Bidden met het oog op de wederkomst

advertisement
Bidden met het oog op de wederkomst
Ds. D.W. Tuinier – Lukas 18:1-8
(Biddag)
Zingen:
Lezen:
Zingen:
Zingen:
Zingen:
Zingen:
Psalm 4: 1
Lukas 18: 1-8
Psalm 17: 1, 2
Psalm 123: 1
Psalm 98: 4
Psalm 54: 1
Gemeente, wij vragen in deze biddagdienst uw aandacht voor het gedeelte dat u zojuist
is voorgelezen, de eerste acht verzen uit Lukas 18. Ik lees u alleen nog het laatste
gedeelte van vers 8. Daar lezen we het Woord van de Heere:
Doch de Zoon des mensen, als Hij komt, zal Hij ook geloof vinden op de aarde?
We schrijven onder deze gelijkenis: Bidden met het oog op de wederkomst.
We letten op drie gedachten:
1. Dat bidden is noodzaak
2. Dat bidden is hoofdzaak
3. Dat bidden is een geloofszaak
1. Dat bidden is noodzaak
Wat is de aanleiding waarom de Heere Jezus deze gelijkenis van de onrechtvaardige
rechter en de weduwe uitspreekt? Het verband van onze tekst staat in het teken van Zijn
prediking van het Koninkrijk der hemelen en Zijn komst op de wolken van de hemel. Op
een gegeven ogenblik wordt de Heere Jezus gevraagd wanneer Zijn Koninkrijk zal komen.
In hoofdstuk 17 vers 20 lezen we: En gevraagd zijnde van de farizeeën, wanneer het
Koninkrijk Gods komen zou, heeft Hij hun geantwoord en gezegd… En de prediking die
dan volgt staat in het teken van de heerlijke komst van Zijn Koninkrijk. En met het oog
daarop spreekt de Heere Jezus deze gelijkenis uit.
We lezen in het eerste vers, waar de Heere Jezus nog steeds bezig is om de vraag van die
farizeeën te beantwoorden: En Hij zeide ook een gelijkenis tot hen, daartoe strekkende,
dat men altijd bidden moet en niet vertragen. Dus de gelijkenis die Hij uitspreekt heeft
als strekking: je moet altijd bidden, je moet waakzaam zijn, je moet wakker zijn, je moet
nuchter zijn. Want als de Zoon des mensen komt, dan komt Hij als een dief in de nacht;
plotseling, onverwacht.
Altijd bidden… In sommige bijbels kun je bij vers 1 verschillende verwijsteksten zien
staan. Als je die opzoekt zie je staan: Bidt zonder ophouden. (1 Thess.5:17) Je leven moet
een biddend leven zijn, een afhankelijk, een aanhankelijk leven. Je mag niet vertragen;
www.prekenweb.nl
1/9
Ds. D.W. Tuinier – Bidden met het oog op de wederkomst
dat betekent dat je nooit mag loslaten. Je mag het bidden nooit opgeven. Je mag niet
ophouden voordat het gestelde doel bereikt is. En het doel is: de komst van Zijn heerlijk
Koninkrijk! In dat licht moet u ook deze gelijkenis zien.
We lezen in vers 2: Er was een zeker rechter in een stad, die God niet vreesde en geen
mens ontzag. Er is dus een zeker rechter die in een stad in Gods naam het recht moet
handhaven. Maar het is geen godvrezende rechter. Integendeel, die man doet nergens
aan. Hij doet aan God noch gebod. Hij leeft voor het vaderland weg. Hij houdt met niets
en met niemand rekening. Hij vreest God niet. Het verdrietige gevolg is dat hij geen mens
ontziet. Als je de Heere niet lief hebt, als je je niet houdt aan de eerste tafel van Gods
wet, dan is het gevaar groot dat er van die tweede tafel ook niets terechtkomt, dat je
niets geeft om je medemens.
Een rechter die God niet vreesde en geen mens ontzag… Hier wordt door de Heere Jezus
een mens in zijn rampzalige doodsstaat getekend. Alle liefde, eerbied, ontzag, respect,
gehoorzaamheid voor en aan God en zijn naaste ontbreekt bij die man. Alle stinkende,
walgelijke vruchten van Adams diepe val komen openbaar in zijn hart en leven.
