KOSTEN ___________________________________________________________________ 2 1 Indeling naar soort ______________________________________________________ 2 2 Vaste en variabele kosten _________________________________________________ 2 2.1 3 4 Directe en indirecte kosten ________________________________________________ 4 Relevante kosten – sunk costs – opportuniteitskosten __________________________ 5 4.1 4.2 5 Pure break-even __________________________________________________________ 9 Sensitiviteitsanalyse: ‘what if’ ______________________________________________ 10 Schaarse factoren ______________________________________________________ 12 6.1 6.2 7 Relevante kosten/opbrengsten ______________________________________________ 5 Opportuniteitskosten ______________________________________________________ 7 Break-even analyse ______________________________________________________ 9 5.1 5.2 6 Operationeel risico van ondernemingen met hoog aandeel vaste kosten_____________ 3 Knelpuntanalyse _________________________________________________________ 12 Lineaire programmering ___________________________________________________ 15 Budgettering __________________________________________________________ 17 Financieel management ο° KT-beleggingen ο° Planning en controle ο° Ondersteuning LT-beslissingen Onderneming: management (en dus ook de aandeelhouder) VV verschaffer (KT) KOSTEN 1) 2) 3) 4) Indeling naar soort Vaste en variabele kosten (GOH) Directe en in directe kosten Relevante kosten – sunk costs – opportuniteitskosten 1 Indeling naar soort Afschrijving Aankopen handelsgoederen Personeelskost Intresten (te betalen aan de bank) Notariskosten Huurprijs van gebouwen Aankoopkost auto/nietjesmachine Water en energie Telefoonkosten Transportkosten 2 Vaste en variabele kosten Vaste kost: onveranderlijk bij variërend productievolume Bv.: Huur !! Stapsgewijze vaste kosten (veranderd in de loop van tijd wel, maar zijn in principe vast) 2000 1500 huur 1000 productievolume 500 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Variabele kosten: evolueert mee met het productievolume Bv.: Aankopen HG 2.1 Operationeel risico van ondernemingen met hoog aandeel vaste kosten Voorbeeld: BouwBeter Omzet 15.000 Variabele Kost 3.000 Vaste Kost 10.000 Resultaat 2.000 EigenHuis 15.000 9.000 4.000 2.000 Opgave: Wat als … a) de omzet met 10% strijgt b) de omzet met 10 daalt c) het resultaat 0 wordt? a) + 10% Omzet Variabele Kost Vaste Kost Resultaat BouwBeter 16.500 3.300 10.000 3.200 EigenHuis 16.500 9.900 4.000 2.600 b) -10% Omzet Variabele Kost Vaste Kost Resultaat BouwBeter 13.500 2.700 10.000 800 EigenHuis 13.500 8.100 4.000 1.400 c) -X% BouwBeter Omzet 13.500 Variabele Kost 2.700 Vaste Kost 10.000 Resultaat 800 15.000 π₯ − 3.000 π₯ − 10.000 = 0 10 π₯= = 83.3% ==> 16.7% 12 EigenHuis mag dubbel zo veel omzet verlies lijden dan BouwBeter om een resultaat = 0 te verkrijgen. ο° Verschillende