Faculteit Rechtsgeleerdheid Academiejaar 2015-2016 Territoriale en Maritieme Aanspraken in de Zuid-Chinese Zee Een juridische analyse Masterproef van de opleiding ‘Master in de Rechten’ Ingediend door Alexander Heirwegh 01106255 Promotor Prof. dr. Ruys Commissaris Klaas Willaert Voorwoord “The sea, the great unifier, is man's only hope. Now, as never before, the old phrase has a literal meaning: we are all in the same boat.” - Jacques Yves Cousteau In deze masterproef wil ik u, als lezer, een inzicht verschaffen in wat eigenlijk het middelpunt van interstatelijke confrontatie is sinds het einde van de koude oorlog. De Zuid-Chinese Zee lijkt voor de westerse wereld een verre en exotische plek, met weinig meerwaarde of belang. Niets is echter minder waar. De laatste decennia hebben de staten rond de Zuid-Chinese Zee immers een enorme ontwikkeling gekend. Landen zoals China, Vietnam, Indonesië of de Filipijnen zijn enkele van de sterkst groeiende economieën en behoren bij de grootste spelers op de internationale markt. Bovendien navigeert meer dan de helft van de jaarlijkse commerciële scheepvaart het zeegebied. Het hoeft dan ook geen betoog dat een dispuut in deze wateren van Zuidoost Azië, een impact heeft die ver buiten haar maritieme grenzen rijkt. Deze scriptie is geschreven in het kader van mijn afstuderen aan de opleiding Rechten aan de Universiteit Gent in het jaar 2015-2016. Hoewel mijn interesse voor internationaal zeerecht reeds groot was, heb ik bij het schrijven van deze masterproef enorm veel geleerd over alle nuances en veelzijdigheden die gepaard gaan bij interstatelijke conflicten. Internationaal recht is nooit zwart of wit, ik hoop dan ook met deze masterproef een goed beeld te hebben geschetst van de verschillende grijstinten die de problematiek kleuren. Ten slotte zou ik graag mijn promotor, Prof. dr. Tom Ruys, willen bedanken, voor zijn uitstekende begeleiding tijdens het schrijven van deze scriptie. Zijn expertise en inzicht hebben een duidelijke meerwaarde betekend tijdens het onderzoek en de opstelling van dit werk. Daarnaast wil ik ook mijn ouders en vriendin bedanken voor hun steun en raad. Zonder bovenstaande personen was de realisatie van deze masterproef niet mogelijk geweest. iii Lijst Gebruikte Afkortingen PRC: Chinese Volksrepubliek (People’s Republic of China) EEZ: Exclusieve Economische Zone PLAN: People’s Liberation Army Navy ASEAN: Association of Southeast Asian Nations DOC: Declaration on the Conduct of Parties in the South China Sea LOSC: VN-Zeerechtverdrag (The Law of the Sea Convention) VS: Verenigde Staten VN: Verenigde Naties CLCS: Commissie voor de Grenzen van het Continentaal Plat IGH: Internationaal Gerechtshof PHA: Permanente Hof van Arbitrage ADIZ: Air Defense Identification Zone (Luchtdefensie Identificatiezone) ITLOS: Internationaal Hof voor het Recht van de Zee (International Tribunal on the Law of the Sea) UNEP: United Nations Environmental Project COC: Code of Conduct of the Parties in the South China Sea iv Lijst van Afbeeldingen Figuur 1 De verschillende territoriale claims in de Zuid-Chinese Zee………………….3 Figuur 2 Officiële Chinese kaart van de Zuid-Chinese Zee met de ‘Nine-Dash Line’ ..........................................................................................................19 Figuur 3 Overzicht van de Paracel-eilandengroep .................................................61 Figuur 4 Overzicht van de controle over de Spratly- eilandengroep……………………64 v Inhoudstafel Voorwoord…………… ............................................................................................................ iii Inleiding………………… ........................................................................................................... xi Opzet en structuur............................................................................................................ xiii Deel 1.................................................................................................................................. 1 Hoofdstuk 1 1.1 1.2 Situering van het conflict ........................................................................... 3 Waarom is de Zuid-Chinese Zee zo belangrijk? ............................................................. 4 Actoren in het conflict ................................................................................................... 6 1.2.1 China als aanstichter ......................................................................................... 6 1.2.2 De andere claims en ASEAN ............................................................................ 10 1.2.3 De internationale gemeenschap ..................................................................... 12 Hoofdstuk 2 Legaliteit van de maritieme claims ........................................................... 13 2.1 De Chinese ‘Nine-Dash Line’ ........................................................................................ 13 2.1.1 Maritieme grenzen volgens het VN-Zeerechtverdrag .................................... 13 2.1.2 Het Chinese Standpunt ................................................................................... 19 2.1.2.1 Geschiedenis.................................................................................... 20 2.1.2.2 Justificaties ...................................................................................... 22 Soevereiniteit over de eilanden ...................................................................... 22 Territoriale grens ............................................................................................ 25 Historische rechten ......................................................................................... 27 Historische wateren ........................................................................................ 31 2.1.3 Historische wateren in het internationaal zeerecht ....................................... 31 2.1.3.1 De doctrine van historische wateren en de ‘Nine-Dash Line’ ......... 35 2.1.4 Besluit ............................................................................................................. 41 2.2 De claims van de ASEAN landen betrokken in het conflict .......................................... 44 2.2.1 Grensafbakening en legitimiteit...................................................................... 44 De Vietnamese claim ...................................................................................... 44 De claim van Maleisië en Brunei ..................................................................... 46 De Filipijnse claim ........................................................................................... 47 2.2.2 Besluit ............................................................................................................. 49 2.3 Standpunt derde landen .............................................................................................. 50 2.3.1 De VS en hun SCS beleid ................................................................................. 50 2.3.2 Andere staten ................................................................................................. 55 vii Deel 2 ............................................................................................................................... 59 Hoofdstuk 3 De gecontesteerde eilandengroepen ....................................................... 61 3.1 3.2 3.3 3.4 De Paracel eilanden ..................................................................................................... 61 De Spratly eilanden ...................................................................................................... 64 Het regime van eilanden onder het VN-Zeerechtverdrag ........................................... 68 De verschillende territoriale claims op de eilandengroepen en hun legitimiteit ........ 72 3.4.1 Territoriale claims in het internationale recht ................................................ 72 3.4.2 Territoriale claims op de eilanden in de Zuid-Chinese Zee ............................. 76 China………………… ............................................................................................ 77 Vietnam……...................................................................................................... 78 De Filipijnen ..................................................................................................... 80 Maleisië en Brunei........................................................................................... 81 3.4.3 De Chinese ‘land reclamation policy’ .............................................................. 83 3.5 Besluit........................................................................................................................... 86 Deel 3 ............................................................................................................................... 89 Hoofdstuk 4 Oplossingswijzen voor het conflict ........................................................... 91 4.1 4.2 Conflictresolutie in het VN-Zeerechtverdrag ............................................................... 91 Arbitragezaak Filipijnen-China ..................................................................................... 94 4.2.1 Verzoek Filipijnen ............................................................................................ 94 4.2.2 Bevoegdheid van het arbitragetribunaal ........................................................ 96 4.2.2.1 Ontvankelijkheid van de zaak .......................................................... 96 4.2.2.2 Standpunt China: verwerping van het verzoek................................ 97 4.2.3 Redenering Tribunaal ...................................................................................... 99 4.2.3.1 Niet-Participatie: de Arctic Sunrise Case ....................................... 100 4.2.3.2 Bevoegdheid en ontvankelijkheid.................................................. 102 4.2.3.3 Conclusie ........................................................................................ 105 4.3 Andere manieren van conflictbeslechting ................................................................. 107 4.3.1 Bilaterale en multilaterale akkoorden .......................................................... 107 4.3.1.1 Afspraken rond het voorkomen van verdere escalatie ................. 107 4.3.1.2 ASEAN en de Declaration on the Conduct of Parties ..................... 110 4.3.2 Akkoord tot gezamenlijke exploitatie en beheer van de rijkdommen.......... 112 4.3.3 Besluit ............................................................................................................ 115 Conclusie en toekomstperspectieven ................................................................................117 Bibliografie 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. viii I Boeken (alfabetisch)........................................................................................... I Bijdragen in Tijdschriften (alfabetisch) ............................................................ III Papers & Rapporten (alfabetisch) .................................................................. XVI Actualiteit (alfabetisch) .................................................................................. XXI Officiële Documenten (chronologisch) ......................................................... XXV Rechtspraak (chronologisch) ...................................................................... XXVIII Overige (alfabetisch) ..................................................................................... XXX ix Inleiding Tumult op de Zuid-Chinese Zee 1. De Zuid-Chinese Zee is de poort tussen de Indische en Stille Oceaan. Een tropisch paradijs gevuld met eilanden, koraalriffen, zandbanken en kunstmatige militaire basissen. Of het nu de Zuid- Chinese, West- Filipijnse of Oost- Zee is, in deze masterproef dekken verschillende vlaggen dezelfde lading.1 De Zuid-Chinese Zee is tegelijk het middelpunt van de wereldhandel en een schouwspel van conflict. Voor de Oost-Aziatische landen betekent ze de maritieme snelweg voor inter- Aziatische handel en de brug naar Europa, het Midden-Oosten en de Verenigde Staten.2 Het zeegebied wekt niet enkel recent de belangstelling, reeds eeuwen bevoeren vissers en handelsboten van verschillende Aziatische dynastieën deze wateren. Talloze culturen hebben deze tropische, vaak riskante, zeestraat genavigeerd. Deze rijke geschiedenis typeert meteen ook het conflict in de Zuid-Chinese Zee. Verschillende Zuidoost-Aziatische Staten eisen immers grote delen van het zeegebied op, waardoor ze met elkaar in conflict komen. Bijna allen baseren ze zich op een historisch recht, een geschiedkundige nalatenschap, om hun aanspraken op het gebied legitimeren. Deze masterproef tracht hierover een duidelijk beeld te scheppen en het kluwen van historische elementen en hedendaagse juridische concepten te ontwarren. 2. Spanningen en incidenten zijn een aanhoudend gegeven in de Zuid-Chinese Zee sinds de Tweede Wereldoorlog. Na de Japanse overgave kenden verschillende Zuidoost-Aziatische landen een sterke bevolkingstoename en economische groei, die gepaard ging met toenemende voedsel- en 1 De Zuid-Chinese Zee: Dit is de internationaal, algemeen aanvaarde benaming voor het zeegebied. Andere omliggende Staten noemen de Zee echter naar haar geografische ligging ten opzichte van zichzelf. De Filipijnen noemen ze de West-Filipijnse Zee en Vietnam, de Oost- Zee. Al deze namen beslaan echter hetzelfde zeegebied. 2 M. HIEBERT, P. NGUYEN, en G. POLING, Perspectives on the South China Sea: Diplomatic, Legal, and Security Dimensions of the Dispute, Lanham, Rowman & Littlefield, 2014, 160p. 45. xi energievereiste. Dit gaf een nieuwe dimensie aan het Zuid-Chinese Zee conflict. China, Taiwan, Vietnam, Maleisië, Brunei en de Filipijnen wedijveren nu om olie-, gas- en visreserves die zich om en rond de eilandengroepen van de Zuid-Chinese Zee zouden bevinden.3 Terwijl China, Taiwan en Vietnam zich heer en meester achten over bijna alle eilanden in het zeegebied, zijn de andere Staten bescheidener in hun claim. Het dispuut kan dan ook worden opgedeeld in enerzijds een geschil over maritieme grenzen en de rechten die Staten op de wateren bezitten en anderzijds een geschil over territoriale soevereiniteit over de vele eilanden, die vaak niet meer dan een paar rotsen uitmaken. Beide conflicten gaven in het verleden al meermaals aanleiding tot incidenten, van de aanhouding van buitenlandse vissers tot regelrechte militaire confrontaties rond de eilandengroepen. De spanningen worden bovendien voortdurend aangewakkerd door provocerende militaire maneuvers, de bezetting van eilanden en diplomatieke aantijgingen. 3. Uit deze inleiding blijkt onmiddellijk de enorme complexiteit en veelzijdigheid van het conflict. Nationale interesses, buitenlands beleid, interne en internationale regelgeving, veiligheidskwesties en internationaal economisch belang zijn slechts een paar van de vele achterliggende elementen die het Zuid-Chinese Zee dispuut beïnvloeden. Ernst F. Schumacher verklaarde ooit: “Any intelligent fool can make things bigger, more complex, and more violent. It takes a touch of genius, and a lot of courage to move in the opposite direction” 4. De betrokken staten zullen zich dan ook moeten inspannen om het conflict hanteerbaar te maken, door gebruik te maken van internationaal aanvaarde juridische concepten en mechanismen. De vraag stelt zich echter of complexiteit en ambiguïteit geen doelstellingen zijn voor bepaalde staten, om hun dominante of onzekere positie te behouden. Er is ten slotte maar één intelligent fool nodig om een conflict te doen escaleren. 3 A. METELITSA, en J., KUPFER, “Oil and Gas Resources and Transit Issues in the South China Sea”, Asia Society Policy Institute, 2014, 6p., beschikbaar op http://asiasociety.org/files/SouthChinaSea_OilGas_brief.pdf; EIA, “South China Sea Energy Report”, U.S. Energy Information Administration, 7 februari 2013, beschikbaar op http://www.eia.gov/beta/international/regionstopics.cfm?RegionTopicID=SCS 4 E. F. SCHUMACHER, “Small is Beautiful”, The Radical Economist, Vol. 37 (5), 1973, 22. xii Opzet en structuur Opzet 4. Deze thesis heeft verder tot doel een structurele weergave te geven van de juridische knelpunten die aan de basis liggen van het conflict in de Zuid-Chinese Zee. De overlapping van de verschillende claims hebben vooral hun oorsprong in de verschillende interpretaties van het internationaal zee- en gewoonterecht die de betrokken staten hanteren. De grootste speler, China, hanteert een controversiële claim gebaseerd op historische elementen die niet altijd volledig overeenkomen met de regels die vervat zitten in het VN-zeerechtverdrag, waar de andere partijen zich vooral op steunen. De onenigheid over de soevereiniteit over de verschillende eilandengroepen maakt de zaak juridisch nog complexer. Een overzicht van de huidige standpunten van de verschillende partijen in het conflict en een kritische vergelijking met de regels en rechtspraak uit het VNZeerechtverdrag en het internationale gewoonterecht, zullen een duidelijker licht werpen op de juridische stand van zaken. Er zal worden gepoogd om relevante tekortkomingen en lacunes betreffende bepaalde regimes en bepalingen in het VN-Zeerechtverdrag een invulling te geven. De vaststelling van historische titels op maritieme gebieden en de residuele rechten van kuststaten binnen hun exclusieve economische zone zijn hier twee voorbeelden van. 5. Bovendien zal een bespreking van de verschillende juridische en/of diplomatieke wegen, die een mogelijkheid bieden om bij te dragen tot een oplossing van het conflict, aantonen welke al dan niet mogelijk of beter geschikt zijn. Vooral de unilaterale eis van de Filipijnen bij een arbitragetribunaal, waarvan de China de bevoegdheid niet erkent, verdient extra aandacht. Afbakening van het onderwerp 6. Wegens de grote complexiteit en veelzijdigheid van het onderwerp zal de thesis zich overwegend beperken tot de juridische en, in mindere mate, diplomatieke aspecten van het conflict. Er zal bijgevolg in minder uitgebreid worden stilgestaan bij historische, politieke of militaire gebeurtenissen en ontwikkelingen. Verder is ook het economisch potentieel van de Zuid-Chinese Zee xiii zeer groot en kunnen op dit vlak ook private actoren, zoals olie- en scheepvaartmaatschappijen, bij het geschil betrokken worden. Dit zou eveneens te veel afleiden van de essentie van de zaak. Ten slotte is er ook een geografische afbakening, die zich beperkt tot de werkelijke Zuid-Chinese Zee met de Spratlyen Paracel- eilandengroepen, waar verschillende ASEAN landen zich in conflict bevinden met elkaar en met China. Een analyse over het conflict in de Oost-Chinese zee, waar China zich in conflict bevindt met Japan en in zekere mate ook met Taiwan, zou opnieuw te uitgebreid zijn. Vanuit juridisch oogpunt is dit conflict tevens minder interessant om in de thesis te betrekken. Structuur 7. De structuur van dit werk bestaat uit drie delen, die er elk toe strekken een antwoord te bieden op een specifieke onderzoeksvraag. De eerste grote vraag betreft de uiteindelijke geldigheid van de Chinese maritieme grensafbakening. Een bespreking van de regels in het VN-Zeerechtverdrag over de afbakening van maritieme grenzen en een analyse van het internationaal gewoonterecht zal de conformiteit van de Chinese grenslijn aan het geldende internationaal zeerecht toetsen. Kenmerkend hiervoor is de grote interpretatietwist tussen de verschillende actoren over wat deze regels en gewoonten precies inhouden. Een grondige vergelijking van de verschillende standpunten is dan ook van groot belang. Vooral de interpretatie en legaliteit van de term ‘historische rechten’, die China veelvuldig hanteert in de verdediging van haar grensafbakening, zal worden bekeken. 8. In deel twee wordt dieper ingegaan op het juridische statuut van de verschillende eilandengroepen. Niet alleen China, maar ook andere staten in Zuid-Chinese Zee bezitten immers een territoriale claim op verschillende elementen van de Paracel- en Spratly- eilandengroepen. Een analyse van territoriale verwerving in het internationale gewoonterecht en het statuut van de geclaimde landelementen is dan ook nodig. Ten slotte wordt er ingegaan op het ‘Land Reclamation’ beleid van China, waarbij het land zijn invloed en claim verder tracht uit te breiden door het opbouwen van talrijke artificiële eilanden in het zeegebied. 9. Het laatste deel heeft minder met het geschil zelf te maken en meer met de manier waarop er tot een uiteindelijke beslechting kan worden gekomen. Bijzondere aandacht gaat hier naar de lopende arbitragezaak, opgestart door de Filipijnen tegen China. Er kunnen vragen gesteld worden bij de rechtsmacht van het arbitragetribunaal, alsook bij de legaliteit van een unilaterale vordering, waarbij de tegenpartij de arbitrage niet aanvaardt. Ten slotte wordt er ook stilgestaan bij andere mogelijke wijzen van geschilbeslechting zoals bilaterale onderhandelingen, een multilaterale gedragscode of overeenkomsten over de gezamenlijke exploitatie van de grondstoffen. xiv Deel 1 Hoofdstuk 1 Situering van het conflict Figuur 1 Kaart 1: De verschillende territoriale claims in de Zuid-Chinese Zee Bron: www.lawfareblog.com 3 1.1 Waarom is de Zuid-Chinese Zee zo belangrijk? 10. Vooraleer dieper in te gaan op het juridische aspect, moeten we eerst de globaliteit van het conflict beter bekijken. Geografisch gezien is de Zuid-Chinese Zee een semi-ingesloten zee in Zuidoost Azië die ongeveer 3,6 miljoen vierkante kilometer van de Stille Oceaan omvat. Zoals de naam reeds doet vermoeden bevindt ze zich zuidelijk van de Volksrepubliek China (hierna: China) en Taiwan, grenst ze in het Oosten aan de Filipijnen, in het zuiden aan Maleisië, Brunei en Indonesië en in het westen aan Vietnam.5 Reeds gedurende verschillende decennia contesteren de staten elkaars zeggenschap in deze wateren.6 Het strategisch belang valt immers niet te onderschatten. In zijn boek ‘Asia’s Cauldron: The South China Sea and the End of a Stable Pacific’, beschrijft Robert D. Kaplan de Zuid-Chinese Zee als “De monding van de westelijke Stille en Indische Oceaan - de massa van verbindend weefsel waar internationale zeeroutes samenvloeien”.7 Meer dan de helft van het jaarlijks handelsverkeer op zee en een derde van de wereldwijde scheepvaart doorkruist deze waterwegen in hun route van Europa en het Midden Oosten naar Oost-Azië, waardoor de Zuid-Chinese Zee gezien kan worden als tweede grootste internationale scheepvaartroute.8 De scheepvaart omvat voornamelijk grondstoffen cruciaal voor energieproductie in de Oost-Aziatische staten. China rekent bijvoorbeeld maar liefst voor 80 percent van haar productie op olieleveringen die via de ‘straat van Malakka9’ uit het Midden-Oosten ingescheept worden.10 5 B. XU, “South China Sea Tensions”, Council on Foreign Relations, 2014, http://www.cfr.org/china/south-china-sea-tensions/p29790. 6 Z. GAO, "The South China Sea: From Conflict to Cooperation." Ocean Development and International Law, Vol. 25 (3), 1994, 345360, 345.; K., HOSSAIN, "The UNCLOS and the US-China Hegemonic Competition over the South China Sea", Journal of East Asia and International Law, Vol. 6 (1), 2013, 107-134. 7 R. D. KAPLAN, Asia's Cauldron: The South China Sea and the End of a Stable Pacific, New York, US, Random House Usa Inc., 2014, 256p., 3-4 8 J.P. ROWAN, ”The U.S.-Japan Security Alliance, ASEAN, and the South China Sea Dispute”, Asian Survey, 45 (3), 2005, 414–436. Op http://doi.org/10.1525/as.2005.45.3.414 9 De Straat van Malakka: gelegen tussen het Maleisisch schiereiland en het Indonesische eiland Sumatra, de Straat van Mallaka is een enge waterweg die de het westelijke deel van de Indische Oceaan en de Zuid-Chinese verbindt. Economisch gezien is het één van de belangrijkste waterwegen aangezien het de belangrijkste verbinding tussen de Indische en Stille Oceaan uitmaakt. Ongeveer een kwart van alle olie die internationaal verscheept wordt moet deze waterweg doorkruisen en vele Oost-Aziatische staten zijn bijna geheel afhankelijk van het scheepsverkeer dat hierlangs de Zuid-Chinese Zee binnenvaart, waardoor het strategisch belang van de straat voor deze landen primordiaal is. Dit internationaal belang zorgt niet alleen voor interstatelijke spanningen maar zorgt er ook voor dat de Straat van Mallaka een bijzonder aantrekkelijk doelwit is voor lokale en georganiseerde piraterij in het gebied. Als gevolg komen niet enkel de economische maar ook de veiligheidsbelangen van de Zuid-Oost Aziatische staten onder druk te staan. 10 Z. ZHANG. “China's energy security, the Malacca dilemma and responses”. Energy Policy, Vol. 39 (12), 2011, 7612-7615, http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0301421511007221.; LANTEIGNE, M., “China's Maritime Security and the “Malacca Dilemma”. Asian Security, Vol. 4 (2), 2008, 143-161. 4 11. Niet alleen internationale doorvaart en dependentie van Oost-Aziatische staten definiëren het belang van het zeegebied. Recente onderzoeken en data-evaluaties menen grote potentiële olie-en gasreserves in de gebieden van de verschillende eilandenketens te hebben ontdekt.11 Chinese schattingen geven aan dat de potentiële oliereserves voor de hele Zuid-Chinese Zee zouden kunnen oplopen tot 125 miljard vaten.12 Deze cijfers overschaduwen die van andere organisaties en staten, zoals het US Department of Energy die de reserves eerder op 11 miljard vaten schat.13 Aangezien er nog geen effectieve proefboringen ondernomen zijn is er nog geen zekerheid over hun precieze omvang. Een consensus over het potentieel is er nagenoeg wel. Bovendien vermoedt men dat er naast olie zich ook een zeer grote oppervlakte aan potentiële nieuwe gasreserves onder de zeebodem bevindt.14 Voor de Oost-Aziatische landen en vooral voor China betekent het ontginnen van deze potentiële bronnen een al dan niet gedeeltelijke oplossing voor hun zogenaamd ‘Malacca Dilemma’, verwijzend naar hun grote afhankelijkheid van de smalle en kwetsbare zeestraat voor het overgrote deel van hun energiebehoefte aangevoerd uit het Midden Oosten.15 Het grootste deel van de oliereserves zouden zich bevinden onder en rond de Spratley en Paracel eilandketens16 waardoor de territoriale disputen over deze, meestal enorm kleine, eilanden voor vele Oost-Aziatische landen een cruciale factor is in het conflict. Deze disputen zullen in een later deel van deze thesis verder worden besproken. 12. Ten slotte kent het gebied ook een grote rijkdom aan visreserves en andere natuurlijke grondstoffen zoals koolwaterstof. Voor Zuidoost Azië is vissen één van de belangrijkste 11 L. SHU-YUAN, en J., WANG, “U.S. report details rich resources in South China Sea”, Focus Taiwan, 9 februari 2009, https://web.archive.org/web/20130213111846/http://focustaiwan.tw/ShowNews/WebNews_Detail.aspx?ID=201302090013&Typ e=aIPL. 12 D. TWEED. “What Do Weak Oil Prices Mean for the South China Sea?”, Bloomberg Businessweek, New York, 20 januari, 2015, http://www.bloomberg.com/news/articles/2015-01-20/all-about-the-base-oil-drop-won-t-stop-china-in-south-china-sea. 13U.S. Department of Energy, “South China Sea Region,” Country Analysis Briefs, 7 februari, 2013, https://www.eia.gov/beta/international/regions-topics.cfm?RegionTopicID=SCS. 14 N.N. TRUNG., “The gas hydrate potential in the South China Sea”, Journal of Petroleum Science and Engineering, 88-89, 2012, 4147. 15 M. LANGTEIGNE, “China’s Maritime Security and the “Malacca Dilemma”, Asian Security, Vol. 4 (2), 2008, 1-19. 16 Spratley en Paracel eilanden: (zie supra figuur 1): Beide eilandketens bevinden zich ten zuiden van China en tussen Vietnam en de Filipijnen. Beide eilandengroepen behoren tot de belangrijkste archipels in de Zuid-Chinese Zee. Ze bestaan uit een zeer groot aantal kleine (tot zeer kleine) eilanden verspreid over een zeer grote oppervlakte. De Spratley eilanden bijvoorbeeld bestaan in totaal uit 4km2 land verspreid over meer dan 425 duizend km2 zee en omvatten ongeveer 750 eilanden en riffen. De Paracel eilandengroep bestaat ongeveer uit 130 kleine koraaleilanden en riffen met een totale oppervlakte van 7,5 km 2 verdeeld over een gebied van 15 duizend km2. Beide eilandengroepen hebben nagenoeg geen burgerlijke nederzettingen en bebouwingen die er zich bevinden zijn grotendeels van militaire aard. Ze worden beiden hevig gecontesteerd omwille van potentiële gas-en oliereserves, grote visreserves en potentieel voor uitbreiding van het continentaal plat van de staten. 5 ondernemingen en voorziet het in de belangrijkste bron van voedsel voor zijn inwoners. Bijna 1,5 miljard mensen wonen aan de kust van de Zuid-Chinese zee en allen rekenen ze op de visvangst voor voedsel en inkomen.17 De uitputting van de visreserves waar men nu mee geconfronteerd wordt brengt niet alleen catastrofale gevolgen mee voor de bevolking van Zuidoost Azië maar ook voor de lokale economieën die vaak afhankelijk zijn van de export van hun vangst. De aantasting van de reserves is grotendeels het gevolg van ongereguleerde en vaak illegale visvangst rond de gecontesteerde Paracel en Spratly eilandengroepen.18 Controle en regulering over deze archipels blijkt dan ook weer in dit opzicht van zeer groot belang. 13. Ook de aanwezigheid van minerale grondstoffen in het water kan voor vele Oost-Aziatische landen een economische stimulans opleveren die hen helpt hun economieën verder te ontwikkelen en minder afhankelijk te zijn van import uit de rest van de wereld.19 De Paracel eilanden bevatten bijvoorbeeld grote afzettingen fosforiet, een belangrijk bestanddeel voor meststoffen en bijgevolg zeer belangrijk voor de sterk toenemende Aziatische landbouw.20 Ook andere waardevolle mineralen, zoals tin, zouden zich in de bodem van de Zuid-Chinese Zee bevinden. Het economisch potentieel van Offshore-mijnbouw in het gebied valt derhalve niet te onderschatten. Al deze significante belangen: internationale doorvaart, potentiële olie en gasreserves, visreserves en andere natuurlijke rijkdommen maken van de Zuid-Chinese Zee een economisch en politiek toneel waar de ogen van de wereld op zijn gericht. Er zijn dan ook veel meer belangen bij het conflict gemoeid dan enkel diegene van de kuststaten met samenvallende aanspraken op de wateren en eilandengroepen in de Zuid-Chinese Zee. 1.2 Actoren in het conflict 1.2.1 14. China als aanstichter De Chinese Staat vierde zijn zeilen al gedurende een paar duizend jaar in de Zuid-Chinese Zee. Bepaalde archeologische ontdekkingen en bronnen duidden op maritieme activiteiten die teruggingen 17 B. XU, “South China Sea Tensions”, supra 4, noot 5. E. PEJSOVA, “The South China Sea’s commons: behind and beyond sovereignty disputes”, ISS Issue Alerts, Vol. 30, 2014. 19 C. STOCK. "The Underlying Economics of the South China Sea Conflict" University of Baltimore Journal of International Law, Vol. 3, 2014-2015, 139-144. 20 S. RITTERBUSH, "Marine Resources and the Potential for Conflict in the South China Sea." Fletcher Forum, Vol. 2 (1), 1978, 64-85. 