Er is een weduwe in zijn stad. Zij komt tot hem en zegt: Doe mij recht tegen mijn
wederpartij. Er staat in het oorspronkelijke een woordje waaruit blijkt dat ze maar blíjft
komen. Dag in dag uit, week in week uit zeurt ze. Ze zet haar voet tussen de deur. Ze
volhardt. Altijd valt ze hem maar weer lastig: Doe mij recht tegen mijn wederpartij.
Let op dat woordje ‘recht’, gemeente. Daar kom ik straks op terug. Het komt maar liefst
vier keer voor in deze gelijkenis. Doe mij recht tegen mijn wederpartij. Daar gaat het om.
Die man moet recht doen, recht spreken. Hij moet haar recht verschaffen. Die vrouw
schreeuwt om recht. Steeds weer komt ze. Ze laat zich door niets en niemand
tegenhouden. U weet net zo goed als ik dat de weduwen in het oosten in die tijd heel
kwetsbaar waren. Hun man, de kostwinner, is immers weggevallen. Ze zijn zonder sociale
zekerheden. Ze zijn eigenlijk zonder onderhoud. Niemand die voor hen zorgt. Maar deze
weduwe is onbeschroomd. Ze houdt aan. Ze volhardt. Ze roept en ze smeekt: Doe mij
recht tegen mijn wederpartij.
Lange tijd negeert deze rechter de weduwe. Maar op een gegeven ogenblik komt er toch
een moment dat hij bij zichzelf te rade gaat. Hij komt tot bezinning. Hij denkt bij zichzelf:
Hoewel ik God niet vrees en geen mens ontzie, nochtans, omdat deze weduwe mij
moeilijk valt, zo zal ik haar recht doen, opdat zij niet eindelijk kome en mij het hoofd
breke. Het ís wat: ik geef niets om God, ik leef alsof er geen God in de hemel is en geen
eeuwigheid aanstaande is. Ik vrees God niet en ontzie geen mens… Maar dan zegt hij
tegen zichzelf: ‘Vandaag of morgen vliegt ze mij aan, dan doet ze me nog wat. Ik zal haar
recht doen, opdat ze niet eindelijk kome en mij het hoofd breke. Deze vrouw valt mij
lastig, ik ben haar zat, ze houdt maar niet op. Dan zal ik haar eindelijk recht doen.’
Waarom gaat die onrechtvaardige rechter uiteindelijk toch overstag? Omdat die weduwe
aanhoudt, omdat ze volhardt, omdat ze altijd bidt en niet vertraagt, omdat die
onrechtvaardige rechter bang is dat ze hem vandaag of morgen iets doen zal.
Gemeente, u moet van mij niet verwachten dat ik deze gelijkenis tot in de details ga
overzetten op het geestelijk leven. Dat kan niet, dat mag niet en dat wil ik ook niet. Toch
kunnen wij er lessen uit halen. Weet je wat de wereld zegt? De wereld zegt: de
www.prekenweb.nl
2/9
Ds. D.W. Tuinier – Bidden met het oog op de wederkomst
aanhouder wint! Zo is het in de wereld. Dat geldt voor het tijdelijke leven, voor het
maatschappelijke leven van elke dag. Maar dat geldt ook voor het geestelijke leven, voor
het gebedsleven en voor het houden van biddag. De Heere Jezus heeft deze gelijkenis
uitgesproken, daartoe strekkende, dat men altijd bidden moet, en niet vertragen.
Wij moeten elke dag biddag houden. We moeten altijd bidden, met de pet op of zonder
de pet op, zo zeiden ze vroeger. Bidden voor je studie, jongelui. Bidden voor je werk.
Bidden óm werk. Bidden voor je stageplek. Bidden om de gunst van de Heere over je
verkering. Bidden of de Heere Jezus ook aanwezig is op je trouwdag, zodat Hij Zijn
heerlijkheid openbaart, zoals Hij dat eenmaal heeft gedaan op de bruiloft in Kana.
