om van een willekeurig ventilatiesysteem of een ander aspect van de gebouwde omgeving
de totale gezondheidsbelasting in DALY's vast te leggen dient te worden uitgewerkt, zodat onderlinge
vergelijking van aspecten op meer kwantitatieve gronden kan plaatsvinden. Daarbij kan ook een
differentiatie naar leeftijd en geslacht plaatsvinden: voor elke ziekte kan de gezondheidsbelasting per
leeftijdsgroep en sekse worden gewogen. Wanneer bijvoorbeeld een ventilatiesysteem speciaal
geschikt moet zijn voor woningen voor mannen ouder dan 60 jaar is de te verwachten
gezondheidsbelasting per persoon anders dan voor jong-volwassen vrouwen, en daarmee ook de eisen
die aan het systeem moeten worden gesteld. In haar proefschrift deelt Snijders M de bevolking als volgt
in: a) gezonde niet-atopische volwassenen, b) kinderen, ouderen en volwassen atopici, en c) personen
met chronische longklachten. De ventilatie-eisen voor groep a liggen overigens al hoger dan die van het
bouwbesluit.
Uit dit onderzoek moge duidelijk zijn geworden dat een ventilatiesysteem, om volledig te voldoen aan
de gezondheidkundige definitie van ventilatie (Hoofdstuk 3, pagina 6), op elk moment van de dag:
- lucht moet binnenvoeren van een schone buitenluchtkwaliteit.
- lucht moet aanvoeren met een dusdanige snelheid dat geen tocht ontstaat.
- lucht moet aanvoeren op een plek dat in de lucht brengen van oppervlaktevervuiling niet optreedt.
- lucht moet aan- en afvoeren naar gezondheidsbehoefte.
De consequenties van deze eisen zijn hieronder per systeem verwoord.
5.1 Natuurlijke ventilatie (ventilatie type A)
Systemen met alleen natuurlijke ventilatie geven een wisselend debiet in afhankelijkheid van de
weersgesteldheid. Deze situatie voldoet weliswaar aan de Bouwbesluit-eisen maar garandeert geen
minimaal niveau van ventilatie. Dit is slechts ten dele te verbeteren door uitgebreid te luchten
gedurende een periode met hoge belasting (veel gasten, rokers) of ongunstig weer (windstilte bij hoge
temperatuur). Een voordeel van deze systemen is dat er vrijwel geen vuil uit de ventilatievoorziening in
de binnenlucht terechtkomt.
5.2 Natuurlijke toevoer, mechanische afvoer (ventilatie type C)
De systemen met alleen een mechanische afvoerregeling zijn gezondheidstechnisch geschikt. In de
praktijk is echter de ventilatie bij hoge belasting onvoldoende of wordt de aanwezige capaciteit niet
volledig gebruikt, waardoor een zeker gezondheidsrisico ontstaat. Door het gebruik van een
vraaggestuurde regeling kunnen piekbelastingen worden opgevangen. De ventilatie moet zo worden
geïnstalleerd en afgesteld dat in elke ruimte voldoende wordt afgezogen, en bovendien dwarsventilatie
vanuit natte/vuile ruimten (keuken) wordt voorkomen. De aansturing van de ventilatie zou op
Gezondheidsrisico's ventilatiesystemen in woningen 21
ALLERGO
gezondheidstechnische gronden kunnen door voortdurende meting van kooldioxideconcentratie,
relatieve vochtigheid en stofgehalte van de lucht, bij voorkeur in aantallen deeltjes M.
Onderhoud van het systeem is een probleem: onderhoud aan afzuigventilatoren wordt in de praktijk niet
of laat uitgevoerd, waardoor de capaciteit aanzienlijk kan zijn verminderd. Het aankondigen van een
moment van onderhoud kan in het ontwerp worden meegenomen; de hoeveelheid onderhoud dient bij
voorkeur minimaal te zijn, in benodigde tijd, geld en fysieke inspanning. Het gebruik van filters of
geluiddempend materiaal (suskasten) in de aanvoer moet beperkt blijven tot die locaties in Nederland
waar dit door buitenluchtverontreiniging of geluidhinder niet is te vermijden; het gebruik ervan vergroot
het gezondheidsrisico van de binnenlucht.