18 6 tot de Han Dynastie (206 v. Chr. – 220 na Chr.).21 China was eeuwenlang de dominante speler in Zuidoost Azië, zowel ter land als op zee. In de koloniale periode echter slonk die macht sterk en kregen andere maritieme machten zoals Groot-Brittannië en Japan een voet aan grond (of beter zee) in de regio. Deze periode werd gekenmerkt door verlies van gebied en invloed. Aan de Britten bij de overdracht van Hong Kong na de eerste Opiumoorlog in 184222 en aan Japan na hun nederlagen in de Sino-Japanse oorlogen23. Het land verloor zijn invloed in de Zuid-Chinese Zee en moest de duimen leggen voor andere grootmachten. Nadien, volgend op de stichting van de Chinese Volksrepubliek en de hervormingen van 1979 ontstond er een economische proliferatie en heroverde het land zijn positie in de wereldtop als de op één na grootste economie.24 De Chinese claims in de Zuid-Chinese Zee reflecteren die mentaliteit van machtsherstel in de regio. De mening van Peking is dat ze opnieuw controle willen herstellen over de gebieden en eilanden in de regio waar ze daartoe in het verleden te zwak voor waren.25 15. Op 7 juni 1996 is China bovendien officieel toegetreden tot het VN-Zeerechtverdrag met het gevolg dat de rechtsregels en afspraken in dit verdrag ook op hen van toepassing zijn.26 Alvorens te ratificeren echter heeft het land verklaard zich te beroepen op de facultatieve exceptie in het verdrag, op grond van artikel 298, waardoor de verplichte procedures die resulteren in een bindende beslissing, voorgeschreven door het Verdrag in deel XV, niet op hen toepasselijk zijn.27 De exceptie geldt evenwel enkel voor dergelijke procedures met betrekking tot de afbakening van zeegrenzen of betreffende historische baaien of titels.28 Bovendien verklaarden ze ook hun soevereiniteit te herbevestigen over alle archipels en eilanden conform artikel 2 van de Wet van de Volksrepubliek China over de Territoriale 21 A. SCHOTTENHAMMER, “The “China Seas” in world history: A general outline of the role of Chinese and East Asian maritime space from its origins to c. 1800”, Journal of Marine and Island Cultures, Vol. 1 (2), 2012, 63-86. 22 S. K. SAMUELS, "China's Pacific Policy: Reconciling the Irreconcilable" International Journal, Vol. 50 (3), 1994-1995, 461-487. 23 W. B., HELFIN, "Diayou/Senkaku Islands Dispute: Japan and China, Oceans Apart" Asian-Pacific Law & Policy Journal, Vol. 1 (2), 2000, 1-22. 24 P.K. HENG, “The 'ASEAN Way” and regional security cooperation in the South China Sea." Robert Schuman Centre for Advanced Studies Research Paper, 2014/121, 2014. 25 H.W. FRENCH, “What’s behind Beijing’s drive to control the South China Sea?”, The Guardian, London, 28 juli 2015, http://www.theguardian.com/world/2015/jul/28/whats-behind-beijings-drive-control-south-china-sea-hainan. 26 United Nations Convention on the Law of the Sea, Montego Bay 1982, 16 november 1994, United Nations Treaty Collection, n° 31363, Participant list, https://treaties.un.org/pages/ViewDetailsIII.aspx?src=TREATY&mtdsg_no=XXI-6&chapter=21&Temp =mtdsg3&lang=en. 27 Art. 298 United Nations Convention on the Law of the Sea, VN-Zeerechtverdrag, 10 december 1982, United Nations Treaty Series, vol. 1833-1835, 31363. 28 Ibid. 7 Zee en de Aansluitende Zone van 25 februari 199229. In deze wet verzekert China dan ook dat de Spratly- en Paracel-eilanden onbetwistbaar tot hun grondgebied behoren. Om hun claim extra kracht bij te zetten heeft het land geleidelijk aan meer en meer militaire aanwezigheid in het gebied verzekerd. Dit door militaire oefeningen door de Chinese marine, het bouwen van basissen en vliegvelden op eigen artificiële eilanden en recent ook door het plaatsen van luchtafweerraketten op Woody Island30. De laatste jaren echter heeft Peking zijn harde diplomatieke beleid, dat gebaseerd was op militair machtsvertoon, meer op de achtergrond geplaatst en gekozen voor een zachtere aanpak. Dit door het uitzenden van paramilitaire schepen31 gelinkt aan verschillende Chinese bureaucratieën zoals de kustwacht en douane.32 Deze tactiek, ook wel de ‘small stick diplomacy’ genoemd, zou het risico op een militaire confrontatie aanzienlijk verkleinen terwijl het tegelijkertijd de Chinese claim van soevereiniteit over de regio zou versterken.33 Aangevuld met oorlogsschepen van de Marine van het Chinese Bevrijdingsleger (People’s Liberation Army Navy, hierna: PLAN) en zelfs private vissersschepen, probeert de Chinese marine via deze weg een aanwezigheid te creëren in de Zuid-Chinese zee die hun claim op de wateren verder kan legitimeren.34 16. Eén van de vermoedelijke strategieën die ze daarvoor hanteren is het uitzenden van Chinese vissersboten naar de Exclusieve Economische Zone (EEZ) van andere rivaliserende staten. Door daar hun netten uit te zwaaien contesteren ze vastgestelde zones van die staten. China wacht dan op een reactie en stuurt “visserij-patrouilleschepen” om hun eigen schepen te beschermen en die van de 29 Art. 2, Law of the People's Republic of China Concerning the Territorial Sea and the Contiguous Zone, 25 februari , 1992, http://www.asianlii.org/cn/legis/cen/laws/lotprocottsatcz739/. 30 J. BENDER, “Beijing is completely dominating the South China Sea”, Business Insider UK, Londen, 18 februari 2016, http://uk.businessinsider.com/beijing-is-dominating-the-south-china-sea-2016-2?r=US&IR=T. Woody Island: Het grootste eiland van de Paracel-eilandengroep dat zich momenteel onder de effectieve controle van China bevindt maar ook geclaimd wordt door zowel Taiwan als Vietnam. 31 Paramilitaire schepen: Deze schepen, die niet onder de marine van het Chinese Bevrijdingsleger (PLAN) ressorteren, worden ook wel de “Vijf Draken” genoemd. Ze ressorteren onder vijf administraties (Marine Surveillance, Fisheries Law Enforcement Command, Maritime Safety Administration, Maritime Coast Guard en Maritime Customs) van de Chinese uitvoerende macht. Deze paramilitaire schepen patrouillen de Zuid-Chinese Zee als manier tot handhaven van de soevereiniteit over de regio. 32 H. YUKINORI, “South China Sea Disputes and Sino-ASEAN relations: China's Maritime Strategy and Possibility of Conflict Management”, Quarterly Journal of Chinese Studies, Vol. 3 (1), 2014, 10-25. 33 I. STOREY, “The South China Sea Dispute: How Geopolitics Impedes Dispute Resolution and Conflict Management”, FLACSO-ISA, Buenos Aires, 25 juli 2014, 8.; J., HOLMES, “China’s New Normal in the South China Sea”, China-US Focus, 4 juli 2013, http://www.chinausfocus.com/foreign-policy/chinasnew-normal-in-the-south-china-sea/. 34 T. YOSHIHARA, “War By Other Means: China’s Political Uses of Seapower”, The Diplomat, 26 september 2012, http://thediplomat.com/2012/09/war-by-other-means-chinas-political-uses-of-seapower/1/. 8 andere rivaliserende landen te inspecteren, weg te jagen of zelfs te arresteren.35 Dit terwijl Peking zelf sinds 1999 een jaarlijks “visserij-verbod” heeft ingesteld tussen de maanden mei en augustus om “de duurzame ontwikkeling van de visserijsector in de Zuid-Chinese Zee te bevorderen en de bescherming van de fundamentele belangen van de vissers te waarborgen”, volgens het Chinese nieuwsagentschap Xinhua.36 Dit jaarlijks verbod wordt sterk bekritiseerd door de andere omliggende landen, in het bijzonder door Vietnam die weigert de legaliteit er van te erkennen vooral nu het verbod werd uitgebreid naar de Golf van Tonkin, waar sinds 2000 een akkoord werd gevestigd over visserij en grensafbakening.37 Bovendien zijn er meldingen van Chinese vissersschepen die moedwillig koraalriffen in Filipijnse territoriale wateren vernietigen om gigantische oesterschelpen van de bodem te stropen. Wanneer, in 2014, negen stropers hiervoor door de Filipijnen werden gearresteerd volgde een kwade reactie van China, waarin ze de vrijlating van de vissers bevolen en de arrestatie afkondigden als een ernstige schending van hun soevereiniteit binnen de Chinese wateren.38 Uit dergelijke disputen blijkt meteen ook dat het conflict niet enkel een politieke en economische impact heeft maar tegelijkertijd ook ecologisch zware gevolgen heeft. Riffen en ecosystemen worden niet enkel vernietigd door vissers en stropers maar ook door het bouwen van artificiële eilanden op bestaande koraalriffen of zandbanken.39 Sinds 2012 zouden er al minstens 28 riffen vernietigd zijn door het baggeren en opspuiten van deze kunstmatige eilanden, niet enkel door China maar in kleinere schaal ook door Vietnam en Taiwan.40 17. Uit het feit dat China zich in de laatste decennia hersteld heeft als supermacht in Zuidoost Azië en vanuit hun perspectief als historisch gerechtigde heerser over de wateren van de Zuid-Chinese Zee lijkt een verdere escalatie van het conflict niet onrealistisch. De overgang van een compleet militair machtsvertoon naar een “small stick diplomacy” heeft ondanks de achterliggende bedoelingen niet 35 Z. GAO, en J. BING BING, “The Nine-Dash Line in the South China Sea: History, Status and Implications”, The American Journal of International Law, Vol. 107 (1), januari 2013, 99-124; BUSZYNSKI, L., “The South China Sea: Oil, Maritime Claims, and U.S.—China Strategic Rivalry”, The Washington Quarterly, Vol. 35 (2), 2012, 139-156. 36 V. MACIKENAITE, “The Implications of China’s Fisheries Industry Regulation and Development for the South China Sea Dispute”, Keio University, 2014, 216-236. 37 H. NGUYEN en S.L. WEE, “Vietnam opposes Chinese fishing ban in disputed sea”, Reuters, Hanoi, 18 mei 2015, http://www.reuters.com/article/us-vietnam-china-fish-idUSKBN0O20PF20150518. 38 R. WINGFIELD-HAYES, “Why are Chinese fishermen destroying coral reefs in the South China Sea?”, BBC News Magazine, London, 15 december 2015, http://www.bbc.com/news/magazine-35106631. 39 T.P. HUGHES, H. HUANG, en M.A.L. YOUNG, “The Wicked Problem of China's Disappearing Coral Reefs”, Conservation Biology, Vol. 27 (2), april 2013, 261-269.; TIEZZI, S., “The Environmental Cost of China’s South China Sea Construction”, The Diplomat, Tokyo, 18 september 2015, http://thediplomat.com/2015/09/the-environmental-cost-of-chinas-south-china-sea-construction/. 40 S. VAN SANT, “Marine Biologists: Artificial Islands Devastating South China Sea Ecosystems”, VOA News, Washington, D.C., 28 januari 2016, http://www.voanews.com/content/south-china-sea-island-building-environmental-damage/3166256.html. 9 geleid tot een bedaren van de gemoederen.41 Interventies door paramilitaire schepen, provocaties door zowel diplomatieke als regulerende acties en militaire aanwezigheid zorgen nog steeds voor conflicten tussen China en de andere staten met een concurrerende claim op de eilanden en zeegebieden.42 1.2.2 18. De andere claims en ASEAN Buiten China zijn nog zes andere Zuidoost Aziatische landen bij het conflict betrokken, namelijk: Brunei, de Filipijnen, Maleisië, Vietnam, Taiwan43 en Japan. Enkel de twee laatsten maken geen deel uit van de Association of Southeast Asian Nations (hierna: ASEAN).44 Deze politieke en economische internationale organisatie werd gesticht in 1967 tussen verschillende Zuidoost Aziatische landen en heeft als doel economische groei, sociale vooruitgang en socioculturele evolutie te stimuleren tussen de leden. Een tweede en in deze context belangrijkste doel is de bescherming van regionale stabiliteit en mogelijkheden voor lidstaten om hun geschillen vreedzaam op te lossen.45 Hoewel de staten zich onder deze organisatie verenigd hebben, lijken hun standpunten ten opzichte van hun grenzen binnen de Zuid-Chinese Zee niet enkel te conflicteren met die van China maar ook onderling. Brunei claimt bijvoorbeeld een exclusieve economische zone (hierna: EEZ) en een natuurlijke verlenging van hun continentaal plat in het zuiden van de Zuid-Chinese Zee, bovendien claimen ze ook soevereiniteit over het Louisa Rif in de Spratly-eilandengroep. Hierbij conflicteert hun claim met die van Maleisië, die ook aanspraken op het rif maakt. De Maleise claim op het zuidelijk deel van de Spratly-eilanden overlapt dan weer met die van de Filipijnen, die zich bijna geheel de eilandengroep toe-eigent. Naast China bestaat de grootste aanspraak uit die van Vietnam. Zij eisen de soevereiniteit op van de gehele Paracel- 41 B.S. GLASER. Armed Clash in the South China Sea, Council on Foreign Relations, New York, 2012, 6p., 1-2. The Economist Intelligence Unit, Global Forecasting Service, “Chinese expansionism prompts a clash of arms in the South China Sea”, The Economist, 19 februari 2016, https://gfs.eiu.com/Article.aspx?articleType=gr&articleid=2858. 43 Aangezien tot 1949 China en Taiwan beiden de Chinese Republiek uitmaakten en de eerste referenties naar de ‘Nine-Dash Line’ zich reeds voor deze datum veruitwendigden, ligt de claim van beide landen in de Zuid-Chinese Zee nagenoeg gelijk. Na 1949 ontstond de Volksrepubliek China op het vasteland en werd het eiland Taiwan door deze Staat als een soort ‘afvallige provincie’ onder het grondgebied gebracht. Onder het ‘één-China’ principe is het eiland bijgevolg nooit erkend als aparte Staat door de Chinese Volksrepubliek, deze mening wordt bovendien gedeeld door het overgrote deel van de internationale gemeenschap. Taiwan zelf beschouwt zichzelf als een aparte soevereine Staat (de Republiek China) met een eigen diplomatieke en internationale vertegenwoordiging. Als gevolg van deze situatie hebben beide actoren een nagenoeg gelijklopende claim in de Zuid-Chinese Zee, waarbij justificaties en verklaringen van Taiwan, die soms van die van het vasteland verschillen (zie: ROC SCS Policy Guidelines), vooral naar de achtergrond verdwijnen door de overgrote aanwezigheid van de Volksrepubliek China in het gebied. 44 Singapore Declaration on the ASEAN Charter, Singapore, 13 juni 2012, 13th ASEAN SUMMIT 45 ASEAN Declaration, Bangkok, 8 augustus 1967, http://www.asean.org/the-asean-declaration-bangkok-declaration-bangkok-8august-1967/. 42 10 en Spratly- eilandengroepen, waardoor ze hiermee in aanvaring komen met niet alleen China en Taiwan maar ook met Brunei, Maleisië en de Filipijnen.46 19. Al deze interne conflicten hebben er toe geleid dat er niet alleen met China maar ook onderling een noodzaak was tot het maken van afspraken rond optreden in de Zuid-Chinese Zee. Deze kwam er in 1992 binnen de ASEAN in de vorm van de ‘ASEAN Declaration on the South China Sea’47. Hiermee werd een eerste stap gezet naar regionale samenwerking in de Zuid-Chinese Zee. Aangezien China, als één van de belangrijkste partijen, nog niet betrokken was bij de verklaring, werd in 2002 binnen het regionaal forum van de ASEAN de ‘Declaration on the Conduct of Parties in the South China Sea’ 48 (hierna ‘DOC’) afgesloten tussen China en de ASEAN lidstaten. In deze verklaring bevestigen de staten hun inzet voor de doelen en principes van verschillende internationale verdragen en principes van internationaal recht, zoals het VN-Zeerechtverdrag en het Verdrag voor Vriendschappelijkheid en Samenwerking in Zuidoost Azië.49 Hierbij hebben de betrokken staten het obstakel, om een algemene gedragscode voor de Zuid-Chinese Zee vast te stellen, overwonnen. Waarbij de bedoeling centraal staat om de dreiging op een militair conflict te doen afnemen. Dit door partijen de plicht op te leggen om de vrede en stabiliteit in de regio te bevorderen en samen te werken, op basis van consensus, naar de uiteindelijke oplossing van het conflict. In hoeverre deze verklaring echter een reële impact heeft op het effectief voorkomen van escalatie van het conflict of zelfs het komen tot een oplossing ervan zal de toekomst nog verder moeten uitwijzen. 20. Het feit dat de DOC geen juridisch instrument is en technisch gezien dus geen bindende kracht heeft voor de partijen maakt dit nogal onwaarschijnlijk.50 De tekst van het instrument bevat bovendien geen effectieve waarborgen voor de controle en implementatie van de gedragsregels, waardoor vele staten geen incentive hebben om er zich aan te houden.51 Ook het feit dat door de ‘één-China 46 N.H. THAO, en R. AMER, "A New Legal Arrangement for the South China Sea", Ocean Development and International Law, Vol. 40 (4), 2009, 333-349.; Z. GAO, "The South China Sea: From Conflict to Cooperation" Ocean Development and International Law, Vol. 25 (3), 1994, 345-360. 47 ASEAN Declaration on the South China Sea, Manila, 22 juli 1992, http://www.aseansec.org/1196.htm. 48Declaration on the Conduct of Parties in the South China Sea, Phnom Penh, 4 november 2002, http://www.aseansec.org/13163.htm. 49 N.G. THAO, "The 2002 Declaration on the Conduct of Parties in the South China Sea: A Note", Ocean Development and International Law, Vol. 34 (3-4), 2003, 279-286. 50 C. HSIU, “Why “Code of Conduct” failed? China and ASEAN in South China Sea dispute ”, National Chengchi Universtiy, Taipei, Taiwan, WISC, 2011. 51 M. LI, “Managing Security in the South China Sea: From DOC to COC”, Kyoto Review of Southeast Asia, CSEAS, Vol. 15, maart 2014, http://kyotoreview.org/issue-15/managing-security-in-the-south-china-sea-from-doc-to-coc/. 11 politiek’52, Taiwan volledig buiten het akkoord is gehouden, verzwakt de relevantie van de Verklaring.53 Gelet op deze tekortkomingen en de toenemende druk in het gebied, lijkt het belangrijk om in de nabije toekomst te evolueren naar een meer bindende ‘Code of Conduct’ tussen ASEAN, Taiwan en China.54 1.2.3 21. De internationale gemeenschap Na het bekijken van het strategisch belang en de spanningen en conflicten die zich in de regio voordoen, lijkt het dan ook niet verrassend dat de ogen van de hele wereld op de Zuid-Chinese Zee gericht zijn. De instabiliteit in de regio heeft immers niet alleen gevolgen voor de economieën van Zuidoost Azië maar beïnvloedt de hele internationale handel.55 Vanuit dit oogpunt zijn verschillende staten, die in principe geen claim hebben op territoria in de Zuid-Chinese Zee, zich gaan mengen in het conflict. Eén van de meest prominente spelers hierbij zijn de Verenigde Staten (hierna: VS). Hun interesses liggen zowel in het geografische, militaire als juridische belang van stabiliteit in de regio.56 Geografisch gezien rekent de VS sterk op commerciële scheepvaart die via de Straat van Taiwan vanuit de Zuid-Chinese Zee hun westkust bereikt. Het beleid gericht op Azië en de Stille Oceaan wordt dan ook sterk beïnvloedt door de nationale interesses in de Zuid-Chinese Zee. 22. Verder ontstond er een soort machtsvacuüm in de regio na het terugtrekken van de Amerikaanse oorlogsvloot na Wereldoorlog Twee, dat grotendeels werd opgevuld door China.57 De VS heeft immers verschillende jaren een soort van ‘inperkingsbeleid’ gevoerd ten opzichte van China. Hiermee wilden ze hun sterke machtstoename uitstellen, terwijl ze die van zichzelf probeerden te 52 Zie voetnoot 43 op p. 10 voor een verklaring van dit ‘één-China principe’. C. CHANG, “Examining the Flaws of a South China Sea Code of Conduct”, The Diplomat, 20 oktober 2015, http://thediplomat.com/2015/10/examining-the-flaws-of-the-south-china-sea-code-of-conduct/. 54 K. KITTICHAISAREE, "A Code of Conduct for Human and Regional Security around the South China Sea" Ocean Development and International Law, Vol. 32 (2), 2001, 131-148 ; R., SEVERINO, “A Code of Conduct for the South China Sea?”, Pacific Forum CSIS, PacNet 45A, 17 augustus 2012, http://csis.org/files/publication/Pac1245A.pdf. 55 M. CASTAN, "Adrift in the South China Sea: International Dispute Resolution and the Spratly Islands Conflict", Asia Pacific Law Review, Vol. 6 (1), 1998, 93-108. 56 K. HOSSAIN, "The UNCLOS and the US-China Hegemonic Competition over the South China Sea" Journal of East Asia and International Law, Vol. 6 (1), 2013, 107-134. 57 Y. WANG, “Rethinking the South China Sea Issues; A Perspective of Sino-U.S. Relations”, Pacific Focus, 21 (1), 2006, 105-135. 53 12 beschermen.58 Bovendien creëert een bondgenootschap met de Filipijnen ook juridische verplichtingen voor de VS om te reageren op een aanval tegen het territorium van het land, dit op grond van de ‘US-Philippines Mutual Defense Treaty’ van 195159. Ten slotte heeft de VS ook op juridisch vlak belang bij het dispuut. Het land is namelijk voorstander van de vrijheid van navigatie op zee zoals bepaald in het VN-Zeerechtverdrag, ook al hebben ze zelf het verdrag nooit geratificeerd. De VS contesteert de soevereiniteitsaanspraken van China op grote delen van de Zuid-Chinese Zee en reserveert zich het recht op het uitvoeren van militaire oefeningen binnen de exclusieve economische zone van andere kuststaten.60 In een later deel van deze thesis zal hier verder worden op ingegaan.61 Hoofdstuk 2 Legaliteit van de maritieme claims 2.1 De Chinese ‘Nine-Dash Line’ 2.1.1 23. Maritieme grenzen volgens het VN-Zeerechtverdrag Alvorens in te gaan op de legaliteit van de Chinese claim binnen de Zuid-Chinese Zee is het aangewezen om eerst de theoretische achtergrond en internationale consensus rond territoriale grensafbakening op zee te behandelen. Het alsmaar toenemende gebruik van de oceanen maakt een juridisch kader van internationale regelgeving noodzakelijk rond de toepassing en de exploitatie ervan. 58 T. CHRISTENSEN, “China, the U.S.–Japan Alliance, and the Security Dilemma in East Asia,” International Security 23, Spring 1999, 49–80.; Y. DENG, “Hegemon on the Offensive: Chinese Perspectives on U.S. Global Strategy.”, Political Science Quarterly, vol. 116 (3), 343–365. 59 Mutual Defense Treaty Between the United States and the Republic of the Philippines, General Foreign Policy Series 117, Washington D.C., 30 augustus, 1951. 60 Y.H. SONG, "Sovereignty and Maritime Disputes in the South China Sea: Potential Conflicts between China and the United States", China Oceans Law Review, Vol. 16, 2012,112-154. 61 Zie randnummers: 72-79. 13 In deze context is binnen de Verenigde Naties (hierna: VN) in 1982 het VN-Zeerechtverdrag62 ontstaan. Het verdrag, In werking getreden in 1994 en inmiddels door 167 landen geratificeerd, regelt ten eerste de ruimtelijke verdeling van de oceanen in verschillende zones met elk hun eigen regime. Ten tweede bevat het ook regels rond de internationale samenwerking die noodzakelijk is voor de instandhouding van biologische diversiteit en rijkdommen in de zee en om de vervuiling ervan tegen te gaan.63 24. Belangrijk in de context van het conflict is dat alle aanspraak makende staten partij zijn bij het verdrag. In het conflict heeft enkel de VS, die wel aanwezig was bij de conferenties ervoor, het verdrag nooit geratificeerd.64 Wel heeft het land zich steeds opgeworpen als voorstander van de belangrijkste principes in het Verdrag, zoals de vrijheid van navigatie.65 Ze erkennen het Verdrag dan ook grotendeels als een weergave van het geldende internationale gewoonterecht op zee. Het intreden van het VN-Zeerechtverdrag bracht een aantal belangrijke veranderingen en nieuwe concepten met zich mee voor het internationaal zeerecht. Voor de kust- en eilandstaten van Zuid-Oost-Azië was vooral de uitbreiding van de territoriale zee van de traditionele 3 zeemijl-zone naar 12 zeemijl cruciaal.66 Deze zeestrook maakt immers een uitbreiding uit van hun soevereiniteit die de kuststaten genieten over hun landgebied.67 Ook het invoeren van een Exclusieve Economische Zone van 200 zeemijl, gemeten vanaf de basislijn van de territoriale zee, heeft voor een grote uitbreiding van de soevereiniteit van de kust- en eilandstaten gezorgd. In de EEZ beschikken ze immers over exclusieve soevereine rechten voor de exploratie en exploitatie, het behoud en management van de daar aanwezige natuurlijke rijkdommen, levend of niet-levend.68 25. Men kan zich dan ook gemakkelijk inbeelden dat in de relatief nauwe, ingesloten wateren van de Zuid-Chinese Zee deze extensieve zones van de vele geconcentreerde kust- en eilandstaten tot 62 United Nations Convention on the Law of the Sea, Montego Bay, 10 december 1982, United Nations, UN Treaty Series, Vol. 1833 (hierna: VN-Zeerechtverdrag 1982). 63 Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2nd Edition, 2015, 472p. (hierna: Y., TANAKA, The International Law of the Sea). 64 T. A. CLINGAN, "Freedom of Navigation in a Post-UNCLOS III Environment", Law and Contemporary Problems, Vol. 46 (2), 1983, 107-124. 65 J. L. MALONE, "The United States and the Law of the Sea" Virginia Journal of International Law, Vol. 24 (4), 1983-1984 785-808.; M. A. BROWNE, “The Law of the Sea Convention and U.S. Policy”, CRS Issue Brief for Congress, IB95010, 16 juni 2006, CRS 1-16. http://www.gc.noaa.gov/documents/gcil_crs_2006_report.pdf. ; J., DUFF, “A Note on the United States and the Law of the Sea: Looking Back and Moving Forward”, Ocean Development & International Law, Vol. 35 (3), 2004, 195-219. 66 J. R. COQUIA, "Maritime Boundary Problems in the South China Sea" University of British Columbia Law Review, vol. 24 (1), 1990, 117-126. 67 L. WANG, en P. H. PEARSE, "The New Legal Regime for China's Territorial Sea", Ocean Development and International Law, Vol. 25 (4), 1994, 431-442. 68 Art. 56(1) VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. 14 overlapping en bijgevolg ook tot conflict hebben geleid. Bij het opstellen van het VN-Zeerecht verdrag waren de onderhandelaars hier ook van op de hoogte en als gevolg werd art. 74 ingevoerd. Dit artikel bepaalt dat staten met tegenover elkaar liggende of aan elkaar grenzende kusten de afbakening van hun EEZ laten geschieden bij overeenkomst op basis van het internationale recht.69 Aangezien de betrokken staten reeds vóór de inwerkingtreding van het VN-Zeerechtverdrag al in onenigheid waren over de grensafbakening in de Zuid-Chinese Zee, bleek het nadien ook moeilijk om dergelijke akkoorden te bereiken.70 In deze context schrijft artikel 74 dan ook voor dat “Indien niet binnen een redelijke termijn een overeenkomst tot stand komt, de betrokken staten gebruik maken van de procedures, bepaald in deel XV van het verdrag”. Maar in 2006 verklaarde Peking, op grond van hun recht op excepties op deze procedures71, niet onderhevig te zijn aan de verplichte procedures voor geschilbeslechting leidende tot bindende beslissingen.72 Evenwel staan alle partijen van het VNZeerechtverdrag, met inbegrip van China, onder de verplichting om hun geschillen aangaande de interpretatie of toepassing van het verdrag op een vreedzame wijze en in het licht van de achterliggende doelen van het verdrag, op te lossen.73 26. Een andere belangrijke zone die na het ontstaan van het VN-Zeerechtverdrag in het leven werd geroepen was het continentaal plat. Deze zone bestaat uit: De zeebodem en de ondergrond van de onder water gelegen gebieden die zich buiten zijn territoriale zee uitstrekken door de natuurlijke voortzetting van zijn landterritorium tot de buitenste grens van de continentale rand, of tot een afstand van 200 zeemijl van de basislijnen vanwaar de breedte van de territoriale zee wordt gemeten wanneer de buitenste grens van de continentale rand zich niet tot die afstand uitstrekt.74 Op grond van artikel 77 van het VN-Zeerechtverdrag oefenen de staten die aan de Zuid-Chinese Zee grenzen exclusieve soevereine rechten uit over hun continentaal plat, met als doel de exploratie en 69 ‘Op basis van het internationale recht’: Hiermee bedoelt men overeenkomsten opgesteld op basis van artikel 38 van het statuut van het internationaal gerechtshof (San Francisco, 26 juni 1945). Dit artikel bepaalt dat het Hof geschillen, die aan haar worden voorgelegd ter beslechting, beslist met toepassing van: internationale verdragen. Zowel die van algemene als van bijzondere aard, waarin regels worden vastgelegd die uitdrukkelijk door de bij het geschil betrokken staten worden erkend; internationaal gebruik, als blijk van een als recht aanvaarde algemene gewoonte; en de door beschaafde volken erkende algemene rechtsbeginselen; 70 R. BECKMAN, "The UN Convention on the Law of the Sea and the Maritime Disputes in the South China Sea", American Journal of International Law, Vol. 107 (1), 2013, 142-163. 71 Art. 298, a (i), VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. 72 "China Submitted Its Exclusion Declaration According to Article 298 of the UNCLOS." China Oceans Law Review 2007 (1), 2007, 178-178. 73 Art. 279 VN-Zeerechtverdrag 1982; Art. 2, par. 3 Charter of the United Nations, 26 juni 1945, San Fransisco. 74 Art. 76, par. 1 VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. 15 exploitatie van de natuurlijke rijkdommen die zich daar bevinden.75 In tegenstelling tot de EEZ hebben alle kuststaten een continentaal plat en moeten ze deze zone niet claimen voor zover de buitengrenzen zich niet verder uitstrekken dan 200 zeemijl.76 Wanneer dit wel het geval is zijn de kusstaten verplicht om informatie in te dienen bij de Commissie inzake de Grenzen van het Continentale Plat (Hierna: CLCS) die voor de vaststelling van een grotere zone (maximum 350 zeemijl) zijn toestemming moet geven.77 De deadline voor het binnen geven van deze informatie bedroeg 10 jaar na de inwerkingtreding van het verdrag voor de lidstaat en ten vroegste op 13 mei 2009.78 Rekening houdend met het toenemend belang van de Zuid-Chinese Zee en vooral betreffende de olie-, gas- en visreserves die er zich zouden bevinden hadden omliggende kuststaten dus alle belang om deze economische zones te claimen.79 Naarmate de deadline dichterbij kwam liepen de spanningen tussen de omliggende kuststaten op en begin mei 2009 kwam er een vlaag van inzendingen voor een verlengd continentaal plat.80 Deze inzendingen brachten dan weer tegenvorderingen met zich over de soevereiniteit en soevereine rechten in de betwiste zones in de Zuid-Chinese Zee door alle conflicterende staten, behalve Brunei. Dit getouwtrek van aanspraken en tegenaanspraken maakte de situatie in de ZuidChinese Zee nog uitzichtlozer en complexer.81 Hoewel de CLCS niet kan optreden als een platform voor het beslechten van geschillen over maritieme aanspraken, hebben de staten de Commissie hier gebruikt als instrument om hun beleid in de Zuid-Chinese Zee gelding te geven.82 27. In beide zones, de EEZ en het continentaal plat, geldt een regime van soevereine rechten voor de kuststaten die gericht zijn op de economische exploitatie van de natuurlijke rijkdommen die er zich bevinden. Deze rechten zijn exclusief, in die zin dat niemand anders ze mag uitoefenen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de kuststaat.83 Om de uitoefening van deze rechten te verzekeren 75 Art. 77, par. 4 VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. P, WEIL, The Law of Maritime Delimitation: Reflections, Cambridge, Cambridge University Press, Grotius, 1989, p. 48. 77 Art. 76, par. 8 VN-Zeerechtverdag 1982, Supra 14, noot 62. 78 Issues with respect to article 4 of Annex II to the Convention, ten-year limit for submissions, SPLOS/183, SPLOS/72, mei 2001, Division for Ocean Affairs and the Law of the Sea, UN, http://www.un.org/depts/los/clcs_new/issues_ten_years.htm. 79 Zie hoodstuk 1.1: ‘Waarom is de Zuid-Chinese Zee zo belangrijk’, paragraaf 10-13. 80 Submissions, through the Secretary-General of the United Nations, to the Commission on the Limits of the Continental Shelf, pursuant to article 76, paragraph 8, of the United Nations Convention on the Law of the Sea of 10 December 1982, Division for Ocean Affairs and the Law of the Sea, UN, http://www.un.org/Depts/los/clcs_new/commission_submissions.htm. 81 Y. SONG, "Conflicting Outer Continental Shelf Claims in the East and South China Seas: Proposals for Cooperation and Peaceful Resolution." University of Hawaii Law Review, Vol. 35 (2), 2013, 485-538. 82 N.A. HU, "South China Sea: Troubled Waters of a Sea of Opportunity", Ocean Development and International Law, Vol. 41 (3), 2010, 203-213. 83 Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Supra 14, noot 63. 