Bidden als je belijdenis gaat doen. Zonder knieënwerk zal het niet gaan. Jongelui, altijd
bidden! Vooral als het gaat om het heil van je onsterfelijke ziel. Wees in geen ding
bezorgd, maar laat uw begeerten in alles door bidden en smeken, met dankzegging,
bekend worden bij God. En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten
en uw zinnen bewaren in Christus Jezus. (Fil.4:6-7)
Gemeente, wij moeten veel meer bidden. We zijn zo lauw. We zijn niet koud en we zijn
niet heet, maar we zijn lauw! En God zegt tegen zulke mensen: Ik zal u uit Mijn mond
spuwen. (Openb.3:16) Want denk erom, de wereld waarin wij leven kent vele rechters
die God niet vrezen en geen mens ontzien. Maar die mensen zitten vandaag ook in de
kerk. Al is er misschien uiterlijk niets op u aan te merken. Dat zijn mensen die leven voor
het hier en nu. Die leven net als deze onrechtvaardige rechter, ook al uiten ze het
misschien niet zo bruut. Dat zijn mensen die op zondag in de kerk zijn en doordeweeks
alleen maar gericht zijn op het hier en nu. De Heere Jezus zegt: Werkt niet om de spijze
die vergaat, maar om de spijze die blijft tot in het eeuwige leven. (Joh.6:27) Gods Woord
waarschuwt u: De wereld gaat voorbij en haar begeerlijkheid; maar die de wil van God
doet, blijft tot in der eeuwigheid. (1 Joh.2:17) De Heere Jezus zegt: Zoekt eerst het
Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen
worden. (Matth.6:33) Jonge mensen, je Schepper bindt het vandaag op je hart: Gedenk
aan uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap, eer dat de kwade dagen komen en de
jaren naderen, van welke gij zeggen zult: Ik heb geen lust in dezelve. (Pred.12:1)
Of herkent u uzelf vandaag in die weduwe, die steeds maar terugkomt, die volhardt in
het gebed? Wat staan er voor weduwen rijke beloften in de Bijbel! Maar deze rechter
heeft geen oog voor haar. Deze weduwe heeft een wederpartij, een onderdrukker. En
wat dat precies geweest is weet ik niet, maar ze vlucht met de nood van haar leven tot
die rechter. Ze weet dat hij een onrechtvaardige rechter is, maar de nood dringt haar. Ze
kan niet meer wegblijven. Voelt u die nood ook? Hoe ligt dat bij jou? Wat is er een
onrecht in deze wereld. Het recht struikelt op de straten en de zonden nemen dagelijks,
hand over hand, toe. Het zal alleen maar toenemen in het laatste van de dagen. De
mensen zullen liefhebbers van zichzelf zijn. De liefde van velen zal verkouden. Dat zie je
om je heen, buiten de kerk en binnen de kerk. De wereld - en ook de kerkelijke wereld maakt zich rijp voor het welverdiende oordeel. En het lijkt wel alsof die onrechtvaardige
rechters het voor het zeggen hebben in deze wereld.
Weet je wat wij nu moeten leren? Daarom heeft de Heere Jezus deze gelijkenis
uitgesproken: wij moeten wakend bidden en biddend waken. Wij moeten volharden in
het gebed. Dat is het machtigste wapen in de strijd. Wij moeten net doen als deze
www.prekenweb.nl
3/9
Ds. D.W. Tuinier – Bidden met het oog op de wederkomst
weduwe: niet vertragen, niet moedeloos worden. We moeten onze vleugels niet slap
laten hangen in het strijdperk van dit leven.
En in het bijzonder: u moet bidden om bekering. Je moet bidden om een nieuw hart. Je
moet bidden om de wedergeboorte, het wonder van Gods genade in je leven. En tot
degenen die Hem in beginsel mogen liefhebben en dienen, zegt de Heere: Wie volharden
zal tot het einde, die zal zalig worden. (Matth.24:13) We moeten bidden zoals die
Kananese vrouw. We moeten met Jakob de Heere aanlopen als een waterstroom: Ik zal
U niet laten gaan, tenzij dat Gij mij zegent. (Gen.32:26)
Gemeente, wij leven met onze kinderen in een Gode vijandige wereld, waarin de duivel
tekeergaat als een briesende leeuw en als een engel van het licht, zoekende wie hij zou
kunnen verslinden. Maar u moet blijven bidden! Bidden om bekering, bidden om kracht,
bidden om sterkte, bidden om genade, bidden om staande te blijven in een wereld die in
het boze ligt. U moet bidden om opwas in de genade en in de kennis van onze
Zaligmaker, de Heere Jezus Christus. U moet bidden om kracht om trouw te blijven. Je
moet bidden, kinderen van God, om je roeping en verkiezing vast te maken.