gevoeligheid voor omzet verandering ο° Groter ‘operationeel risico’ voor BouwBeter ο° Meting a.d.h.v. graad van operationele hefboom (=GOH) (‘operating leverage’) o GOH = ππππ‘πππ’π‘ππ πππ ππ’π‘πππ‘ = πππ§ππ‘−π£ππππππππ πππ π‘ππ πππ ππ’π‘πππ‘ o GOH(BouwBeter) = o GOH(EigenHuis) = 15.000−3.000 = 6 2.000 15.000−9.000 =3 2.000 Oefening: vast en variabele kosten Gegeven: Omzet = 1.000.000 EUR (100.000 stuks x 10 EUR) Materiaalkost : 1.5 EUR per stuk Loonkost : a) arbeid 15 EUR/uur – 5 stuks/uur b) administratie: 200.000 EUR Afschrijving: 150.000 EUR Elektriciteit: 10.000 EUR + 0.25 EUR/stuk Aardgas: 15.000 EUR + 0.5 EUR/stuk Transport: 0.5 EUR/stuk Fin. Kost: 50.000 EUR Verzekering: 30.000 EUR Gevraagd: a) Bereken het resultaat van deze onderneming b) Op welke manier wordt dit resultaat beïnvloed als de omzet 10%-20%-30% (bij gelijkblijvende verkoopprijs) Oplossing: a) De onderneming maakt 30.000 verlies (berekening: zie papier) b) +10% ο¨ 12.500 winst +20% ο¨ 55.000 winst +30% ο¨ 97.500 winst 3 Directe en indirecte kosten Cfr. Kostprijssysteem: kostprijs van een individuele kostendrager (bv. Product/klant/regio) ο¨ Directe kosten: kosten rechtsreeks toewijsbaar aan kostendrager Bv: directe arbeid/directe materialen ο¨ Indirecte kosten (‘OVERHEAD’): geen identificatie met individuele kostendrager ο¨ verdeelsleutel nodig! ο Volumegerelateerde verdeling ο verdeling aan de hand van activiteiten (ABC) Oefening: advocatenkantoor NV De Pleiter ο· Vergoeding van de advocaten gebeurt op maandelijkse basis maar met een premie van 125 EUR voor elke zaak die zelf wordt aangebracht. Elke advocaat heeft een firmawagen (enkel voor beroepsgebruik). ο· Er zijn 3 vestigingen: 2 op huurbasis, 1 in eigendom (afschrijving op 33 jaar). ο· Maandelijks krijgt NV De Pleiter een factuur voor verbruikte elektriciteit, twee-maandelijks een telefoonfactuur. ο· Jaarlijks betaalt men de factuur voor onderhoud van de pc-infrastructuur en het wagenpark. ο· Jaarlijks wordt er voor ca. 2000 EUR kantoormateriaal aangekocht. Variabel of vast – direct of indirect Vast Variabel Wedde X Bonussen X (Wedde directeur/ X boekhouder) Afschrijving X wagens Brandstof wagens X Huur kantoor X Afschrijving X kantoor Elektriciteit Kan beide (voornamelijk vast) Verwarming Kan beide (vooral vast) Telefoon X PC X Onderhoud PC X Kantoormateriaal X Direct Indirect X X X X X Kan beide Kan beide X X X (advocaten) X (rest) Kan beide 4 Relevante kosten – sunk costs – opportuniteitskosten 4.1 Relevante kosten/opbrengsten ο¨ Belang: nemen van korte termijn-beslissingen ο¨ Kiezen van alternatief aan de hand van relevante elementen Voorbeeld: danszaal mevrouw Lopez ο· Dansles: 1.200 cursisten – lidgeld 90 EUR p.p. o Alternatief 1: inhuren voltijdse/deeltijdse dansleraars o Alternatief 2: verhuren van de danszaal aan de dansschool ο· Kosten bij elk alternatief: verlichting, verwarming, onderhoud: 17.500 EUR/jaar ο· Opbrengsten bij