76 16 bezit de kuststaat over zowel wetgevende als handhavende rechtsmacht.84 In wateren waar deze zones dan overlappen en gecontesteerd worden kan men zich dan wel de vraag stellen door welke staten en in welke mate deze rechtsmacht wordt uitgeoefend. Aansluitend bij deze bevoegdheden heeft de kuststaat ook de rechtsmacht over het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek, de bescherming en instandhouding van het zeemilieu en over het oprichten van kunstmatige eilanden en andere constructies.85 Al deze rechten en bevoegdheden binnen de EEZ of op het continentaal plat van een kuststaat maakt het dan ook uitermate belangrijk om te bepalen wat de exacte grenzen van de zones van de kust- en eilandstaten rond de Zuid-Chinese Zee juist zijn. Desondanks zijn er ook een aantal vrijheden voor derde staten waar de kuststaten binnen hun EEZ rekening mee moeten houden. Deze zijn de vrijheid van navigatie, overvliegen en de aanleg van onderzeese kabels en pijpleidingen.86 Schepen die onder de vlag van derde staten varen mogen deze rechten uitoefenen zolang ze dit doen in overeenstemming met de rechten en bevoegdheden die de kuststaten in de zones bezitten. Deze vrijheden, vooral die van doorvaart, komen in het gedrang wanneer landen zoals China het grootste deel van de Zuid-Chinese zee gaat classificeren als historische wateren, waar de kuststaat de volledige soevereiniteit over bezit.87 28. Ten slotte is het ook belangrijk om te kijken naar de basislijnen van de kuststaten vanaf waar de territoriale zee en bijgevolg ook de verschillende andere zones zich uitstrekken. Artikel 6 van het VNZeerechtverdrag bepaalt dat de normale basislijn om de breedte van de territoriale zee te bepalen de lage waterlijn is die de kust volgt. Op basis van artikel 7 kunnen kuststaten in een aantal specifieke gevallen evenwel opteren om rechte basislijnen te gebruiken. Dit is het geval wanneer de kustlijn diepe uithollingen en insnijdingen vertoont, of indien er een eilandenreeks langs en in de onmiddellijke nabijheid van de kust ligt.88 Verder mogen de aldus getrokken rechte basislijnen niet aanmerkelijk afwijken van de algemene richting van de kust en de binnen die lijnen gelegen zeegebieden moeten voldoende nauw met het landgebied verbonden zijn om onderworpen te zijn aan het regime van de interne wateren. 89 Wel moet er rekening gehouden worden met artikel 8(2) van het VN- Zeerechtverdrag dat bepaalt dat, wanneer wateren die vroeger niet als zodanig werden beschouwd, 84 Art. 73, par. 1 VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 16. Art. 56, par. 1 (b) VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 16. 86 S.A. ROSE, "Naval Activity in the EEZ - Troubled Waters Ahead", Naval Law Review, Vol. 39, 1990, 67-92. 87 L. JINMING, en L. DEXIA, “The Dotted Line on the Chinese Map of the SouthChina Sea: A Note”, Ocean Development & International Law, Vol. 34 (3-4), 2003, 287-295. 88 Artikel 7, par. 1 VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 16. 89 Artikel 7, par. 3 VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 16.. 85 17 als interne wateren worden ingesloten, daar het recht van onschuldige doorvaart geldt. Bijgevolg zal in die zeegebieden de doorvaart van buitenlandse schepen niet door de kuststaat verhindert kunnen worden. 29. In het licht van de voorwaarden bepaald door het Verdrag, zijn in het verleden de gebruikte basislijnen van China, Vietnam, Maleisië, Taiwan en de Filipijnen verschillende keren door derden aan het conflict, zoals de VS, in vraag gesteld.90 Een aantal van deze staten hebben nadien een poging ondernomen om hun basislijnen in overeenstemming te brengen met de provisies uit het Verdrag, dit met wisselend succes.91 Verrassend genoeg hebben geen van de kust- en eilandstaten rond de ZuidChinese de bedenkelijke legaliteit van de basislijnen van hun buurlanden reeds formeel in vraag gesteld.92 Het probleem is dat de regels in het VN-Zeerechtverdrag rond rechte basislijnen zo abstract zijn dat ze per geval in grote mate afhangen van de appreciatie van de kuststaat zelf. Hierdoor is er niet alleen in de Zuid-Chinese Zee, maar over de hele wereld, een tendens ontstaan voor kust- en eilandstaten om grote zeegebieden als interne wateren te gaan omsluiten door rechte basislijnen te trekken.93 Ook China gebruikt de facto rechte basislijnen die haar kust en ook de omliggende eilanden verbinden. Door haar verst gelegen eilanden als basispunten voor de rechte basislijnen te gebruiken kan China de gebieden binnen deze lijnen claimen als interne wateren en zou als gevolg een omvangrijk deel van de Zuid-Chinese Zee tot haar interne en territoriale wateren behoren.94 Dergelijke claim zou echter op zijn minst op gespannen voet staan met de regels van het VN-Zeerechtverdrag. 90 R. BECKMAN, "The UN Convention on the Law of the Sea and the Maritime Disputes in the South China Sea." Supra 15, noot 70.; J.R. ROACH, en R. W., SMITH, Excessive Maritime Claims, Publications on Ocean Development, Brill Nijhoff Publishers, 2012, 3rd edition, 926pp. 91 J. A. ROACH, en R. W., SMITH, "Straight Baselines: The Need for a University Applied Norm", Ocean Development and International Law, Vol. 31 (1-2), 2000, 47-80. 92 R. BECKMAN, "The UN Convention on the Law of the Sea and the Maritime Disputes in the South China Sea.", Supra 15, noot 70. 93 Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge University Press, 2nd Edition, 2015, 472p., 51, Supra 14, noot 62. 94 H. KIM, "China's Basepoints and Baselines under the United Nations Convention on the Law of the Sea: A Critical Analysis", Journal of East Asia and International Law, Vol. 6 (1), 2013, 135-154. 18 2.1.2 Het Chinese Standpunt Figuur 2 Kaart 2: Officiële Chinese kaart van de Zuid-Chinese Zee met de ‘Nine-Dash Line’ Bron: The Traffic and Tourist Map of Hainan, 1999.95 30. De Chinese Volksrepubliek baseert zijn soevereiniteit over het leeuwendeel van de Zuid-Chinese Zee op een aantal elementen. Eén daarvan, de belangrijkste, is de ‘nine-dash line’. Een grenslijn, bestaand uit 9 strepen, die China’s claim op de kaart weergeeft op alle eilanden en wateren die zich 95 Uit S. TONESSON, “China and the South China Sea: A Peace Proposal”, Security Dialogue, Vol. 31 (3), 2000, www.middlebury.edu/SouthChinaSea/. 19 aan de landzijde van deze lijn bevinden. De ‘nine-dash line’ omsluit ongeveer 90 percent van de ZuidChinese Zee als territorium van China. 96 Om een beter begrip te krijgen over de achtergrond en legaliteit van deze grenslijn bekijken we eerst de historische achtergrond. 2.1.2.1 31. Geschiedenis In het begin van de twintigste eeuw waren er nog geen officiële Chinese kaarten die de Zuid- Chinese Zee met haar riffen en eilanden weergaven. Tot de jaren dertig werden land- en zeekaarten enkel opgesteld door particulieren op private initiatieven.97 Deze private kaarten gaven de grenzen van China in de tijd weer en vertoonden ook voor de eerste maal de streeplijn waarop de Chinese claim vandaag de dag gebaseerd is.98 Deze kaarten waren vooral gebaseerd op oudere kaarten of kopieën van buitenlandse producties en als gevolg vertoonden ze vaak fouten en inconsistenties.99 Om hier aan tegemoet te komen werden er vanaf 1930 cartografische initiatieven genomen door de Chinese overheid om haar soevereiniteit in de Zuid-Chinese Zee kracht bij te zetten. China richtte een Land- en Zeekaarten Inspectiecommissie op, wiens verantwoordelijkheden onder andere bestonden uit het opmeten en naamgeven van de eilanden in de Zuid-Chinese Zee, alsook het opmaken van kaarten die tonen dat deze eilanden onder hun soevereiniteit vallen.100 Het was pas na Wereldoorlog Twee, toen China opnieuw de controle verkreeg van Japan over de Spratly en Paracel eilandengroepen, dat de Chinese overheid deze initiatieven hernam om officieel hun autoriteit in de regio te bevestigen.101 Dit deed het Ministerie van Binnenlandse Zaken door de namen van alle eilanden in de Zuid-Chinese Zee aan te passen en publieke kennisgeving van hun soevereiniteit erover te geven.102 De eilandengroepen werden tot de Nansha en Xisha eilanden omgedoopt, dit overeenkomstig hun geografische ligging voor 96 D. LAGUE, "Analysis: China's nine-dashed line in South China Sea”, Reuters, Hong Kong, 25 mei 2012, http://www.reuters.com/article/us-china-sea-boundary-idUSBRE84O07520120525. 97 J. YU, "International Perspective on the Dotted Line in the South China Sea", China Legal Science, Vol. 1 (2), 2013, 25-55. 98 H. DJALAL, “Conflicting Territorial and Jurisdictional Claims in South China Sea.” The Indonesian Quarterly, Vol. 7 (1), 1979, 36-52.; J.YU, "International Perspective on the Dotted Line in the South China Sea", supra 20, noot 97. 99 J. LI en D. LI, “The Dotted Line on the Chinese Map of the South China Sea: A Note", Ocean Development and International Law, Vol. 34 (3-4), 2003, 287-296. 100 E. FRANCKX en M. BENATAR, “Dots and Lines in the South China Sea: Insights from the Law of Map Evidence”, Asian Journal of International Law, Vol. 2, 2012, 89-118. 101 Zie Cairo Communiqué, 1 december 1943, Records of the Department of State Relating to World War II, 1939-1945, 740.0011 EUROPEAN WAR 1939/32623; en Verklaring van Potsdam, 26 juli 1945, Proclamation Defining Terms for Japanese Surrender; U.S. department of state, the axis in defeat: a collection of documents on american policy toward germany and japan, Publication 2423, United States government printing office, Potsdam, 1946, 4-5, 27-28, http://ibiblio.org/hyperwar/Dip/AxisInDefeat/index.html. 102 J. LI en D. LI, “The Dotted Line on the Chinese Map of the South China Sea: A Note", Supra 20, noot 99. 20 China.103 In 1947 werd de ‘Location Map of the Islands in the South China Sea’ door het Ministerie van Defensie uitgevaardigd.104 Ze vertoonde als eerste officiële kaart 11 onderbroken strepen die langs de Vietnamese grens in de Golf van Tonkin en rond de Paracel en Spratly eilandengroepen een U-vormige lijn trokken die het grootste deel van de Zuid-Chinese Zee omsloot. Deze ’Eleven-Dash Line’ hield stand na de revolutie in China wanneer de Volksrepubliek (PRC)105 tot stand kwam. Pas na 1953 werden officieel kaarten gepubliceerd waarop de ‘Nine-Dash Line’ de Chinese claim vertegenwoordigde.106 In de geest van kameraadschap met het Vietnamese regime verwijderde het communistische China haar twee lijnen in de Golf van Tonkin bij Vietnam.107 32. In de jaren nadien bleef China de ‘Nine-Dash Line’ gebruiken om haar claim over de Zuid-Chinese Zee te verantwoorden. In haar ‘Declaration on the Territorial Sea’ van 1958 paste het land niet alleen een territoriale waterzone van 12 zeemijl toe voor haar vasteland, maar ook voor de eilanden die binnen de grenslijn vielen, zoals de Spratly en Paracel eilanden.108 Bovendien werd in deze Verklaring ook het gebruik van rechte basislijnen voor het afmeten van hun territoriale zee en andere zones vastgelegd. Later werd in de jaren 80 een nieuwe administratieve provincie, Hainan, door China opgericht.109 Als meest zuidelijke provincie werd het territorium niet beperkt tot het Hainan eiland zelf, maar werden ook alle gecontesteerde kleinere eilanden en riffen in de Zuid-Chinese Zee als grondgebied opgeëist. Nadien, in 1992, bevestigde Peking wederom haar claim in de ‘Law on the Territorial Sea and Contiguous Zone’.110 In deze wet wordt in artikel 2 opnieuw verwezen naar het Chinese grondgebied, dat zich uitstrekt tot de gecontesteerde eilanden in de Zuid-Chinese Zee. Als gevolg wordt door China een territoriale zee van 12 zeemijl aan de eilandengroepen gekoppeld door 103 Nansha eilanden: De Chinese benaming voor de Spratly eilanden. Vertaald naar het Chinees 南沙群岛, waarbij 南 de betekenis heeft van ‘zuiden’ of ‘zuidelijk’. Xisha eilanden: De Chinese benaming voor de Paracel eilanden. Vertaald naar het Chinees 西沙群岛, waarbij 西 de betekenis heeft van ‘westen’ of ‘westelijk’. 104 K. ZOU, ‘‘The Chinese Traditional Maritime Boundary Line in the South China Sea and its Legal Consequences for the Resolution of the Dispute over the Spratly Islands.’’ International Journal of Marine and Coastal Law, Vol. 14, 1999, 27–33.; A. HUN. ‘‘South China Sea: Troubled Waters or a Sea of Opportunity?’’ Ocean Development and International Law, Vol. 41, 2010 203-2080. 105 PRC: People’s Republic of China 106 J. LI, en D. LI, Supra 20, noot 99. 107 W., PU, “How The Eleven-Dash Line Became a Nine-Dash Line, And Other Stories”, Radio Free Asia, Washington D.C., 16 juli 2015, http://www.rfa.org/english/commentaries/line-07162015121333.html. 108 Artikel 1, Declaration of the Government of the Republic of China on Territorial Sea, Beijing, 4 september 1958, N. 517114: 255 Annex 25. 109 Z. GAO, en J. BING BING, “The Nine-Dash Line in the South China Sea: History, Status and Implications”, Supra 9, noot 35.; T. BOLAND-CREWE, en D., LEA, The Territories of the People's Republic of China, London, Europa Publications Limited, Taylor & Francis Group, 2002, 1st Edition, 288 pp., 101. 110 Law of the People's Republic of China Concerning the Territorial Sea and the Contiguous Zone, 25 februari 1992, Supra 8, noot 29. 21 het gebruik van rechte basislijnen (artikel 3). Belangrijk in deze wet is ook dat China, hoewel ze dit niet vereist voor commerciële schepen, geen buitenlandse militaire schepen in haar territoriale wateren toelaat zonder goedkeuring (artikel 6). Sinds 2013 werd op sommige officiële kaarten zelfs een tiende streep toegevoegd, in het noorden van de Zuid-Chinese Zee.111 Dit om duidelijk te maken dat Taiwan, die dezelfde claim als China deelt in het conflict, wel degelijk binnen de grenslijn valt.112 33. Ten slotte is er nooit echt een duidelijke officiële verklaring afgelegd door de Chinese overheid die de legaliteit van de ‘Nine-Dash Line’ onderbouwde.113 Het grootste probleem ligt hem in de inconsistentie van de Chinese standpunten over wat nu juist de aard van de grenslijn is. Maakt de lijn een maritieme grens uit die zowel de wateren als de eilanden binnen de lijn onder de volledige soevereiniteit van China brengt of is ze eerder een aanduiding van haar invloedsfeer en eigendom over de eilanden binnen deze lijn? Hoewel China steeds consistent is geweest met het claimen van soevereiniteit over de eilandengroepen in de Zuid-Chinese Zee sinds de totstandkoming van de ‘Dashed Line’, ligt dit anders voor haar claim op de maritieme zones binnen die grenslijn.114 In dit opzicht zijn er vier doctrines te onderscheiden die hier een antwoord op trachten te bieden. 2.1.2.2 Justificaties Soevereiniteit over de eilanden 34. Ten eerste speelt de doctrine van de ‘eilanden-grenslijn’. Bij deze opvatting wordt de ‘Nine-Dash Line’ opgevat als een grenslijn die de invloedsfeer van China over de eilanden in de Zuid-Chinese Zee aanduidt.115 Deze interpretatie hangt samen met het beleid dat het land al sinds 1930 voert om haar soevereiniteit over de verschillende eilandengroepen, riffen en zandbanken in het zeegebied te 111 M. HIEBERT, N. PHUONG, en G. B. POLING, Perspectives on the South China Sea: Diplomatic, Legal, and Security Dimensions of the Dispute, Center for Strategic and Internation Studies, Rowman & Littlefield, Lanham, 2014, 160 pp., 65.; Y., SONG, Major Law and Policy Issues in the South China Sea: European and American Perspectives, Ashgate Publishing Ltd., 2014, 316pp., 58. 112 BANYAN, “Joining the Dashes’, The Economist, 4 oktober 2014, http://www.economist.com/news/asia/21621844-south-chinaseas-littoral-states-will-fight-museums-archives-and. 113 Een position paper werd gepubliceerd door de VS als opmerking bij de Sino-Filipijnse arbitratiezaak voor het internationaal arbitragetribunaal. De VS stelt de historische claim van China over de gebieden in de Zuid-Chinese Zee niet te protesteren, aangezien in hun ogen dergelijke claim nooit geuit zou zijn. Zie: United States Department of State, “Limits in the Seas. China: Maritime Claims in the South China Sea”, U.S. Bureau of Oceans and International Environmental and Scientific Affairs, 2014, No. 143, http://www.state.gov/documents/organization/234936.pdf.; SUN, Y. “China’s New Calculations in the South China Sea”, Asia Pacific Bulletin, No. 267, 10 juni 2014, http://www.eastwestcenter.org/sites/default/files/private/apb_267_0.pdf. 114 Zie Supra 8, noot 29, Declaration of the Government of the Republic of China on Territorial Sea. 115 J. SHEN, "International Law Rules and Historical Evidences Supporting China's Title to the South China Sea Islands." Hastings International and Comparative Law Review, Vol. 21 (1), 1997-1998, 1-76. 22 garanderen. De directeur van het Instituut voor de Mariene Ontwikkelingsstrategie, Gao Zhiguo, besloot dat “een zorgvuldige studie van Chinese documenten aantoont dat China zich nooit het volledige zeegebied van de Zuid-Chinese Zee heeft toegeëigend, maar enkel de eilanden en hun omliggende wateren binnen de grenslijn”.116 Een argument voor deze doctrine is dat de Location Map of the South China Sea Islands van 1947 de eerste kaart was die de dash line aangaf.117 Later, in 1958, bevestigde China in hun ‘Declaration on the Territorial Sea’ dat de eilandengroepen deel uitmaakten van hun territorium en ze bovendien van het vasteland gescheiden waren door de volle zee, waar geen enkele staat jurisdictie over uitoefent.118 Hoewel deze politiek over de jaren vrij consistent is gebleven en er een consensus heerst in China dat de eilanden onder hun controle en jurisdictie vallen119, bepaalt deze doctrine niet wat de juridische status is van de omliggende wateren rond die eilanden.120 35. Ten eerste zou er een antwoord moeten gegeven worden op de delicate vraag tot wie de betwiste eilanden in de Zuid-Chinese Zee juist toebehoren. Hiervoor is een zorgvuldige analyse nodig, gebaseerd op internationale rechtsbronnen en gewoonte en rekening houdend met allerhande begrippen zoals de ontdekking, kritische datum en opinio juris. Deze analyse zal in een later deel van deze thesis (infra: hoofdstuk 3: De Gecontesteerde Eilandengroepen) worden gevoerd, aangezien ze valt onder het internationale recht inzake territoriale acquisitie.121 Aangezien de doctrine enkel een claim op de landelementen in de Zuid-Chinese Zee weerspiegelt, kan er gesteld worden dat voor de juridische status van de omliggende wateren er moet worden gekeken naar het internationaal zeerecht, meer bepaald het VN-Zeerechtverdrag. 116 L. JINMING, en L. DEXIA, The Dotted Line on the Chinese Map of the South China Sea: A Note", Supra 17, noot 87.; G. ZHIGUO, “The South China Sea: From Conflict to Cooperation”, Ocean Development and International Law, Vol. 25, 1994, 346. 117 L. TINGTING, "An Analysis of the Legal Status of the Nine-Dotted Line: Focused on Four Doctrines." China Oceans Law Review 2008 (1), 2008, 228-242.; Zie: K. ZOU ‘‘The Chinese Traditional Maritime Boundary Line in the South China Sea and its Legal Consequences for the Resolution of the Dispute over the Spratly Islands”, Supra 21, noot 104. 118 Deze Verklaring was ontstaan toen er nog geen sprake was van het VN-Zeerechtverdrag. Bijgevolg bestonden enkel de interne wateren en territoriale zee als maritieme zones onder de bevoegdheid van de kuststaten. Na het ontstaan van het VNZeerechtverdrag werd de 200 zeemijl EEZ als nieuwe maritieme zone ingevoerd waardoor er tussen het Chinese vasteland en de eilandengroepen geen volle zee meer bestond. Article 1, DECLARATION OF THE GOVERNMENT OF THE REPUBLIC OF CHINA ON TERRITORIAL SEA, Beijing, 4 september 1958, Supra 21, noot 108. 119 Als recent voorbeeld kan men de formele opmerking nemen van China bij de voorlegging van Vietnam van hun voorstel tot een contintaal plat dat zich voorbij 200 zeemijl uitstrekt voor de CLCS. Hierin besluit China: “(China) has indisputable sovereignty over the islands in the South China Sea and the adjacent waters, and enjoys sovereign rights and jurisdiction over the relevant waters as well as the seabed and subsoil thereof (see attached map). The above position is consistently held by the Chinese Government, and is widely known by the international community.”; China, Notes Verbales, CML/18/2009, New York, 7 mei 2009 120 T. IKESHIMA, “China’s Dashed Line in the South China Sea: Legal Limits and Future Prospects”, Waseda Global Forum No. 10, 2013, 17-50. 121 B.K. MURPHY, "Dangerous Ground: The Spratly Islands and International Law", Ocean and Coastal Law Journal, Vol. 1 (2), 19941995, 187-212. 23 36. Volgens het VN-Zeerechtverdrag moet er voor de omvang van de jurisdictie over de omliggende wateren gekeken worden naar de eilanden zelf. Volgens het principe dat het land de zee domineert kan men immers geen exclusieve jurisdictie of rechten in maritieme zones beheersen zonder ze aan een soeverein grondgebied te linken.122 Artikel 121(2) van het VN-Zeerechtverdrag bepaalt dat maritieme zones van een eiland vastgesteld worden overeenkomstig de bepalingen van het verdrag die van toepassing zijn op andere landgebieden.123 Als gevolg zou China de soevereiniteit bezitten over alle interne wateren en de territoriale zee tot 12 zeemijl van de basislijn rond de eilanden.124 Rekening houdend met de definitie van eilanden in artikel 121 (1) en die van rotsen in artikel 121 (3), zal men alle kenmerken apart moeten bekijken of ze wel degelijk als eilanden kunnen worden aanzien en bijgevolg bepaalde extensieve maritieme zones kunnen genereren.125 Eilanden die immers rotsen uitmaken “waarop geen duurzame menselijke bewoning of eigen economisch leven mogelijk is, hebben geen exclusieve economische zone of continentaal plat”.126 Bijgevolg zou het dus mogelijk zijn voor eilanden in de Zuid-Chinese Zee waarop dit wel mogelijk is om een eigen EEZ en continentaal plat te genereren waarop China dan soevereine rechten bezit.127 Het gevolg van deze doctrine is dan echter wel dat de Chinese Staat geen soevereiniteit en rechten kan uitoefenen op de rotsen en andere kenmerken die zich, al dan niet deels, onder water bevinden.128 Ten slotte zullen er ook geen soevereiniteitsaanspraken of rechten kunnen worden uitgeoefend op de wateren die zich buiten de maritieme zones van die rotsen of eilanden bevinden. Waardoor volgens deze doctrine de Chinese claim op de wateren van de Zuid-Chinese Zee binnen de ‘Nine-Dash Line’ veel zwakker is.129 122 R.W. SMITH, "Maritime Delimitation in the South China Sea: Potentiality and Challenges", Ocean Development and International Law, Vol. 41 (3), 2010, 214-236. 123 Art. 121, par. 2 VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. 124 Art. 2 & 3 VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. 125 Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Supra 14, noot 63. 126 Art. 121, par. 3 VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. 127 R. BECKMAN, "The UN Convention on the Law of the Sea and the Maritime Disputes in the South China Sea", Supra 15, noot 70. 128 Volgens artikel 121 (1) van het VN-Zeerechtverdrag 1982 is een eiland immers een natuurlijk gevormd landgebied, omgeven door water, dat bij vloed boven water uitsteekt. Wanneer het kenmerk een bij eb droogvallende bodemverheffing uitmaakt (zoals in artikel 13 van het VN-Zeerechtverdrag 1982 gedefinieerd) genereert ze geen eigen territoriale zee wanneer ze in haar geheel op een afstand van het vasteland of een eiland ligt die groter is dan de breedte van de territoriale zee. Wanneer ze op echter op een kleinere afstand ligt, dan kan de laagwaterlijn van die bodemverheffing gebruikt worden als basislijn voor het meten van de breedte van de territoriale zee. 129 L. TINGTING, "An Analysis of the Legal Status of the Nine-Dotted Line: Focused on Four Doctrines", Supra 23, noot 117. 24 Territoriale grens 37. Een tweede doctrine ter rechtvaardiging van de ‘Nine-Dash Line’ is die van de ‘territoriale grenslijn’. Volgens deze interpretatie maakt de ‘Nine-Dash Line’ de nationale grens uit, waarbij alles aan de binnenzijde tot het Chinese grondgebied zou behoren.130 Als gevolg heeft China niet alleen de volledige soevereiniteit over alle eilanden en riffen binnen de grenslijn, maar ook over alle wateren. De zeegebieden erbinnen behoren dan tot de Chinese territoriale zee en die erbuiten tot andere staten of tot de volle zee.131 Eén van de argumenten die deze doctrine verdedigt is dat China bij het uittekenen van hun kaarten, voor de ‘Nine-Dash Line’ dezelfde markering gebruikt als voor hun landsgrenzen (zie figuur 2) 132. Het feit dat volgens deze interpretatie alle omsloten wateren als territoriale zee zou worden beschouwd, houdt echter moeilijk stand. In het internationaal zeerecht kan de territoriale zee zich immers niet verder dan 12 zeemijl van de basislijn langs de kust uitstrekken, wat met de grenslijnen hier wel het geval is.133 Als we bovendien opnieuw het internationaal principe hanteren dat het land de zee domineert en er dus geen maritieme zones tot stand kunnen komen zonder eerst een link met het landdomein vast te stellen, kunnen de lijnen van de ‘Nine-Dash Line’ onmogelijk de grens van de Chinese territoriale wateren weergeven conform het geldende internationale recht.134 Bovendien heeft de Chinese overheid sinds het begin van het dispuut dit ook nooit verklaard, noch hebben zij hun soevereiniteit over deze wateren uitgeoefend als ware het hun territorium.135 38. Een betere verklaring in deze context is dat de grenslijnen een maritieme grens weergeven, aangezien ze zich in open wateren bevinden en dus ver van de landdomeinen die Peking claimt. De maritieme grenslijn kan een aanduiding zijn van de limieten van de EEZ en het continentaal plat gemeten vanaf de buitenste eilanden van de Spratly en Paracel eilandengroepen.136 Het probleem hier zit hem in het feit dat om dergelijke maritieme zones te genereren, deze eilanden, zoals reeds aangehaald, in staat moeten zijn om duurzame menselijke bewoning of eigen economisch leven te 130 T. IKESHIMA, “China’s Dashed Line in the South China Sea: Legal Limits and Future Prospects”, Supra 23, noot 120. United States Department of State, “Limits in the Seas. China: Maritime Claims in the South China Sea”, U.S. Bureau of Oceans and International Environmental and Scientific Affairs, 2014, No. 143, http://www.state.gov/documents/organization/234936.pdf. 132 Op de kaart is duidelijk te zien dat het grenssymbool (strepen met een punt ertussen) waarmee men de nationale grenzen op het vasteland aanduidt, ook gebruikt om de negen strepen van de grenslijn in de Zuid-Chinese Zee aan te duiden. 133 Zie artikel 3 van het VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. 134 United States Department of State, “Limits in the Seas. China: Maritime Claims in the South China Sea”, Supra 25, noot 131. 135 L. TINGTING, "An Analysis of the Legal Status of the Nine-Dotted Line: Focused on Four Doctrines", Supra 24, noot 129. 136 T.T. THUY, “China’s U-shaped Line in the South China Sea: Possible Interpretations, Asserting Activities and Reactions from Outside”, Conference on the Practices of the UNCLOS on the Resolution of South China Sea Disputes”, 3-4 september 2012, Taipei, 118. 131 25 waarborgen.137 Voor het overgrote deel van de eilanden in de Spratly en Paracel eilandengroepen is dit echter niet het geval. Niettemin zijn er een aantal volwaardige eilanden in die archipels die niet onder artikel 121 (3) van het VN-Zeerechtverdrag zouden vallen en toch in staat zouden zijn om een eigen EEZ en continentaal plat voort te brengen.138 Gekeken naar hun eigenschappen en hun grootte zijn dit bijvoorbeeld Spratly Island en Itu Abu in de Spratly eilandengroep en Lincoln Island en Woody Island in de Paracel eilandengroep.139 Hoewel ze volgens artikel 121 (2) dan een EEZ of continentaal plat kunnen generen, lijkt het toch vergezocht om dergelijke kleine mariene formaties zulke impact te laten hebben op de omliggende wateren. In het licht van de situatie en geografische ligging lijkt deze visie het risico op territoriaal conflict en verdere escalatie in de hand te werken, in het bijzonder wanneer er zich potentiële natuurlijke rijkdommen rond deze eilandgroepen bevinden.140 Zelfs wanneer men de zones tot het maximale van 200 zeemijl van de eilanden zou laten uitstrekken, zoals het geval is voor het vasteland, dan is het gebied binnen de uiterste grenslijnen van de geclaimde Exclusieve Economische Zones nog steeds een groot deel kleiner dan dat binnen de ‘Nine-Dash Line’.141 39. Ten slotte bepalen zowel artikel 74 als artikel 83 van het VN-Zeerechtverdrag dat wanneer een Staat een maritieme grens voor zijn EEZ of continentaal plat afbakent, dit tussen staten met tegenover elkaar liggende of aan elkaar grenzende kusten, wat in de Zuid-Chinese Zee het geval is, geschiedt bij overeenkomst op basis van het internationale recht of een juridische beslissing. In dit geval zou China unilateraal een maritieme grens hebben vastgesteld. Dit terwijl ze minstens voor de gebieden die overlappen met de onbetwiste maritieme zones van de tegenoverliggende kuststaten een akkoord had moeten onderhandelen over de grensafbakening. Rekening houdend met het feit dat de afbakening van maritieme grenzen door de ‘Nine-Dash Line’ niet alleen strijdig is met het internationale recht maar ook met de handelingen en het intern recht van China zelf, lijkt deze doctrine dan ook moeilijk stand te houden als een plausibele interpretatie voor de grenslijn.142 137 Art. 121, par. 3 VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. C. H. SCHOFIELD, LEE, S. en L. M., KWON, The Limits of Maritime Jurisdiction, Martinus Nijhoff Pub., Leiden, 2013, 812pp., 213. 139 A. G. O. ELFERINK, “The Islands in the South China Sea: How Does Their Presence Limit the Extent of the High Seas and the Area and the Maritime Zones of the Mainland Coasts?”, Ocean Development & International Law, Vol. 32 (2), 2001, 169-190. 140 R. KOLB, ‘L’interprétation de l’article 121, paragraph 3, de la Convention de Montego Bay sur le droit de la mer. Les roches qui ne prêtent pas à l’habittion humaine ou à une vie économique propre”, AFDI, Vol. 40, 1994, 878-879. 141 Artikel 57 van het VN-Zeerechtverdrag 1982 bepaalt dat “De exclusieve economische zone zich niet verder uitstrekt dan 200 zeemijl van de basislijnen waarvan de breedte van de territoriale zee wordt gemeten.” In dit geval strekt de ‘Nine-Dash Line’ zich verder uit dan deze afstand, zelfs gemeten van de buitenste eilanden.; T.T. THUY, “China’s U-shaped Line in the South China Sea: Possible Interpretations, Asserting Activities and Reactions from Outside”, Supra 25, noot 136. 142 Vóór het ontstaan van het VN-Zeerechtverdrag bestond het concept van de EEZ en het continentaal plat immers nog niet. Het lijkt dan ook onwaarschijnlijk dat men bij het opstellen van de ‘Nine-Dash Line’ deze maritieme grenzen reeds geanticipeerd had. 138 26 Historische rechten 40. De derde interpretatie is die van de ‘historische rechten-grens’. In 1998 kondigde de Chinese overheid hun ‘Exclusive Economic Zone and Continental Shelf Act’143 af. Artikel 14 van die wet schrijft voor dat “de bepalingen van deze wet de historische rechten van de Volksrepubliek China niet beïnvloeden”. Ook Taiwan, die dezelfde claim als China deelt, heeft in het verleden gewag gemaakt van deze rechten.144 Andere landen, zoals Vietnam, ontkennen het bestaan van China’s historische rechten en vechten hun conformiteit met het internationale recht en met hun soevereiniteit aan.145 Moeilijker is het om te bepalen wat deze ‘historische rechten’ nu juist inhouden en hoe de rest van de internationale gemeenschap er tegenover staat. In het huidige internationaal zeerecht is er nog steeds geen precieze definitie die deze term verklaard. In principe kan men historische rechten onderscheiden van ‘historische wateren’ in het internationaal zeerecht. Dit laatste concept, dat later aan bod komt, staat voor een soevereine historische titel op geclaimde wateren waarbij die, op basis van die titel, als interne wateren of deel van de territoriale zee worden beschouwd. 146 41. Historische rechten zijn eveneens gebaseerd op een historische titel maar kennen een andere en minder verregaande draagwijdte. Door een langdurig proces van historische consolidatie kan een staat exclusieve historische rechten verwerven op natuurlijke grondstoffen binnen een bepaald zeegebied, zonder afbreuk te doen aan de vrijheden van navigatie, overvliegen en het leggen van onderwaterkabels en pijpleidingen.147 In dit opzicht kan het regime van historische rechten vergeleken worden met de economische rechten in de EEZ, met het verschil dat de historische rechten veel nauwer gedefinieerd kunnen worden.148 In de Tunesia/Libyan Arab Jamahiriya case van 1982 bevestigde het IGH dat de historische rechten die Tunesië claimde op de sedentaire visserij voortkomen uit reeds lang gevestigde interesses en activiteiten van zijn inwoners in het exploiteren Verder zie: ‘Exclusive Economic Zone and Continental Shelf Act, Peking, 26 June 1998. Artikel 2 bepaalt dat tegenstrijdige claims over de EEZ of het continentaal plat beslecht zullen worden op de basis van overeenkomst volgens de principes van billijkheid en het internationale recht. 