3 PROEFSCHRIFTBESPREKING Primair diffuus grootcellig B-cel-lymfoom van het bot Primary diffuse large B-cell lymphoma of bone F.H. Heyning Samenvatting Summary Op 1 december 2011 promoveerde mw. drs. F.H. Heyning aan de Rijksuniversiteit Leiden op haar onderzoek, getiteld ‘Primary diffuse large B cell lymphoma of bone’ onder begeleiding van promotor dhr. prof. dr. P.C.W. Hogendoorn en co-promotor mw. dr. P.M. Jansen. Hieronder zijn de belangrijkste bevindingen van het onderzoek weergegeven. (Ned Tijdschr Hematol 2012;9:132-4) The first of December 2011, F.H. Heyning defended her thesis entitled ‘Primary diffuse large B cell lymphoma of bone’ at the University of Leiden under the supervision of promotor P.C.W. Hogendoorn, MD, PhD, and co-promotor P.M. Jansen, MD. The most important findings of her thesis are summarized in this report. Inleiding Primair botlymfoom is een zeldzame aandoening. De eerste keer dat deze ziekte als aparte entiteit werd erkend in de wetenschappelijke literatuur was in 1928, maar pas in 1963 werd de term botlymfoom officieel erkend. Het betreft vrijwel altijd grootcellig B-cel-non-hodgkinlymfoom. Dit subtype is het onderwerp van het beschreven proefschrift. Het onderzoekscohort is afkomstig uit het archief van de Nederlandse Commissie van Beentumoren. dan voor extranodale lymfomen. De prognostische betekenis van de indeling van grootcellig B-cel-nonhodgkinlymfoom in het geactiveerde B-celsubtype en het kiemcelfenotype, bekend sinds 2000, is inmiddels uitgebreid in de literatuur beschreven, met meestal een slechtere prognose voor het geactiveerde B-celtype. Opvallend is dat gerandomiseerde onderzoeken hierover ontbreken. In dit onderzoek is steeds gezocht naar welke prognostische factoren belangrijk zijn bij de patiënt met primair botlymfoom. Diffuus grootcellig B-cel-non-hodgkinlymfoom is een zeer heterogene groep van tumoren met sterk uiteenlopende ziektebeelden en prognoses, zelfs binnen de groep van extranodale grootcellige B-cel-nonhodgkinlymfomen. Veel onderzoek is gedaan om prognostische indicatoren te definieren om patiënten te identificeren die zwaardere behandeling nodig zullen hebben dan het standaardregime van R-CHOP. Een van de eerste risicoclassificatiesystemen was de internationale prognostische index, IPI genoemd, ontworpen in 1993. Vanwege de praktische toepasbaarheid wordt deze index nog steeds veel gebruikt, maar deze index is meer geschikt voor nodale lymfomen Achtergrond Primair diffuus grootcellig B-cel-lymfoom van het bot komt het meeste voor in de lange pijpbeenderen, het meest frequent in het bovenbeen of de bovenarm. De gemiddelde leeftijd bij presentatie is in de vijfde decade. De ziekte komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen, in een ratio van 1,8:1. Morfologisch hebben de tumoren grote centroblast-achtige cellen met multilobulaire kenmerken. De morfologische classificatie wordt vaak bemoeilijkt door mechanische schade aan het biopt, ontkalkingsprocedures en relatief weinig tumorcellen in het biopt. De opkomst Auteur: mw. drs. F.H. Heyning, internist-hematoloog, afdeling Interne Geneeskunde, Medisch Centrum Haaglanden, Postbus 411, 2260 AK, Leidschendam, tel.: 06 20 61 91 92, e-mailadres: [email protected] Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld. Trefwoorden: bot, extranodaal, grootcellig B-cel-lymfoom, immuunhistochemie Key words: bone, diffuse large B cell lymphoma, extranodal, immunohistochemistry Jaargang 9, nummer 3 - april 2012 132 PROEFSCHRIFTBESPREKING Aanwijzingen voor de praktijk 1. Primair diffuus grootcellig B-cel-lymfoom van het bot heeft, mits adequaat behandeld, een relatief gunstige prognose. 2. Dankzij de verbeterde diagnostische en therapeutische mogelijkheden is resectie van het aangedane lichaamsdeel bij de behandeling van primair diffuus grootcellig B-cel-lymfoom van het bot vrijwel overbodig geworden. 