elk alternatief: opbrengsten cafetaria (5 EUR p.p./jaar) o Kost inhuren dansleraars: 67.000 EUR/jaar ο¨ Alle opbrengsten voor mevrouw Lopez o Verhuur aan dansschool: 40% van lidgeld voor mevrouw Lopez ο¨ Welk alternatief moet mevrouw Lopez kiezen? Dansleraars Opbrengsten Lidgeld 108.000 Cafetaria 6.000 Kosten Leraars 67.000 Verwarming e.d. 17.500 Resultaat 29.500 Dansschool 43.200 6.000 17.500 31.700 ο¨ enkel relevante kosten/opbrengsten: Dansleraars Relevante Opbrengsten Lidgeld 108.000 Relevante Kosten Leraars 67.000 Resultaat 41.000 Dansschool 43.200 43.200 ο¨ Relevante kosten (opbrengsten) = toekomstige kosten (opbrengsten) die verschillen voor diverse beslissingsalternatieven ο¨ Kosten uit het verleden zijn irrelevant = sunk costs Voorbeeld: ‘make or buy decision’ ο· Onderneming Paperworks produceert golfkarton en maakt verpakkingsdozen ο· Investering (2 jaar geleden): drukmachine van 50.000 EUR, levensduur 5 jaar (totale druk: 250.000 dozen/lineaire afschrijving) ο· Personeels- materiaalkost: 1,3 EUR per bedrukking ο· Supplementaire opbrengst: 1,6 EUR per doos ο· Productie en verkoop van 50.000 dozen per jaar ο· Aanbod van PrintIt (gespecialiseerde drukkerij): drukwerk oer doos = 1,34 EUR per doos (identieke kwaliteit) ο· Eigen drukmachine: geen andere doeleinden, geen verkoopwaarde ο· Moet Paperworks het aanbod van PrintIt aannemen? ALTERANTIEVEN Personeel/Materiaal Afschrijving Externe aankoop kost Totale Kost ο¨ Uitbesteden aan PrintIt Zelf drukken 1,3 0,2 1,5 PrintIt 1,34 1,34 MAAR! De afschrijvingskost = irrelevante sunk cost: de aankoopkostwerd in het verleden gemaakt en kan door de huidige beslissingen NIET beïnvloed worden. Voorbeeld: volgend jaar (50.000 geprod./verkochte stuks) ALTERANTIEVEN Zelf drukken PrintIt Toek.Opbr. 80.000 80.0000 Personeel/materiaal Externe aankoopkost Resultaat 65.000 15.000 67.000 13.000 Voorbeeld: Turnhout ο Brussel Auto: 100 km Brandstof: €1,30/liter Aankoopkost: €20.000 (5jaar - €5.000) Verzekering: € 600 Onderhoud: € 300 Taksen: €300 ο¨ €8/100km ο¨ 0.2/km ο¨ 0.04/km ο¨ 0.02/km ο¨ 0.02/km ο¨ 0.36/km ο¨ €36/100km Trein: €15 4.2 Opportuniteitskosten = mogelijk resultaat dat geofferd wordt doordat men bij keuze van een alternatief het best mogelijke andere alternatief niet selecteert. Voorbeeld: restaurant Den Smulpaep ο¨ Oudejaarsavond: 1/ eigen menu uitwerken voor degustering ter plaatse 2/ traiteurdienst voor afhalingen (groter aantal maaltijden mogelijk) ο¨ beperkt aantal koks: slechts 1 alternatief mogelijk (beide is onmogelijk) Restaurant Traiteur Opbrengsten 12.500 15.000 Kosten Personeel 3.500 3.500 Ingrediënten 6.000 7.500 Resultaat 3.000 4.000 Schatten van kostenfuncties π = π + ππ Y = afhankelijke variabele X= onafhankelijke variabele a,b = te schatten parameters Voorbeeld: Onderneming Polstar produceert houten deuren in verschillende groottes en diktes. Telkens een nieuwe soort wordt verwerkt, dient de zaagmachine