143 Exclusive Economic Zone and Continental Shelf Act, Peking, 26 juni 1998, 3rd Session of the Standing Committee of the Ninth National People’s Congress, http://www.un.org/depts/los/LEGISLATIONANDTREATIES/PDFFILES/ chn_1998_eez_act.pdf. 144 Policy Guidelines for the South China Sea, Tapei, 1993. 145 Vietnam, “Dispute Regarding the Law on the Exclusive Economic Zone and the Continental Shelf of the People's Republic of China Which Was Passed on 26 June 1998”, UN Law of the Sea Bulletin, Vol. 38, 1998, 55. 146 F. DUPUY, P-M., DUPUY, "A Legal Analysis of China's Historic Rights Claim in the South China Sea." American Journal of International Law, Vol. 107 (1), 2013, 124-141.; International Law Commission, “Juridical Regime of Historic waters including historic bays”, Yearbook of the International Law Commission, 1962 (2), A/CN.4/143, 27. 147 T. IKESHIMA, “China’s Dashed Line in the South China Sea: Legal Limits and Future Prospects”, Supra 23, noot 120. 148 G. YUAN, "On Historic Rights under the Law of the Sea." China Oceans Law Review, 2008 (1), 2008, 190-217. 27 van de visvangst op de bodem en wateren van de Middellandse Zee aan haar kust.149 Aangezien de claim op basis van historische rechten hier niet uitsloot dat buitenlandse schepen binnen de zone octopussen of zee-sponzen vingen ter exploitatie, kon ze geen exclusieve basis uitmaken voor het vaststellen van een exclusieve visserij-zone die als doel de exploitatie van alle biologische rijkdommen had.150 42. Met betrekking tot de historische rechten-claim van China is er geen consensus over wat deze rechten of privileges binnen de ‘Nine Dash-Line’ dan juist inhouden. Sommige Chinese juristen beweren dat ze een soort historische EEZ uitmaken, die voorbij de 200-zeemijl limiet gaat en waar China de exclusieve rechten bezit over de exploitatie en exploratie van alle natuurlijke rijkdommen.151 Anderen gaan dan weer uit van een meer restrictieve interpretatie. Ze stellen dat China eigenaar is van de visrechten in de geclaimde delen van de Zuid-Chinese Zee, aangezien Chinese vissers deze zeeën reeds eeuwen zouden bevaren en exploiteren.152 Deze visie gaat, in tegenstelling tot de eerste, uit van non-exclusiviteit zonder volledige soevereiniteit. Men spreekt hier soms ook wel over historische rechten met ‘een getemperde soevereiniteit’153 of ‘verzachte historische wateren’154. In een meer recente zaak, namelijk de Eritrea/Yemen arbitrage van 1998, bevestigt het tribunaal de conformiteit van bepaalde historische exploitatierechten met het internationale recht.155 Er wordt bepaald dat de historische rechten voor de partijen zijn ontstaan door een proces van historische consolidatie als een 149 A. GUIOA, “Tunisia’s Claims over Adjacent Seas en the Doctrine of ‘Historic Rights’”, Syracuse Journal of International Law and Commerce, Vol. 11 (2), 1984, 327-376.; Continental Shelf (Tunisia/Libyan Arab Jamahiriya), IGH, 24 februari 1982, Summary 1982/2. 150 G. YUAN, "On Historic Rights under the Law of the Sea.", Supra 27, noot 148. 151 J. YONGKE, “No Question of Re-demarcation in the South China Sea,” Ocean Development and Management, Vol. 17 (2), 2000, 52. 152 K. ZOU, “Historic Rights in International Law and in China’s Practice”, Ocean Development & international Law, Vol. 32 (2), 2001, 149-168. 153 ZOU argumenteert dat volgens het regime van historische rechten met een ‘getemperde soevereiniteit’ een voorrang genieten op de regimes van de EEZ en Continentaal plat onder het VN-Zeerechtverdrag. Waarbij de claim op historische rechten hier niet alleen een recht op visserij maar ok op andere rijkdommen en activiteiten. Hij verklaart dat China een precedent heeft gesteld in de statenpraktijk door hun historische rechten te incorporeren in hun wetten betreffende de EEZ en Continentaal Plat. Hierbij is de historische claim equivalent aan aan een EEZ of Continentaal plat waar staten niet alleen bepaalde exploratie- en exploitatierechten genieten, maar ook bepaalde jurisdicties hebben zoals een wetgevende en handhavende bevoegdheid. 154 In tegenstelling tot vorige interpretatie bepaalt ZOU dat de gebieden waarop de historische rechten gelden zich binnen de Exclusieve Economische Zone of op het Continentaal Plat bevinden, maar dat ze onder een apart nationaal beheersregime vallen dat verschilt van dat van de EEZ. Hierbij zouden de geclaimde zeegebieden met historische rechten behandeld worden als een soort ‘quasi-territoriale zee’ of ‘verzachte historische wateren’.; ZOU, K., “Historic Rights in International Law and in China’s Practice”, Ocean Development & International Law, Vol. 32 (2), 2001, 149-168..; K. ZOU, “"South China Sea Studies in China: Achievements, Constraints and Prospects", Singapore Year Book of International Law, Vol. 11, 2007, 85-98.; Y. JIA, “"International Perspective on the Dotted Line in the South China Sea." China Legal Science, Vol. 1 (2), 2013, 25-55. 155 B. KWIATKOWSKA, “The Eritrea/Yemen Arbitration: Landmark Progress in the Acquisition of Territorial Sovereignty and Equitable Maritime Boundary Delimitation”, IBRU Boundary and Security Bulletin, Vol. 8 (1), 2000, 66–86. 28 soort ‘internationale erfdienstbaarheid’ los van territoriale soevereiniteit.156 Het tribunaal beschouwt deze rechten als “een voldoende juridische basis voor de handhaving van bepaalde aspecten van een res communis dat al eeuwen bestaat”.157 Als gevolg zouden ze dan ook enkel tegenwerpelijk zijn aan andere betrokken staten, zoals die met een aanliggende of tegenoverliggende kust.158 43. Evenwel lijkt het concept van historische rechten voor recente onafhankelijke staten, die bijvoorbeeld ontstaan zijn uit de dekolonisatie, een moeilijk aanvaardbare basis voor dergelijke claim. Dit aangezien vele staten rond de Zuid-Chinese Zee hier bijgevolg zelf geen aanspraak op kunnen maken en het Chinese rijk, dat veruit de langste geschiedenis heeft, wel.159 Bovendien kunnen we afleiden uit het voorgaande dat het concept van ‘historische rechten’ minstens ambigue is onder het internationale recht en met betrekking tot China’s claim. Deze onzekerheid wordt eveneens voortgezet in China’s nationale wetten. In hun Wet betreffende Mariene Milieubescherming van 1999 beschrijven ze de toepassing van de wet als strekkende tot “de interne wateren, territoriale zee, aansluitende zone, EEZ, continentaal plat en andere zeegebieden die onder de jurisdictie van de Chinese Volksrepubliek vallen.160 Wat deze andere zeegebieden juist inhouden is tot op heden niet duidelijk. Aangezien ze een aanvulling lijken voor China op de andere maritieme zones vastgesteld door het VN-Zeerechtverdrag, zou dit kunnen verwijzen naar de delen van de volle zee buiten die zones waarop China beweert historische rechten te hebben. Bijgevolg, hoewel het concept van historische rechten binnen het internationale recht kan verdedigd worden, maakt de ambigue positie van China het moeilijk om dit als overtuigende basis voor de legaliteit van de ‘Nine-Dash Line’ te laten gelden. Verder wordt het concept van ‘historische rechten’ in het internationale recht doorgaans gebruikt als aanvulling bij een ‘historische titel’ die het land claimt op een bepaald gebied.161 44. Ten slotte lijkt het concept van deze rechten moeilijk inpasbaar met de situatie en geografie van de Zuid-Chinese Zee. De andere kuststaten bezitten immers exclusieve rechten binnen hun EEZ en continentaal plat in de semi ingesloten wateren die niet kunnen worden ingeperkt of afgenomen door 156 PHA, Eritrea v. Yemen, First Stage, Territorial Sovereignty and Scope of the Dispute, 114 ILR 2, 9 oktober 1998. Ibid. 158 C. SYMMONS, Historic Waters in the Law of the Sea: A Modern Re-Appraisal, Brill Nijhoff, Leiden, 2008, 322p., 5. (Hierna: C., SYMMONS, Historic Waters in the Law of the Sea: A Modern Re-Appraisal) 159 Z. GAO, J., BING BING, “The Nine-Dash Line in the South China Sea: History, Status and Implications”, Supra 9, noot 35. 160 Artikel 2 en 39, Law on Marine Environmental Protection, Peking, 1999; Beschikbaar op http://www.china.org.cn/english/government/207462.htm 161 L. TINGTING, "An Analysis of the Legal Status of the Nine-Dotted Line: Focused on Four Doctrines", Supra 24, noot 129. 157 29 maritieme claims gebaseerd op historische elementen.162 Dit kan bijvoorbeeld worden afgeleid uit artikel 61 van het VN-Zeerechtverdrag. Kuststaten hebben immers binnen hun eigen EEZ de exclusieve bevoegdheid om de toegestane vangst van de levende rijkdommen te bepalen.163 Ingevolge artikel 62 kan een kuststaat wel andere staten de mogelijkheid verlenen om het overschot van de toelaatbare vangst in zijn Exclusieve Economische Zone te exploiteren. Deze rechten kunnen echter enkel worden toebedeeld als gevolg van een overeenkomst of andere toelatingsregeling met de kuststaat. Hieruit kan men afleiden dat historische visrechten door de opkomst van visserijakkoorden en het VNZeerechtverdrag grotendeels vervangen zijn. In de mate dat dergelijke rechten toch nog een plaats kennen in het hedendaagse internationaal zeerecht lijken ze enkel aanvaardbaar te zijn mits ze door de andere regionale actoren als een gewoonte of praktijk worden aanvaard.164 Buiten de langdurige uitoefening van een activiteit, in dit geval visserij en andere exploitaties van de rijkdommen, moeten staten deze onafgebroken uitoefening immers ook erkennen.165 45. Zoals bleek uit de voorheen vermelde Eritrea v. Yemen zaak kan het mogelijk zijn voor staten om historische exploitatierechten te behouden binnen de EEZ van een andere kuststaat, maar enkel en alleen wanneer deze kuststaat deze rechten erkent en aanvaardt.166 In de Zuid-Chinese Zee, waar een veelheid van staten maritieme exploitatiezones bezitten, is de situatie echter veel complexer. Als de Chinese ‘Nine-Dash Line’ werkelijk een ‘historische rechten-grens’ vertegenwoordigt, betekent dit dat de erkenning en aanvaarding moet gebeuren door alle kuststaten van wie de EEZ overlapt met de grenslijn. Uit het gebrek van desbetreffende bilaterale akkoorden met China, het aanhoudend protest van de andere kuststaten tegen de grenslijn en de verschillende claims op een EEZ en verlengd continentaal plat van diezelfde staten, kunnen we concluderen dat dit voor de ‘Nine-Dash Line’, niet het geval is.167 162 United States Department of State, “Limits in the Seas. China: Maritime Claims in the South China Sea”, Supra 25, noot 131. Art. 62, par. 1 VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. 164 L. BERNARD, “Historic Fishing Rights and the Nine-Dash Line, Pacific Forum CSIS, Pacnet Number 3, Honolulu, 7 januari 2015, http://csis.org/files/publication/Pac1503_0.pdf. 165 L. BERNARD, “The Effect of Historic Fishing Rights In Maritime Boundaries Delimitation”, LOSI Conference Papers, 2012, https://www.law.berkeley.edu/files/Bernard-final.pdf. 166 PHA, Eritrea/Yemen, 1998, Award of the Arbitral Tribunal in the First Stage – Territorial Sovereignty and Scope of the Dispute, Eritrea/Yemen – Phase I, par. 525-526. 167 , L. BERNARD “The Right to Fish and International Law in the South China Sea”, Journal of Political Risk, Vol. 4 (1), januari 2016, 337.; R. Beckman, "UN Convention on the Law of the Sea and the Maritime Disputes in the South China Sea”, Supra 15, noot 70. 163 30 Historische wateren 46. De vierde, laatste mogelijke grondslag voor de ‘Nine-Dash Line’, namelijk die van de ‘historische wateren’, sluit aan bij de vorige interpretatie. Hier zouden de wateren binnen de grenslijn een exclusieve titel met volledige soevereiniteit uitmaken.168 Deze titel zou, in tegenstelling tot historische rechten, een erga omnes gelding hebben en bijdragen tot territoriale claims van jurisdictie of soevereiniteit.169 China beroept zich hier dus op een historische claim op deze maritieme gebieden om niet alleen economische rechten maar een totale soevereiniteit op de wateren uit te oefenen. Peking beweert dat “de onbetwistbare soevereiniteit van de Chinese Volksrepubliek in de Zuid-Chinese Zee een voldoende historische en juridische grondslag heeft om hun claims te ondersteunen.170 Wat dan juist die exclusieve historische grondslag inhoudt en hoe dit regime van historische wateren zich ophoudt met het internationale recht wordt hierna grondiger bekeken. 2.1.3 47. Historische wateren in het internationaal zeerecht Het VN-Zeerechtverdrag bevat geen regeling omtrent historische wateren, waardoor we bijgevolg aangewezen zijn op internationaal gewoonterecht en rechtspraak om een verklaring voor het regime te zoeken. De enige verwijzingen in het verdrag naar zulke historische titel vinden we in artikel 10 dat het regime van baaien regelt. Paragraaf 6 bepaalt dat ‘voorgaande bepalingen niet van toepassing zijn op zogenaamde “historische” baaien, noch in de gevallen waarin het systeem van rechte basislijnen als bedoeld in artikel 7 wordt toegepast’.171 De bepaling schrijft voor deze historische baaien duidelijk een afwijkend regime van het verdrag voor. Dit afwijkende regime moet bekeken worden in de bredere context van historische wateren, waartoe ze behoren.172 Belangrijker is dat artikel 15 aanduidt dat het regime voor de afbakening van de territoriale zee tussen staten met tegenover elkaar liggende of aan elkaar grenzende kusten niet van toepassing is ‘in gevallen waarin het op grond van een historische titel of van andere bijzondere omstandigheden noodzakelijk is de 168 G. YUAN, "On Historic Rights under the Law of the Sea", Supra 27, noot 148. C. SYMMONS, Historic Waters in the Law of the Sea: A Modern Re-Appraisal, Supra 29, noot 158. 170 Geng Yansheng, woordvoeder PRC Ministry of Defense, Peking, 30 juli 2010; op Bloomber News, “China Says Its South China Claims are ‘indisputable’.” Bloomberg Business, 30 juli 2010; http://www.bloomberg.com/news/articles/2010-07-30/china-hasindisputable-sovereignty-in-south-china-sea-defense-aide-says. 171 Art. 10, par. 6 VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. 172 UN Secretariat, “Judicial Regime of Historic Waters including Historic Bays”, Document A/CN.4/143, Yearbook of the International Law Commission, Vol. 2, 1962, 1-27. 169 31 territoriale zeeën van de twee staten af te bakenen op een afwijkende wijze’.173 Aangezien deze afwijkende regimes niet verder beschreven staan in het verdrag kan er worden gesteld dat ze moeten worden vastgesteld overeenkomstig het internationale gewoonterecht.174 48. Historische wateren werden door het Internationaal Gerechtshof (hierna: IGH) voor het eerst gedefinieerd in de Brits-Noorse Visserijzaak van 1951. Het Hof beschreef ze hier als: ‘wateren die als interne wateren behandeld worden maar die deze eigenschap niet zouden gehad hebben ware het niet voor het bestaan van een historische titel’.175 In deze zaak werden twee traditionele visies beargumenteerd over wat nu juist het juridisch regime van deze wateren omsloot. Het Verenigd Koninkrijk beschouwde het regime als een expliciete uitzondering op de algemene regels van het internationale recht die de maritieme grensafbakening van kuststaten regelen.176 De Noorse visie beschouwde het juridisch regime van historische wateren dan weer niet als een strikte uitzondering, maar eerder als een aanvulling op andere factoren voorgeschreven door het internationale recht om maritieme grensafbakening te verantwoorden.177 49. Uiteindelijk volgde het Hof de Noorse visie in hun uitspraak en bepaalde dat de historische factoren samen met geografische, economische en andere elementen moesten bekeken worden om de toepassing van de algemene principes van het internationale recht te verantwoorden in deze bepaalde zaak. Het Hof aanvaardt dat de soevereiniteit van Noorwegen op basis van een historische titel wel degelijk een afwijking van het internationale recht uitmaakt maar in dit geval verantwoord wordt door het feit dat Noorwegen gedurende een lange periode en zonder tegenstand van andere staten deze jurisdictie heeft uitgeoefend.178 Hoewel deze zaak de Zeerechtverdragen van 1958 en 1982 voorafgaat, blijft de uitspraak een sterke basis behouden in het internationaal gewoonterecht. Het regime van historische wateren is immers telkens buiten de codificaties gebleven, waardoor men hiervoor op dit algemeen internationaal recht moet terugvallen.179 173 Art. 15 VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. A. G. O. ELFERINK, “The Islands in the South China Sea: How Does their Presence Limit the Extent of the High Seas and the Area and the Maritime Zones of the Mainland Coasts?” Ocean Development and International Law, Vol. 32, 2001, 172. 175 IGH, Fisheries, United Kingdom v. Norway, The Anglo-Norwegian Fisheries Case, ICJ Reports 1951, op p.130. Deze definitie werd bovendien meer recent door het IGH bevestigt in El Salvador/Honduras zaak met betrekking tot de Golf van Fonseca; ICJ Reports, 92, 1990, op p. 588, par. 383. 176 J. EVENSEN, “The Anglo-Norwegian Fisheries Case and Its Legal Consequences”, The American Journal of International Law, Vol. 45 (4), 1952, 609-630; Met betrekking op de Britse memorie, paragraaf 63, van 27 januari 1950 in de case. 177 M. S. MACDOUGAL, en T. B., BURKE, The Public Order of the Oceans: A Contemporary International Law of the Sea, Martinus Nijhoff Publishers, Leiden, 1987, 1225, p. 364-365.; Fisheries, United Kingdom v. Norway, The Anglo-Norwegian Fisheries Case, ICJ Reports 1951. 178 Fisheries, United Kingdom v. Norway, The Anglo-Norwegian Fisheries Case, ICJ Judgment 18 December 1951, 18-20. 179 C. SYMMONS, Historic Waters in the Law of the Sea: A Modern Re-Appraisal, Supra 29, noot 158, 8. 174 32 50. Hoewel men initieel enkel referentie maakte naar een regime voor ‘historische baaien’ heeft het IGH in de Tunesië/Libië zaak van 1982180 verklaart dat de doctrine van historische wateren zich ook uitbreidde tot andere wateren. Dit doordat het Hof stelde dat ‘deze zaak onderhevig blijft aan het internationale gewoonterecht dat niet voorziet in een enkel regime voor ‘historisch wateren’ of ‘historische baaien’, maar enkel in een specifiek regime voor elke concrete, erkende zaak met betrekking tot ‘historische wateren en baaien’.181 Aangezien het in het internationaal gewoonterecht en de statenpraktijk niet altijd duidelijk is wanneer een kuststaat zich rechtmatig historische wateren kan toe-eigenen heeft het Secretariaat van de VN geprobeerd om dit toe te lichten.182 In hun studie hebben ze drie elementen naar voor geschoven die noodzakelijk zijn voor een kuststaat om een titel op historische wateren te kunnen claimen. Ten eerste moet de Staat die de historische titel claimt gezag uitoefenen over het gebied dat ze als historische wateren beschouwt. Ten tweede moet deze uitoefening van gezag een gebruik geworden zijn, wat wil zeggen dat het een langdurige continuïteit inhoudt. Ten derde is de houding van derde staten tegenover deze claim van belang.183 Aansluitend bij deze elementen definieert BOUCHEZ historische wateren als: ‘wateren waarover de kuststaat, in tegenstelling tot de algemeen geldende regels van het internationale recht, duidelijk, effectief, continue en gedurende een aanzienlijke periode, soevereine rechten heeft uitgeoefend met de instemming van de gemeenschap der staten.’184 Wat dit laatste element juist inhoudt blijft controversieel in het internationaal gewoonterecht. 51. Aangezien het regime van historische wateren duidelijk een uitzondering op het internationaal recht uitmaakt en ze ervoor zorgt dat gebieden die anders tot de statengemeenschap zouden horen nu deel gaan uitmaken van de kuststaat, lijkt de lat voor statenerkenning hoog te liggen.185 Sommige auteurs gaan er van uit dat het loutere gebrek van enige reactie door andere staten voldoende is om als berusting in het historische recht van de kuststaat te gelden.186 Anderen, hebben steeds het standpunt ingenomen dat een effectieve vertoning van instemming door andere staten nodig is bij 180 IGH, Continental Shelf (Tunisia/Libyan Arab Jamahiriya), 24 februari 1982, Supra 28, noot 142. IGH, Tunesia/Libyan Arab Jamahiriya, ICJ Reports, 1982, p 73-74. 182 UN Secretariat, “Juridical Regime of Historic Waters including historic bays.”, Yearbook of the International Law Commission, 1962 (2), A/CN.4/143, 27. 183 Ibid. UN Secretatiat, p.13, par. 80. 184 L., J. BOUCHEZ, The Regime of Bays in International Law, A.W. Sythoff, Leiden, 1964, p.417. 185 K. ZOU, China-Asean Relations and International Law, Elsevier, Philadelphia, 2009, 250p., 179. 186 D. PHARAND, “Historic Waters in International Law with Special Reference to the Arctic”, The University of Toronto Law Journal, Vol. 21 (1), 1971, 1-14. 181 33 dergelijke historische claim, in tegenstelling tot de loutere afwezigheid van oppositie.187 Rekening houdend met de hoge standaard die aan de instemming van de statengemeenschap vasthangt lijkt het dat enige vorm van protest door andere staten volstaat om de historische titel van de kuststaat in vraag te stellen. Wel zal deze uiting van protest zich moeten hernieuwen zolang de kuststaat zich de soevereiniteit blijft toe-eigenen.188 Moeilijker is het om te bepalen wanneer juist dit protest van andere staten zich moet voordoen vooraleer een historische titel kan ontstaan. Hierbij moet men vooral rekening houden met het ontstaan van het VN-Zeerechtverdrag en de daaruit volgende maritieme zones die de soevereine rechten van de kuststaten aanzienlijk hebben uitgebreid. Men ging er van uit dat een effectief publiek vertoon van soevereiniteit over het gebied voldoende was om andere staten de mogelijkheid te geven zich er tegen te verzetten, los van het feit of ze hier effectief kennis van hadden. Dit protest moet tijdig ingesteld worden, vóór de uitoefening van soevereiniteit een dergelijke periode heeft bereikt dat ze een gebruik uitmaakt.189 Aangezien kuststaten op basis van het VNZeerechtverdrag nu andere juridische gronden kunnen inroepen om zich een groot repertoire van soevereine rechten toe te eigenen, lijkt het dat historische claims voor een groot deel naar de achtergrond zijn geschoven of zelfs zijn vervangen door die juridische claims.190 52. In het hedendaagse zeerecht lijkt het regime van historische wateren dan ook een verouderd concept. Waar in het verleden kuststaten een beroep deden op een historische titel om de legaliteit van hun claim op bepaalde zeegebieden te verantwoorden, wordt dit nu eerder beschouwd als een secundaire wijze om soevereiniteit over wateren uit te oefenen die als interne wateren kunnen worden beschouwd op basis van andere juridische principes.191 In een klein aantal gevallen echter kan een historische claim op bepaalde zeegebieden, zoals baaien, die anders niet binnen de jurisdictie van een kuststaat zouden vallen onder concepten uit het VN-Zeerechtverdrag, toch verantwoord zijn. Dit wanneer die claim ondersteund wordt door een historisch ononderbroken gebruik van de kuststaat van het zeegebied en wanneer ze door de internationale gemeenschap wordt erkend.192 Verder neemt het feit dat het VN-Zeerechtverdrag een uitzondering voorschrijft voor grensafbakening op basis van 187 A. J. ROACH, en R. W. SMITH, “Excessive Maritime Claims”, U.S. Naval War College, International Law Studies, Vol. 66, 1994, 2339. 188 UN Secretariat, “Juridical Regime of Historic Waters including historic bays.”, Supra, p.16-17, par. 113-120, Supra 31, noot 172. 189 Ibid. p.19, par. 127-132. 190 Y.Z. BLUM, “Current Development: The Gulf Of Sidra Incident”, American Journal of International Law, Vol. 80, 1986, 668-676. 191 N. HONG, UNCLOS and the Ocean Dispute Settlement: Law and Politics in the South China Sea, Routledge, London, 258p., 67. 192 K. ZOU, “Historic Rights in International Law and in China’s Practice”, Ocean Development & International Law, Vol. 32 (2), 2001, 149-168. 34 historische titels, niet weg dat hierbij afgeweken mag worden van andere fundamentele principes van het Verdrag. Hierbij wordt vooral gedacht aan de rechten en plichten die andere kuststaten over hun eigen maritieme zones genieten en het feit dat grensafbakening tussen staten met tegenover elkaar liggende of aan elkaar grenzende kusten steeds in onderlinge overeenstemming dient te gebeuren. 193 In conclusie kunnen we stellen dat de doctrine van historische wateren, hoewel grotendeels achterhaald door hedendaagse juridische principes uit het VN-Zeerechtverdrag, nog een relevantie kent in gebieden waar sinds vóór het verdrag een historische claim geldt die niet flagrant in strijd is met die principes. 2.1.3.1 53. De doctrine van historische wateren en de ‘Nine-Dash Line’ Zoals reeds gezegd zijn de stemmen in China verdeeld over wat juist het juridisch statuut van de wateren binnen de ‘Nine-Dash Line’ inhoudt.194 Ook degenen die de doctrine van ‘historische wateren’ verdedigen zijn het er niet over eens wat het regime van deze wateren dan juist omvat.195 In Taiwan zijn de meningen eensgezinder. Ze hebben nooit hun claim op de ‘Nine-Dash Line’ op basis van een historisch recht opgegeven. In april 1993 beschreven ze in hun Beleidslijnen voor de Zuid-Chinese Zee officieel dat ‘de wateren binnen de Zuid-Chinese Zee binnen de ‘historische wateren-grens’ het maritieme gebied uitmaakt onder de jurisdictie van de Republiek China196 (lees: Taiwan), waarin de Republiek China alle rechten en belangen bezit’.197 Hoewel het VN-Zeerechtverdrag een regime van historische wateren erkent waarbij een afwijkende manier van grensafbakening kan worden gehanteerd198, stelt het internationaal gewoonterecht en de rechtspraak hier toch een aantal beperkingen aan. Aangezien het regime van historische wateren een beperking van de vrijheid van de volle zee uitmaakt, moeten aan de historische wateren door de kuststaat het karakter van interne wateren worden gegeven, waar het dit anders normaal niet zou bezitten.199 Het probleem met de 193 I. PAPANICOLOPULI, “A Note on Maritime Delimitation in a Multizonal Context: The Case of the Mediterranean”, Ocean Development & International Law, Vol. 38 (4), 2007, 381-398.; K. ZOU, “Maritime Boundary Delimitation in the Gulf of Tonkin”, Ocean Development & International Law, Vol. 30 (3), 1999, 235-254.; artikel 56 en 74 VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. 194 Supra Hoofdstuk 2.1.2.2: Justificaties (p. 22); Waarin de meningen over de legaliteit van de Nine-Dash Line wordt onderverdeeld in 4 grote categorieën, namelijk: 1. Eiland-grenslijn, 2. Territoriale Grenslijn, 3. Historische rechten-grenslijn en 4. Historische wateren-grenslijn. 195 F. DUPUY, P-M. DUPUY, "A Legal Analysis of China's Historic Rights Claim in the South China Sea.", Supra 27, noot 146. 196 Taiwan: Als de facto soevereine staat, schrijven zij zichzelf de naam ‘de Republiek China’ toe. 197 Republic of China, “The South China Sea Policy Guidelines,” overgenomen in SUN K., “Policy of the Republic of China towards the South China Sea,” Marine Policy Journal, Vol. 19, 1995, 408. 198 Zie artikel 15 VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. Waarbij verwezen wordt naar een historische titel als uitzondering op het regime van afbakening van de territorial zee tussen staten met tegenover elkaar liggende of aan elkaar grenzende kusten. 199 G. GIDEL, Le Droit International Public De La Mer: Le Temps de Paix, Topos, Liechtenstein, editie 4, 1981, 530p. 35 ‘Nine-Dash Line’ zit hem hier in het feit dat de Chinese overheid reeds verschillen keren verklaarde dat hun claim het overvliegen van buitenlandse toestellen, de vrijheid van navigatie en veiligheid van buitenlandse schepen die door de Zuid-Chinese Zee navigeren niet in het gedrang brengt.200 Als gevolg beschouwen ze de wateren binnen de grenslijn niet als interne wateren met een exclusief karakter en is hun status dus onverenigbaar met de definitie die aan historische wateren werd gegeven. Verder lijkt het feit dat de wateren tot wel duizend zeemijl van het vasteland gelegen zijn moeilijk te verenigen met dit legaal statuut.201 Het VN-Zeerechtverdrag bepaalt immers dat een kuststaat op basis van een historische titel enkel kan afwijken van het regime van grensafbakening met betrekking tot de territoriale zee. Aangezien de afstand van de ‘Nine-Dash Line’ over bijna de gehele lijn verder ligt dan 12 zeemijl van de geclaimde landgebieden zou er voor de legaliteit binnen het verdrag moeten gekeken worden naar de bepalingen betreffende de EEZ of zelfs volle zee, die geen uitzonderingen voor historische claims voorzien.202 54. Chinese en Taiwanese rechtsgeleerden hebben deze lacune proberen invullen door te bepalen dat er twee soorten historische wateren zijn. De eerste zijn kustwateren die, door de specifieke geografische eigenschappen van de gebieden grenzend aan de kust, niet als interne wateren door de kuststaat kunnen worden beschouwd maar toch als ‘historische wateren’ kunnen worden geclaimd op basis van historische elementen. De tweede is het een gebied in de volle zee waarover een Staat, tegen het internationale gebruik in, zijn soevereiniteit op doet gelden als ‘historische wateren’ op basis van historische belangen.203 De wateren binnen de ‘Nine-Dash Line’ zouden behoren tot deze soort. Deze interpretatie gaat uit van een vierde element, namelijk dat van een vitaal of historisch belang van de kuststaat, om een historische titel te verantwoorden. Dit naast de langdurige en continue uitoefening van gezag en de houding van derde staten. Het Secretariaat van de VN bepaalde hier dat ‘bepaalde omstandigheden’ zoals de geografische constellatie, een nood aan zelfverdediging of een ander vitaal belang, naast langdurig gebruik, een basis kan bieden voor een historische titel.204 Ofschoon deze verklaring een oplossing zou kunnen bieden voor de geografische onverenigbaarheid van de 200 J. YU, "International Perspective on the Dotted Line in the South China Sea", Supra 20, noot 97.; S. H., PEH, “China will always ensure freedom of navigation in South China Sea, Xi says.”, South China Morning Post, 7 november 2015, http://www.scmp.com/news/china/diplomacy-defence/article/1876508/china-will-always-ensure-freedom-navigation-south-china 201 F. DUPUY, P-M. DUPUY, "A Legal Analysis of China's Historic Rights Claim in the South China Sea.", Supra 27, noot 146. 202 United States Department of State, “Limits in the Seas. China: Maritime Claims in the South China Sea”, Supra 25, noot 131. 203 K. FU, Definition of Historic Waters, , Xiamen University press, Essays on International Law of The Sea, 2004, 324. ; L. TINGTING, "An Analysis of the Legal Status of the Nine-Dotted Line: Focused on Four Doctrines.", Supra 24, noot 129. 204 UN Secretariat, “Juridical Regime of Historic Waters including historic bays.”, Supra 31, noot 172, 19, par. 134. 36 historische claim valt het te betwijfelen dat een louter historisch belang op zich voldoende kan zijn om een historische titel uit te maken zonder rekening te houden met de gezagsuitoefening van de kuststaat en de attitude en belangen van andere staten.205 Hoewel de legaliteit van de ‘Nine-Dash Line’ op basis van een historische claim dus twijfelachtig lijkt, bepaalt de internationale rechtspraak nog steeds dat er geen apart enkelvoudig regime geldt voor ‘historische wateren’ maar enkel een eigen regime voor elke specifieke, erkende zaak betreffende ‘historische wateren’.206 Wanneer we dit standpunt volgen kunnen we de Chinese historische claim eventueel onderbrengen in deze specifieke zaken, waardoor ze toch verantwoord kan zijn als ze zou voldoen aan de vereisten van het algemene internationale recht. 