Dat bidden is noodzakelijk. En het kan alleen door Hem, de grote Voorbidder. Hij is zo
dikwijls in de nacht op de berg gegaan om het aangezicht van Zijn Vader te zoeken. Hij
heeft gebeden voor overtreders, voor vijanden: Vader, vergeef het hun; want zij weten
niet wat zij doen. (Luk.23:34) De poorten van de hel zullen Zijn Kerk hier beneden niet
overweldigen, want daar in de hemel is de Heere Jezus, Die zegt: ‘Simon, Simon, Kerk van
God, de satan heeft u zeer begeerd te ziften als de tarwe, maar Ik heb voor u gebeden
dat uw geloof niet ophoude.’ Hij is de Getrouwe. Hij is zo getrouw als sterk. Hij zal Zijn
werk voor hen volmaken, voleinden.
Bidden met het oog op de wederkomst. Onze eerste gedachte was: dat bidden is
noodzaak. We gaan naar onze tweede gedachte: dat bidden is hoofdzaak. We zingen
eerst Psalm 123 vers 1:
Ik hef tot U, Die in de hemel zit,
Mijn ogen op, en bid;
Gelijk een knecht ziet op de hand zijns heren,
Om nooddruft te begeren,
En ’t oog der maagd is op haar vrouw geslagen,
Om hulp of gunst te vragen;
Zo slaan wij ’t oog op onze HEER’, tot Hij
Ook ons genadig zij.
2. Dat bidden is hoofdzaak
Jezus zegt: Hoort wat de onrechtvaardige rechter zegt. En dan laat Hij die
onrechtvaardige rechter voor wat hij is en gaat Hij als in één adem verder in vers 7: Zal
God dan geen recht doen Zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen, hoewel Hij
lankmoedig is over hen? De Heere Jezus wijst dus op de tegenstelling tussen de
onrechtvaardige rechter en God.
Nu eerst iets over dat ‘recht doen’. We hebben beloofd dat we daar iets van zouden
zeggen. Dat komt niet voor niets vier keer voor. Wat betekent dat nu? Hebben Gods
www.prekenweb.nl
4/9
Ds. D.W. Tuinier – Bidden met het oog op de wederkomst
kinderen, de heiligen, nog rechten? Heiligen zijn verloren zondaren in zichzelf, die
gewassen, gereinigd en geheiligd zijn in het bloed van het Lam. Hebben zij nog rechten?
Hebben zij nog iets te eisen? Van hun kant zijn er toch geen verdiensten meer? Het ligt
toch aan hun kant verzondigd ten opzichte van God, hun Rechter?
Toch ligt het hier anders. Natuurlijk, u hebt gelijk: Gods kinderen hebben geen enkele
waardigheid in zichzelf, waardoor God ze aanziet in gunst en genade. Want ze zijn in
zichzelf zwart door de zonde. Zij zijn onooglijk, niet om aan te zien. Ze zijn walgelijk en
onrein. Dat leert de Heere hen door Zijn Geest. Maar nu komt het: die zwarte bruidskerk
is liefelijk en schoon in de ogen van een drie-enige God. God de Vader heeft hen van
eeuwigheid in Christus verkoren. God de Zoon heeft Zich van eeuwigheid Borg gesteld
om hen te verlossen uit de macht van de zonde en de heerschappij van de satan en ze te
brengen in een verzoende betrekking met Zijn Vader. God de Heilige Geest heeft van
eeuwigheid beloofd om de genade, door Christus verdiend, toe te passen in hun hart.
Dus God drie-enig heeft Zich van eeuwigheid aan de Kerk verbonden. Hij heeft Zich heilig
verplicht om hen in de tijd op te zoeken, zalig te maken, te bewaren en te behouden tot
het einde van de wereld toe. Dus als het nu in deze gelijkenis gaat over recht, dan ligt het
recht van Gods kinderen zo vast in de genadige verkiezing van de Vader. Het ligt
verankerd in het borgwerk van de Zoon. Het ligt vast in het toepassende werk van de
Heilige Geest.
Vers 7 is eigenlijk een vraagzin: Zal God dan geen recht doen Zijn uitverkorenen, die dag
en nacht tot Hem roepen, hoewel Hij lankmoedig is over hen? In Gods welbehagen ligt nu
het positieve antwoord op deze vraag. De Heere Jezus vervolgt direct in vers 8: Ik zeg u,
dat Hij hun haastelijk recht doen zal.