Uit ervaring is gebleken dat schoonmaakonderhoud alleen consequent zal worden uitgevoerd wanneer
dit vrijwel geen extra werk betekent. Praktisch betekent dit dat elk te reinigen onderdeel zonder moeite
of schroevendraaier los te halen moet zijn en in vaatwasser of wasbak adequaat te reinigen is.
Een aspect dat nader onderzoek verdient is de variatie in verwarming in de woning in relatie tot het
gebruikte ventilatiesysteem. Ongecontroleerde, ruime ventilatie van onverwarmde ruimten zoals
slaapkamers kan een extra risico vormen door het binnenbrengen van teveel vocht. Vraaggestuurde
ventilatie kan hiermee in principe rekening houden. Een gelijkmatige verwarming van alle
verblijfsruimten is sowieso gezondheidstechnisch aan te bevelen. Om tegemoet te komen aan energieeisen is het wellicht mogelijk afvoerkanalen van een eenvoudige warmteterugwinning te voorzien,
zonder de kwaliteit van de toevoerlucht te veranderen65.
5.3 Gebalanceerde ventilatie (ventilatie type D)
Systemen met mechanische toevoer en afvoer van lucht zijn om meerdere redenen risicovoller dan
soortgelijke systemen met alleen mechanische afvoer.
- luchttoevoer verloopt door een langzaam vervuilend, regelmatig vochtig wordend filter, dat een
kweekplaats voor organismen is,
- toevoer verloopt via een kanaal dat een groot vervuilingsoppervlak heeft ten opzichte van roosters of
klapramen, waarin frequente reiniging niet mogelijk of erg lastig is, of duur.
- de mate van vervuiling is niet zichtbaar.
Voor alle onderdelen waar binnenkomende lucht langs geleid wordt geldt dat deze frequent moeten
worden gereinigd. Vervuiling van filters zal altijd optreden, frequent reinigen of vervangen is
noodzakelijk. Reinigen van ventilatiekanalen (waar dat mogelijk is) blijkt in de praktijk de
gezondheidstechnische kwaliteit niet te verbeteren21. De technische uitvoering van kanaalreiniging
dient te worden herzien.
Het onderhoud dat door derden moet worden uitgevoerd zou gekoppeld moeten zijn aan de aanschaf
van het systeem. De extra kosten kunnen reden zijn deze service achterwege te laten, of te
minimaliseren. Dit verkleint de betrouwbaarheid van het systeem en vergroot daarmee het
gezondheidsrisico. Door simulaties met gebalanceerde ventilatiesystemen is vastgesteld dat na 7 jaar
50% van de systemen niet op een acceptabele manier werkt48.
Gezondheidsrisico's ventilatiesystemen in woningen 22
ALLERQO
Bij warmteterugwinning moet uitwisseling van afgevoerde en binnentredende lucht volledig worden
voorkomen. In de praktijk blijkt deze meer dan 5% van de toegevoerde lucht te kunnen bedragen48.
Het verdient aanbeveling de mogelijkheden van warmteterugwinning in afvoerkanalen te onderzoeken
die geen uitwisseling met toevoeriucht hebben65. Goedkope varianten hiervan kunnen wellicht ook van
nut zijn voor de bestaande woningvoorraad.
5.4 In conclusie
In hoofdstuk 4 zijn ventilatiesystemen beoordeeld op hun gezondheidsrisico's in de praktijk. Daarbij is
aangegeven welke intrinsieke risico's aanwezig zijn. Hierboven is daarenboven vermeld welke risico's
ontstaan door fouten bij installatie, gebruik en onderhoud.
Het blijkt in de praktijk lastig gebruikers op te voeden in het goed benutten en onderhouden van
installaties in huis. Dit betekent dat het systeem zo ontworpen dient te zijn dat het uitnodigt tot goed
gebruik, en dat schoonmaakonderhoud ervan eenvoudig is.
Natuurlijke ventilatiesystemen zijn binnen de vigerende bouwregelgeving gezondheidstechnisch niet te
verbeteren. Bij optimaal bewonersgedrag kan incidenteel toch nog een te geringe ventilatie voorkomen.
Bij mechanische ventilatiesystemen is de regelbaarheid, reinigbaarheid en onderhoud van belang. De
nu aanwezige systemen van type C zijn veelal handgeregeld, waardoor piekbelastingen vaak niet
worden opgevangen. Gezondheidswinst is te boeken door vraaggestuurde ventilatie te benutten.