opnieuw te worden ingesteld. De samenhang van het aantal instellingen en de instellingkosten dient te worden nagegaan. ο¨ Instellingskosten directe arbeidskosten (arbeiders) materiaal kosten (olie, renigingsproducten) afschrijving (machinetijd) toezichtkosten ο¨ soorten schattingsmethode: 1. Classificatiemethode 2. Engineering 3. Kwantitatieve analyse (hoog-laag-methode) 1. Classificatiemethode ‘de kosten van de afhankelijke variabele worden gekwantificeerd als vast of variabel ten opzichte van de onafhankelijke variabele’ Voorbeeld 1: 20XX : 180 instelling variabel directe arbeid afschrijvingen materiaal toezicht inspectie 364.000 204.000 72.800 vast 119.600 π = 119.600 + 3.560 π 3.560 = 640.800 π ππ π£ππππππππ πππ π‘ππ ( ) 180 πππ π‘ππππππππ Voordeel: eenvoudig Nadeel: subjectief / 1 periode Voorbeeld 2: schoonmaakdienst ziekenhuis (aantal patiëntdagen in februari: 3700) maandelijkse kost bedrag februari 20XX supervisor (wedde & voordeel uurlonen arbeiders afschrijving & huur uitrusting onderhoud uitrusting schoonmaakmiddelen 3.800 14674 5873 5604 7472 37423 vast 3.800 14674 5873 9673 π = 9673 + 7,5 π Wat als in maart 20XX het aantal patiëntendagen op 4.150 ligt? X invullen met 4.150 en uitrekenen. 2. Engineering variabel 5604 7472 27750 3. Kwantitatieve analyse ο¨ Maakt gebruik van een tijdsreeks van observaties van de afhankelijke en onafhankelijke variabele ο¨ hoog-laagmethode Hoog-laagmethode (voorbeeld Paperwork) ο¨ Gebruik van observaties met hoogste en laagste waarde van de onafhankelijke variabele (=aantal instellingen) ο¨ 08.20XX : 154 = laagste ο¨ 724.000 ο¨ 05.20XY : 193 = hoogste ο¨ 797.000 Dan b = 797.000−724.000 193−154 = 1.871,80 Dan a = 797.000 − (1871,80 × 193) = 435.745 Dus π = 435.744 + 1871,80 π Nadelen: ο· ο· ο· Enkel 2 observaties worden gebruikt Extreme observaties Vergelijkbaar werkelijke instelkost – geschatte instelkost Oefening: verbetering door extremen weg te werken: gebruik op één na hoogste/op één na laagste observaties om de kosten functie op te stellen. ο¨ 01.20XX : 160 = op-één-na- laagste ο¨ 697.000 ο¨ 03.20XY : 192 = op-één-na- hoogste ο¨ 804.000 Dan b = 804.000−697.000 192−160 = 3.343,75 Dan a = 804.000 − (3.343,750 × 192) = 162.000 Dus π = 162.000 + 3.343,75 π 5 Break-even analyse 5.1 Pure break-even v = variabele kosten q = aantal verkochte eenheden F = vaste kost (totaal) [w]= winst p = verkoopprijs Totale Opbrengsten = Totale Kosten ==> TO-TK = 0 ο Hoeveel eenheden moeten verkocht worden om dit te bekomen? TO = p x q π= πΉ π−π£ met π − π£ = contributie per eenheid TK = v x q + F Oefenig: basismodel ο¨ hoeveel deelnemers dienen ingeschreven te worden om het break-evenpunt te bereiken? 1. Aantal te verkopen eenheden (waarbij TK=TO) prijs per deelnemer variabele kosten kamer & maaltijden cursusmateriaal verfrissing vaste kosten huur cnferentiezaal loon lesgevers loon organistaie 18.000 12.000 10.000 1.500 500 180.000 90.000 70.000 20.000 ο¨ Contributie per deelnemer : 6.000 EUR ο¨ Break-evenpunt: π = πΉ π−π£ ο¨ 90.000+70.000+20.000 18.000−12.000 ο¨ 30 deelnemers moeten inschrijven voor break-even te draaien. 