Gods kinderen worden hier ‘Zijn uitverkorenen’ genoemd. Misschien zegt er iemand:
‘Daar heb je het! Ik ben vast niet uitverkoren. En hoe kun je dat eigenlijk weten? Zie je
nou wel, u preekt alleen maar voor Gods kinderen. Is er dan voor mij geen woord? Is er
geen welmenend aanbod van genade in de preek?’ Gemeente, we leren onze jonge
mensen: de uitverkiezing is een troostleer. In de muur van onze onmogelijkheid heeft de
Heere de deur van zalig worden gegeven. En op die deur staat: Bidt, en u zal gegeven
worden; zoekt, en gij zult vinden; klopt, en u zal opengedaan worden. (Matth.7:7) U moet
niet vragen: ‘Ben ik wel uitverkoren?’ De Heere zegt: ‘Bekeert u, bekeert u! En wie tot
Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.’ Van ons vandaan is het onmogelijk om tot God te
komen. Maar bij de Heere vandaan is er een deur in de muur van onze onmogelijkheid.
Dat wordt u allen gepredikt. Hij klopt op de deur van uw hart: ‘Doe Mij open, doe Mij
open en buig toch voor Mij in het stof!’
De Heere Jezus zegt hier: ‘Zal God dan geen recht doen Zijn uitverkorenen die dag en
nacht tot Hem roepen, die Hem altijd nodig hebben?’ Hebt u Hem nodig? Roept u zonder
onderbreking? Zal God dan geen recht doen? Hoewel Hij lankmoedig is over hen. Wat is
Hij geduldig met Zijn kinderen! Ze zijn in zichzelf zwak van moed en klein van krachten,
tot hinken en zinken elk ogenblik geneigd. Ze zijn zo vleselijk, verkocht onder de zonde.
Ze zijn zo wereldgelijkvormig. Ze zijn zo lauw, net als de dwaze maagden, die in slaap zijn
gevallen. Wat is Hij nog geduldig! Dat geldt ook u… Hij vertraagt de belofte niet. Zijn
beloften zijn in Jezus Christus ja en amen. Maar dat geldt ook voor Zijn dreiging in de
Schrift. Als u zich niet bekeert, als u niet voor Hem buigt, als je niet luistert, als de biddag
www.prekenweb.nl
5/9
Ds. D.W. Tuinier – Bidden met het oog op de wederkomst
alleen maar een uiterlijke vorm is, als je lauw bent, zal Hij je uit Zijn mond spuwen. Maar
God is nog lankmoedig. Hij maakt nog geen voleinding met u. Hij giet de fiolen van Zijn
toorn en gramschap nog niet uit over u. Want er zijn nog andere schapen die van deze
stal niet zijn; die moet Hij ook toebrengen. Er moeten nog zondaren worden bekeerd.
Het getal van Zijn uitverkoren Kerk is nog niet vol. Er moeten nog kinderen een nieuw
hartje krijgen. Er moeten nog zondaren getrokken worden uit de duisternis van hun
bestaan en gebracht worden tot Zijn wonderbaar en heerlijk licht. De genadedeur staat
nog open voor iedereen!
Maar als het nu gaat om die rechtszaak van de uitverkoren Kerk, dan is die in goede
handen. Waarom? Omdat Gods kinderen op rechtsgronden zalig worden. Ze worden
zalig omdat Gód het wil. Er zal er niet één achterblijven. Ze worden zalig in Christus’
gerechtigheid alleen. Hun rechtszaak is beslist door Hem. Door de Heere Jezus is de
vrede met een kus van het recht gegroet. En langs die weg worden die uitverkorenen
zalig. Ze worden zalig langs een rechte weg. Sion wordt door recht verlost. In zichzelf zijn
ze rechteloos en onwaardig. Ze leren dat ze in zichzelf moeten omkomen onder Gods
recht. Maar ze mogen ontkomen vanwege de gerechtigheid van Christus. Ze zijn in Hem
rechtvaardig voor God. Want vanwege de gerechtigheid en de waarheid van God kon er
niet anders voor de zonde betaald worden dan door de dood van de Zoon van God.
Zal God dan geen recht doen Zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen?
Roepen ze dag en nacht? Wat moet schaamte hun aangezicht bedekken. Wat ligt hier
een schuld. Wat kunnen ze Hem vergeten en bedroeven, dagen zonder getal. Nee, in de
Kerk ligt niets. Er ligt in de mens geen enkele waardigheid.
Alle roem is uitgesloten, onverdiende zaligheên
Heb ik van mijn God genoten; ‘k roem in vrije gunst alleen.