Gebalanceerde ventilatiesystemen vergroten het ziekterisico. Alle systemen met filters en/of kanalen
voor de aanvoer van lucht benodigen een consequent reinigings- en onderhoudsregime, wat het
vergrote ziekterisico grotendeels kan opheffen. Dit legt echter een zware claim op de gebruiker. Voor
zover hiervoor oplossingen zijn, liggen deze in een combinatie van materiaalgebruik (reinigbaarheid),
ontwerp (bereikbaarheid, reinigbaarheid) en logistiek (onderhoudsfrequentie, uitvoering, contract).
In welke mate de beschreven risico's in de woonpraktijk voorkomen is nog slecht onderzocht. Vanwege
de toenemende inzet van deze systemen in Nederlandse woningen verdient het aanbeveling dit alsnog
te doen.
6 Literatuur
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Anoniem. 1993. Volksgezondheid Toekomst Verkenning; De gezondheidstoestand van de Nederlandse
bevolking in de periode 1950 - 2010 [Public health future exploration; the state of health of the Dutch
population in the period 1950 - 2010] / RIVM. Den Haag: Sdu Uitgeverij.
Anoniem. 2000. Proceedings of Healthy Buildings 2000. Helsinki: SIY Indoor Air Information Oy.
Anoniem. 2000. Radon Toetsing rapport BEIR VI. Rapport 2000/05. Den Haag, Gezondheidsraad
Anoniem. 2000. Alusta, documentatie Vent-0-System®, Aluminium Handelmij Alusta BV, Etten-Leur.
Anoniem. 2000. Handboek vocht en Ventilatie, Basis voor ontwerp, Uitvoering en beheer. 805. Rotterdam,
ISSO/SBR. ISSO/SBR Publicatie.
Anoniem. 2000. IEA - Annex XIV: Condensation and Energy. Sourcebook Volume 1, March 1991.
Gezondheidsrisico's ventilatiesystemen in woningen 23
ALLERGO
ICONSULT
m Bnjnmlk AMryto •
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
28.
29.
30.
31.
32.
Anoniem. 2000. IEA Annex 35 HybVent, Hybrid Ventilation. Project loopt van 1998 tot 2002.
Aa Avd. 2000. Hybride ventilatie. TWL Magazine 7.
Aheam DG, Crow SA, Simmons RB, Price DL, Noble JA, Mishra SK, Pierson DL. 1996. Fungal colonization
of fiberglass insulation in the air distribution system of a multi-story office building: VOC production and
possible relationship to a sick building syndrome. J Ind.Microbiol. 16:280-285.
Alfano G, Cellani G, Cennini L, Medori G. 2000. Results of experimental measurements about the hygiene
of HVAC system ductworks. Proceedings of Healthy Buildings 2000 2:151-156.
Anonymus. 1998. Infectieziektenbulletin. Infectieziektenbulletin.
Bernstein RS, Sorenson WG, Garabrant D, Reaux C, Treitman RD. 1983. Exposures to respirable, airborne
Penicillium from a contaminated ventilation system: clinical, environmental and epidemiological aspects.
Am.lnd.Hyg Assoc.J 44:161-169.
Bluyssen PM, Cox CWJ. 2001. Hoe gezond zijn onze installaties? TWL Magazine 2001:14-18.
Bodey GP, Vartivarian S. 1989. Aspergillosis. Eur.J Clin Microbiol.lnfect.Dis. 8:413437.
Bronsema B. 1995. Over luchtfilters. TWL Magazine 1995.
Bronswijk JEMHv, Pauli G. 1996. An update on long-lasting mite avoidance. Dwelling construction. Humidity
management. Cleaning. Aachen, Germany: GuT.
Bronswijk JEMHv. 1981. House dust biology for allergists, acarologists and mycologists. Zeist: NIB.
Bronswijk JEMHv, 1995. Allergologische woningsanatie en de rol van de wijkverpleegkundige. In:
Verpleegkundige zorg bij astma, chronische bronchitis en emfyseem; een professioneel kader(Rameckers
EM, Telkamp M, eds). Utrecht: De Tijdstroom; 123-140.