55. Om hieraan te voldoen moet China ten eerste een zekere veruitwendiging van zijn claim hebben voortgebracht door een publieke en effectieve uitoefening van autoriteit over de Zuid-Chinese Zee. Nadat China de ‘Nine-Dash Line’ publiek maakte is deze uitoefening van autoriteit op zijn minst zwak geweest. Wanneer China of Taiwan gedurende de 20ste eeuw toch hun soevereiniteit wilden uitdrukken waren hun acties meestal gericht op de eilanden binnen de grenslijn in plaats van op de zeegebieden.207 Als gevolg hebben buitenlandse schepen steeds hun vrijheid van navigatie kunnen blijven uitoefenen en is buiten een paar recente incidenten nooit de vrijheid van visserij beperkt.208 In de Verenigde Staten v. Alaska zaak werd bovendien bepaald dat een wederkerige handhaving van visserij-regelgeving niet gelijkgesteld is aan de kennisgeving aan buitenlandse overheden van een claim over een zeegebied en dat zulke claim enkel kan ontstaan als de kuststaat kan aantonen dat buitenlandse overheden wisten, of redelijkerwijze moesten weten dat er autoriteit werd uitgeoefend.209 Aangezien de bewijslast bij de Staat ligt die de historische titel contra het internationaal verdragsrecht beweert te bezitten is het aan China of Taiwan om hun langdurige uitoefening van 205 L. JINMING, en L. DEXIA, “The Dotted Line on the Chinese Map of the South China Sea: A Note." Supra 17, noot 87. IGH, Tunesia/Libyan Arab Jamahiriya, ICJ Reports, 1982, op p 73-74, Supra 33, noot 181. 207 K. ZOU, "South China Sea Studies in China: Achievements, Constraints and Prospects", Singapore Year Book of International Law, Vol. 11, 2007, 85-98. 208 E. FELS, en T. VU, Power Politics in Asia’s Contested Waters: Territorial Disputes in the South China Sea, Springer, 2016, 556p., 530.; Asian News, “China Detains Vietnamese Fishermen in South China Sea”, BBC News, 4 juli 2014, http://www.bbc.com/news/world-asia-28168447. 209 U.S. Supreme Court, United States v Alaska, N. 73-1888, 422 US 184, 14 ILM 1015, 23 juni 1975, United States, Supreme Court.; Hoewel niet door alle staten gedeeld, is de mening van de VS steeds geweest dat er een open, effectieve, langdurige en continue uitoefening van autoriteit moet zijn door de Staat over het zeegebied alvorens een historische claim rechtmatig kan zijn. Zoals reeds vermeld werd algemeen aangenomen dat een publiek vertoon van soevereiniteit voldoende was om een uitoefening van autoriteit uit te maken, zolang staten hierdoor redelijkerwijs maar konden weten dat hiermee een claim naar voor werd geschoven. 206 37 autoriteit over het gebied aan te tonen.210 Beiden beweren ze dat sinds oude tijden Chinese schepen de controle uitoefenden over de wateren van de Zuid-Chinese Zee en de waterwegen daar openstelden.211 56. Moeilijker lijkt het voor de staten om de mate en intensiteit van die uitoefening van autoriteit te bewijzen, aangezien hiervoor geen historische geschreven bronnen voorhanden zijn. De weinige bronnen die hier op kunnen alluderen verwijzen telkens naar de eilanden in het zeegebied en niet naar de wateren er rond.212 Zelfs gekeken naar de uitoefening van autoriteit na de publicatie van de kaart waarop de ‘Nine-Dotted Line’ stond afgebeeld in 1947, wordt het moeilijk voor China of Taiwan om een historische titel te verantwoorden. Dit aangezien er meerdere concurrerende claims op de watergebieden zijn door verschillende andere staten waarover noch de Chinese, noch de Taiwanese claim op dit ogenblik op prevaleert.213 Dit aangezien de uitoefening van autoriteit steeds in relatie met de buurtstaten moet worden bekeken. Het feit dat China in het verleden ook steeds gefaald heeft om een duidelijke en eensgezinde claim op de wateren met een consistente geografische accuraatheid naar voor te brengen, doet twijfelen aan de uitoefening van dit effectief gezag.214 57. Een tweede vereiste die het internationaal gewoonterecht oplegt is de continuïteit van deze uitoefening van gezag.215 In die mate dat ze doorlopend moet zijn gebleven over een lange tijdsperiode. Hoe lang juist deze periode moet zijn is niet precies gedefinieerd. Hier kan weer worden verwezen naar het feit dat er geen apart enkelvoudig regime bestaat dat ‘historische wateren’ regelt en we bijgevolg geval per geval, rekening houdend met alle relevante elementen, moeten kijken of een voldoende tijdsperiode verstreken is om een historische titel te kunnen verantwoorden. Een periode van bijna 60 jaar is ondertussen verstreken sinds de publicatie van de ‘Nine-Dash Line’ en bepaalde zaken in het verleden hebben dit als voldoende lang beschouwd om een historische titel te kunnen verantwoorden.216 Evenwel is het belangrijker om te kijken naar het gebruik van de Staat, namelijk de uitoefening van autoriteit, dan naar de tijdsduur ervan. Een gebruik kan immers ook kort 210 UN Secretariat, “Juridical Regime of Historic Waters including historic bays”, Supra 31, noot 172, p.22, par. 158. J. SHEN, "China's Sovereignty over the South China Sea Islands: A Historical Perspective", Chinese Journal of International Law, Vol. 1 (1), 2002, 94-157. 212 Ibid. 213 M. MIYOSHI, “China's “U-Shaped Line” Claim in the South China Sea: Any Validity Under International Law?”, Ocean Development & International Law, Vol. 43 (1), 2012, 1-17. 214 United States Department of State, “Limits in the Seas. China: Maritime Claims in the South China Sea”, Supra 25, noot 131. 215 UN Secretatiat, “Juridical Regime of Historic Waters including historic bays”, Supra 31, noot 172, p.13, par. 80. 216 British-Guiana/Venezuela Arbitrage-overeenkomst, 2 februari 1897, British and Foreign State Papers, vol. 89, 1897, 60. 211 38 en wederkerig zijn en toch een historische titel uitmaken. Waar vooral aandacht aan moet besteed worden om de continuïteit van het gezag te bepalen is de relatie tussen geïnteresseerde staten en hun gedrag met betrekking tot de historische claims.217 De nadruk komt bijgevolg te liggen op de wederkerige houdingen van die staten in plaats van op het verloop van tijd. Het probleem voor China en Taiwan ligt hem hier in feit dat voor een continue gezagsuitoefening, ze een onafgebroken, exclusieve en algemene controle over de zeegebieden moet aantonen in combinatie met de uitsluiting van andere buitenlandse staten.218 Dit lijkt moeilijk, aangezien andere kuststaten rond de Zuid-Chinese Zee ook reeds lang gebruik maken van de wateren, niet alleen voor doorvaart maar ook voor exploitatie van bijvoorbeeld de visreserves.219 Ook vele eilanden binnen de ‘Nine-Dash Line’ worden niet enkel bezet door China maar door andere contesterende staten. Dit alles maakt een exclusieve en onafgebroken gezagsuitoefening over het gebied door China of Taiwan zeer moeilijk verantwoordbaar. 58. De laatste vereiste voor een historische titel is de houding van derde staten. Hierbij moet vooral gekeken worden naar de naburige staten rond de Zuid-Chinese Zee. Zij moeten in het verloop van de tijd dat de eventuele gezagsuitoefening zich heeft voorgedaan een tolerantie vertonen, in de vorm van een gedogen of gebrek aan protest.220 Ten eerste moeten de omliggende staten op de hoogte zijn van een historische claim alvorens ze hier een protest kunnen tegen voeren. Zoals reeds aangehaald lijkt het voor China en Taiwan twijfelachtig of ze wel op zodanige wijze hun soevereiniteit over het zeegebied hebben uitgeoefend om dit te verantwoorden.221 Aangezien China nooit een formele historische claim voorop heeft gesteld, in hun Wet betreffende de Exclusieve Economische Zone en Continentaal Plat van 1998 spreken ze immers enkel over historische rechten en niet over ‘historische wateren’ of een ‘historische titel’222, is het moeilijk voor derde staten om hiertegen in protest te komen. Zonder kennis van een historische claim kan er immers geen echte instemming zijn.223 Zelfs deze ambigue stellingen van China zijn door de andere kuststaten rond de Zuid-Chinese Zee in het verleden meermaals gecontesteerd. Vietnam bijvoorbeeld heeft een protest ingediend tegen de Chinese wet van 1998 betreffende de EEZ en Continentaal Plat en diende meer recent, in 2011, een 217 D.P. O’CONNELL, The International Law of the Sea: Volume I, Oxford University Press, London, 1st Edition, 1982, 417. M. MIYOSHI, “China's “U-Shaped Line” Claim in the South China Sea: Any Validity Under International Law?”, Supra 38, noot 213. 219 J. D. FRY en M. H. LOJA, “The roots of historic title: non-western pre-colonial normative systems and legal resolution of territorial disputes”, Leiden Journal of International Law, vol. 27 (3), 2014, 727-754. 220 K. SUN, “Policy of the Republic of China towards the South China Sea: Recent Developments”, Marine Policy, Vol. 19 (5), 1995, 401-409. 221 M. MIYOSHI, “China's “U-Shaped Line” Claim in the South China Sea: Any Validity Under International Law?”, Supra 38, noot 213. 222 Exclusive Economic Zone and Continental Shelf Act, Artikel 14, Peking, 26 juni 1998, Supra 27, noot 143. 223 C. SYMMONS, Historic Waters in the Law of the Sea: A Modern Re-Appraisal, p. 213, Supra 29, noot 158. 218 39 verbale nota in bij de Secretaris-Generaal van de VN waarbij ze zelf de soevereiniteit over de Spratlyen Paracel eilandengroepen claimden.224 Ook Indonesië heeft in zo’n nota het concept van een historische titel door China over de wateren van de Zuid-Chinese Zee in vraag gesteld.225De Filipijnen hebben op hun beurt begin 2013 een verzoek ingediend voor het Permanente Hof van Arbitrage, dat zich achteraf bevoegd heeft verklaard, waarbij ze de legaliteit van de Chinese ‘Nine-Dash Line’ in vraag stellen.226 Dus ofschoon er nog geen duidelijke historische claim publiek is gemaakt, kan er wel worden gesteld dat de andere actoren in het conflict niet met de Chinese claim, in welke vorm dan ook, lijken in te stemmen. 59. De vraag kan echter gesteld worden of het protest van de naburige staten wel tijdig gebeurd is. Chinese rechtsgeleerden beroepen zich immers op een eeuwenoude gezagsuitoefening om de claim te verantwoorden. De ‘kritische datum’ van een protest tegen een historische claim ligt op het moment dat deze claim bekend wordt gemaakt.227 Deze stelling is in het verleden ook beargumenteerd in de Tunesië v. Libië en de Alaska v. VS zaken.228 staten rond de Zuid-Chinese Zee kunnen bijgevolg de legaliteit van de Chinese ‘Nine-Dash Line’ contesteren tot op het moment dat een duidelijke historische claim bekend wordt gemaakt, moest dit ooit gebeuren. Het is dus aan China om hun claim voor de internationale gemeenschap te verduidelijken en een heldere positie in te nemen over wat nu juist het statuut van de wateren binnen de ‘Nine-Dash Line’ is. 60. Het lijkt dan ook moeilijk verdedigbaar voor zowel China als Taiwan om de wateren omsloten door de ‘Nine-Dash Line’ in de Zuid-Chinese Zee te kwalificeren onder het regime van ‘historische wateren’. Dergelijk regime impliceert immers een uitzondering op de bestaande verdragsbepalingen binnen het internationaal zeerecht en zijn bijgevolg gebonden aan een aantal strikte vereisten. Op alle vlakken, zowel die van continue en effectieve uitoefening van gezag als van instemming door de statengemeenschap, schieten ze tekort om een historische claim te kunnen verantwoorden. Terwijl het regime van ‘historische wateren’ in het verleden een basis kon bieden voor kuststaten om hun 224 F. DUPUY, en P-M. DUPUY, "A Legal Analysis of China's Historic Rights Claim in the South China Sea", Supra 27, noot 146. Brief aan de Secretaris-Generaal van de VN, Doc. 480/POL-703/VII-10, 8 juli 2010, beschikbaar op www.un.org/los/clcs new/clcs home. 226 PHA, “Arbitration between the Republic of the Philippines and the People’s Republic of China: Arbitral Tribunal Rules of Procedure and Initial Timetable”, PCA Press Release, PCA 101203, Den Haag, 27 augustus 2013. 227 C. SYMMONS, Historic Waters in the Law of the Sea: A Modern Re-Appraisal, Supra 29, noot 158. 228 IGH, Tunesia/Libyan Arab Jamahiriya, ICJ Reports, 1982; U.S. Supreme Court, United States v Alaska, No 73-1888, 422 US 184, 14 ILM 1015, 23 juni 1975, United States; Supreme Court 225 Indonesië, 40 langdurige belangen in hun aangrenzende wateren te vrijwaren, moet men sinds de opkomst van het VN-Zeerechtverdrag rekening houden met nieuwe ‘alternatieve juridische concepten’ die deze geografische of economische belangen beter kunnen beschermen.229 Het feit dat de ‘Nine-Dash Line’ een beperking inhoudt van de rechten en soevereiniteit die de andere kuststaten, onder het VNZeerechtverdrag, over delen van de Zuid-Chinese Zee genieten en het Verdrag niet toelaat dat die aanspraken van de kuststaten worden opgeheven door een historische claim, maakt dat in deze specifieke zaak het regime van ‘historische wateren’ geen doorgang kan vinden.230 Het is dan ook in dit opzicht dat beide landen, zowel China als Taiwan, de laatste jaren schijnbaar zijn afgestapt van deze verantwoording voor hun claim op de Zuid-Chinese Zee. Hoewel China nooit de exacte bewoording heeft gebruikt en het steeds over ‘historische rechten’231 of ‘andere zeegebieden onder hun jurisdictie’232 had, was Taiwan explicieter om naar hun soevereiniteit over ‘historische wateren’ te verwijzen.233 De wijziging van hun standpunt werd merkbaar nadat in hun tweede lezing in de wetgevende Yuan234 van hun ‘Territoriale Zee wetsontwerp’, de woorden ‘historische wateren’ weg werden gelaten. Beide landen zullen ongetwijfeld nog verdere stappen235 ondernemen om hun claim meer in overeenkomst met het VN-Zeerechtverdrag te brengen. 2.1.4 61. Besluit Uit voorgaande bevindingen blijkt dat zowel voor rechtsgeleerden als voor China en Taiwan zelf het moeilijk is om een eenduidige verklaring te geven over de legaliteit en betekenis van de ‘Nine-Dash Line’ met betrekking tot de maritieme gebieden. Hoewel moeilijk verenigbaar met het VNZeerechtverdrag lijken zowel China als Taiwan hun maritieme claims op de grenslijn te blijven 229 C. SYMMONS, Historic Waters in the Law of the Sea: A Modern Re-Appraisal, Supra 29, noot 158, 284. K. ZOU, “China's U-Shaped Line in the South China Sea Revisited”, Ocean Development & International Law, Vol. 43 (1), 2012, 1834. 231 Exclusive Economic Zone and Continental Shelf Act, Peking, 26 juni 1998, Supra 27, noot 143. 232 Artikel 3 en 39, Law on Marine Environmental Protection, Peking, 1999, Supra 29, noot 160. 233 Republic of China, “The South China Sea Policy Guidelines”, in LIN, C., “Taiwan’s South China Sea Policy”, Asian Survey, Vol. 37 (4), 1997, 323-339. 234 De Wetgevende Yuan: Een unicamerale parlementaire instelling in de Republiek China (Taiwan). Ze maakt op zich de effectieve wetgevende macht van Taiwan uit. Eigenlijk maakt ze een tak van de regering uit (die ut 5 takken bestaat). Na de constitutionele hervormingen van de jaren 90 echter zijn alle machten die Nationale Vergadering (het vroegere parlement) had effectief aan de Wetgevende Yuan overgedragen, waardoor ze nu als enige instellingen wetten opstelt, amendeert en doorvoert. 235 Tot nu toe heeft China al een aantal wetgevende initiatieven doorgevoerd die deze trend laten uitschijnen. Hun Wet betreffende de Territoriale Zee en Aansluitende Zone van 1992 en hun Wet betreffende de EEZ en Continentaal plat van 1998 zijn de voornaamste voorbeelden van het feit dat China door het gebruik van nationale wetgeving meer conformiteit met het VN-Zeerechtverdrag nastreeft. 230 41 baseren.236 Ofschoon de staten recent pogingen doen om de grenslijn in conformiteit met het verdrag en het internationaal gewoonterecht te brengen blijft hun positie ambigu. Beide landen zullen hun claim dus eerst verder moeten verduidelijken alvorens er verder kan worden ingegaan op de conformiteit. Tot dan blijft men touwtrekken met pro en contra argumenten. Een combinatie van de vier doctrines lijkt de beste oplossing in dit opzicht. Aangezien China steeds consistent hun soevereiniteit over de eilandgroepen heeft uitgedrukt zou de ‘Nine-Dash Line’ de territoriale grenslijn uitmaken waarbinnen China de soevereiniteit bezit over de eilanden en de maritieme zones die ze volgens het VN-Zeerechtverdrag genereren.237 Wat juist deze zones zijn en welke reikwijdte ze hebben hangt af van grondige analyse op basis van artikel 121 van het verdrag met betrekking tot elk landelement in het gebied. Een bespreking van de territoriale aanspraken op de gecontesteerde eilandgroepen komt later in deze thesis nog aan bod.238 De grenslijn zelf zou de buitengrens van het continentaal plat van de geclaimde eilanden kunnen uitmaken, aangezien ze samenvalt met de 200 meter-dieptelijn errond.239 Dit werd in 1958 aanvaard als basis voor het bepalen van het continentaal plat in de Conventie betreffende het Continentaal Plat.240 Daarnaast heeft Peking evenwel geen officieel verzoek ingediend voor een verlengd continentaal plat van meer dan 200 zeemijl in de ZuidChinese Zee, terwijl ze dit in de Oost-Chinese Zee wel hebben gedaan.241 62. De historische doctrines die men als verantwoording hanteert, zouden ook in beperkte mate kunnen gelden. Het zou te ver gaan om te bepalen dat China of Taiwan het gehele zeegebied binnen 236 In 2009 communiceerden zowel China als Taiwan officieel hun positie en claim gebaseerd op de ‘Nine-Dash Line’ in diplomatieke nota’s aan de Verenigde Naties. Dit als protest tegen zowel de Maleisisch-Vietnamese gezamenlijke indiening aangaande hun Continentaal Plat voor de CLCS, als de individuele indiening van Vietnam. Hierbij verklaarde China de ‘onbetwistbare soevereiniteit over de eilanden en omliggende wateren in de Zuid-Chinese Zee te hebben’. Ook werd hier voor het eerst door China officieel gebruik gemaakt van de ‘Nine-Dash Line’ om hun claim in de Zuid-Chinese Zee te verdedigen, waarbij ze stelden bovendien de soevereine rechten te bezitten over het contintentaal plat binnen de grenslijn. ; Joint Submission of Malaysia and Vietnam to the Commission on the Limits of the Continental Shelf, Executive Summary, 6 mei 2009, op de website van de CLCS: www.un.org/Depts/los/clcs new/clcs home.htm. ; People’s Republic of China, Letter to the Secretary-General, par.2, New York, CML/17/2009, 7 mei 2009.; in M. MIYOSHI, “China's “U-Shaped Line” Claim in the South China Sea: Any Validity Under International Law?”, Supra 38, noot 213. 237 M. S. GAU, “The U-Shaped Line and a Categorization of the Ocean Disputes in the South China Sea”, Ocean Development & International Law, Vol. 43 (1), 2012, 57-69. 238 Zie ‘Hoofdstuk 3: De Gecontesteerde Eilandengroepen’, pagina’s 61-87. 239 K. ZOU, “China's U-Shaped Line in the South China Sea Revisited”, Supra 41, noot 230. 240 Convention on the Continental Shelf, United Nations Treaty Series, Vol. 499, 311. Deze definitie voor de uiterste grenzen van het Continentaal Plat werden grotendeels beïnvloed door de ‘Truman Proclamation’ van 1945, waarop de Chinese cartografen voor de ‘Nine-Dash Line’ zich zouden kunnen gebaseerd hebben.; DZUREK, D. J., “The Spratly Islands Dispute: Who’s on First?” IBRU Maritime Briefing, Vol. 2, 1996, 11. 241 People’s Republic of China, Submission of the People’s Republic of China Concerning the Outher Limits of the Continental Shelf beyond 200 Nautical Miles in Part of the East China Sea, 14 december, 2012, http://www.un.org/depts/los/clcs_new/ submissions_files/chn63_12/clcs_63_2012.pdf. 42 de ‘Nine-Dash Line’ als historische wateren kunnen kwalificeren. Dit zou de wateren onder hun gehele soevereiniteit brengen en ze een gelijkaardige status als interne of territoriale wateren geven.242 Een regime gebaseerd op historische rechten, dat een recht geeft op de exploitatie van visbestanden en andere rijkdommen in de Zee kan eventueel wel worden verantwoord.243 Hierbij zou China er goed aan doen om een verdrag of akkoord met de andere omliggende kuststaten te sluiten over een gezamenlijke ontwikkeling en exploitatie van de rijkdommen en grondstoffen in de gecontesteerde zones, waarin ieders rechten duidelijk worden uiteengezet.244 Dat China’s claim zich hoe dan ook baseert op een ‘historische titel’ blijkt uit het feit dat ze zich op hun ‘Verklaring onder artikel 298’ van 2006245 baseren om zich te onttrekken aan bepaalde dwingende procedures met een bindende beslissing, zoals de arbitragezaak met de Filipijnen van 2013.246 Deze verklaring bepaalt dat ze, op basis van hun recht onder artikel 298 van het VN-Zeerechtverdrag, de dwingende procedures ‘betreffende historische baaien of historische titels’ uitsluit. 63. Een verklaring voor de ‘Nine-Dash Line’ zal bijgevolg een afweging tussen historische en hedendaagse elementen impliceren.247 Het lijkt dan ook dat tot zolang de territoriale disputen om de eilandgroepen en hun continentaal plat niet worden opgelost, de ‘Nine-Dash Line’ de juridische en historische verantwoording voor de Chinese en Taiwanese claim in de Zuid-Chinese Zee zal blijven. Sinds 2009 gebruikt China ze dan ook als onderbouwing voor hun protest tegen de claims op een EEZ of continentaal plat van de andere kuststaten.248 De toekomst zal uitwijzen of zij dit zullen blijven doen en als gevolg van het aandringen van derde landen meer duidelijk zullen scheppen.249 242 Zie randnummers 53-54. D. E., Wallace, “"An Analysis of Chinese Maritime Claims in the South China Sea" Naval Law Review, Vol. 63, 2014, 128-159. 244 R. W. SMITH, “Maritime Delimitation in the South China Sea: Potentiality and Challenges”, Ocean Development & International Law, Vol. 41 (3), 2010, 214-236. 245 United Nations Division for Ocean Affairs and the Law of the Sea, Declaration by the PRC under Article 298 UNCLOS, 25 augustus 2006, http://www.un.org/depts/los/convention_agreements/convention_declarations.htm#China Upon ratification. 246 K. ZOU, “China's U-Shaped Line in the South China Sea Revisited”, Supra 41, noot 230. 247 F. DUPUY, en P-M. DUPUY, "A Legal Analysis of China's Historic Rights Claim in the South China Sea.", Supra 27, noot 146. 248 R. W. SMITH, “Maritime Delimitation in the South China Sea: Potentiality and Challenges”, Supra 43, noot 244. 249 Hilary Clinton, “The South China Sea,” Press Statement of the Secretary of State, 22 juli 2011, beschikbaar op www.state.gov/secretary/rm/2011/07/168989.htm. 243 43 2.2 De claims van de ASEAN landen betrokken in het conflict 2.2.1 64. Grensafbakening en legitimiteit Niet alleen China en Taiwan maken zich schuldig aan ambiguïteit, ook de andere staten rond de Zuid-Chinese Zee schieten te kort in het geheel verduidelijken van hun claim in overeenstemming met het internationale recht.250 Zowel China als de betrokken ASEAN-Landen251 moeten duidelijkheid verschaffen over wat juist in het geding is in het zeegebied en wat niet. Binnen de Zuid-Chinese Zee is het momenteel niet duidelijk welke zones wie toebehoren en waar er overlappingen zijn. Wel moet er rekening worden gehouden met het feit dat buiten Taiwan alle concurrerende staten partij zijn bij het VN-Zeerechtverdrag.252 Hoewel sommige claims eveneens gebaseerd zijn op historische elementen wordt door de staten zoveel mogelijk gepoogd hun claim met het verdrag in conformiteit te brengen. Dit was vooral het geval in 2009, wanneer de kuststaten hun inzendingen bij de CLCS deden voor het bepalen van hun continentaal plat dat de 200 zeemijl overschreed.253 De Vietnamese claim 65. Vietnam is de Staat met de op één na grootste claim in de Zuid-Chinese Zee, naast China en Taiwan.254 Het land claimt de soevereiniteit over de gehele Paracel en de gehele Spratly eilandengroepen.255 Hiermee komen ze niet alleen in conflict met de Chinese en Taiwanese claim, maar ook met die van Brunei, Maleisië en de Filipijnen.256 De Vietnamese claim valt uiteen in twee delen. Een claim op soevereiniteit over de twee eilandgroepen, gebaseerd op historische titel, en een claim op mariene gebieden in de Zuid-Chinese Zee. Met betrekking tot dit laatste claimen ze zowel de 250 G. POLING, “The South China Sea in Focus. Clarifying the Limits of Maritime Dispute”, Center for Strategic and International Studies, A Report of the CSIS Sumitro Chair for Southeast Asia Studies, Washington, VS, juli 2013, 29, 2. 251 ZIe randnummer 18 op p. 10. De betrokken ASEAN-landen zijn: Brunei, de Filipijnen, Maleisië en Vietnam. 252 United Nations Convention on the Law of the Sea, Montego Bay, 16 november 1994, United Nations Treaty Collection, n° 31363, Participant list; https://treaties.un.org/pages/ViewDetailsIII.aspx?src=TREATY&mtdsg_no=XXI-6&chapter=21&Temp= mtdsg3&lang=en. 253 L. T. MCDORMAN, “The South China Sea After 2009: Clarity of Claims and Enhanced Prospects for Regional Cooperation?” Ocean Yearbook, Vol. 24, 2010, 507–535. 254 R. PEDROZO, “China versus Vietnam: An Analysis of the Competing Claims in the South China Sea.”, CNA Analysis & Solutions, Distribution Unlimited, augustus 2004, 132p., 37. 255 Statement betreffende de Territoriale Zee, Aansluitende Zone, en Continentaal Plat uitgebracht door de Socialistische Republiek Vietnam op 12 mei 1977, beschikbaar op http://www.state.gov/documents/organization/58573.pdf. 256 C. SCHOFIELD, “Increasingly contested waters? Conflicting maritime claims in the South China Sea”, University of Wollongong, National Security College, 2013, 9-12. in L. BUSZYNSKI, en C. ROBERTS, “The South China Sea and Australia’s Regional Security Environment”, National Security College, Canberra, 2013, 8-12. 44 omliggende wateren van de eilandgroepen als een exclusieve economische zone en continentaal plat berekend op basis van de basislijnen aan hun vasteland.257 Wat betreft de wateren rond de eilanden gingen ze er, zonder verdere toelichting, van uit dat alle landelementen in staat zijn om op basis van artikel 121 VN-Zeerechtverdrag een EEZ en continentaal plat te genereren.258 Deze analyse zal later aan bod komen. Tot nu toe lijkt die claim zwak aangezien het territoriaal dispuut over de eilanden blijft lopen en Vietnam zelf nog geen basislijnen rond de eilanden heeft vastgesteld.259 De geclaimde maritieme zones berekend vanaf hun vasteland lijken evenwel meer conform te zijn met het internationaal zeerecht. Deze claim is de laatste jaren hiermee meer in overeenstemming gebracht door het sluiten van een akkoord met China over grensafbakening in de Golf van Tonkin260, door het indienen van zowel een enkelvoudig als een gezamenlijk verzoek met Maleisië voor een verlengd continentaal plat verder dan 200 zeemijl bij de CLCS261 en door de bewoording in hun Wet van de Zee van 2012, waarin ze enkel een EEZ van 200 zeemijl en een continentaal plat tot 350 zeemijl van hun basislijnen claimen262. Door dit te doen probeert Vietnam zich zo goed mogelijk in te dekken tegen de expansieve claims van China om zo hun eigen economische en strategische belangen te vrijwaren.263 Het land hanteert niettemin sinds 1982 een systeem van rechte basislijnen264, dat door velen als 257 Z. MINGLIANG, "Vietnam's Claims to Insular Features and Maritime Space in the South China Sea and the Bases of Its Claims", China Oceans Law Review, Vol. 17, 2013, 79-104. 258 Ibid.; De laatste jaren is Vietnam van deze visie afgestapt en gaan ze er meer van uit dat beide eilandengroepen niet kwalificeren als volwaardige eilanden op basis van het VN-Zeerechtverdrag. Hun visie dat de landelementen hun echter steeds blijven toebehoren op basis van historisch gebruik, en niet aan China, blijft onveranderd. 259 J. PAN, "Territorial Dispute between China and Vietnam in the South China Sea: A Chinese Lawyer's Perspective", Journal of East Asia and International Law, Vol. 5 (1), 2012, 213-234. In artikel 4 van hun Statement van 12 november 1982 van de Regering van de Socialistische Republiek Vietnam betreffende de Territoriale Zee Basislijn van Vietnam, bepaalt het land evenwel dat ze in een volgend instrument deze basislijnen zullen vaststellen. Hoewel dit tot op heden nog niet gebeurd is, zou dit in de toekomst echter wel nog kunnen. In article 4, Statement of 12 November 1982 by the Government of the Socialist Republic of Viet Nam on the Territorial Sea Baseline of Viet Nam, http://www. un. org/Depts/los/LEGISLATIONANDTREATIES/STATEFILES/VNM. htm, 28 februari 2013. 260 Akkoord tussen de Volksrepubliek China en de Socialistische Republiek Vietnam tot Mariene Grensafbakening van de Territoriale Zeeën, de Exclusieve Economische Zones en de Continentale Platten in de Golf van Tonkin, 25 december 2000, inwerkingtreding op 30 juni 2004, Law of the Sea Bulletin UN, Vol. 56, 137, consulteerbaar op https://treaties.un.org/Pages/UNTSOnline.aspx?id=1. 261 Joint submission by Malaysia and Viet Nam to the Commission on the Limits of the Continental Shelf, UN DOALOS, 6 mei 2009, consulteerbaar op http://www.un.org/depts/los/clcs_new/submissions_files/submission_mysvnm_33_2009.htm.; Viet Nam Submission to the Commission on the Limits of the Continental Shelf, UN DOALOS, 7 mei 2009, consulteerbaar op http://www.un.org/depts/ los/clcs_new/submissions_files/submission_vnm_37_2009.htm. Deze inzendingen hebben gestuit op protest en officiële reservaties door zowel de Filipijnen als China. Het conflict dat vóór de inzendingen wat was gaan liggen, leefde als gevolg er van terug hevig op, met verschillende staten rond de Zuid-Chinese Zee die hun claim opnieuw hevig gingen verdedigen. De CLCS mag eveneens geen uitspraak doen over maritieme grensafbakening, waardoor de onenigheid over de overlappende continentale platten van de verschillende kuststaten op een andere manier moet worden geregeld. 262 Artikel 15 en 17 Law of the Sea of Viet Nam, 21 juni 2012, beschikbaar op http://www.un.org/depts/los/LEGISLATIONANDTREATIES/ STATEFILES/VNM.htm. 263 D. Hai, “Vietnam’s Evolving Claims in the South China Sea”, National Security College, Australian Nat. University, 2014, 26-29. 264 Declaration on Baseline of Territorial Waters, Hanoi, 12 november 1982, beschikbaar op http://www.un.org/Depts/los/LEGISLATIONANDTREATIES/PDFFILES/VNM_1982_Statement.pdf. 45 excessief en in strijd met artikel 7 van het VN-Zeerechtverdrag wordt bestempeld.265 Ondanks hun inspanningen betreffende de maritieme zones heeft het land er dus wel baat bij hun basislijnen meer met het verdrag in overeenstemming te brengen. De claim van Maleisië en Brunei 66. Maleisië claimt zeven eilanden of rotsen van de Spratly eilandengroep. Aangezien twee ervan door Vietnam worden bezet en een andere door de Filipijnen, komt hun claim in aanvaring met die van deze landen, alsook met de claim van Brunei en China.266 De andere vier landelementen zijn wel onder hun controle, maar worden op hun beurt weer geclaimd door andere kuststaten. Met betrekking tot maritieme zones claimt Maleisië naast haar territoriale zee, een EEZ en een continentaal plat berekend vanaf de basislijn van haar kust.267 Hoewel Maleisië officieel nog geen systeem van rechte basislijnen geclaimd heeft kunnen we van officiële kaarten en hun grensakkoorden met Indonesië afleiden dat ze gebruikt maakt van rechte archipelbasislijnen.268 Doordat er nog geen officiële publicatie geweest is hebben de naburige staten nog geen protest ingediend tegen wat eveneens een excessief gebruik van rechte basislijnen lijkt uit te maken.269 Wat het continentaal plat betreft heeft Maleisië, zoals reeds gezegd, in 2009 een gezamenlijk verzoek met Vietnam ingediend bij de CLCS voor een continentaal plat dat de 200 zeemijl overschrijdt.270 Het vaststellen van maritieme grenzen neemt de spanningen tussen de landen evenwel niet volledig weg. Zo werden er in 2009 nog 38 Vietnamese vissers gearresteerd door de Maleise kustwacht omdat ze illegaal visten in hun EEZ.271 Met betrekking tot de Filipijnen is het niet volledig duidelijk of er een maritieme grensafspraak geldt tussen beide landen.272 Hoewel Maleisië grotendeels zijn maritieme grenzen met de Filipijnen heeft afgebakend claimt dat laatste land wel nog een aantal landelementen aan de Maleise kant.273 De standpunten van 265 S. BATEMAN, en C. SCHOFIELD, “State Practice Regarding Straight Baselines in Aast Asia – Legal, Technical and Political Issues in a Changing Environment”, Paper for ABLOS, International Conference on Difficulties in Implementing the Provisions of UNCLOS, Monaco, 16-17 oktober 2008, 24p., 15. 266 A. ROACH, “A CNA Occasional Paper: Malaysia and Brunei: An Analysis of their Claims in the South China Sea”, CNA Analysis & Solutions, augustus 2014, 44, 2. 