2. Omzet π × π ο¨ 18.000 × 30 ο¨ 540.000 5.2 Sensitiviteitsanalyse: ‘what if’ ο· ο· Studie van de relatie tussen opbrengsten – kosten – resultaat Invloed van veranderingen in prijs per eenheid / variabele kost per eenheid / vaste kosten op het break-evenpunt / verwachte resultaat Uitgangspunt: gegevens onderneming Delta maar: 35 deelnemers verwacht ο¨ winst 30.000 EUR Alternatieven voor de organisatoren: ο¨ Wat is het effect op het break-evenpunt en het verwachte resultaat? 1. Prijsverlaging tot 16.000 EUR per deelnemer (40 deelnemers) Break-evenpunt: π = πΉ π−π£ 180.000 ο¨ 16.000−12.000 ο¨ 45 deelnemers moeten inschrijven voor break-even te draaien. ο¨Hij maakt verlies! Omzet: π × π ο¨ 4.000 × 5 ο¨ 60.000 2. Minder luxueuze zaal (12.000 EUR korting, 3 deelnemers minder) Break-evenpunt: π = πΉ π−π£ ο¨ 168.000 18.000−12.000 ο¨ 28 deelnemers moeten inschrijven voor break-even te draaien. ο¨Hij maakt winst! Omzet: π × π ο¨ 6.000 × 4 ο¨ 24.000 3. Minder dure sprekers (18.000 EUR korting, 5 deelnemers minder) Break-evenpunt: π = πΉ π−π£ 162.000 ο¨ 18.000−12.000 ο¨ 27 deelnemers moeten inschrijven voor break-even te draaien. ο¨Hij maakt winst! Omzet: π × π ο¨ 6.000 × 3 ο¨ 18.000 4. Goedkoper hotel (19.000 EUR korting zaal / 1.000 EUR korting kamer + maaltijd, 8 deelnemers minder) Break-evenpunt: π = πΉ π−π£ 161.000 ο¨ 18.000−11.000 ο¨ 23 deelnemers moeten inschrijven voor break-even te draaien. ο¨Hij maakt winst! Omzet: π × π ο¨ 7. 000 × 4 ο¨ 28.000 Toepassing breakeven OEFENING 1 1. q = 28.500 / (900-600) = 128,33 salons 2. contributie = 900 – 600 = 300 21,67 x 300 = €6.501 3. A) 25.000 / 0,6 = 41.666,67 ο controle: 40% van 41.666,67 = 25.000 B) 41.666,67 / 300 = 138,89 + 123,33 = 267,22 salons 4. 38.500 / (990-600) = 98,72 salons (minder salons om breakeven te draaien!) 5. q = 38.500 (900-625) = 105,50 salons 6. 41.085 / (900-625) = 125 salons OEFENING 2 1. 337.500 (75−52,75 = 15.268,547 2. (10.000 − 15.168,54) π₯ 22,25 = −115.000 3. 337.500 = (75−53,50 15.697,67 4. A) variabel ο¨ vast (3375.00+50.000 π₯ 0,1) = 75−49 B) OEFENING 3 1. π = πΉ π−π£ 999.000 ο¨ 62,50−49,50 = 76.846,15 13.365,38 2. 39.000 0,61 = 63.934,43 (voor belastingen) ο¨ 63.934,43 / 13 = 4.918,03 ο om 63.934,43 winst te maken, moeten er 4.918,03 + 76.846,15 = 81764,18 3. π = πΉ π−π£ 999.000 ο¨ 62,50−50,50 = 83.250,00 OEFENING 4 1. π = πΉ π−π£ 350.000 ο¨ 1.875−1.000 = 400 ο¨ Jopla: 1 x 400 = 400 ο¨ 375 x 400 = 150.000 ο¨ Herta: 2 x 400 = 800 ο¨ 250 x 800 = 200.000 2. π = πΉ π−π£ 350.000 ο¨ 3.125−1.750 = 254,55 ο¨ Jopla: 3 x 254,55 = 763,65 ο¨ 375 x 763,65 = 286.368 ο¨ Herta: 1 x 254,55 = 254,55 ο¨ 250 x 254,55 = 63.637 3. π = πΉ π−π£ 350.000 ο¨ 5.875−3.250 = 133,33 ο¨ Jopla: 5 x 133,33 = 666,65 ο¨ 375 x 666,65 = 