Bronswijk JEMHv, de la Faille HB, Bruijnzeel-Koomen CA. 1994. Eczema and the environment.
On the 75th anniversary of dermatology at Utrecht University, The Netherlands (1919-1994).Department of
Dermatology of Utrecht University, The Netherlands.
Bronswijk, JEMHv, Koren LGH, Horst FAM, Laere MMLFv, Nillesen IPM, Pernot CEE, and Schober G.
1999. Eindrapportage Gezond en Duurzaam Bouwen: GeDuBo. Onderzoek in opdracht van het Ministerie
van VROM. Rapport BMGT 99.083. Eindhoven NL, BMGT Technische Universiteit Eindhoven
Brosseau LM, Vesley D, Kuehn TH, Melson J, Han HS. 2000. Methods and criteria for cleaning
contaminated ducts and air-handling equipment. ASHRAE Transactions 4335:188-199.
Burkart W. 1987. Radon and its decay products in the indoor environment: radiation exposure and risk
estimation. Experientia Suppl. 51:303-10:303-310.
Charpin D, Vervloet D, Charpin J. 1988. Epidemiology of asthma in western Europe. Allergy 43:481-492.
Cornelissen HJM, de Gids W. 1996. Luchtdoorlatendheid van woningen. Bouwwereld 18:59-62.
de Melker HE, Conyn vSMAE, Sprenger MJW. 1997. Infectieziekten in Nederland. Epidemiologie,
diagnostiek en bestrijding. Den Haag: Sdu.
Dubrul, C. 1988. Inhabitants Behaviour with respect to Ventilation. Rapport IEA annex 8, AIVC TN 23.
Bracknell
Elixmann JH. 1988. Filter einer lufttechnischen Anlage als Ökosystem und als Verbreiter von
Pilzallergenen.Katholieke Universiteit, Nijmegen.
Gids, W. F. de. 2000. Ventilatievoorzieningen in Nederland. Rapport Memo MT900807. Delft, MT-TNO
Gids, W. F. de and et al. 1994. Advies met betrekking tot het aan te houden ventilatieniveau bij het testen
van bouwmaterialen, rekening houdend met minimaal ventilatiegedrag. Rapport 94-BBI-R0430. Delft, TNO
Bouw
Hasselaar, E. 2000. De conditie van ventilatiesystemen in woningen. Persoonlijke mededeling, nietgepubliceerde resultaten onderzoek 1999-2000. OTB Delft.
Hill MK, Sanders CV. 1997. Leptospiral pneumonia. Semin.Respir.lnfect. 12:4449.
Hughes JM, Many WJ. 1997. Prevention and control of influenza: recommendations of the Advisory
Committee on Immunization Practices (ACIP). Morb.MortWeekly Rep 46:I-IV,1.
Gezondheidsrisico's ventilatiesystemen in woningen 24
M1ERQO
33. Ikaheimo M, Luoma M, and Pasanen P. 2000. The effect of duct cleaning and rebalancing of the ventilation
system on airflow rates and particle concentrations in office buildings. Rapport Volume 2,205. Helsinki
34. Jussila J, Ruotsalainen M, Komulainen H, Savolainen K, Nevalainen A, Hirvonen MR. 1999. Streptomyces
anulatus from indoor air of moldy houses induce NO and IL-6 production in a human alveolar epithelial cellline. Environmental Toxicology and Pharmacology 7:261-266.
35. Koren, L. G. H. 1995. Allergen avoidance in the home environment. A laboratory evaluation of measures
against mite, cat and fungal allergens. -145. Eindhoven, the Netherlands.
36. Kort.HSM. 1994. A structured approach to allergen avoidance in dwellings with special emphasis on the
ecosystem of humid indoor walls and room partitions. Thesis, Eindhoven University of Technology,
Eindhoven
37. Krasnick J, Patterson R, Stillwell PC, Basaran MG, Walker LH, Kishore R. 1995. Potentially Fatal
Hypersensitivity Pneumonitis in a Child. Clin.Pediatr. Vol 34:388-391.
38. Kusnetsov JM, Jousimies-Somer HR, Nevalainen Al, Martikainen PJ. 1994. Isolation of Legionella from
water samples using various culture methods. J.Appl.Bacteriol. 76:155-162.