267 Ibid. 268 S. BATEMAN, en C. SCHOFIELD, “State Practice Regarding Straight Baselines in Aast Asia – Legal, Technical and Political Issues in a Changing Environment”, Supra 46, noot 265. 269 V. FORBES, “The Territorial Sea Datum of Malaysia”, MIMA Bulletin, Vol.14 (4), 2007, 3-8. 270 Zie randnummer 65. Joint submission by Malaysia and Viet Nam to the Commission on the Limits of the Continental Shelf, 6 mei 2009, Supra 45, noot 261. 271 NST, “38 Vietnamese Fishermen Caught”, New Straits Times, 14 mei 2009, In BUSZYNSKI, L., “Rising Tensions in the South China Sea: Prospects for a Resolution of the Issue”, Security Challenges, Vol. 6 (2), winter 2010, 85-104. 272 A. ROACH, “A CNA Occasional Paper: Malaysia and Brunei: An Analysis of their Claims in the South China Sea”, Supra 46, noot 266. 273 R. BECKMAN, "The UN Convention on the Law of the Sea and the Maritime Disputes in the South China Sea", Supra 15, noot 70. 46 beide landen blijven bijgevolg onduidelijk tot er een officieel akkoord tot stand komt. Ten slotte blijkt de status van de grensafbakening met Brunei ook onduidelijk. 67. Als kleinste land in het conflict rond de Zuid-Chinese Zee heeft Brunei ook de kleinste claim.274 Geografisch gezien is het land volledig omsloten door Maleisië, waardoor er vooral naar de maritieme grensafbakening met dit land moet worden gekeken. Hoewel beide landen een akkoord hebben over het feit dat Brunei een EEZ van 200 zeemijl van zijn basislijn kan claimen, is er meer onduidelijkheid over het eventuele recht op een continentaal plat.275 Het probleem ligt hem in het feit dat in het gezamenlijk verzoek met Vietnam bij de CLCS van 2008, Maleisië geen onderbreking van zijn continentaal plat in de Brunese wateren heeft aangeduid. Het feit dat dit niet alleen in strijd is met het VN-Zeerechtverdrag, maar dat Brunei hier bovendien geen protest tegen heeft ingediend geeft blijk dat het gezamenlijk verzoek bij de CLCS de rechten van Brunei niet in het gedrang brengt.276 De claim van Brunei lijkt de enige volledig legale van de concurrerende staten. Hij is gebaseerd op grensafspraken met Maleisië277, een legale claim op een EEZ van 200 zeemijl278 en een inherent recht op een continentaal plat vanaf zijn kust. Hoewel Brunei nog geen bewijzen naar voor heeft gebracht voor een verlengd continentaal plat, heeft het land wel zijn intenties hiertoe duidelijk gemaakt in 2009.279 De Filipijnse claim 68. Gedurende een lange periode was de Filipijnse claim in de Zuid-Chinese Zee zeer onduidelijk en evident in strijd met het geldende internationale recht. Het land baseerde zich immers sinds 1898 op het Verdrag van Parijs om haar maritieme grenzen te bepalen.280 Dit verdrag weerspiegelde de visie 274 Zie: Kaart 1: De verschillende territoriale claims in de Zuid-Chinese Zee A. SMITH, “Brunei and Malaysia resolve outstanding maritime boundary issues”, ASIL LOS Reports, vol. 1, 2010, beschikbaar op http://www.asil.org. 276 N. THAO en R., AMER, “Coastal States in the South China Sea and Submissions on the Outer Limits of the Continental Shelf”, Ocean Development & International Law, Vol. 42 (3), 2011, 245-263. 277 North Borneo Definition of Boundaries Order in Council, 1958, Statutory Instruments 1958, No. 1517; Sarawak Definition of Boundaries Order in Council, 1958, Statutory Instruments 1958, No. 1518, in A. ROACH, “A CNA Occasional Paper: Malaysia and Brunei: An Analysis of their Claims in the South China Sea”, Supra 46, noot 266. 278 R. O’ROURKE, “Maritime Territorial and Exclusive Economic Zone (EEZ) Disputes Involving China: Issues for Congress”, Congressional Research Service, CRS Report for Congress R42789, 10 december 2012, 73p., 11. 279 R. BECKMAN, en T., DAVENPORT, “CLCS Submissions and Claims in the South China Sea”, Centre for International Law Signapore, 10 november 2010, 31.; Brunei Darussalam’s Preliminary Submission concerning Limits of its Conintental Shelf, CLCS Submissions Files, beschikbaar op http://www.un.org/depts/los/clcs_new/submissions_files/preliminary/brn2009preliminaryinformation.pdf. 280 Treaty of Peace Between the United States and Spain, Paris, 10 december, 1898, article 3, beschikbaar op http://avalon.law.yale.edu/19th_century/sp1898.asp. 275 47 van haar voormalige koloniale heersers, Spanje en de Verenigde Staten. Als gevolg beschouwden de Filipijnen hun grondgebied als een archipel waarrond een enkele rechthoekige grenslijn kon worden getrokken en waarbinnen zowel de wateren, die als interne of territoriale wateren werden beschouwd, als de landelementen tot hun grondgebied behoorden.281 De territoriale wateren die geclaimd werden aan de zeezijde van de basislijn, strekten zich echter veel verder uit dan 12 zeemijl, wat de internationale standaard is. Ook claimden de Filipijnen bijna de gehele Spratly eilandengroep die ze zelf de Kalayaan eilandengroep noemen. Ook hierrond werd op dezelfde wijze een arbitraire vierkante grenslijn getekend. Als gevolg van de onverenigbaarheid van die claims met het VN-Zeerechtverdrag hebben de Filipijnen sinds 1961 verschillende wetten en instrumenten uitgevaardigd om hieraan tegemoet te komen.282 Hoewel een nieuwe grensafbakening het land nauwer omlijnde, door gebruik te maken van een systeem van 80 rechte basislijnen, bleef de claim excessief en lokte het protest uit bij andere staten.283 69. Het was pas in 2009 dat Manila een nieuwe wet uitvaardigde om hun regime van archipel- basislijnen in conformiteit met het VN-Zeerechtverdrag te brengen.284 Hoewel de Filipijnen hierin duidelijk hun rechte basislijnen rond de hoofdarchipel afbakenen en op basis hiervan een territoriale zee en EEZ claimen volgens het Verdrag, bepalen ze evenwel geen systeem van basislijnen rond de geclaimde Kalayaan eilanden. In hun wet vallen ze hier immers terug op het regime van eilanden in het VN-Zeerechtverdrag om hun jurisdictie over de Kalayaan eilandengroep en de Scarborough-rif te bepalen, ‘waarover de Filipijnen eveneens de soevereiniteit bezitten’.285 Hoewel ze nog geen verdere duidelijkheid geschapen hebben over het statuut van de landelementen binnen de eilandengroep, lijken ze er van uit te gaan dat het merendeel enkel ‘rotsen’ of ‘bij eb droogvallende bodemverheffingen’ uitmaken.286 De soevereiniteitsaanspraak op de eilanden lokte bij de andere kuststaten niettemin veel protest uit, vooral bij China en Vietnam, die in hun eigen nationale wetgeving 281 G. POLING, “The South China Sea in Focus. Clarifying the Limits of Maritime Dispute”, Center for Strategic and International Studies, A Report of the CSIS Sumitro Chair for Southeast Asia Studies, Washington, VS, juli 2013, 29, 10. 282 M. ROSEN, “Philippine Claims in the South China Sea: A Legal Analysis”, CNA Analysis and Solutions, A CNA Occasional Paper, augustus 2014, 52pp., 45-46.; L. BAUTISTA, “The Philippine Treaty Limits and Territorial Waters Claim in International Law”, Social Science Diliman, Volume 5 (1-2), december 2009, 110. 283 U.S. Department of State, “Limits of the Seas, Philippines Straight Baselines”, USDOS, Vol.33, 1973.; Department of the Navy, “Maritime Claims Reference Manual”, DoD 2005-1-M, 2013, http://www.jag.navy.mil/organization/code_10_mcrm.htm. 284 Republic Act No. 9522, “an Act to amend certain provisions of Republic Act no. 3046, as amended by Republic Act no. 5446, to define the archipelagic baseline of the Philippines and for other purposes”, 10 maart 2009, beschikbaar op http://www.lawphil.net/statutes/repacts/ra2009/ra_9522_2009.html. 285 Ibid., Section 2, Republic Act No. 9522. 286 N. THANG, en N. THAO “China's Nine Dotted Lines in the South China Sea: The 2011 Exchange of Diplomatic Notes Between the Philippines and China”, Ocean Development & International Law, Vol. 43 (1), 2012, 35-56. 48 dezelfde stelling innamen. Het resultaat van de basislijn-wet is een veel duidelijkere en legitieme claim van de Filipijnen in de Zuid-Chinese Zee, waartegenover een dispuut over de landelementen echter nog veel onzekerheid biedt. 2.2.2 70. Besluit Als conclusie kan men stellen dat het conflict in de Zuid-Chinese Zee allerminst bipolair is. Niet alleen China en Taiwan, maar alle omliggende staten claimen delen van het zeegebied. De kwestie van maritieme grensafbakening in de Zuid-Chinese Zee is bijgevolg enorm complex.287 Hoewel Vietnam, Maleisië, Brunei en de Filipijnen de laatste jaren er in slagen om hun claim meer in overeenstemming met het VN-Zeerechtverdrag te brengen, blijft onduidelijkheid en ambiguïteit enige vooruitgang in de weg staan.288 Zolang de kuststaten geen volledige duidelijkheid scheppen in wat juist hun precieze aanspraken zijn in het zeegebied kunnen er geen akkoorden of afspraken gemaakt worden over overlappingen. Volgens het VN-Zeerechtverdrag heeft elke kuststaat een recht op een EEZ en een continentaal plat. In een gebied zoals de Zuid-Chinese Zee, waar staten met aangrenzende en tegenoverliggende kusten snel met overlappingen van deze zones te maken krijgen, moeten de grenzen op een manier worden vastgesteld, teneinde een billijke oplossing te bereiken.289 Maleisië en Brunei hebben bijvoorbeeld reeds een dergelijk akkoord gesloten en ook China en Vietnam zijn hier in geslaagd met betrekking tot de Golf van Tonkin.290 Nochtans hebben niet alleen deze staten overlappende exclusieve economische zones of continentale platten, maar ook Vietnam en Maleisië, Maleisië en de Filipijnen, en de Filipijnen en Taiwan. 71. De betrokken ASEAN-landen doen er dan ook goed aan om verder hun claim in conformiteit met het internationaal zeerecht te brengen, niet alleen met betrekking tot hun basislijnen, maar ook tot hun onderling overlappende maritieme zones. Ten slotte biedt het VN-Zeerechtverdrag en internationaal zeerecht geen oplossingen voor disputen over soevereiniteit betreffende 287 Boston Global Forum, “Recent Trends in the South China Sea Disputes.”, Boston Global Conferences, juni 2015, 33p., 5. G. POLING, “The South China Sea in Focus. Clarifying the Limits of Maritime Dispute”, Supra 48, noot 281, 2. 289 Artikel 74 en 83, VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. 290 Akkoord tussen de Volksrepubliek China en de Socialistische Republiek Vietnam tot Mariene Grensafbakening van de Territoriale Zeeën, de Exclusieve Economische Zones en de Continentale Platten in de Golf van Tonkin, 25 december 2000, inwerkingtreding op 30 juni 2004, Law of the Sea Bulletin UN, Vol. 56, 137. Beschikbaar op https://treaties.un.org/Pages/UNTSOnline.aspx?id=1.; A., SMITH, “Brunei and Malaysia resolve outstanding maritime boundary issues”, Supra 47, noot 275. 288 49 landelementen.291 Dit kan enkel worden beslist door de betrokken staten onderling in overleg of door een beslissing in arbitrage, zoals door het Internationaal Gerechtshof. In de Mauritius v. UK zaak van 2015, heeft het Permanente Hof van Arbitrage evenwel beslist dat territoriale disputen over soevereiniteit niet volledig uit de toepassingssfeer van het VN-Zeerechtverdrag vallen. Dit zou echter enkel het geval zijn wanneer het gaat over een klein probleem betreffende territoriale soevereiniteit dat ondergeschikt is aan een dispuut met betrekking tot de interpretatie of toepassing van het Verdrag.292 Gekeken naar de complexiteit en gewichtigheid van het soevereiniteitsconflict over de eilandengroepen, lijkt dit voor de Zuid-Chinese Zee niet het geval te zijn. 2.3 Standpunt derde landen 2.3.1 72. De VS en hun SCS beleid Ook al hebben ze zelf geen claim in de Zuid-Chinese Zee, toch zijn de Verenigde Staten een prominente speler in het conflict. Het land heeft twee voorname belangen in het gebied, namelijk toegankelijkheid en stabiliteit.293 Beide elementen zijn van belang voor de Amerikaanse welvaart en internationale strategie. Onbelemmerde toegang is cruciaal voor twee elementen, namelijk commerciële doorvaart en militaire dynamiek.294 De Verenigde Staten, net zoals vele andere landen, rekenen voor een groot deel van hun handel met Azië, Afrika en het Midden-Oosten op commerciële scheepvaart langs de Zuid-Chinese Zee.295 Ook voor hun militaire manoeuvres en ondersteuning in Oost-Azië en de rest van de wereld rekent de VS op een vrije doorgang van hun vloot in het gebied. 291 G. TRIGGS, “Maritime Boundary Disputes in the South China Sea: International Legal Issues”, Legal Studies Research Paper, No. 09/37, The University of Sydney, mei 2009, 15p., 4. 292 PHA, Chagos Marine Protected Area Arbitration (Mauritius v. United Kingdom), Permanent Court of Arbitration, Case 2011-3, Award 18 March 2015, 217pp., 90.; W. QU, “The Issue of Jurisdiction Over Mixed Disputes in the Chagos Marine Protection Area Arbitration and Beyond”, Ocean Development & International Law, Vol. 47 (1), 2016, 40-51. 293 T. FRAVEL, “U.S. Policy Towards the Disputes in the South China Sea Since 1995”, Policy Report, Singapore, maart 2014, 13p., 2. op http://taylorfravel.com/documents/research/fravel.2014.RSIS.us.policy.scs.pdf.; B., GLASER, “Conflict in the South China Sea, Contingency Planning Memorandum Update”, Council on Foreign Relations Press, april 2015, http://www.cfr.org/asia-andpacific/conflict-south-china-sea/p36377.; M. MCDEVITT, “The South China Sea: Assessing U.S. Policy”, American Foreign Policy Interests: The Journal of the National Committee on American Foreign Policy, Vol. 37 (1), 2015, 23-30.; C., STOCK, "The Underlying Economics of the South China Sea Conflict", University of Baltimore Journal of International Law, Vol. 3 (1), 2015, 139-144. 294 T. FRAVEL, “The U.S. and China in Regional Security: Implications for Asia and Europe. Session VI: South China Sea: What Issues and Whose Core Interest?”, 6th Berlin Conference on Asian Security, Berlin, 18 juni 2012, 9p., 2. 295 P. CRONIN, “Cooperation from Strength: The United States, China and the South China Sea”, Center for a New American Security, januari 2012, http://www.cnas.org/files/documents/publications/CNAS_CooperationFromStrength_Cronin_1.pdf. 50 Ten slotte volgt een inmenging in het conflict ook uit het belang voor de VS in de bescherming van de strategische belangen van zijn bondgenoten en tevens ook van Amerikaanse bedrijven betrokken bij exploitatiewerkzaamheden in het gebied.296 Het verzekeren van regionale stabiliteit in combinatie met het onderhouden van een stabiele en coöperatieve relatie met China staan dan ook centraal in het Amerikaanse Zuid-Chinese Zee beleid. 73. Eén van de belangrijkste pijlers in dit beleid is de naleving van internationale regelgeving en standaarden. De VS werpt zich in dit opzicht dan ook op als observator en verwerpt elke inbreuk op het VN-Zeerechtverdrag, waar het zelf nog steeds geen partij van is.297 In dit opzicht besteedt de VS vooral aandacht aan het regime van vrijheid van navigatie in de Zuid- Chinese Zee. Het land is bijgevolg pas echt een actieve rol gaan spelen in het conflict in 1994, toen het VN-Zeerechtverdrag in werking trad en de militaire activiteit van China in de Zuid-Chinese Zee gevoelig toenam.298 Washington verklaarde in 1995 dat: ‘De Verenigde Staten geen positie inneemt over de juridische gegrondheid van de concurrerende claims van soevereiniteit, over de verschillende eilanden, riffen en andere elementen in de Zuid-Chinese Zee. De Verenigde Staten zouden zich echter ernstig zorgen maken om elke maritieme claim, of inperking van maritieme activiteit, in de Zuid-Chinese Zee die niet consistent is met het internationale recht, inclusief het VN-Zeerechtverdrag.’299 74. Deze positie is de VS blijven hanteren gedurende de rest van het conflict waarbij ze een vreedzame en multilaterale geschilbeslechting met respect voor de vrijheid van navigatie vooropstellen.300 Zowel China als de Verenigde Staten hechten belang aan de vrijheid van navigatie voor commerciële scheepvaart. De twistpunten liggen echter wanneer men diezelfde vrijheid wil 296 H. KAMRUL, "The UNCLOS and the US-China Hegemonic Competition over the South China Sea." Journal of East Asia and International Law, Vol. 6 (1), 2013, 107-134. 297 Deze visie volgde uit het ‘Freedom of Navigation Program’ van de VS. Binnen dit programma volharde de regering van de VS er in om te reageren op, in hun ogen, excessieve maritieme claims die de vrijheid van navigatie over de hele wereld in gevaar zouden brengen. Het FON programma ontstond in 1979 onder President Carter en diende ertoe om op een vredevolle manier de internationale rechten en vrijheden uit het VN-Zeerechtverdrag te vrijwaren, door de vrijheid van scheepvaart te benadrukken. G. BALLESTER, "The Right of Innocent Passage of Warships: A Debated Issue", Revista de Derecho Puertorriqueno, Vol. 54 (1), 20142015, 87-118.; K. ZOU, “Law of the Sea Issues Between the United States and East Asian States.”, Ocean Development & International Law, Vol. 39 (1),2008: 69-93. 298 R. EMMERS, The US Rebalancing Strategy, Impact on the South China Sea, National Security College Press, Singapore, 2013, 4144. 299 C. SHELLY, toenmalig woordvoerder voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de VS., “Spratlys and the South China Sea”, 10 mei 1995, in R. EMMERS, “The De-escalation of the Spratly Dispute in Sino-Southeast Asian Relations”, S. Rajaratnam School of International Studies, Working Paper 129 (17), 6 juni 2007. 300 S. YANN-HUEI, "Sovereignty and Maritime Disputes in the South China Sea: Potential Conflicts between China and the United States", China Oceans Law Review, Vol. 16, 2012, 112-154.; H. KAMRUL, "The UNCLOS and the US-China Hegemonic Competition over the South China Sea", Supra 51, noot 296. 51 toepassen op de doorvaart van militaire schepen. Waar de Verenigde Staten geloven in een grote vrijheid voor alle staten om militaire activiteiten op zee uit te voeren, veroordeelt China elke militaire verrichting binnen de ‘Nine-Dash Line’ als een inbreuk op haar soevereiniteit.301 Het VNZeerechtverdrag bepaalt dat binnen hun EEZ, kuststaten soevereine rechten hebben betreffende de exploitatie van mariene rijkdommen, alsook om regelgeving door te voeren met betrekking tot het mariene milieu.302 De kuststaten moeten deze rechten echter uitvoeren rekening houdend met de rechten en plichten van andere staten. Zoals bepaald in artikel 58 houden deze rechten de vrijheid van navigatie, overvliegen en andere internationale rechtmatige soorten gebruik van de zee samenhangend met deze vrijheden. Hoewel het VN-Zeerechtverdrag in dit opzicht stil blijft over militaire activiteiten, lijkt het moeilijk te stellen dat men bij de oprichting van de EZZ militaire activiteiten wou beperken.303 75. In april 2001 deed zich bijvoorbeeld een incident voor boven de Zuid-Chinese Zee waar een Chinees F-8 gevechtsvliegtuig met een Amerikaans EP-3 observatievliegtuig in botsing kwam.304 Het Chinese vliegtuig was verwoest en het Amerikaanse kon nog beschadigd landen op het Hainan eiland op Chinees grondgebied. China stelde hier dat de VS het VN-Zeerechtverdrag had geschonden in de mate dat elk overvliegen boven de EEZ van een andere Staat de rechten van die Staat in acht moet nemen, en dat ‘de activiteiten van de Amerikaanse vliegtuigen een ernstige bedreiging vormden voor de Chinese nationale veiligheid’.305 Nog recenter, in december 2013, sneed een Chinees oorlogsschip een Amerikaanse kruiser de pas af, waarbij de schepen zeer dicht bij een botsing kwamen.306 Het Amerikaanse schip had als taak de controle en het toezicht over een nieuw Chinees vliegdekschip, de Liaoning, dat zijn eerste overtocht in de Zuid Chinese Zee maakte. Men omschreef het incident als één van de meest gewichtige sinds 2009, wanneer vijf Chinese schepen een Amerikaans onderzoeksschip, 301 J. W. HOUCK, en N. M. ANDERSON, "The United States, China, and Freedom of Navigation in the South China Sea,", Washington University Global Studies Law Review, Vol. 13 (3), 2014, 441-452. 302 Artikel 56 VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. 303 F. FRANCIONI, “Peacetime Use of Force, Military Activities in the Exclusive Economic Zone of Third Countries”, Ocean Development & International Law, Vol. 18, 1985, 216., in K. ZOU, “Law of the Sea Issues Between the United States and East Asian States”, Ocean Development & International Law, Vol. 39 (1), 2008, 69-93. 304 S. YANN-HUEY, “The EP-3 Collision Incident, International Law and its Implications on the U.S.- China Relations”, Chinese (Taiwan) Yearbook of international Law and Affairs, Vol. 19, 2001, 1-15.; E. DONNELY, “The United States-China EP-3 Incident: Legality and Realpolitik”, Journal of Conflict and Security Law, Vol. 9, 2004, 25-42. 305 Foreign Ministry of the People’s Republic of China, “Foreign Ministry Spokesman Gives Full Account of Air Collision”, Xinhua, 4 april 2001, http://www.china.org.cn/english/2001/Apr/10070.htm. ; In Y., TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2nd Edition, 2015, 472pp., 394-395. 306 T. RUYS (ed.), “Digest of State Practice 1 July-31 December 2013”, Journal on the Use of Force and International Law, Vol. 1 (1), 2014, 149-189. 52 de USNS Impeccable, lastigvielen.307 De Verenigde Staten rapporteerden ook hier dat ze vastbesloten waren om de uitoefening van hun rechten onder het internationaal zeerecht te verzekeren en dat ze van China verwachten om hiermee in overeenstemming te handelen.308 76. Uit deze incidenten kan worden afgeleid dat het voeren van militaire activiteiten in een EEZ van een andere Staat steeds een afweging uitmaakt van de rechten en plichten van die kuststaat met de vrijheden bepaald in het verdrag. Wanneer een Staat hiermee voldoende rekening houdt, de kuststaat niet belemmert in het rechtmatig genot van die rechten en bovendien geen gevaar creëert voor personen en installaties, lijkt het verrichten van militaire activiteiten in de exclusieve economische zone van een andere Staat toelaatbaar. 77. In andere maritieme zones echter, zoals de territoriale wateren, waar een Staat de soevereiniteit over bezit en er enkel een regime van onschuldige doorvaart speelt, is dit echter niet het geval. Ook hier verschillen de meningen van China en de VS. Met betrekking tot de excessieve claims van China maken de Verenigde Staten zich zorgen om een ‘territorialisering’ van de Zuid-Chinese Zee.309 Het standpunt van China is immers dat binnen hun territoriale wateren er geen onschuldige doorvaart van oorlogsschepen kan gelden, tenzij ze hiervoor op voorhand toestemming hebben gekregen.310 De Verenigde Staten, net zoals het merendeel van de andere partijen van het VN-Zeerechtverdrag, gaan ervan uit dat er geen onderscheid mag worden gemaakt tussen commerciële en militaire schepen bij een onschuldige doorvaart door territoriale wateren.311 Voorafgaande toestemming of zelfs kennisgeving is bijgevolg geen vereiste, ook niet voor oorlogsschepen. 307 C. THAYER, “USS Cowpens Incident Reveals Strategic Mistrust Between U.S. and China”, The Diplomat, 17 december 2013, http://thediplomat.com/2013/12/uss-cowpens-incident-reveals-strategic-mistrust-between-u-s-and-china/. 308 D. ALEXANDER, en P., SWEENEY, “U.S., Chinese warships narrowly avoid collision in South China Sea”, 14 december 2013, http://www.reuters.com/article/us-usa-china-ships-idUSBRE9BC0T520131214. 309 L. BUSZYNSKI, en C., ROBERTS, The South China Sea Maritime Dispute: Political, Legal and Regional Perspectives, Routledge, Abingdon, 25 september 2014, 248p., 14. 310 K. ZOU, “Innocent Passage for Warships: The Chinese Doctrine and Practice", Ocean Development and International Law, Vol. 29 (3), 1998, 195-224.; WINDSOR, T., “Innocent passage of warships in East Asian territorial seas”, Australian Journal of Maritime & Ocean Affairs, Vol. 3 (3), 2011, 73-81.; S.YANN-HUEI, en K., ZOU, “Maritime Legislation of Mainland China and Taiwan: Developments, Comparison, Implications, and Potential Challenges for the United States”, Ocean Development & International Law, Vol. 31 (4), 2000, 303-345.; Artikel 6, Law of the People's Republic of China Concerning the Territorial Sea and the Contiguous Zone, 25 februari 1992, Supra 8, noot 29. 311 G. BALLESTER, “The Right of Innocent Passage of Warships: A Debated Issue", Revista de Derecho Puertorriqueno, Vol. 54 (1), 2014-2015, 87-118.; US Naval War College, "Problem Situations Involving the Question of Innocent Passage through the Territorial Sea", International Law Studies Series, US Naval War College, Vol. 53, 1959-1960, 127-156.; Z. JIANWEN, "On the Interpretative Declarations by the State Parties to United Nations Convention on the Law of the Sea concerning the Issue of Innocent Passage of Warships through the Territorial Sea", China Oceans Law Review 2005. Vol. 2, 2005, 282-310. 53 78. Ook al bevat het VN-Zeerechtverdrag geen specifieke bepaling rond onschuldige doorvaart voor oorlogsschepen, toch kan men aan de hand van bepaalde elementen afleiden dat het Verdrag hen dit recht niet ontzegt.312 Het feit dat het Verdrag het recht van onschuldige doorvaart classificeert onder de rubriek ‘Regels die van toepassing zijn op alle schepen’313 en dat onderzeeërs volgens artikel 20 verplicht zijn te navigeren op de oppervlakte, doet vermoeden dat ook oorlogsschepen het recht genieten. Verder bepaalt artikel 19(2) dat: ‘De doorvaart van een vreemd schip wordt geacht gevaar op te leveren voor de vrede, de orde of de veiligheid van de kuststaat indien het zich in de territoriale zee bezighoudt met c) handelwijzen gericht op het vergaren van informatie ten nadele van de verdediging of de veiligheid van de kuststaat’. Hieruit kan men afleiden dat zulke handelingen enkel door militaire vaar-of vliegtuigen kunnen worden uitgevoerd.314 Toch lijkt ook hier weer een afweging nodig tussen de vrijheid van navigatie van derde staten en de rechten en veiligheidsbelangen van kuststaten. Waar de vereiste van voorafgaande toestemming moeilijk verenigbaar lijkt met het VNZeerechtverdrag, lijkt het feit dat een kuststaat een voorafgaande verwittiging van doorvaart door hun territoriale wateren vereist om een inschatting van de bedreiging voor hun veiligheid en mariene leefmilieu te maken wel geoorloofd.315 Bovendien behouden kuststaten steeds het recht om buitenlandse oorlogsschepen uit hun territoriale wateren te bevelen wanneer ze bij hun doorvaart de wetgeving of voorschriften van de kuststaat zouden schenden.316 79. Over de laatste jaren is de aanwezigheid van de Verenigde Staten in de Zuid-Chinese Zee sterk toegenomen. Hoewel het land beweert geen positie in te nemen betreffende de territoriale disputen in het gebied, hebben ze zich opgeworpen als sterke voorstander van de principes van het VNZeerechtverdrag, in het bijzonder met betrekking tot de vrijheid van navigatie.317 Zolang het land 312 W. AGYEBENG, "Theory in Search of Practice: The Right of Innocent Passage in the Territorial Sea", Cornell International Law Journal, Vol. 39(2), 2006, 371-400.; FRANCKX, E., "American and Chinese Views on Navigational Rights of Warships", Chinese Journal of International Law, Vol. 10 (1), 2011, 187-206. 313 Artikel 17 VN-Zeerechtverdrag 1982, zie Supra 14, noot 62. 314 Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Supra 14, noot 63. 315 B. SMITH, "Innocent Passage as a Rule of Decision: Navigation V. Environmental Protection", Columbia Journal of Transnational Law, Vol. 21 (1), 1982-1983, 49-102.; D. DIXON, "Transnational Shipments of Nuclear Materials by Sea: Do Current Safeguards Provide Coastal States a Right to Deny Innocent Passage", Journal of Transnational Law & Policy, Vol. 16 (1), 2006-2007, 73-100.; W. ACEVES, "Ambiguities in Plurilingual Treaties: A Case Study of Article 22 of the 1982 Law of the Sea Convention", Ocean Development and International Law, Vol. 27 (3), 1996, 187-234. 316 Artikel 30, VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. 317 B. WILSON, en J. KRASKA, “American Security and Law of the Sea”, Ocean Development & International Law, Vol. 40 (3), 2009, 268-290.; H. KAMRUL, "The UNCLOS and the US-China Hegemonic Competition over the South China Sea.", Supra 51, noot 296.; Y. JINGDONG, “Emerging maritime rivalry in The South China Sea: Territorial disputes, sea‐lane security, and the pursuit of power”, International Security Research and Outreach Programme ISROP, Centre for International Studies, Sydney, Summer 2012, 41p., 37. 54 evenwel geen partij is bij het Verdrag verdedigen ze dit steunend op het internationale gewoonterecht. De Verenigde Staten weerleggen op basis van die principes China’s claim op ‘historische rechten’ in de Zuid-Chinese Zee, dat volgens hen geen basis vindt in zowel het geldende internationale recht als het VN-Zeerechtverdrag.318 Militair machtsvertoon van beide partijen leidt verder tot spanningen in de regio.319 De Verenigde Staten blijven echter een positie innemen die gericht is op een vredevolle beslechting van het conflict. Hierbij sturen ze aan op een multilaterale oplossing, zoals bijvoorbeeld een verdere uitdieping van de reeds bestaande Declaration of Conduct.320 Uit Chinees perspectief wordt de steeds toenemende inmenging van de VS als een rechtstreekse provocatie gezien.321 In de toekomst zal het voor de Verenigde Staten dan ook cruciaal zijn om een balans te behouden tussen neutraliteit en het beheersen van conflictescalatie, in zijn Zuid-Chinese Zee beleid. 2.3.2 80. Andere staten Niet alleen de Verenigde Staten maar nog vele andere derde landen kijken met argusogen naar het conflict in de Zuid-Chinese Zee. Zoals reeds gezegd is het gebied van groot economische belang, niet alleen voor de handel en commerciële scheepvaart van vele landen, maar ook de potentiële rijkdom aan grondstoffen wekt bij velen interesse. 81. India rekent bijvoorbeeld zeer sterk op zijn handel met Japan, Zuid-Korea en vele ASEAN landen, op een vlotte doorvaart in de Zuid-Chinese Zee.322 Het land maakt zich zorgen om de steeds toenemende en assertiever wordende aanwezigheid van China.323 Door het faciliteren van samenwerking op veiligheidsgebied en het helpen opbouwen van capaciteit van regionale actoren in het conflict probeert India onofficieel een machtsevenwicht tegen de unilaterale controle van China in 318 Het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een eigen studie gepubliceerd waarbij ze de geldigheid van de Chinese claim in de Zuid-Chinese Zee weerleggen op basis van het geldende internationaal recht en het VN-Zeerechtverdrag.; Zie: United States Department of State, “Limits in the Seas. China: Maritime Claims in the South China Sea”, U.S. Bureau of Oceans and International Environmental and Scientific Affairs, 2014, No. 143, http://www.state.gov/documents/organization/234936.pdf. 319 W. EDMISTON, "Showdown in the South China Sea: An International Incidents Analysis of the So-Called Spy Plane Crisis." Emory International Law Review, Vol. 16 (2), 2002, 639-688.; The Editorial Board, “Tensions Rise in the South China Sea”, The New York Times, New York, 6 april 2016, http://www.nytimes.com/2016/04/07/opinion/tensions-rise-in-the-south-china-sea.html. 320 N. THAO, "The 2002 Declaration on the Conduct of Parties in the South China Sea: A Note", Ocean Development and International Law, Vol. 34 (3-4), 2003, 279-286; M. MCDEVITT, “The South China Sea: Assessing U.S. Policy”, American Foreign Relations Policy Interests, Vol. 37 (1), 2015, 23-30. 321 X. GONG, "Recent Developments in China's Policy over the South China Sea Dispute", Journal of East Asia and International Law, Vol. 6 (1), 2013, 257-267. 322 M. MAJUMDAR, “India’s stakes in the South China Sea”, International Journal of Humanities and Social Science, Vol. 3 (13), 13 juli 2013, 242-247. 323 D. BARUAH, “South China Sea: Time for India to Mark Its Presence”, RSIS Commentary, N. 225, 17 november 2014, 3. 