wijziging wet houdbare overheidsfinanciën

advertisement
WIJZIGING WET HOUDBARE OVERHEIDSFINANCIËN
In de week van 12 januari spreekt u met minister Dijsselbloem over het voorstel tot wijziging van de
Wet Houdbare Overheidsfinanciën (Kamerstuknummer: 33961). Wij waarderen het initiatief van het
kabinet om met dit wetsvoorstel de sanctiemogelijkheid uit de huidige wet te vervangen door een
correctie-mechanisme. Maar, de provincies, gemeenten en waterschappen zijn weinig gelukkig met de
vormgeving van dit mechanisme. Wij vragen uw aandacht voor onze bezwaren.
GEEN SANCTIES, GEEN KORTINGEN
Als decentrale overheden hebben wij een principieel bezwaar tegen de sanctiemogelijkheid uit de
huidige wet, omdat deze kan worden toegepast terwijl Nederland als lidstaat van de Europese Unie
geen sanctie uit Brussel krijgt. Wij zijn van mening dat het staatsrechtelijk onjuist is dat overheden
elkaar op grond van nationale afspraken sancties kunnen opleggen in een situatie dat ons land aan
zijn internationale verplichtingen voldoet. Met het wetsvoorstel beoogt het kabinet het huidige
sanctiemechanisme te vervangen door een correctiemechanisme. Daarom is het merkwaardig dat het
kabinet recentelijk, in afwijking van het aan de wetswijziging ten grondslag liggende ‘amendement
Koolmees - Van Hijum - Schouten’, bij Nota van Wijziging aan artikel 6 (dat als titel
‘Correctiemechanisme …’ heet) in feite heeft toegevoegd dat sancties onderdeel van de
kabinetsmaatregelen kunnen zijn. Uit de toelichting op deze wijziging blijkt dat het kabinet bij deze
sancties denkt aan ‘het opleggen van kortingen aan de decentrale overheden´. Omdat daarmee de
(financiële) sanctie van de huidige wet weer terug zou zijn en derhalve onze problemen met de
huidige wet niet opgelost worden, zijn wij van mening dat dit artikellid weer moet worden geschrapt.
Sancties en kortingen kunnen in dezen niet aan de orde zijn.
GEEN MAATREGELEN OP GROND VAN RAMINGEN
Onderdeel van het correctiemechanisme is de bevoegdheid voor het kabinet om bij AMvB
maatregelen ter verbetering van het EMU-saldo op te leggen aan de decentrale overheden. Wij zijn
het eens met de lijn uit het wetsvoorstel dat het kabinet alleen tot deze maatregelen kan besluiten als
sprake is van meerjarige overschrijding van de ruimte in het EMU-tekort door de decentrale
overheden. Omdat het zal gaan om maatregelen met grote consequenties voor de decentrale
overheden die in hun autonomie ingrijpen, zijn wij van mening dat deze alleen aan de orde kunnen
zijn als deze overschrijding blijkt uit harde realisatiecijfers. Ramingen van het CPB, die volgens artikel 6
van het wetsvoorstel ook aanleiding voor kabinets-maatregelen kunnen zijn, vormen hiervoor een te
onbetrouwbare basis.
GEEN BEPERKING VAN INVESTERINGEN
De door de Tweede Kamer aangenomen ‘motie Van Hijum’ roept het kabinet op te voorkomen dat de
Wet Hof invloed heeft op de investeringen van de decentrale overheden. De minister van Financiën
heeft enkele malen in zowel Tweede als Eerste Kamer uitgesproken dat de Wet Hof deze investeringen
niet zal beperken. Daarom gaan wij er ook vanuit dat de maatregelen die ter verbetering van het EMUsaldo zullen worden afgekondigd geen betrekking zullen hebben op de investeringen van de
decentrale overheden. In de Memorie van Toelichting wordt echter het door het kabinet opleggen van
het faseren van investeringen expliciet genoemd als mogelijk correctiemechanisme. Dit is in strijd met
de motie Van Hijum.
Download