249.993 ο¨ Herta: 3 x 133,33= 400 ο¨ 250 x 400 = 100.000 6 Schaarse factoren ο· Inputbeperkingen ο¨ Schaarse factoren langs inputzijde van productieproces Vb: machines, personeel, grondstoffen, ruimte, … ο· Marktbeperkingen ο¨ Klanten en concurrentie ο· Technische beperking ο¨ Relatie input-output Probleem: de doelstellingen van de onderneming komen in conflict met onderliggende beperkingen Voorbeeld: winstmaximalisatie met inachtneming van het milieu, de werknemers, … 6.1 Knelpuntanalyse Gebruik: beslissing met 1 beperking Voorbeeld: Doelstelling: Beperking: maximale contributie schaarse factor Oefening: Bic produceert 3 soorten wegwerppennen (BicA, BicB & BicC) met 1 productielijn (met een totaal beschikbare productietijd per week van 40u) De aandeelhouders van Bic verwachten voor elk project een maximale winst. Hoeveel stuks van elk soort pen dient Bic te produceren als volgende gegevens bekend zijn: BicA BicB productietijd 4 min. 10 min. ο¨ max stuks/week 600 240 verkoopprijs 15 30 materiaalkost 4 10 directe arbeid 2 7 contributie/stuk 9 13 1. Welke Bic zou je produceren zonder een beperking? C: VP –VK = B: A: BicC 20 min. 120 65 18 12 35 65 - (18+12) =35 30 – 17 15 – 6 2. Met beperking Productijd tijd is beperkt: 40u x 60’ = 2.400 min. 2400/4 = 600 x A x 9 = €5.400 2400/10 = 240 x B x 13 = €3.120 2400/20 = 120 x C x 35 = €4.200 Oefening 14.6 p. 147 A) 45 min. Verkoopprijs 2 Var. Kosten 0,2125 Contributie/stuk 1,79 60 min. 2,5 0,25 2,25 90 min. 3,25 0,325 2,93 Opbrengsten: 45 min: 2400x20 = 48.000 x 2 = €96.000 60 min: 2400x15 = 36.000 x 2,5 = €90.000 90 min: 2400x12 = 28.800 x 3,25 = €93.500 120 min: 2400x10 = 24.000 x 3,5 = €84.000 Kosten: 45 min: 45/5 = 9m/2 = 4,5m x €0,025 = 0,1125 x 48.000 = €5.400 60 min: 60/5 = 30m/2 = 15m x €0,025 = 0,375 x 36.000 = €13.500 90 min: 90/5 = 18m/2 = 9m x €0,025 = 0,225 x 28.800 = €6.480 120 min: 120/5 = 48m/2 = 24m x €0,025 = 0,6 x 24.000 = €14.400 Opbrengsten – Kosten: 45 min: €96.000 - €5.400= €90.600 60 min: €90.000 - €13.500= €76.500 90 min: €93.500 - €6.480= €80.500 120 min: €84.000 - €14.400= €69.600 120 min. 3,5 0,4 3,1 Oefening 14.1 p144 1) Vul de ontbrekende gegevens in Verkopen Var. kosten Contributie D. Vaste kosten Segmentmarge Ver. V. Kosten Resultaat ο· ο· ο· ο· ο· ο· Ondernemingstotaal 740.000 296.000 1.036.000 262.000 182.000 111.000 71.000 Broodroosters 230.000 78.000 152.000 68.000 84.000 34.500 49.500 Haardrogers 370.000 148.000 518.000 116.000 106.000 55.000 50.500 Verwarmingstoestellen 140.000 70.000 70.000 78.000 -8.000 21.000 -29.000 Verkopen = Variabele kosten + Contributie Verkopen = Segmentmarge + Directe Vaste Kosten + Variabele Kosten Variabele Kosten = Contributie – Verkopen Contributie = Variabele Kosten + Verkopen Segmentmarge = Verkopen – Directe Vaste Kosten – Variabele Kosten Resultaat = Segmentmarge – Verdeelde Vaste Kosten Verdeelde Vaste Kosten = Segmentmarge – Resultaat 2) Hoe groot zou