- Scholieren.com

advertisement
Aardrijkskunde ‘’de Geo’’ Vwo 3 Hoofdstuk 3 Paragraaf 1 (3.1)
o
o
Reliëf:
-
Hooggebergte: langs de noordgrens bij de Himalaya. Hier ligt ook de Mount Everest die
8848 meter hoog is, daarom ook wel ‘het dak van de wereld’ genoemd. In het Sanskriet
(klassieke Indische taal) betekent Himalaya ‘verblijfplaats van de sneeuw’.
-
Laagvlakte: grenzen aan het berggebied in het noorden. De Indus en de Ganges
ontspringen hier in de Himalaya. Het is dichtbevolkt gebied met vruchtbaar akkerland van
het slib dat de rivieren bij overstromingen achterlaten.
-
Hoogvlakte: het midden van India, het Hoogland van Dekan. Landschap van zo’n
400 – 800 meter hoogte. De hooglakte wordt aan de westkust begrensd door bergen: de
West-Ghats.
Natuurlijke grenzen:
-
o
Moessons
-
De halfjaarlijks wisselende wind.
-
De regentijd valt in de zomer (juni, juli, augustus). 40 graden overdag is erg gewoon. Door
de hitte gaat de lucht stijgen. Het tekort boven land wordt aangevuld door lucht van zee.
Die vochtige, tropische zeewind vanaf de Indische Oceaan heet de zuidwestmoesson.
In de Indiase westkust (de West-Ghats) en in de Himalaya valt erg veel neerslag, doordat
de aanlandige wind tegen de bergen aanbotst, waardoor het dus gaat regenen.
-
o
Aan de noordkant ligt de gebergtemuur van de Himalaya.
Aan de zuidkant het water van de Indische Oceaan.
In de winter is het precies andersom. Dan waait er een noordoostenwind vanaf het
Aziatische continent richting zee. Deze aflandige wind is droog.
Dit is de noordoostmoesson.
De wet van Buijs Ballot (B43)
-
De wet van de Nederlandse Buijs Ballot gaat over de richting van de luchtstroom op aarde.
-
Hoge druk: het pakket lucht van de dampkring is in elkaar geperst en drukt relatief zwaar
op de aarde. Er is een teveel aan lucht.
Lage druk: betekent precies het tegenovergestelde. Er is een tekort aan lucht.
-
Lucht stroomt van een gebied met een teveel (hogedrukgebied of maximum) naar een
gebied meet een tekort (lagedrukgebied of minimum).
-
o
De grote windsystemen (B44)
-
Op sommige plaatsen op aarde is bijna altijd of een maximum aan luchtdruk of een
minimum.
-
Bij de evenaar is het altijd erg warm, waardoor lucht stijgt en wegstroomt. Daardoor
ontstaat er een minimum, het tropische minimum.
Bij de polen is het altijd erg koud. Door afkoeling en dalende lucht ontstaat een maximum,
het polair maximum.
-
o
Door de draaiing van de aarde krijgt de wind op he noordelijk halfrond een afwijking naar
rechts en op het zuidelijk halfrond een afwijking naar links: het corioliseffect. Let op: het
geldt alleen als je met je rug in de wind staat!
-
Bij 30 graden breedte ligt het subtropisch maximum.
Bij 60 graden breedte ligt het subpolair minimum.
-
De drie grote wind systemen zijn: de passaten, de westenwinden en de poolwinden.
Klimaatsysteem van Köppen (B51)
-
A : Tropisch regenklimaat.
B : Droog klimaat.
C : Zeeklimaat (maritiem klimaat).
D : Landklimaat (continentaal klimaat).
E : Koud klimaat.
-
Vier van die gebieden (A, C, D en E) worden onderscheiden op grond van temperatuur.
Het A-klimaat is het warmst en E-klimaat het koudst.
Het B-klimaat is een zone waar het zo droog is dat er nauwelijks iets wilt groeien. Die zone
is dus onderscheiden op grond van (het onderbreken van) neerslag.
-
-
Elk klimaat wordt weer onderverdeeld:
-
B-klimaat worden hoofdletters toegevoegd :
BW: zeer droog woestijnklimaat.
BS : iets minder droog steppeklimaat.
-
A-, C- en D-klimaat worden kleine letters toegevoegd :
f (fehlt) : droge tijd ontbreekt; neerslag in alle jaargetijden.
s (sommer) : droge tijd in de zomer.
w (winter) : droge tijd in de winter.
-
Aan het E-klimaat worden hoofdletters toegevoegd:
F : (eeuwig) sneeuw in poolgebieden.
H : (eeuwig) sneeuw in hooggebergte.
T : toendra.
o
Voorbeelden:
Een Cs-klimaat wordt een Middellandse Zeeklimaat of een mediterraan klimaat genoemd.
Een Aw-klimaat wordt een savanneklimaat genoemd.
Grenzen tussen de Köppen-klimaten (B52)
-
Zone A : tropische vegetatie met als meest kenmerkende boom de kokospalm.
Zone B : woestijnvegetatie.
Zone C : gebied met loofbomen.
Zone D : gebied met naaldbomen.
Zone E : gebied met toendra’s of eeuwig ijs.
-
Kokospalmen doen het goed zolang de temperatuur niet lager komt dan 18 graden. De
palmgrens ligt dus bij de isotherm van 18 graden in de koudste maand.
Loofbomen doen het goed zolang het niet in de koudste wintermaand elke dag harder dan
3 graden vriest. De isotherm is -3 graden in de koudste maand, de loofbomengrens dus.
Het is tegelijk de grens tussen het C- en D-klimaat.
Naaldbomen: als de temperatuur in de zomer niet boven 10 graden komt, wordt het te
koud voor naaldbomen. De isotherm is +10 graden in de warmste maand, de boomgrens.
-
-
Download