39. Laboratory Centre for Disease Control. 1998. Material safety data sheet - infectious substances. Rapport
internet web page www.hc-sc.gc.ca/hpb/lcdc/bmb/msds. Canada, Health Canada, Health protection branch
40. Lemus R, Abdelghani AA, Akers TG, Horner WE. 1998. Potential health risks from exposure to indoor
formaldehyde. Rev.Environ.Health 13:91-98.
41. Lew D. 1998. A pragmatic approach to community-acquired pneumonia: patients and pathogens.
Eur.Respir.Rev. 8:282-285.
42. Lowder WM. 1985. The effects of human activities on natural radiation exposure: health and regulatory
implications. Sci.Total Environ. 45:579-83:579-583.
43. Maas PJ van der, Kramers PG. 1997. Volksgezondheid Toekomst Verkenning 1997. Deel III: Gezondheid
en levensverwachting gewogen. Maarssen: Elsevier/ Tijdstroom.
44. Mahmoudi M, Gershwin ME. 2000. Sick building syndrome. III. Stachybotrys chartarum. J Asthma 37:191198.
45. Martikainen P.J., et al. 1990. Microbiological growth on ventilation filtermaterials. Proceedings Indoor Air
Conference 1990, Toronto.
46. Morrison GC, Nazaroff WW, Cano-Ruiz JA, Hodgson AT, Modera MP. 1998. Indoor air quality impacts of
ventilation ducts: ozone removal and emissions of volatile organic compounds. J Air Waste.Manag.Assoc.
48:941-952.
47. Pasanen AL, Kujanpaa L, Pasanen P, Kalliokoski P, Blomquist G. 1997. Culturable and Total Fungi in Dust
Accumulated in Air Ducts in Single-Family Houses. Indoor Air 7:121-127.
48. Op t Veld P, Gids Wd. 2000. Woningventilatiesystemen, beoordeling op energie, kosten, betrouwbaarheid
en gebruikersaspecten. TWL Magazine 2000:28-37.
49. Park HS, Jung KS, Kim SO, Kim SJ. 1994. Hypersensitivity pneumonitis induced by Penicillium expansum
in a home environment. Clin Exp.Allergy 24:383-385.
50. Platts-Mills TAE, Vervloet D, Thomas WR, Aalberse RC, Chapman MD. 1997. Indoor allergens and asthma:
report of the third international workshop. J Allergy Clin Immunol 100: S2-S24.
51. Ruwaard D, Kramers PG. 1997. Volksgezondheid Toekomst Verkenning 1997. De som der delen.
Maarssen: Elsevier/ Tijdstroom.
52. Rylander R, Sorensen S, Gotoo H, Yuasao K, Tanaka S, 1989. The importance of endotoxin and glucan for
symptoms in Sick Buildings. In: Present and Future of Indoor Air Quality (Bieva CJ, Courtois Y, Govaerts M,
eds). Amsterdam: Excerpta Medica; 219-226.
53. SBR. 2000. Naar dichtere beganegrondvloeren. SBR Publicatie 203. Rotterdam, Stichting Bouwresearch.
54. Schellekens, J. F. P., Kortbeek, L. M., Dorigo-Zetsma, J. W., and Wijgergangs, L. M. 1998. Een
inventarisatie van laboratoriumdiagnostiek van volksgezondheid-relevante micro-organismen. Rapport
216683001,102 p. Bilthoven, RIVM
Gezondheidsrisico's ventilatiesystemen in woningen 25
ALLEROO
CONSULT
55. Schober G, Bronswijk JEMHv, Bischoff E. 1986. Beitrage zur Ökologie der Hausstaubmilben II. Allergologie
9:550-553.
56. Seltzer JM. 1994. Building-related illnesses. J Allergy Clin Immunol 94:351-361.
57. Simmons RB, Crow SA. 1995. Fungal colonization of air filters for use in heating, ventilating, and air
conditioning (HVAC) systems. J Ind.Microbiol. 14:41-45.
58. Snijders MCL. 2001. Indoor air pollution and physical independence. A new concept for healthy dwellings
occupied by chronically lung-diseased. In preparation. Eindhoven: Thesis Eindhoven University of
Technology.