het totaal ondernemingsresultaat zijn indien de lijn van de draagbare verwarmingstoestellen zou stopgezet worden? Enkel de verdeelde vaste kosten blijven. Deze zullen dus in mindering moeten worden gebracht bij het resultaat/ ο¨ 49.500 + 50.500 + 21.000 + 121.000 3) De marketingafdeling vermoed dat de reclamecampagne van €25.000 de verkoop van haardrogers met 20% zou doen toenemen. Wanneer de verkopen van deze haardrogers ook exact met 20% zouden toenemen, wat zou dan het resultaat zijn van de afdeling van de haardrogers? Verkopen Var. kosten Contributie D. Vaste kosten Segmentmarge Ver. V. Kosten Resultaat Haardrogers 444.000 177.600 226.000 141.000 125.400 55.000 69.900 Oefening 14.2 p144 Verwarming: aantal m² Onderhoud: aantal uur Verwarming 0 Onderhoud 5.000 Bewering 40.000 Assemblage 50.000 3.000 0 7.000 15.000 Eum? Geen idee! Oefening 14.3 p145 a) 70.000 meer omzet – 30.000 kosten = 40.000 b) 30.000 meer omzet – 28.000 kosten = 2.000 c) 40.000 meer omzet – 42.000 kosten = -2.000 Situatie A en B zou ik wel vervaardigen, c niet omdat er hier minder winst zal zijn! 6.2 Lineaire programmering Gebruik: beslissing met meerdere beperking … dus: nastreven van het optimaliseren van een bepaalde doelstelling onder beperking van een aantal nevenvoorwaarden. Methode: (altijd dezelfde gebruiken!) 1. Definitie van de beslissingsvariabelen (=de onbekenden) 2. Opstellen van de doelfunctie (vb. winstmaximalisatie) 3. Bepalen van nevenvoorwaarden (de beperkingen) 4. Vaststellen van de oplossing (wiskundig en/of grafisch) Voorbeeld: handboek p. 47 1. Definitie van de beslissingsvariabelen Productie aantal vesten en aantal broeken ο¨B= aantal te produceren broeken (per week) ο¨V= aantal te produceren vesten (per week) 2. Opstellen van de doelfunctie ο¨ Maximaliseren van de contributie Contributie broeken: 15 – 6 = 9 Contributie vesten: 50 – 27 = 23 Dus: 9xB + 23xV 3. Bepalen van nevenvoorwaarden 1. Inputzijde ο· Snijmachine: Max. 40u beschikbaar ο· ‘broektijd’: 15 min. ο· ‘vesttijd: 20 min. 1 1 ο¨ 1e nevenvoorwaarde: (4 × π΅) + (3 × π) ≤ 40 ο· ο· ο· Stikmachine: Max. 30u beschikbaar ‘broektijd’: 10 min. ‘vesttijd: 30 min. 1 1 ο¨ 2e nevenvoorwaarde: (6 × π΅) + (2 × π) ≤ 30 2. Outputzijde Broeken kunnen in de markt wel, vesten niet apart verkocht worden ο¨ 3e nevenvoorwaarde: π ≤ π΅ 3. Niet-negativiteitsvoorwaarden ο¨ 4e nevenvoorwaarde: V > 0 en V > 0 Grafiek: zie blad! Oefening 14.7 p 148 ο¨ 2 producten: C: Verkoopprijs €35, contributie: €9 L: Verkoopprijs €27,5, contributie: €6,5 ----10% (> 40 bussen) ο¨ Beperkingen: 40 u / week 15 minuten voor ’s morgens op weg te gerakenο 5 x 15 = 75 min C: 20 minuten verkooptijd + 15 minuten rijtijd ο 35’ per C x 40 = 1400 min L: 15 minuten verkooptijd+ 15 minuten rijtijd ο 30’ per L x 40 = 1200 min Totaal: 2675 min (> 2400 min) ο¨ Doel: Maximalisatie inkomsten vertegenwoordiger Oplossing op blad! 7 Budgettering Zie schema en uitleg p 177!