3. De prognose van primair diffuus grootcellig B-cel-lymfoom van het bot wordt tot op heden meer door klinische parameters bepaald dan door moleculair-biologische parameters. van de immuunhistochemie is van groot belang geweest in het onderscheid met bijvoorbeeld andere maligne bottumoren en benigne infecties. De radiologische kenmerken van het primair botlymfoom zijn aspecifiek. Zowel op de klassieke röntgenfoto als op de computertomografie (CT)-beelden is geen zekere diagnose mogelijk. In dit proefschrift werden de ‘magnetic resonance imaging’ (MRI)beelden van 29 botlymfoompatiënten onderzocht. In tegenstelling tot wat eerdere studies concluderen, hebben de onderzoekers geen uniform MRI-beeld kunnen vaststellen. Ook bij MRI-diagnostiek is het moeilijk om een botlymfoom te onderscheiden van een andere maligne bottumor of van een botontsteking. Het blijft dus uitermate belangrijk om in een dergelijke situatie een biopsie van het afwijkende botgedeelte te nemen. De behandeling bestaat tegenwoordig uit R-CHOP-chemokuren, vaak nog gevolgd door bestraling. Vroeger, tot eind jaren zeventig van de vorige eeuw, werd in het algemeen het aangedane lichaamsdeel geamputeerd. De prognose voor botlymfoompatiënten is in het algemeen gunstig, met een vijfjaarsoverleving van 75% voor de gehele groep en meer dan 90% voor stadium I-patiënten. Onderzoek In de eerste cohortstudie (n=61) is de kliniek en behandeling van een groot cohort patiënten beschreven, behandeld tussen 1943 en 1996, waarbij werd gevonden dat leeftijd bij presentatie en tumorsubtype de belangrijkste prognostische risicofactoren zijn. In de tweede cohortstudie (n=36) zijn verschillende Jaargang 9, nummer 3 - april 2012 133 immuunhistochemische markers, waaronder BCL-2, BCL6, CD10, p53, MUM1 en CD44, onderzocht en hun associatie van expressie op de prognose van patiënten met primair botlymfoom vastgesteld. Door technische moeilijkheden met het kalkhoudende materiaal van botlymfomen was dit type onderzoek eerder nog maar weinig gedaan. In dit onderzoek zijn geen individuele markers gevonden die een significante invloed hebben op de prognose van primair botlymfoom. Met behulp van het Hans’ algoritme werd gevonden dat ongeveer 50% van de patiënten een kiemcelfenotype heeft, een type met een meestal gunstige prognose. In de vierde studie is met een nog meer verfijnde techniek, ‘array-based comparative genomic hybridization analysis’, gezocht naar aanvullende prognostische parameters in grootcellig B-cel-non-hodgkinlymfoom. Deze studie is de eerste ‘array-CGH’-studie op botlymfomen in de wetenschappelijke literatuur beschreven. Met behulp van deze techniek zijn 9 tumoren onderzocht op het aantal genoomveranderingen dat daarin voorkomt. De meest voorkomende veranderingen waren ‘gain’ of 1q- (n=5) en 2p16.1-amplificatie (n=4). Geen van de gevonden genoomveranderingen had een statistisch significante invloed op de prognose. In dit kleine cohort kon de eerdere bevinding, dat meer dan 50% van het ‘germinal cell’-subtype is, worden bevestigd. In de laatste studie van het proefschrift is NF-κBactivatie in primair botlymfoom beschreven. NF-κB speelt een belangrijke rol in celproliferatie en -regulatie van apoptose. Bovendien wordt steeds meer bekend over de rol van NF-κB in het ontstaan van maligne lymfomen. NF-κB-activatie verloopt via 2 verschillende NEDERLANDS TIJDSCHRIFT VOOR HEMATOLOGIE mechanismen; de klassieke weg en de alternatieve weg. De klassieke activatieweg wordt vaker gevonden in tumoren van het ‘germinal center phenotype’. De alternatieve activatieweg wordt meer beschreven in tumoren van het geactiveerde B-cel-fenotype en is geassocieerd met een ongunstige prognose. In deze studie werd uitsluitend activatie van de klassieke weg gevonden. Interessant genoeg was de activatie niet beperkt tot tumoren van het kiemcentrumfenotype in dit cohort. Er is geen negatieve invloed op de prognose gevonden. Conclusie Deze studie van een zeldzaam type extranodaal lymfoom heeft een bijdrage proberen te leveren aan het ontrafelen van de heterogene groep van ziekten die onder de noemer diffuus grootcellig B-cel-nonhodgkinlymfoom wordt geschaard. Door onderzoek naar de verschillende subtypes van deze grote groep lymfomen zal uiteindelijk duidelijk worden welke gemeenschappelijke pathofysiologische mechanismen deze groep binden en welke mechanismen subtypespecifiek zijn. Een beter begrip van het ontstaan van grootcellige B-cel-lymfomen zal uiteindelijk leiden tot een betere behandeling van de patiënt met deze ziekte. De auteur stelt met plezier exemplaren van haar proefschrift ter beschikking aan belangstellenden. Ontvangen 20 januari 2012, geaccepteerd 17 maart 2012. Jaargang 9, nummer 3 - april 2012 134 3