Zal God dan geen recht doen Zijn uitverkorenen, die dag en nacht tot Hem roepen,
hoewel Hij lankmoedig is over hen? Dat geldt ook al in deze wereld. De Heere neemt het
voor Zijn kinderen op, hoor. Wat zijn er een wederpartijders en een onderdrukkers. Wat
worden ze hier gesmaad en bespot. Maar Gods kinderen zijn in goede handen,
gemeente! En er is maar één volk met toekomst en dat is Gods volk. In de wereld zullen
zij verdrukking hebben. Maar zij moeten het hoofd omhoog en het hart naar boven
heffen; daar waar de Koning is. Hij, Die de zwaarste strijd gestreden heeft. Hij, Die
voorgegaan is in een weg van lijden en sterven. Hij heeft de overwinning behaald! En in
Hem zijn zij meer dan overwinnaars. Niets kan hen scheiden van de liefde van God die is
in Christus Jezus. Gods kinderen moeten door vele verdrukkingen ingaan in het
Koninkrijk van God. De onderdrukking is groot, de bestrijders zijn veel, de aanvechtingen
zijn hevig, maar God zal hen recht doen.
Haastelijk, staat er in vers 8. Als een dief in de nacht zal Hij komen, als een verassend
God. De Heere Jezus zegt in hoofdstuk 17 vers 24: Want gelijk de bliksem, die van het ene
einde onder de hemel bliksemt, tot het andere onder de hemel schijnt, alzo zal ook de
Zoon des mensen wezen in Zijn dag. Dus zoals de bliksem door de wolken gaat, zo
plotseling en onverwacht zal Christus komen op de wolken van de hemel. Dan zal Hij het
publiekelijk voor Zijn kinderen opnemen. Dan zal Hij voor heel de wereld Zijn
uitverkoren, gekochte, verloste en toegebrachte Kerk vrijspreken. De Vader zal hen recht
www.prekenweb.nl
6/9
Ds. D.W. Tuinier – Bidden met het oog op de wederkomst
doen. Hij zal ze vrijspreken van schuld en straf. Christus zal zeggen: Komt, gij gezegenden
Mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld.
(Matth.25:34) Dan zal God hen recht doen in Christus. Hij zal hen aanzien in Christus’
offer, in Zijn bloed. Dan ziet Hij geen zonde meer in Zijn Jakob, geen overtreding meer in
Zijn Israël. Dan zal de Borg en Zaligmaker, Sions gezalfde Koning, Zijn bruidskerk, Zijn
Vader voorstellen. Gewassen en gereinigd van al die zwarte, onreine, vuile zonden. Dan
zal Hij ze de Vader voorstellen als een bruid die Hij opgezocht heeft, die Hij gekocht en
verlost, gereinigd en geheiligd heeft als een maagd zonder vlek en zonder rimpel.
Bidden met het oog op de wederkomst. Dat bidden is noodzaak en hoofdzaak, maar het
is ook een geloofszaak. We zingen eerst Psalm 98 vers 4:
Laat al de stromen vrolijk zingen,
De handen klappen naar omhoog;
’t Gebergte, vol van vreugde, springen,
En hupp’len voor des HEEREN oog;
Hij komt, Hij komt, om d’ aard’ te richten,
De wereld in gerechtigheid;
Al ’t volk, daar ’t wreed geweld moet zwichten,
Wordt in rechtmatigheid geleid.
3. Dat bidden is een geloofszaak
We letten nu op het laatste in vers 8: Doch de Zoon des mensen, als Hij komt, zal Hij ook
geloof vinden op de aarde? De Heere Jezus legt nu direct verband tussen deze gelijkenis
en Zijn wederkomst. Het is immers: bidden met het oog op Zijn wederkomst. De Zoon
van God is de Zoon des mensen geworden, de mensen in alles gelijk geworden,
uitgenomen de zonde. Hij heeft de gestaltenis van een dienstknecht aangenomen. Hij is
gekomen is om Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen. Sions betalende Borg zal
straks in Zijn glorie, in Zijn majesteit, als Triomfator verschijnen, omdat Hij in Zijn sterven
en opstanding de dood, het graf en de hel heeft verslonden tot een eeuwige
overwinning.
Maar als Sions gezalfde Koning komt, zal Hij dan ook geloof vinden op de aarde? In het
oorspronkelijke staat: Zal Hij ook hét geloof vinden op de aarde? Zal Hij het ware geloof
vinden op de aarde, het geloof dat biddend uitziet naar Zijn komst? Zal Hij hier een
Maranathakerk ontmoeten: ‘Heere Jezus, wij verwachten die dag met een groot
verlangen, om verlost te zijn van de zonden en ten volle te genieten de beloften Gods die
in Christus Jezus ja en amen zijn’? Dat bedoelt Hij hier.