59. Steenbekkers, J. H. M. and Dongen, J. E. F. van. 1997. Evaluatie van de effectiviteit van voorlichting over
een gezond binnenmilieu. Rapport 97.050. Leiden, TNO-PG
60. Stichting BouwResearch. 2001. Faalfouten (definitieve publicatie verwacht 4-2001). Rotterdam, SBR
61. Teeuw.KB. 1993. Sick building syndrome, the role of airborne microorganisms and endotoxin. Thesis,
62. Vaas, LH., Kal, H. B., and Jong, P. 1991. Basisdocument radon. Bilthoven, RIVM
63. Verhoeff AP, Burge HA. 1997. Health risk assessment of fungi in home environments. Ann.Allergy Asthma
Immunol. 78:544-554.
64. von Mutius E, Sherrill DL, Fritzsch C, Martinez FD, Lebowitz MD. 1995. Air pollution and upper respiratory
symptoms in children from East Germany. Eur.Respir.J. 8:723-728.
65. Shao L, Riffat SB, Gan G. 1998. Heat recovery with low pressure loss for natural ventilation. Energy &
Buildings 28,179-184
Gezondheidsrisico's ventilatiesystemen in woningen 26
ALLERQO
7 Bijlage: Definities, begrippen en afkortingen
allergisch astma: Ziektebeeld waarbij een deel van de luchtwegen wordt vemauwd, waardoor ernstige
benauwdheid optreedt
alveolitis: Ontsteking van de lagere luchtwegen; extrinsieke allergische alveolitis wordt veroorzaakt door
voortdurende of herhaaldelijke blootstelling aan allergenen.
atopisch syndroom: Atopie is de aanleg tot het ontwikkelen van allergische reacties op veel
voorkomende eiwitten. Het atopisch syndroom bestaat uit drie ziektebeelden: allergisch astma, rinitis en
constitutioneel eczeem. Door blootstelling aan allergenen kan gevoeligheid voor die stoffen doen
ontstaan (sensibilisatie), verdere blootstelling aan die allergenen kan de verschijnselen oproepen. Dit
kan ook door irritantia. De aanleg is aanwezig bij ongeveer 40% van de Nederlandse bevolking.
constitutioneel eczeem: Een huidziekte die over het gehele lichaam kan voorkomen en veroorzaakt
wordt door o.a. allergische reacties. Roodheid van de huid en jeuk zijn de meest kenmerkende
verschijnselen. Bij voortdurende blootstelling ontstaat blijvende verminking van de huid.
COPD: Chronic Obstructive Pulmonary Disease; Een verzameling van chronische longziekten:
chronische bronchitis en longemfyseem.
DALY: Disability-Adjusted Life-Years, Een gezondheidsmaat die zowel voortijdige sterfte als
vermindering van kwaliteit van leven verdisconteert. Het is de som van het aantal verloren levensjaren
en het aantal ziektejaren vermenigvuldigd met de weegfactor van de betreffende ziekte.
endotoxinen: Door bacteriën geproduceerde toxische stoffen die reeds bij lage concentraties
gezondheidsklachten kunnen geven.
exacerbatie: De allergische reactie na blootstelling aan ailergenen of irritantia
indolentie: Het aantal geregistreerde nieuwe gevallen van een bepaalde ziekte in een jaar (of andere
tijdsperiode).
irritantia: Stoffen die een reactie teweegbrengen op huid, luchtwegen of ogen. Irritantia zijn bij voorbeeld
tabaksrook, parfum, maar ook stofdeeltjes in het algemeen zijn irritantia door hun uitdrogende werking
van de slijmvliezen.
mortaliteit Het aantal sterfgevallen veroorzaakt door een bepaalde ziekte in een jaar (of andere
tijdsperiode).
mycose: door schimmels veroorzaakte (infectie)ziekte
prevalentie: Het aantal bekende gevallen van een ziekte in een jaar (of andere tijdsperiode). Dit zijn dus
zowel nieuwe als reeds langer bestaande ziektegevallen
respiratoire infectie: Infectie van de luchtwegen
rinitis: Atopische ziekte die wordt gekenmerkt door waterige of juist verstopte neus, niezen.
sensibilisatie: Het gevoelig worden voor bepaalde stoffen (allergenen) door blootstelling hieraan.
Gezondheidsrisico's ventilatiesystemen in woningen 27
Download