55 de Zuid-Chinese Zee te onderhouden.324 Ze doen dit in het bijzonder met betrekking tot Vietnam, waar het land een strategisch partnerschap mee deelt, zowel op militair vlak als economisch vlak.325 India ondersteunt Vietnam in hun claim en weerstand tegen China door samen te werken in de exploratie en exploitatie van olie en koolwaterstof in het gebied326 en door het opbouwen van de capaciteit van haar kustwacht.327 82. Ook Japan deelt een gelijkaardig beleid in de Zuid-Chinese Zee. Net Zoals India leggen ze de nadruk op het opbouwen van capaciteit van regionale actoren. In het geval van Tokyo wordt er in dit opzicht vooral met Vietnam en de Filipijnen samengewerkt.328 Japan ligt immers ook rechtstreeks met China in conflict om maritieme grenzen in de Oost-Chinese Zee, waar het land zelf te maken krijgt met provocerende Chinese optredens.329 Het land rekent op multilaterale veiligheidsdialogen met ASEAN landen en hun bondgenootschap met de Verenigde Staten om hun belangen in de Zuid-Chinese Zee te beschermen. 83. Voor Indonesië is het standpunt dan weer genuanceerder. Hoewel zij officieel de legaliteit van de ‘Nine Dash Line’ verschillende malen in vraag hebben gesteld330, heeft Indonesië de laatste jaren zijn samenwerkingsbanden met China gevoelig versterkt. Dit resulteerde in een Omvattend Strategisch Partnerschap dat in 2013 tussen beide landen werd afgesloten en een intensieve samenwerking op 324 D. SCOTT, “India's Role in the South China Sea: Geopolitics and Geoeconomics in Play.” India Review, Vol. 12 (2), 2013, 51-69. A. CALVO, “On India's 'Looking East' Policy and the South China Sea”, South China Sea Think Tank, Issue Briefings, N. 3, 2015, 117.; “India-Vietnam Relations”, Indian Ministry of External Affairs, december 2014 beschikbaar Op http://www.mea.gov.in/Portal/ForeignRelation/Vietnam_Dec2014.pdf. 326 K. SUBHASH, “India-Vietnam Strategic Partnership”, SAAG Paper, N. 177, 2 januari 2001, beschikbaar op http://www.southasiaanalysis.org/paper177. 327 C. THAYER, “India and Vietnam Advance Their Strategic Partnership”, The Diplomat, 11 december 2014. http://thediplomat.com/2014/12/india-andvietnam-advance-their-strategic-partnership/. 328 S. TOMOTAKA, “The South China Sea: A View from Japan”, Kiyo Bulletin, No. 7, 2014, 127-141, beschikbaar op http://www.nids.go.jp/english/publication/kiyo/pdf/2014/bulletin_e2014_7.pdf. 329 Y. TATSUMI, “Senkaku Islands/East China Sea Disputes – A Japanese Perspective”, CNA Maritime Asia Project, No.3, 107-125.; S. K. KIM, “China and Japan Maritime Disputes in the East China Sea: A Note on Recent Developments”, Ocean Development & International Law, Vol. 43 (3), 2012, 296-308. 330 Wanneer men de Nine-Dash Line immers interpreteert als een grenslijn waarbinnen China de soevereiniteit over alle wateren en landelementen bezit, dan overlapt de Chinese claim ook een stuk met de geclaimde EEZ van Indonesië. Het land baseert zich hier op haar soevereiniteit op de Natuna eilandengroep. Indonesië heeft echter steeds volgehouden dat er geen dispuut met China speelt, aangezien de overlappende claim van China geen basis heeft in het internationaal recht. R. SUPRIYANTO, “Indonesia’s Natuna Islands: Next Flashpoint in the South China Sea?” S. Rajaratnam School of International Studies, No. 33, 16 februari 2015, http://www.rsis.edu.sg/rsis-publication/rsis/co15033-indonesias-natuna-islands-next-flashpointin-the-south-china-sea/ #.Vi6XLiu3SxU. 325 56 zowel militair als economisch met zich meebracht.331 Dit neemt niet weg dat de relaties met de VS slecht zijn. Indonesië hanteert immers een soort vrij en actief buitenlands beleid waarbij het land geen formeel bondgenootschap aangaat, maar actief streeft naar betere bilaterale banden met zowel China als de VS.332 Uitgaand van deze neutrale opstelling werpt het land zich dan ook op als onafhankelijke derde om een eventuele multilaterale oplossing te helpen faciliteren.333 84. Ten slotte heeft ook Australië een meer actieve houding aangenomen in de Zuid-Chinese Zee. Net als de VS zijn ze van de zijlijn gekomen om hun belangen in de regio te beschermen en om hun recht op vrijheid van navigatie te doen gelden.334 China reageerde op de Australische steun aan de Filipijnen in het conflict door te verklaren dat ‘Australië een objectieve en onpartijdige houding zou moeten aannemen”.335 In conclusie kunnen we stellen dat het conflict in de Zuid-Chinese Zee een veel grotere dimensie kent dan enkel wat geldt tussen de regionale actoren met een concurrerende claim. Vele derde landen hebben belang bij stabiliteit en zekerheid in de regio en streven dit in hun buitenlands beleid dan ook actief na. Men moet evenwel steeds een gevoelige balans bewaren tussen actieve ondersteuning en inmenging in de regio en het onderhouden van werkbare banden met China. Om verdere escalatie van het conflict te voorkomen moeten derde landen dus steeds een zekere neutraliteit naar buiten toe projecteren.336 331 N. HAMILTON-HART, en D. MCRAE, “Indonesia: Balancing the United States and China, Aiming for Independence”, The United States Studies Centre, Sydney, november 2015, 33p., 8-10.; KEMLU, “Future direction of Indonesia-China Comprehensive Strategic Partnership,” 2 oktober 2013, http://kemlu.go.id/Documents/RI-RRT/Joint%20Statement%20Comprehensive%20Strategic% 20Partnership.pdf. 332 R. PATTIRADJAWANE, “South China Sea Disputes: Sovereignty and Indonesian Foreign Policy”, RSIS Commentary, No. 116, 13 mei 2015, https://www.rsis.edu.sg/wp-content/uploads/2015/05/CO15116.pdf. 333 L. GINDARSAH, “Indonesia and the South China Sea: A Two-fold Strategy”, RSIS Commentary, No. 158, 27 juli 2015, https://www.rsis.edu.sg/wp-content/uploads/2015/07/CO15158.pdf. 334 T. MA, en M. WILLS, “Raising the Stakes: The Interests of Non-claimant States in the South China Sea Disputes”, in R. MEDCALF, “Rules, Balance, and Lifelines: An Australian Perspective on the South China Sea”, Asia Policy, No. 21, januari 2016, 2-13. 335 D. HURST, “China warns Australia over challenge to South China Sea activities”, The Guardian, 17 februari 2016, http://www.theguardian.com/world/2016/feb/17/australia-to-challenge-china-over-south-china-sea-activities. 336 T. MA, en M. WILLS, “Raising the Stakes: The Interests of Non-claimant States in the South China Sea Disputes”, Asia Policy, Vol. 21, januari 2016, 1-65. 57 Deel 2 Hoofdstuk 3 De gecontesteerde eilandengroepen 3.1 De Paracel eilanden Figuur 3: Overzicht van de Paracel-eilandengroep. Bron: Ila Son Them 01/2012; US Department of State, LIS 117, 9 juli 1996. 85. De Paracel-eilandengroep is een archipel in het noorden van de Zuid-Chinese Zee. Het bevindt zich op ongeveer 200 zeemijl van zowel de Chinese als Vietnamese kust. In China krijgt de eilandengroep de naam Xisha Qundao en in Vietnam Quan Dao Hoang-Sa.337 De eilandengroep is 337 J. CIOCIARI, en J. WEISS, "The Sino-Vietnamese Standoff in the South China Sea" Georgetown Journal of International Affairs, Vol. 13 (1), 2012, 61-70. 61 onderverdeeld in twee delen, de ‘Amphitrite’ en de ‘halve maan’ groep, en bestaat uit ongeveer 30 kleine onbewoonde eilanden, zandbanken en riffen.338 Hoewel China momenteel de controle uitoefent over de gehele eilandengroep, claimen niet alleen zij maar ook Taiwan en Vietnam de soevereiniteit over alle Paracel eilanden.339 Het belang van de eigendom over de eilandengroep in het Zuid-Chinese Zee conflict is niet min. Natuurlijke rijkdommen, zoals olie- en gasreserves, minerale grondstoffen en belangrijke visreserves bevinden zich immers in en rond de eilanden.340 Ook het feit dat bepaalde landelementen in de archipel potentieel een exclusieve economische zone of continentaal plat zouden kunnen genereren op basis van artikel 121 (2) van het VN-Zeerechtverdrag kan grote gevolgen hebben voor de controle en zeggenschap van de concurrerende staten over het zeegebied. De economische en politieke relevantie van de soevereiniteit over de archipel is bijgevolg niet te onderschatten. 86. Aangezien de eilanden geen inheemse inwoners hebben, is het moeilijk om het eigendomsrecht erover vast te stellen. Zowel China als Vietnam baseren zich op historische elementen om hun claim te staven.341 China baseert zich op cultureel erfgoed en andere archeologische bevindingen die dateren van de Han342 en latere Tang dynastie343 en later om de ontdekking van en controle over de eilanden gedurende de geschiedenis te staven.344 Vietnam baseert zich daarentegen op oude geschriften en kaarten die dateren van voor de 18de eeuw om hun commerciële activiteit en visserij-activiteit op en rond de eilandengroep aan te duiden.345 Hoe dan ook kende de heerschappij over de eilanden een grillige geschiedenis. Een tweede argument van Vietnam is immers dat ze de vroegere Franse claim op de eilandengroepen bij hun onafhankelijkheid hebben overgeërfd. Vietnam kent immers een 338 M. THAI, “Who Owns the Paracel Islands: Simmering Tensions in the South China Sea”, The Hypermodern, 23 juli 2009, http://www.thehypermodern.com/2009/07/23/who-owns-the-paracel-islands/. 339 Z. MINGLIANG, "Vietnam's Claims to Insular Features and Maritime Space in the South China Sea and the Bases of Its Claims", China Oceans Law Review, Vol. 17, 2013, 79-104. 340 C. STOCK. "The Underlying Economics of the South China Sea Conflict", University of Baltimore Journal of International Law, Vol. 3, 2014-2015, 139-144. 341 T-K. CHANG, "China's Claim of Sovereignty over Spratly and Paracel Islands: A Historical and Legal Perspective", Case Western Reserve Journal of International Law, Vol. 23 (3), 1991, 399-420. 342 Han Dynastie: Ontstond na de Qin-Dynastie en bestond tussen 206 v.Chr. en 220 na Chr. Scheepvaart werd in deze periode revolutionair vernieuwd door de invoering van het klassieke roer op het achtersteven van een schip (dit terwijl Europese schepen nog door klassieke stuur- en roeiriemen werden bestuurd) waardoor ze in staat waren de open zeeën te bevaren. 343 Tang Dynastie: Opvolgers van de korstondige Sui-Dynastie. Na een lange periode van verdeeldheid werd China herenigd en uitgebouwd tot een expansief en kosmopolitisch rijk onder de Tang Dynastie (618-907 na Chr.). 344 J. SHEN, "International Law Rules and Historical Evidences Supporting China's Title to the South China Sea Islands", Hastings International and Comparative Law Review, Vol. 21 (1), 1997-1998, 1-76. 345 H. NGUYEN, “Vietnam’s Position on the Sovereignty over the Paracels & the Spratlys: Its Maritime Claims”, Regional Focus & Controversies JEAIL, Vol. 5 (1), 2012, 165-211. 62 geschiedenis als Franse kolonie346, waarbij Frankrijk als eerste in de jaren ’30 een permanente bezetting van de eilanden doorvoerde en ze onderbracht in het Frans-Indochinese grondgebied.347 Zowel China als Japan hebben deze bezetting geprotesteerd. China verwijt Frankrijk misbruik te hebben gemaakt van hun zwakke positie op dat moment, veroorzaakt door interne conflicten en een Japanse dreiging.348 Vervolgens, in de Tweede Wereldoorlog ging de controle over van Frankrijk naar Japan, die de eilanden bezetten tot hun overgave in 1945. Hierna werden verschillende eilanden binnen de archipel bezet door zowel Chinese als Zuid-Vietnamese troepen349, die beiden de soevereiniteit over de Paracel-eilandengroep claimden. Dit leidde in januari 1974 tot een gewapend treffen tussen beide landen. Na een 2 dagen durende strijd verjoeg China de Zuid-Vietnamese troepen van de ‘Halve Maan’ eilanden en sindsdien bezetten ze de volledige Paracel-eilandengroep.350 Deze controle blijft tot op de dag van vandaag bestaan, ondanks aanhoudend protest van Vietnam.351 Dat het conflict over de soevereiniteit over de eilandengroep nog steeds actief aan de gang is, blijkt uit verschillende incidenten. In de gecontesteerde wateren rond de eilanden ging China immers regelmatig over tot de aanhouding van verschillende Vietnamese vissers die zich zogezegd schuldig maakten aan illegale visserij.352 De recente opbouw van artificiële eilanden in het gebied en de bewapening van Woody Island door China, lijken nog geen einde in het zicht te brengen voor dit conflict.353 346 Frans Indochina werd gevormd in 1887, na de Franse overwinning in de Sino-Franse oorlog van 1884-85. De Federatie bestond uit vier protectoraten: Annam, Tonkin, Cochinchina (die samen het moderne Vietnam vormen) en het Koninkrijk Cambodia. De Federatie bleef bestaan tot 1954, toen Frankrijk met Noord-Vietnam het Genève-akkoord afsloot en de onafhankelijkheid overdroegen. Het land werd nadien effectief opgesplitst in Zuid- en (communistisch) Noord-Vietnam. Bijna onmiddellijk hierna ontstond de Vietnamese Oorlog, die zou duren tot 1975. Na de Noord-Vietnamese overwinning werd het land samengevoegd in de huidige Socialistische Republiek Vietnam (1976- ). 347 S. TONNESON, The South China Sea in the Age of European Decline, Cambridge University Press, Cambridge United Kingdom, Modern Asian Studies Vol. 40, 2006, 57p., 2-4 en 40-41. 348 J. SHEN, "China's Sovereignty over the South China Sea Islands: A Historical Perspective", Supra 38, noot 211. 349 Bij de bezetting van de Paracel-eilanden na WO II tot de Slag om de Paracel-eilanden van 1974, bezette China verschillende eilanden die behoren tot de ‘Amphirite-groep’, terwijl Zuid-Vietnam vooral eilanden controleerde die tot de ‘Halve Maan-groep’ behoren. Zie ‘Figuur 3: Overzicht van de Paracel-eilandengroep’ voor een geografische weergave. 350 M. CHEMILLIER-GENDREAU, Sovereignty Over the Paracel and Spratley Islands, Springer Netherlands, Amsterdam, 2000, 264p.; R. PEDROZO, “China versus Vietnam: An Analysis of the Competing Claims in the South China Sea”, A CNA Occasional Paper, CNA Analysis & Solutions, augustus 2014, 132 p., https://www.cna.org/CNA_files/PDF/IOP-2014-U-008433.pdf. ; S. JOHNSON, “Territorial Issues and Conflict Potential in the South China Sea”, The Journal of Conflict Studies, Vol. 14 (4), 1994, 28. 351 C. THAYER, “The Tyranny of Geography: Vietnamese Strategies to Constrain China in the South China Sea”, Contemporary Southeast Asia: A Journal of International and Strategic Affairs, Vol. 33 (3), december 2011, 348-369.; S. TONNESSON, “SinoVietnamese Rapprochement and the South China Sea Irritant”, Security Dialogue, Vol. 34, maart 2003, 55-70. 352 V. HA, en K. HA, “Complaint Over Abuse: Vietnamese authorities complain over reports from fishermen of Chinese abuse”, Radio Free Asia, 16 oktober 2009, http://www.rfa.org/english/news/vietnam/fishermenabused-10142009174436.html.; BLANCHARD, B., “China detains Vietnamese fishermen in disputed water”, Reuters, 22 maart 2012, http://www.reuters.com/article/china-vietnamidUSL3E8EM3YJ20120322.; BBC NEWS, “China detains Vietnamese fishermen in South China Sea”, BBC News, 4 juli 2014, http://www.bbc.com/news/world-asia-28168447. 353 D. HURST, O. HOLMES, en J. MCCURRY, “Beijing places missile launchers on disputed South China Sea island”, The Guardian, Tokyo, 17 februari 2016, http://www.theguardian.com/world/2016/feb/17/china-places-missiles-woody-south-china-sea-islands. 63 3.2 De Spratly eilanden Figuur 4: Overzicht van de controle over de Spratly-eilandengroep. Bron: RB Cribb, Centre for Strategic and International Studies 87. De andere belangrijke eilandengroep in de Zuid-Chinese Zee zijn de Spratly eilanden, die zich voor de kust van Borneo354 bevinden. In China krijgen ze de naam Nansha Qundao en in Vietnam Quan Dao Truong Sa. De situatie voor deze archipel is nog complexer dan voor de Paracel eilanden. Geen drie, maar alle zes de concurrerende staten in de Zuid-Chinese Zee, namelijk China, Taiwan, de Filipijnen, Maleisië, Brunei en Vietnam maken immers een claim op enkele of alle landelementen van de eilandengroep.355 China, Taiwan en Vietnam claimen zelfs de gehele archipel. De Spratly eilanden bestaan uit 150 riffen, 13 ondiepten en koraaleilanden, 4 zandbanken en 16 eilanden die zich 354 Borneo ligt in het zuiden van de Zuid-Chinese Zee en is het grootste eiland in Azië. Zowel Maleisië, als Brunei en Indonesië hebben grondgebied op een deel van het eiland. Het eiland kan gezien worden als het geografische midden van Maritiem Zuidoost Azië. 355 C. JOYNER, “The Spratly Islands Dispute in the South China Sea: Problems, Policies, and Prospects for Diplomatic Accommodation, Stimson Center, Washington DC, 53-108, http://www.stimson.org/images/uploads/research-pdfs/cbmapspratly.pdf. 64 permanent boven de zeespiegel bevinden.356 Hoewel de landelementen in totaal minder dan 5 km2 omvatten, bestrijkt de totale eilandengroep een zeegebied van meer dan 200.000 km2.357 Aangezien ook de wateren rond deze eilanden rijke visgronden en enorme potentiële hoeveelheden onontgonnen gas- en oliereserves bevatten, is het eigenaarschap over de eilandengroep van grote waarde.358 Om hun claim te verzekeren hebben alle concurrerende kuststaten, behalve Brunei, dan ook samen ongeveer 45 van deze landelementen militair bezet (zie figuur 4).359 88. Doordat de Spratly eilanden te klein en kaal zijn om op zichzelf een permanente menselijke bewoning te ondersteunen, slechts enkele eilanden hebben namelijk zoet water of landelijke grondstoffen, is er nooit een echte vestiging op de eilanden geweest.360 Toch baseren ook hier verschillende staten zich op historische elementen om hun ontdekking en geschiedkundige controle over de archipel te staven.361 China, bijvoorbeeld, haalt ook hier de ontdekking van historische objecten op sommige eilanden aan om de Chinese aanwezigheid op de eilanden aan te tonen sinds de Han Dynastie (2de eeuw na Christus).362 Deze archeologische argumenten zijn echter niet overtuigend als bewijs voor een titel op de eilandengroep, aangezien Chinese goederen in die periode voor andere volkeren beschikbaar waren door handel.363 Ook het aanhalen van historische kaarten en teksten die een historische Chinese maritieme activiteit bewijzen in de Zuid-Chinese Zee, lijkt geen effectief bewijs te bieden voor de onafgebroken controle over de Spratly-eilanden. Door hun verdere afstand van het Chinese vasteland is er trouwens minder documentatie over hun aanwezigheid rond de eilanden.364 356 H. Nikutta, “The Spratly Islands- Legal Status and Entitlement”, Commonwealth Arbitration Reports, Vol. 1 (2), 1998, 69-83.; C. HUTCHISON, en V.R. VIJAYAN, “What are the Spratly Islands?”, Journal of Asian Earth Sciences, Vol. 39, 2010, 371-385.; M. KATCHEN, “The Spratly Islands and the Law of the Sea: "Dangerous Ground" for Asian Peace”, Asian Survey, Vol. 17 (12), 1977, 1167-1181. 357 The World Factbook, East & Southeast Asia: Spratly Islands, http://www.rodaknet.com/cia_factbook_2014/ geos/print/country/countrypdf_pg.pdf. 358 C. STOCK. "The Underlying Economics of the South China Sea Conflict", Supra 62, noot 340.; M. GALLAGHER, “China’s Illusory Threat to the South China Sea”, International Security, Vol. 19 (1), 1994, 171.; J. MCMANUS, en S-Y. LIN, “Toward Establishing a Spratly Islands International Marine Peace Park: Ecological Importance and Supportive Collaborative Activities with an Emphasis on the Role of Taiwan”, Ocean Development & International Law, Vol. 41, 2010, 271.; GLOBAL SECURITY, “South China Sea oil and natural gas”, http://www.globalsecurity.org/military/world/war/spratly-oil.htm. 359 The World Factbook, East & Southeast Asia: Spratly Islands, Supra 64, noot 359. 360 C. JOYNER, “The Spratly Islands Dispute in the South China Sea: Problems, Policies, and Prospects for Diplomatic Accommodation”, Supra 64, noot 355. 361 D. DZUREK, “The Spratly Islands Dispute: Who’s on First?”, International Boundaries Research Unit, Vol. 2 (1), 67p., 7-10. 362 S. PAN, “The Nansha Islands: A Chinese Point of View”, Window, Hong Kong, 3 september 1993, 28p., 23.; R. HALLER-TROST, “International Law and the History of the Claims to the Spratly Islands”, American Enterprise Institute, South China Sea Conference, 7-9 september 1994, 10. 363 D. DZUREK, “The Spratly Islands Dispute: Who’s on First?”, Supra 65, noot 361, 8. 364 P. VAN SONG, en P. TUAN “South China Sea disputes: Chinese historical evidence found wanting”, Eurasia Review, 4 september 2014.; M. SAMUELS, Contest for the South China Sea, Methuen, 1 januari 1982, 203p., 27-28. 65 89. Zoals bij de Paracel eilanden werd de eerste, effectief bekende, bezetting op de Spratly- eilandengroep gedaan door Franse militairen in 1933.365 De claim van Vietnam op de Spratly’s is bijgevolg ook hier gestoeld op hun Frans-koloniale erfenis. In de Tweede Wereldoorlog ging deze eilandengroep eveneens verloren aan het Japanse imperialisme.366 Na hun overgave bleef de archipel grotendeels onbezet, los van een korte bezetting door de Republiek China op één van de eilanden.367 In 1956 echter besloot een Filipijnse advocaat en zakenman, Tomas Cloma368, om persoonlijk enkele eilanden in de Spratly-archipel te claimen. Hij beweerde dat na de Tweede Wereldoorlog, de eilanden effectief terra nullius369 waren geworden en staafde zijn soevereiniteitsclaim op zijn recht van ontdekking.370 Dit wekte uiteraard protest op bij de internationale gemeenschap. Zijn poging om zich op de eilanden te vestigen en een nieuwe Staat, Freedomland, te stichten mislukte echter, onder andere door de zware omstandigheden op de kleine eilanden.371 Hoewel de legaliteit van deze private ‘ontdekking’ twijfelachtig lijkt, baseren de Filipijnen hun officiële claim op de eilandengroep op deze Cloma-claim.372 90. Behalve Taiwan, reageerden andere concurrerende staten in het begin enkel met protest en wetgeving op de Cloma-claim, zonder effectief eilanden te bezetten. Ook al had Vietnam al even zijn soevereiniteit over de Spratly-eilandengroep geopenbaard, toch ging het land maar over tot een effectieve bezetting van verschillende eilanden begin jaren ’70.373 In diezelfde periode gaf ook Tomas Cloma zijn claim op ten behoeve van de Filipijnse regering. Ook Maleisië mengde zich iets later in het 365 M. VALENCIA, J.VAN DYKE, en N. LUDWIG, Sharing the Resources of the South China Sea, University of Hawaii Press, Den Haag, 1997, 29.; C. Chin, “Potential for Conflict in the Spratly Islands”, Naval Postgraduate School, California, december 2003, 83p., 15. 366 L. P. ER, “Japan and the Spratlys Dispute: Aspirations and Limitations”, Asian Survey, Vol. 36 (10), oktober 1996, 995-1010. 367 In 1946 bezette de Republiek China het eiland Itu Aba. Toen de burgeroorlog uitbrak en de Chinese Volksrepubliek het merendeel van het Chinese vasteland in handen kreeg, inclusief het Hainan-eiland, trekte de Republiek China (ROC) zich terug van het eiland. Ze gingen er van uit dat het enkel een kwestie van tijd was tot dat de Chinese Volksrepubliek (PRC) ging uitwijken naar de Spratlyeilanden. Nadien, in 1956, keerde Taiwan, als erfgenaam van deze Republiek China, terug om het eiland wederom te bezetten. De bezetting van Itu Aba door Taiwan kan gezien worden als de langst gekende continue bezetting van één van de Spratly-eilanden door een land. 368 Tomas Cloma: de Filipijnse advocaat en zakenman die zich op zijn ontdekking van verschillende onbezette eilanden in de ZuidChinese Zee in 1947 baseerde om in 1956 deze eilanden te bezetten en de micronatie ‘Freedomland’ te stichten. 369 Terra Nullius: Juridisch principe dat grondgebied of land aanduidt dat effectief door geen enkele soevereine Staat is geclaimd. 370 B. MURPHY, "Dangerous Ground: The Spratly Islands and International Law", Ocean and Coastal Law Journal, Vol. 1 (2), 19941995, 187-212. 371 U. GRANADOS, “Ocean Frontier Expansion and the Kalayaan Islands Group Claim: Philippines’ Postwar Pragmatism in the South China Sea”, International Relations of the Asia-Pacific, Vol. 9, 2009, 267-294. 372 H. YORAC, “The Philippine Claim to the Spratly Islands Group’, Philippines Law Journal, Vol. 58 (2), 2003, 42-63. 373 B. MURPHY, "Dangerous Ground: The Spratly Islands and International Law", Supra 66, noot 370. 66 dispuut door een continentaal plat te claimen waarbij ze drie eilanden van de archipel opeisten, om ze nadien ook te bezetten.374 Ten slotte ging ook de Volksrepubliek China in 1988 over tot het bezetten van enkele Spratly eilanden. Dit terwijl hun claim over de eilandengroep reeds bestond sinds de bekendmaking van de ‘Nine-Dash Line’ landkaart in 1956. Wat daarna volgde was een werkelijke bezettingsrace tussen China en Vietnam om een zo groot mogelijke aanwezigheid in de eilandgroep te verzekeren.375 Dit leidde in 1988 zelfs tot een gewapend treffen tussen beide landen nabij Johnson Reef.376 De spanningen nadien deden de militaire bezettingen enkel toenemen en sindsdien bevinden er zich militaire basissen en andere bezettingen op de meeste landelementen van de Spratlyeilandengroep door China, Vietnam, Taiwan, de Filipijnen en Maleisië. 91. Het militair machtsvertoon in dit gebied en de complexiteit van het kluwen van claims door de verschillende kuststaten maken een uiteindelijke beslechting van het territoriaal dispuut zeer problematisch. Geen enkele Staat heeft immers een compleet overtuigende claim en het aanhoudende protest van de andere staten maakt het er niet gemakkelijker op. Bovendien zijn er naast de Paracel- en Spratly-eilandengroepen nog andere kleinere eilanden en riffen het voorwerp van dispuut in de Zuid-Chinese Zee.377 Dit wordt mede veroorzaakt door het feit dat de Chinese en Taiwanese ‘Nine-Dash Line’ bijna de gehele Zuid-Chinese Zee insluit. Zo zijn er nog de Pratas-eilanden, die zich ongeveer 350 km zuidoostelijk van Hong Kong bevinden. Deze kleine koraaleilanden hebben een oppervlakte van minder dan 3 km2 en worden opgeëist door zowel China als Taiwan. Die laatste heeft de effectieve controle over de ‘eilanden’ en heeft ze uitgeroepen tot nationaal park.378 92. Ook de Macclesfield Bank en de Scarborough Shoal zijn twee landelementen in de Zuid-Chinese Zee die gecontesteerd zijn. Die eerste heeft zelfs geen land boven de zeespiegel. Beiden zijn ze het 374 O. SALEEM, “The Spratly Islands Dispute: China Defines the New Millenium", American University of International Law Review, Vol. 15 (3), 1999-2000, 527-582. 375 D. RICHARD, “Analyzing the Relationship between International Law and International Politics in China's and Vietnam's Territorial Dispute Over the Spratly Islands", Texas International Law Journal, Vol. 29 (2), 1994, 293-320. 376 BANYAN, “Force majeure: In the contested waters of the South China Sea, China seems able to do whatever it wants”, The Economist, 24 mei 2014, http://www.economist.com/news/asia/21602726-contested-waters-south-china-sea-china-seems-abledo-whatever-it-wants-force . 377 C. LO, China's Policy Towards Territorial Disputes: The Case of the South China Sea Islands, Routledge, Oxford, 2 september 2003, 224p.; C. PARK, "South China Sea Disputes: Who Owns the Islands and the Natural Resources", Ocean Development and International Law, Vol. 5 (1), 1978, 27-60.; H. DJALAL, “South China Sea Island Dispute”, The Raffles Bulletin of Zoology, Signapore, No. 8, 2000, 921. 378 K-H. WANG, "ROC's Maritime Claims and Practices with Special Reference to the South China Sea", Ocean Development and International Law, Vol. 41 (3), 2010, 237-252.; C-F. DAI, “Dong-sha Atoll in the South China Sea: Past, Present and Future”, Islands of the World VIII International Conference, Taiwan, 1-7 november 2004, 517-525. 67 onderwerp van, soms hevige, disputen tussen China en de Filipijnen.379 In 2012 kwam het zelfs bijna tot een gewapend treffen tussen beide landen, toen de Filipijnen een oorlogschip naar de Scarborough Shoal stuurden om Chinese vissers te arresteren die er, volgens hen, illegaal aan het vissen waren. Wanneer het schip deze vissers wilden arresteren, werden ze geblokkeerd door twee schepen van de Chinese kustwacht.380 De confrontatie zorgde voor hoog oplopende spanningen tussen de twee landen, die tot op de dag van vandaag nog niet zijn afgenomen. Als conclusie moeten we stellen dat zelfs de kleinste landelementen in de Zuid-Chinese fel gecontesteerd zijn door verschillende concurrerende staten. Niet alleen het vooruitzicht op eigendom over potentiële natuurlijke rijkdommen en grondstoffen maakt het voor de kuststaten de moeite om zich aan hun claim vast te houden. De eilanden hebben immers ook het potentieel om uitgestrekte maritieme zones op te wekken, die binnen hun grenzen soevereiniteit en soevereine rechten meebrengen voor de eigenaar. 3.3 Het regime van eilanden onder het VN-Zeerechtverdrag 93. De vraag of de landelementen in de Zuid-Chinese Zee in staat zijn om bepaalde maritieme zones op te wekken, hangt af van hun statuut. Het VN-Zeerecht maakt immers het onderscheid tussen eilanden, rotsen en bij eb droogvallende bodemverheffingen als verschillende statuten voor deze elementen.381 Die status is zeer belangrijk voor de claim van kuststaten betreffende de grondstoffen en rijkdommen in de Zuid-Chinese Zee. Wanneer een bepaald landelement immers als eiland wordt gekwalificeerd, genereert het buiten territoriale wateren een eigen EEZ en continentaal plat, met bijkomende soevereine exploratie- en exploitatierechten voor de kuststaat die er de soevereiniteit over heeft.382 De maritieme zones van eilanden worden immers vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het VN-Zeerechtverdrag die op andere landgebieden van toepassing zijn.383 Artikel 121 van het VN-Zeerechtverdrag beschrijft eilanden als ‘natuurlijk gevormde landgebieden, omgeven door 379 J. BING BING, “A Preliminary Study of the Title to Huangyan Island (Scarborough Reef/Shoal)”, Ocean Development & International Law, Vol. 45 (4), 2014, 360-373.; A. CARPIO, "Historical Facts, Historical Lies, and Historical Rights in the West Philippine Sea", Philippine Law Journal, Vol. 88 (3), 2014, 389-466.; T. CHENG, "The Dispute over the South China Sea Islands" Texas International Law Journal, Vol. 10 (2), 1975, 265-278. 380 J. MIKS, “China, Philippines in Standoff”, The Diplomat, 11 april 2012, http://thediplomat.com/2012/04/china-philippines-instandoff/. 381 Artikel 13 & 121 VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. 382 R. BECKMAN, en C. SCHOFIELD, “Defining EEZ claims from islands: A potential South China Sea change”, Journal of Marine & Coastal law, Vol. 29 (2), 2014, 13-24.; Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge University Press, Cambridge, 2nd edition, 2015, 476pp., 63-73. 383 Artikel 121 (2) VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. 68 water, die bij vloed boven water uitsteken’. Uit dit laatste blijkt meteen het verschil met bij eb droogvallende bodemverheffingen. Ook wordt er een onderscheid gemaakt met rotsen. Dit zijn landelementen waarop geen duurzame menselijke bewoning of eigen economisch leven mogelijk is en die hierdoor geen eigen EEZ of continentaal plat hebben.384 94. Welk statuut de Zuid-Chinese Zee ‘eilanden’ juist hebben hangt af van deze ambigue classificatie onder artikel 121 van het Verdrag.385 Ten eerste moet er gekeken worden naar het feit of het gebied zich permanent boven water bevindt. Sommige elementen, zoals riffen en ondiepten bevinden zich permanent onderwater. Aangezien ze geen landgebied uitmaken, kan men er geen soevereiniteit over claimen en genereren ze als gevolg ook geen maritieme zones.386 Een voorbeeld hiervan is de Macclesfield Bank.387 Wanneer het gebied zich enkel bij eb boven de zeespiegel bevindt, maakt ze een bij eb droogvallende bodemverheffing uit, dat enkel kan gebruikt worden als basispunt om de breedte van de territoriale zee te bepalen.388 Vele riffen en zandbanken in de eilandengroepen kunnen onder deze categorie worden gebracht en spelen bijgevolg geen rol in maritieme grensafbakeningen.389 Ook bijna de gehele Scarborough Shoal valt onder deze regimes, aangezien ze ofwel geheel bij vloed, ofwel gedeeltelijk bij eb, onder water staat. 