Zal de Zoon des mensen, als Hij komt, dat ware geloof vinden, dat biddend Hem
verwacht? Het geloof dat uitziet naar Zijn komst? Het geloof dat biddend op Hem leunt
en steunt en het alleen van Hem verwacht? Het geloof dat op Hem vertrouwt, op Hem
alleen? Zal Hij dan het geloof van Zijn kinderen zien, die biddend waken en wakend
bidden in het geloof? Zullen zij uitzien naar de grote trouwdag waarin zij als de bruid van
Christus de Bruidegom tegemoet zullen gaan in de lucht? Zal Hij het geloof vinden, dat
gelovig uitziet naar Zijn komst, omdat ze dan verlost worden van de driehoofdige
doodsvijand? Zullen er dan mensen zijn die er verlangend naar uitzien dat hun geloof
www.prekenweb.nl
7/9
Ds. D.W. Tuinier – Bidden met het oog op de wederkomst
over zal gaan in aanschouwen? Verlangen zij om over te gaan van de strijdende Kerk in
de triomferende Kerk? Zal Hij dan zo’n Kerk ontmoeten? Zal Hij, als Hij komt, hét geloof
op aarde vinden?
De Heere Jezus stelt hier niet de vraag of er wel geloof zal zijn op deze aarde, als Hij
komt. Er is geloof genoeg. Wie gelooft er nou niet? Kerken genoeg, godsdiensten
genoeg, historisch geloof, tijdgeloof, sensatiegeloof, wondergeloof… Degelijkheid
genoeg, rechtzinnigheid genoeg, vormendienst genoeg… Maar het gaat om het wézen.
Het gaat om het ware geloof. Het gaat om een afhankelijk leven, een biddend leven. Het
gaat om het gelovige bidden.
Zal er nog dat gelovige volharden zijn, zoals deze weduwe? Zal er nog dat roepen zijn uit
de diepte? Zijn er nog zuchters die smeken en zuchten aan de troon van Zijn genade? Zijn
er nog piepers als een zwaluw? Hoort Hij nog dat kirren als een duif, dat volharden, dat
roepen van die weduwe: Doe mij recht tegen mijn wederpartij? Of zal Gods Kerk in slaap
gedommeld zijn, met die vijf dwaze maagden? Liggen Gods kinderen misschien op het
bed van zorgeloosheid neer, net als die bruid? En de Bruidegom staat voor de deur. En
de Bruidegom maar lokken en kloppen. Terwijl zij op bed blijft liggen… zorgeloos,
biddeloos, moedeloos en wereldgelijkvormig. Wat een schuld!
Daarom spreekt Jezus deze gelijkenis uit. Altijd bidden en niet vertragen! Ontwaak, gij
die slaapt! Kinderen van God, je bent in slaap gevallen. U kunt het zo doen met wat
geweest is. Je kunt zo rusten op gronden die de ware rustgrond niet zijn. Je kunt het
zoeken bij allerlei zaligmakers, maar niet bij die énige Zaligmaker, de Heere Jezus
Christus. Je kunt Hem zo aan Zijn plaats laten. Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de
doden, en Christus zal over u lichten. (Ef.5:14)
Doch de Zoon des mensen, als Hij komt, zal Hij ook geloof vinden op de aarde? Kijk eens
om je heen. Er worden alleen maar kerken gesloopt in de grote steden. Geloof; hoe kom
je erbij? Overal ongeloof, als je om je heen ziet en in de krant leest. Maar, gemeente, dit
wil ik benadrukken: u moet niet denken dat het antwoord op deze vraag een beetje in
het luchtledige hangt. Jezus weet maar al te goed dat er nog geloof zal zijn. Maar het is
een klein kuddeke. Er is geloof bij een klein kuddeke, omdat het Vaders welbehagen is
hen dat Koninkrijk te geven. Een klein kuddeke, maar het is óók een schare die niemand
tellen kan; allebei.
Als de Heere Jezus vraagt: Zal Hij ook geloof vinden op de aarde?, moet u die vraag
verbinden aan de vorige vraag en het antwoord in vers 7 en in vers 8. Eén ding staat vast:
als Hij komt, vindt Hij geloof. Dan komt Hij Zijn Kerk ophalen, want daar staat Hij Zelf
garant voor. Hier in dit leven heeft Hij ze opgezocht, de uitverkorenen, de beminden. Hij
heeft hen van dood levend gemaakt. Hij zoekt ze op. Hij krijgt ze als loon op Zijn arbeid
uit de handen van Zijn Vader. Hij heeft ze gekocht. Hij heeft ze verlost. Hij houdt ze
staande. Hij houdt ze vast. Hij zorgt dat ze niet onder gaan in de strijd. Hij, Die het goede
werk in hen begonnen is, zal het ook in hen voleindigen tot op Zijn dag.
Wat is Gods volk gelukkig! Ze zijn arm en ellendig in zichzelf, maar ze zijn ze rijk in God!
Jonge mensen en kinderen, konden we je maar heilig verliefd maken op deze God en op
deze Zaligmaker. Ik heb het al gezegd: in deze ondergaande wereld, die spoedt naar het
einde, is er maar één volk met toekomst. Welke mensen dat zijn, lezen we in Psalm 146
vers 5: Welgelukzalig is hij, die de God van Jakob tot Zijn Hulp heeft, wiens verwachting
www.prekenweb.nl
8/9
Ds. D.W. Tuinier – Bidden met het oog op de wederkomst
op de HEERE zijn God is. Mensen die zich als een Jakob leren kennen, zijn geen beste
mensen. Leg u vandaag als een Jakob aan de voeten van de Heere neer. Dan is er
verwachting, hoor! Niet van Jakob, maar van de God van Jakob, Die de God van genade
is. Alleen om de gerechtigheid van de Zoon van Zijn welbehagen.
Hier op de aarde neemt God het voor Zijn kinderen op. Straks - we hebben het al gezegd
- op de oordeelsdag, dan zal God recht doen. Dan zal Hij afrekenen met al die rechters en
die mensen die God niet vrezen en geen mens ontzien. Dan zal Hij recht doen. Hij zal
lachen als hun vreze komt. Hij zal verheerlijkt worden in hun ondergang. Maar Hij zal ook
Zijn kinderen recht doen. Zij zullen ingaan in Zijn stad. Ze mogen wonen op de nieuwe
aarde en in de nieuwe hemel, waarin gerechtigheid woont. Daar zegeviert de
gerechtigheid van Christus. Omdat Hij hen gekocht heeft. Omdat Hij Zich voor hen
doodgeliefd heeft aan het kruis. Omdat Hij voor hen gebeden heeft. Omdat Hij voor hen
gestreden heeft. Omdat Hij Zijn leven voor hen gegeven heeft. Omdat Hij hen heeft
opgezocht en zalig heeft gemaakt. Omdat Zijn bidden altijd een volhardend bidden is. En
ze zijn begrepen in Zijn voorbede, die altijd wordt verhoord. Dat reukwerk dat in de
hemel opgaat van het offer van Christus, is aangenaam in de ogen van de Vader. Hij is
getrouw geweest tot in de dood. Zijn bidden, Zijn lijden, Zijn beloften zijn niet vertraagd,
want Hij is getrouw geweest, getrouw tot in de dood. De apostel zegt van Hem: Welke
overgeleverd is om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardigmaking. (Rom.4:25)
We gaan eindigen, gemeente. Als de Zoon des mensen komt, wie weet hoe spoedig, zal
het dan goed zijn als Hij u zal onderzoeken? Neemt u het eens mee. Bidden met het oog
op de wederkomst… Zal Hij dan geloof vinden, hét geloof van deze weduwe? Zal Hij dan
mensen ontmoeten zoals zij? Waak dan, bekeert u dan! Want de tegenpartij, de duivel,
gaat om als een briesende leeuw.
Zijn er zulke bidders als deze weduwe? Zuchters die vol blijven houden, omdat de nood
van de wereld, de nood van land en volk en kerk en staat op hun hart gebonden is?
Zuchters vooral vanwege de eigen zielennood? Schep dan moed! Hij kan en wil en zal in
nood, zelfs bij het naderen van de dood, volkomen uitkomst geven.
Amen.
Slotzang: Psalm 54:1
O God, verlos mij uit de nood,
En red door Uwe naam mijn leven;
Mijn rechtszaak zij aan U verbleven;
Och, of Uw arm mij bijstand bood!
O God, sla acht op mijn gebed;
Neig tot mijn rede gunstig d’ oren,
En wil mijn bitt’re klacht verhoren,
Zo word’ ik uit de angst gered.
www.prekenweb.nl
9/9
Download