95. China echter claimt nochtans de gehele Macclesfield Bank en Scarborough Shoal als eigen territorium. Om dit te verantwoorden baseren ze zich op het ‘Zhongsha eilanden-concept’.390 Volgens dit concept omsluiten ze beide gebieden in een enkele ‘eilandengroep’ (de Zhongsha-eilanden) en baseren ze zich op de paar rotsen van Scarborough Shoal die zich bij vloed boven water bevinden om 384 Artikel 121 (3) VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. Y-H. SONG, "The Application of Article 121 of the Law of the Sea Convention to the Selected Geographical Features Situated in the Pacific Ocean", Chinese Journal of International Law, Vol. 9 (4), 2010, 663-698.; A. ELFERINK, “Clarifying Article 121(3) of the Law of the Sea Convention: The Limits Set by the Nature of International Legal Processes”, IBRU, Vol. 6 (2), 1998, 58-68. 386 Y-H. SONG, en K. ZOU, Major Law and Policy Issues in the South China Sea: European and American Perspectives, Ashgate Publishing, Farnham UK, 28 maart 2014, 316p., 247-248. 387 G. POLING, “Time to End Strategic Ambiguity in the South China Sea”, Center for Strategic and International Studies, Vol. 3 (13), 5 juli 2012, 21, http://csis.org/files/publication/120705_SoutheastAsia_Vol_3_Issue_13.pdf. 388 Bovendien kunnen bij eb droogvallende bodemverheffingen enkel als basispunt voor het meten van de breedte van de territoriale zee worden gebruikt, wanneer hun afstand tot het vasteland of een eiland niet groter is dan de breedte van de territoriale zee (12 zeemijl van de basislijn).; H. I. LLANOS, "Low-Tide Elevations: Reassessing Their Impact on Maritime Delimination" Pace International Law Review, Vol. 14 (2), 2002, 255-272. 389 K. BRODERICK, “Chinese Activities in the South China Sea: Implications for the American Pivot to Asia”, Project 2049 Institute, Virginia, mei 2015 18p., 3-4, beschikbaar op http://www.project2049.net/documents/150511_Broderick_Chinese_Activities _South_China_Sea_Pivot.pdf.; X. LIANG, “High Tensions over Low-Tide Elevations in the South China Sea”, National Bureau of Asian Research, Seattle, januari 2016, 4, http://www.nbr.org/downloads/pdfs/psa/sa15_essay_southchinasea_jan2016.pdf. 390 K. ZOU, “Scarborough Reed: A New Flashpoint in Sino-Philippine Relations?”, IBRU Bulletin, zomer 1999, 71-81. 385 69 het gebied als een archipel onder het VN-Zeerechtverdrag te behandelen, waarrond ze rechte basislijnen trekken.391 Aangezien er zelfs geen enkele geografische samenhang is tussen beide gebieden, spreekt het voor zich dat dit een te verregaande en zelfs onjuiste interpretatie van het Verdrag uitmaakt. Ten slotte is het logisch dat China geen territoriale soevereiniteit kan claimen op een gebied dat in essentie geen landdomein uitmaakt. 96. Nu duidelijk blijkt dat het merendeel van de landelementen in de eilandengroepen zelfs niet voldoen aan de eerste vereiste van een ‘eiland’ onder het VN-Zeerechtverdrag, moet er nog gekeken worden naar de weinige elementen die zich wel permanent boven water bevinden en bijgevolg wel een impact kunnen hebben op maritieme grensafbakening. Hierbij maakt artikel 121 (3) van het Verdrag een onderscheid tussen rotsen en werkelijke eilanden. De bepaling gebruikt hiervoor een socio-economische vereiste.392 De elementen worden enkel gekwalificeerd als eilanden wanneer er een duurzame menselijke bewoning of eigen economisch leven mogelijk is.393 Het is meteen duidelijk uit deze bewoording dat de voorwaarden zeer ambigu en dus voor interpretatie vatbaar zijn. Meningen zijn verdeeld over het feit of er al dan niet een effectieve bewoning op de eilanden moet (geweest) zijn en indien ja, welke soort inwoners die effectieve bewoning verantwoorden.394 Het lijkt dat enkel een bezetting van militair personeel op de eilanden voor soevereiniteitsredenen niet voldoende is. Als dit de mogelijkheid om menselijke bewoning te ondersteunen zou bewijzen, dan voldoet dit nog niet aan de vereiste van een eigen economisch leven.395 Het toeschrijven van grote maritieme exploitatiezones aan eilanden is immers het meest aanvaardbaar wanneer er zich een inheemse bevolking bevindt die deze rechten en plichten kunnen uitvoeren. In de Jan Mayen zaak besliste het IGH echter dat Jan Mayen, dat tot Noorwegen behoorde en enkel een weerstation met 25 personeelsleden ondersteunde, onbetwistbaar als eiland onder het VN-Zeerechtverdrag moest worden gezien.396 Deze zaak doet uitschijnen dat een groot genoeg eiland, dat grotendeels extern wordt bevoorraad en geen economisch leven ondersteunt, toch in staat is om een eigen EEZ en continentaal plat te genereren.397 391 Y-H. SONG, en K. ZOU, Major Law and Policy Issues in the South China Sea, Supra 69, noot 386. Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Supra 14, noot 63. 393 Artikel 121 (3) VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. 394 D. JOHNSON, “Artificial Islands”, International Law Quarterly, Vol. 4, 1951, 205.; C. SYMMONS, The Maritime Zones of Islands in International Law, Martinus Nijhoff, Den Haag, 1979, 46. 395 M. GJETNES, “The Spratlys: Are they Rocks or Islands”, Ocean Development & International Law, Vol. 32 (2), 2001, 191-204. 396 IGH, Maritime Delimitation in the Area between Greenland and Jan Mayen (Denmark v. Norway), International Court of Justice, ICJ Reports 1993, Judgment 14 juni 1993, p. 69, par. 70. 397 Ibid. 392 70 97. Met betrekking tot de eilandengroepen in de Zuid-Chinese Zee kunnen we stellen dat minstens enkele eilanden aan deze definitie voldoen. Woody Island en Lincoln Island in de Paraceleilandengroep, Itu Aba, Spratly Island en Thi Tu in de Spratly-eilandengroep en Pratas Island worden in dit opzicht gezien als volwaardige eilanden.398 Deze eilanden zouden dan ook in staat zijn een eigen EEZ en continentaal plat op te wekken. Aangezien de maritieme zones van die eilanden op dezelfde wijze worden vastgesteld als bij andere landgebieden, hebben de bij eb droogvallende bodemverheffingen en franjeriffen rond die eilanden een grote impact op het vaststellen van de basislijnen vanaf waar hun territoriale zee en EEZ wordt berekend.399 Ten slotte kan nog worden aangehaald dat wanneer er maritieme zones opgewekt worden door eilanden die zich tegenover de kust van een andere Staat bevinden, de grenzen van deze zones billijk moeten worden afgebakend bij overeenkomst of, indien dit niet binnen redelijke termijn gebeurt, via een geschillenprocedure onder deel XV van het Verdrag400.401 Wanneer ooit de effectieve soevereiniteit over de eilanden zou worden vastgesteld, zal men dan ook hiermee rekening moeten houden. 398 Y-H. SONG, en K. ZOU, Major Law and Policy Issues in the South China Sea: European and American Perspectives, Supra 69, noot 386.; A. G. O. ELFERINK, “The Islands in the South China Sea: How Does Their Presence Limit the Extent of the High Seas and the Area and the Maritime Zones of the Mainland Coasts?”, Supra 32, noot 174. 399 Artikel 6 van het VN-Zeerechtverdrag bepaalt immers dat In het geval van op atollen gelegen eilanden of van eilanden omgeven met franjeriffen, de basislijn voor het meten van de breedte van de territoriale zee de laagwaterlijn is aan de zeezijde van het rif. Hetzelfde geldt voor bij eb droogvallende bodemverheffingen onder artikel 13, die wanneer ze geheel of gedeeltelijk op een afstand tot het vasteland of een eiland ligt, die niet groter is dan de breedte van de territoriale zee, dan kan de laagwaterlijn van die bodemverheffing gebruikt worden als basislijn voor het meten van de breedte van de territoriale zee. 400 Men mag niet vergeten dat onder art. 298 van het Verdrag, staten de mogelijkheid hebben om gebruik te maken van een exceptie voor dwingende procedures met een bindende uitspraak betreffende maritieme grensafbakening. China heeft dit in 2006 gedaan. 401 Artikel 15, 74 en 83 VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62.; IGH, Maritime Delimitation in the Area between Greenland and Jan Mayen (Denmark v. Norway), International Court of Justice, 1993, Supra 70, noot 396. 71 3.4 De verschillende territoriale claims op de eilandengroepen en hun legitimiteit 3.4.1 98. Territoriale claims in het internationale recht Zoals blijkt uit voorgaande titels baseren de meeste staten zich op een historische titel om hun soevereiniteit over de eilanden te verantwoorden.402 Op de vraag wie nu effectief die soevereiniteit toekomt, biedt het VN-Zeerechtverdrag geen antwoord. Het Verdrag bevat immers geen regels betreffende territoriale verwerving of het in stand houden van soevereiniteit.403 Wanneer de concurrerende staten dan ook argumenten uit het Verdrag aanhalen, kunnen die enkel antwoorden bieden op het statuut van de eilandengroepen, maritieme grensafbakening en de hiermee samenhangende geschillenbeslechting.404 Aangezien er ook geen andere internationale verdragen zijn die een oplossing voor de territoriale geschillen bieden, zal er bijgevolg moeten gekeken worden naar het internationaal gewoonterecht.405 Dit gewoonterecht heeft zich ontwikkeld uit principes, die het gevolg waren van rechtspraak betreffende territoriale conflicten. We baseren ons hier op principes die ontstonden na de koloniale periode, aangezien men daarvóór genoegen schiep in een loutere ontdekking van een eiland, om een legale claim te vestigen.406 Deze visie was, na de dekolonisatie, in het moderne internationale gewoonterecht niet meer houdbaar. 99. Eén van de eerste en meest iconische zaken die een soevereiniteitsdispuut over eilanden regelt, is de Palmas-arbitrage.407 In deze zaak maakten zowel de Verenigde Staten als Nederland aanspraak 402 Z. MINGLANG, "Vietnam's Claims to Insular Features and Maritime Space in the South China Sea and the Bases of Its Claims" China Oceans Law Review, Vol. 17, 2013, 79-104.; J. SHEN, "International Law Rules and Historical Evidences Supporting China's Title to the South China Sea Islands", Hastings International and Comparative Law Review, Vol. 21 (1), 1997-1998, 1-76.; H. B. YORAC, "The Philippine Claim to the Spratly Islands Group", Philippine Law Journal, Vol. 58 (2), 1983, 42-63.; L. YOUNG, "China and the South China Sea", Asia Defense Journal, juli 1986, 7-86, 30.; B. HAYTON, “The importance of evidence: fact, fiction and the South China Sea”, AsiaSent, 11 juni 2015, 1-12, http://www.billhayton.com/wp-content/uploads/2015-AsiaSent-Importance-of-Evidence.pdf. 403 X. FURTADO, “International Law and the Dispute over the Spratly Islands: Whither UNCLOS?”, Contemporary Southeast Asia, Vol. 21 (3), 1999 386–404. 404 Uit de uitspraak in de Chagos Arbitrage (Mauritius v. Verenigd Koninkrijk) kunnen we evenwel afleiden dat het in beperkte mate mogelijk is om een territoriaal dispuut voor te leggen tot geschilbeslechting op basis van het VN-Zeerechtverdrag. Dit kan echter enkel wanneer het territoriaal dispuut ondergeschikt is aan het maritieme geschil dat te maken heeft met de interpretatie of toepassing van het VN-Zeerechtverdrag. 405 M. DAVIS, "Can International Law Help Resolve the Conflicts over Uninhibited Islands int he East China Sea", Denver Journal of International Law and Policy, Vol. 43 (2), 2014-2015, 119-164. 406 J. STARKE, “The Acquisition of Territorial Sovereignty by Newly Emerged States”, Australian Journal of International Law, 1966, 915., op http://www.austlii.edu.au/au/journals/AUYrBkIntLaw/1966/2.pdf. 407 PHA, Island of Palmas, Nederland/VS, 4 april 1928, Hague Court Reports 1928, volume II, 831-871. 72 op het relatieve kleine Palmas-eiland, dat zich tussen de Filipijnen en Indonesië bevindt.408 In hun argumentatie voerde de VS aan de soevereiniteit over het eiland te bezitten, omwille van het recht op ‘ontdekking’ van het eiland409 en de ‘nabijheid’ van het eiland met de Filipijnse kust, dat toen tot hun territorium behoorde.410 Nederland daarentegen baseerde zich op hun effectieve en continue uitoefening van autoriteit over het eiland sinds de tweede helft van de 17e eeuw. Het Hof volgde de Nederlandse visie en besloot dat een loutere ontdekking van een eiland slechts een rudimentaire titel uitmaakt, aangezien een ontdekker slechts zijn initiële titel kan behouden als hij nadien ook autoriteit over het eiland uitoefent. Ook het argument waarbij de nabijheid van het eiland bij Amerikaans grondgebied als bewijs van titel werd aangehaald werd verworpen.411 Uit de Palmas-zaak volgt dan ook dat, wanneer een Staat een continue en vreedzame uitoefening van soevereiniteit over een eiland uitoefent en de ontdekker deze soevereiniteit niet contesteert, de claim van die eerste Staat groter is dan die van de ontdekker.412 De zaak maakt bijgevolg een onderscheid tussen de verwerving van territorium op basis van ontdekking, dat slechts een onvolmaakte titel geeft, en op basis van bezetting, dat gelinkt is aan een soort animus occupandi413 en een aanhoudende autoriteitsuitoefening. 100. In recente jaren hebben een aantal analoge zaken voortgebouwd op de principes van de Palmasarbitrage. Men mag immers niet uit het oog verliezen dat de Palmas-arbitrage werd uitgesproken in een tijd waar men uitging van een Westerse suprematie, waarbij enkel beschaafde volkeren in staat waren om territorium te verwerven.414 Hier werd vaak uitgegaan van het feit dat nieuw ontdekte eilanden en gebieden ‘terra nullius’ waren. Hiermee bedoelde men dat ze tot het grondgebied van geen enkele (beschaafde) Staat behoorden en dus open waren voor bezetting.415 Later, In de Westelijke Sahara zaak beslist het Internationaal Gerechtshof evenwel dat men enkel de bezetting van terra 408 P. JESSUP, “ The Palmas Island Arbitration”, The American Journal of International Law, Vol. 22 (4), 1928, 735-752. De Verenigde staten baseerden zich evenwel niet op hun ontdekking, maar op die van Spanje. In 1898 heeft Spanje immers, na de Spaans-Amerikaanse oorlog, bij verdrag De Filipijnen aan de VS overgedragen. Aangezien Palmas geografisch een onderdeel uitmaakte van de Filipijnse eilandengroep en de Verenigde staten door het Verdrag van Parijs officieel opvolger werden van de titel op die eilandengroep, zouden ze bijgevolg ook de soevereiniteit op het Palmas-eiland hebben overgeërfd. 410 Treaty of Peace Between the United States and Spain, Paris, 10 december, 1898, article 3, beschikbaar op http://avalon.law.yale.edu/19th_century/sp1898.asp.; D. KATTER, The Sovereignty of Islands: A Contemporary Methodology for the Determination of Rights over Natural Maritime Resources, Queensland University of Technology, 19 mei 2003, 179p., 49-50. 411 PHA, Island of Palmas, Nederland/VS, 4 april 1928, Hague Court Reports 1928, volume II, p. 869 412 H. ROQUE, "Palmas Arbitration Revisited", Philippine Law Journal, Vol. 77 (4), 2002-2003, 437-462.; JOHNSON, D. H. N., "Acquisitive Prescription in International Law", British Year Book of International Law, Vol. 27, 1950, 332-354. 413 Animus occupandi: Wanneer een Staat zich territorium wil toeëigenen op basis van een verwerving door bezetting, dan moet deze Staat ook essentieel de intentie hebben gehad om dit territorium te verwerven en de soevereiniteit er over te behouden. 414 S. HUH, “Title to Territory in the Post-Colonial Era: Original Title and Terra Nullius in the ICJ Judgments on Cases Concerning Ligitan/Sipadan (2002) and Pedra Branca (2008)”, The European Journal of International Law, Vol. 26 (3), 2015, 709-725. 415 Ibid; J. VERNER, "Legal Claims to Newly Emerged Islands." San Diego Law Review, Vol. 15 (3), 1977-1978 525-546. 409 73 nullius als titel kan inroepen, wanneer het land aan niemand toebehoort.416 Het bestaan van een sociaal georganiseerde etnische groep in het gebied houdt een dergelijke verwerving dan ook tegen. 101. Met betrekking tot een historische titel op eilanden, hebben een aantal zaken meer licht doen schijnen op de Palmas-criteria en hoe ze in het hedendaagse internationaal gewoonterecht dienen te worden geïmplementeerd. In de Eritrea/Yemen arbitrage417 bijvoorbeeld besliste het tribunaal dat aangezien de gecontesteerde eilanden zo geïsoleerd en onherbergzaam waren, er maar weinig bewijs nodig was om een effectieve gezagsuitoefening te bewijzen.418 Deze redenering bouwt voort op de Palmas-arbitrage, waar gesteld werd dat het bestaan van onderbrekingen of discontinuïteiten in de uitoefening van effectief gezag over afgelegen eilanden, niet als bewijs kan dienen voor het feit dat er geen soevereiniteit is geweest.419 In 2002, in de Litigan/Sipadan zaak420, besliste het Internationaal Gerechtshof bovendien dat het stellen van een aantal subtiele administratieve activiteiten door Maleisië, zoals het oogsten van schildpadeieren en het beheren van een vogelreservaat, voldoende was om een effectieve weergave van gezagsuitoefening over de eilanden uit te maken.421 Bovendien stelde het Hof ook dat het gebrek aan protest tegen de bezetting van een andere Staat, een de facto aanvaarding uitmaakt.422 Een laatste zaak, de Pedra Branca zaak van 2008, legde wederom de nadruk op het belang van een effectieve bezetting en/of administratie om een territoriale titel te kunnen verantwoorden.423 Belangrijk ook in deze zaak was het feit dat het Internationaal Gerechtshof, om een historische titel na te gaan, genoegen schiep in het feit dat het eiland zich in het geografische gebied bevond waar men historisch de autoriteit over uitoefende, in plaats van na te gaan of er in de tijd een specifieke uitoefening van gezag was op het eiland in kwestie.424 416 IGH, Western Sahara, Advisory Opinion 16 oktober 1975, ICJ Reports 12, 1975. PHA, Eritrea/Yemen, Reports on International Arbitral Awards, Vol. 22, 9 oktober 1998, 335. 418 B. O’FIACHAIN, "Is Possession Enough: International Law and Territorial Disputes in the East China Sea", University College Dublin Law Review, Vol. 14, 2014, 55-77. 419 PHA, Island of Palmas, Nederland/VS, 4 april 1928, Hague Court Reports 1928, volume II, 855. 420 IGH, Sovereignty Over Pulau Ligiton and Pulau Sipadan (Indonesia/Malaysia), Judgment, ICJ Reports, 17 december 2002 421 S. HUH “Title to Territory in the Post-Colonial Era: Original Title and Terra Nullius in the ICJ Judgments on Cases Concerning Ligitan/Sipadan (2002) and Pedra Branca (2008)”, Supra 73, noot 414.; B. O’FIACHAIN, "Is Possession Enough: International Law and Territorial Disputes in the East China Sea", Supra 73, noot 418. 422 IGH, Sovereignty over Pulau Ligiton and Pulau Sipadan (Indonesia/Malaysia), Judgment, ICJ Reports, 17 december 2002, 134. 423 IGH, Sovereignty over Pedra Branca/Pulau BatuPuteh, Middle Rocks and South Ledge (Malaysia/Signapore), Judgment, ICJ Reports 12, 2008, 172. 424 S. HUH “Title to Territory in the Post-Colonial Era: Original Title and Terra Nullius in the ICJ Judgments on Cases Concerning Ligitan/Sipadan (2002) and Pedra Branca (2008)”, Supra 73, noot 414. 417 74 102. Ten slotte mag men de notie van ‘de kritische datum’ ook niet uit het oog verliezen. Dit concept geeft een tijd aan in het conflict waarna het dispuut is ‘gekristalliseerd’ en niet meer kan beïnvloed worden door nieuwe materiële feiten.425 In essentie bezit het concept een uitsluitende functie, niet op vlak van onwettigheid, maar op temporele basis. De ‘kristallisatie’ van een soevereiniteitsdispuut wil vermijden dat staten in een soevereiniteitsdispuut, na het ontstaan van hun geschil, hun rechtspositie ten opzichte van de andere partij nog zouden verbeteren, door bepaalde handelingen te stellen. In de Nicaragua/Honduras zaak van 2007, stelde het Internationaal Gerechtshof dat handelingen die gesteld worden na de kritische datum, in principe zinloos zijn om een effectieve administratie te onderschrijven.426 Een Staat die een claim in het dispuut bezit kan deze handelingen immers stellen met als enige doel om die claim te versterken.427 In dit opzicht kunnen we stellen dat enkel handelingen die zich vóór de kritische datum voordoen, een substantieve invloed op het geschil hebben. Omgekeerd, handelingen erna kunnen hoogstens een bewijswaarde hebben voor de reeds bestaande claim. Normaal gezien wordt de kritische datum gevestigd wanneer het geschil voor het eerst tot stand komt en de disputerende staten zich beiden beroepen op rechtscheppende feiten of aaneenschakelingen van gebeurtenissen waardoor hun respectievelijke claims in conflict komen. In de Palmas- zaak stelde de arbiter bijvoorbeeld deze datum vast op het moment dat het Verdrag van Parijs in 1898 werd ondertekend. Dit verdrag betekende de overdracht van de Filipijnen aan de VS en aangezien de VS vanaf dan het gebied ondubbelzinnig als hun grondgebied beschouwde, werd dit als ‘kritisch moment’ voor het conflict beschouwd. Bijgevolg hield de arbiter enkel rekening met alle Nederlandse handelingen met betrekking tot de eilanden, tot op die moment. Evenwel, Rekening houdend met de complexiteit van het dispuut in de Zuid-Chinese Zee en de veelheid van betrokken actoren, is het echter zeer lastig om deze datum te bepalen. In dit opzicht lijkt het evidenter om een kritische datum vast te stellen voor het conflict rond de Paracel- eilanden dan voor de Spratly’s, aangezien over die eerste eilandengroep slechts twee staten in conflict verkeren. Sommige auteurs opteren voor het jaar 1937 als kritische datum. Op dit moment stelde Frankrijk immers voor aan China om hun dispuut aan internationale arbitrage voor te leggen, maar China weigerde.428 Anderen verkiezen dan weer de jaren 1954-56, vanwege de terugkeer van Vietnam, evenwel in de vorm van 425 L. F. E. Goldie, "The Critical Date", International and Comparative Law Quarterly, Vol. 12 (4), 1963, 1251-1284.; M. CHEMILLIERGENDREAU, Sovereignty Over the Paracel and Spratley Islands, Springer Netherlands, Amsterdam, 2000, 264p., 94-95. 426 IGH, Case Concerning Territorial and Maritime Dispute between Nicaragua and Honduras in the Caribbean Sea (Nicaragua v. Honduras), Judgment, ICJ Reports 2007, 8 oktober 2007, 35-36, par. 117. 427 M. MIYOSHI, “The "Critical Date" of the Takeshima Dispute”, Review of Islands Studies, Information from the Center of Island Studies, 30 januari 2015, 20, beschikbaar op http://islandstudies.oprf-info.org/research/a00016/. 428 J. BORTON, The South China Sea: Challenges and Promises, Indiana, Xlibris Corporation, 2015, 184p. 75 twee staten, op het internationale toneel. Voor de Spratly- eilanden wordt ook 1937 vooropgesteld, aangezien Frankrijk in die tijd in conflict lag met China betreffende de Franse bezetting van verschillende eilanden in de Spratly-archipel waarover ze zich soeverein verklaarden.429 Deze datum houdt echter enkel rekening met het bilaterale geschil tussen Vietnam en China en verwaarloost de claim van andere staten. Maleisië en de Filipijnen hebben bijvoorbeeld hun claim pas veruitwendigd in de late jaren ’70. Ondanks deze onenigheden, kunnen we in ieder geval stellen dat de recente bezettingsgolf van de staten over de eilanden de kritische datum heeft overschreden, en geen invloed meer kunnen hebben op de relatieve sterkte van de claims. Dit aangezien ze er louter en alleen toe doen om de claims die de staten reeds bezitten, kracht bij te zetten. Al deze nuanceringen betreffende de vereiste van een vreedzame en continue gezagsuitoefening en het concept van de ‘kritische datum’ zullen dan ook een rol spelen in de analyse van het territorialiteitsconflict in de Zuid-Chinese Zee. 3.4.2 Territoriale claims op de eilanden in de Zuid-Chinese Zee 103. Zoals reeds aangehaald valt het territoriale conflict in de Zuid-Chinese Zee uiteen in twee delen, dat rond de Paracel-eilandengroep en dat rond de Spratly-eilandengroep. China, Taiwan en Vietnam baseren zich evenwel grotendeels op dezelfde argumenten om hun claim over beide eilandengroepen te verdedigen, waardoor we ze hier samen kunnen bespreken.430 Aangezien alle staten buiten Maleisië een soort historische titel aanhalen om hun claim te verdedigen, zullen we vooral aandacht moeten besteden aan het feit of die oorspronkelijke titel gegrond is en of de staten, sinds die historische bezetting van de eilanden, er op een vreedzame, effectieve en continue wijze gezag hebben uitgeoefend.431 429 M. CHEMILLIER-GENDREAU, Sovereignty Over the Paracel and Spratley Islands, Supra 74, noot 425, 124.; J. BORTON, The South China Sea: Challenges and Promises, Xlibris Corporation, Indiana, 29 april 2015, 184p., 30. 430 J. SHEN, "International Law Rules and Historical Evidences Supporting China's Title to the South China Sea Islands", Hastings International and Comparative Law Review, Vol. 21 (1), 1997-1998, 1-76. 431 Zie Palmas-criteria: Supra 77, randnummer 92, noot 271; T. CHENG, "The Dispute over the South China Sea Islands", Texas International Law Journal, Vol. 10 (2), 1975, 265-278.; T-K. CHANG, "China's Claim of Sovereignty over Spratly and Paracel Islands: A Historical and Legal Perspective", Case Western Reserve Journal of International Law, Vol. 23 (3), 1991, 399-420.; H. CHIU, en C-H. PARK, "Legal Status of the Parcel and Spratly Islands", Ocean Development and International Law, Vol. 3 (1), 1975-1976, 1-28. 76 China 104. China432 baseert zich op haar extensieve geschiedenis om haar aanwezigheid in de Zuid-Chinese Zee en het daaruit volgende gezag over de eilanden te rechtvaardigen.433 Het land baseert zich ervoor op historische bewijzen die teruggaan tot de Han Dynastie (206 v. Chr. – 220 na Chr.) en zelfs verder.434 Ze beweren de eersten geweest te zijn die de Zuid-Chinese Zee en haar verschillende eilandgroepen hebben ontdekt, benoemd, in kaart gebracht, geëxploiteerd en onder de jurisdictie van een lokale of nationale overheid hebben gebracht.435 Ze protesteerde de Franse bezetting van negen eilanden in de Paracel- en Spratly-eilandengroep in de jaren ’30 en beschouwde de eilandengroepen opnieuw als haar grondgebied na de Japanse overgave in 1945.436 Ten slotte, in 1946, werd de nieuwe administratieve provincie van Hainan opgericht en werden de eilandengroepen onder de jurisdictie van deze provincie geplaatst, waar ze tot de dag van vandaag nog steeds toe behoren.437 105. Op basis van dit historisch bewijs poogt China haar claim op de Paracel- en Spratly-eilanden te legitimeren. Het probleem is echter dat ondanks de officiële positie van de Chinese overheid, ze nooit een de facto controle over de eilanden hebben uitgeoefend.438 De voortdurende aanwezigheid op de eilanden, waar China zich op baseert, lijkt enkel te hebben bestaan uit vissers van het Hainan eiland, die zich sporadisch en tijdelijk op de eilanden hebben gevestigd om vis en schildpadden te verzamelen.439 In dit opzicht lijkt China dan ook te kort te schieten aan de vereiste van een effectieve, continue en vreedzame gezagsuitoefening over de eilanden om een territoriale titel te kunnen verantwoorden. Bovendien, hoewel China nu een sterke aanwezigheid op de eilanden heeft uitgebouwd door het aanleggen van basissen en faciliteiten, kan niet gezegd worden dat hun 432 De basis voor hun claim, namelijk een historische titel, wordt gedeeld door Taiwan. De legitimeren voor Taiwan is eveneens de oude historische banden met de eilanden. Taiwan was bovendien de eerste Staat die een eiland in de Spratly-archipel ging bezetten na de overgave van Japan in 1945. Het land bezet nu reeds 60 jaar onafgebroken en onafgebroken Itu Aba. Dit zou evenwel een continue en vreedzame uitoefening van gezag kunnen uitmaken onder het Palmas-criterium. 433 T. FRAVEL, “China’s Strategy in the South China Sea”, Contempory Southeast Asia, Vol. 33 (3), 2011, 292-319.; C. JOYNER, “The Spratly Islands Dispute in the South China Sea: Problems, Policies, and Prospects for Diplomatic Accommodation”, The Stimson Center, Investigating Confidence Building Measures in the Asia Pacific Region, Report 28, Washington DC, 1999, 53-108. 434 Embassy of The People’s Republic of China in the Republic of Indonesia, “Historical Evidence to Support China’s Sovereignty over Nansha Islands”, 21 april 2004, http://www.fmprc.gov.cn/ce/ceindo/eng/rdht/nhwt/t87272.htm.; J. SHEN, "China's Sovereignty over the South China Sea Islands: A Historical Perspective", Supra 38, noot 211. 435 M. BENNET, "The People's Republic of China and the Use of International Law in the Spratly Islands Dispute", Stanford Journal of International Law, Vol. 28 (2), 1991-1992, 425-450. 436 T-K. CHANG, "China's Claim of Sovereignty over Spratly and Paracel Islands: A Historical and Legal Perspective", Case Western Reserve Journal of International Law, Vol. 23 (3), 1991, 399-420. 437 D. LEA, The Territories of the People's Republic of China, Supra 21, noot 109. 438 M. BENNET, "The People's Republic of China and the Use of International Law in the Spratly Islands Dispute", Supra 76, noot 435. 439 C. HUNGDAH, en P. CHOON-HO, “Legal Status of the Paracel and Spratly Islands” Ocean Development & International Law Journal, Vol. 3 (1), 1975, 11. 77 aanwezigheid aanzienlijk groter is dan die van de andere concurrerende staten.440 Rekening houdend met het concept van de ‘kritische datum’, kunnen recente Chinese inspanningen om hun invloed in de Zuid-Chinese Zee te versterken bovendien niet in rekening gebracht worden om hun historische claim kracht bij te zetten. Terwijl de historische bewijzen die China aanhaalt wel degelijk de ontdekking over de eilandengroepen kunnen staven, bevestigen ze nog geen historisch gevormde titel over de eilanden.441 De ontdekking maakt immers een onvolmaakte titel uit, die slechts kan worden hardgemaakt door een continue en vreedzame uitoefening van autoriteit over de eilanden. In dit opzicht lijkt China dan ook tekort te schieten. Vietnam 106. Ook Vietnam, China’s grootse rivaal in hun claim op de eilandengroepen, baseert zich op een historische titel om hun soevereiniteit over beide archipels te verantwoorden.442 Vietnam heeft in het verleden steeds de legaliteit van de Chinese claim geprotesteerd. Ze weerleggen de claim op basis van het argument dat geïsoleerd gebruik van de eilanden door particulieren, geen territoriale soevereiniteit creëert.443 De Vietnamese claim lijkt in dit opzicht sterker te zijn dan de Chinese. Het land baseert zich ten eerste op historische handelingen uit de Nguyen Dynastie (1802-1945) 444. In deze periode werden verschillende officiële daden gesteld om de soevereiniteit over de eilandengroepen te verzekeren. In 1816 werd officieel de soevereiniteit over de archipels bevestigd door de Vietnamese keizer. Nadien werden er verschillende werken op de eilanden uitgevoerd en werd er een administratieve controle uitgeoefend, door bijvoorbeeld het heffen van belastingen op de vissers in de regio.445 440 S., TONNESON, “An International History of the Dispute in the South China Sea”, EAI Working Paper, No. 71, 16 maart 2001, 24p., beschikbaar op http://www.cliostein.com/documents/2001/01%20rep%20eai.pdf. 441 A. YEE, “Maritime Territorial Disputes in East Asia: A Comparative Analysis of the South China Sea and the East China Sea”, Journal of Current Chinese Affairs, Vol. 2, 2011, 165-193.; B. MURPHY, "Dangerous Ground: The Spratly Islands and International Law", Supra 66, noot 370. 442 P. JUNWU, “Territorial Dispute between China and Vietnam in the South China Sea: A Chinese Lawyer's Perspective", Journal of East Asia and International Law, Vol. 5 (1), 2012, 213-234.; Z. MINGLIANG, "Vietnam's Claims to Insular Features and Maritime Space in the South China Sea and the Bases of Its Claims", China Oceans Law Review, Vol. 17, 2013, 79-104.; CIOCIARI, J. en WEISS, J. C., "The Sino-Vietnamese Standoff in the South China Sea", Georgetown Journal of International Affairs, Vol. 13 (1), 2012, 61-70. 443 Ministry of Foreign Affairs of the Socialist Republic of Vietnam, “The Hoang Sa and Truong Sa Archipelagoes: Vietnamese Territories”, 1981, 43p., 8, beschikbaar op http://www.southchinaseastudies.org. 444 Nguyen Dynastie: De laatste heersende familie van Vietnam. Het keizerrijk ontstond in 1802 en herenigde Vietnam in het land zoals we het vandaag grotendeels kennen. Tijdens hun heerschappij werd het rijk vooral gekenmerkt door grote invloeden van het Franse kolonialisme. In 1962, na een korte oorlog met Frankrijk, werd het land uiteindelijk in drie gedeeld, waarvan één deel een franse kolonie werd en de andere twee een protectoraat. Uiteindelijk, na de overgave van Japan op het einde van de Tweede Wereldoorlog, brak de communistische revolutie in Vietnam uit, die het einde van de Nguyn Dynastie betekende. 445 M. CHEMILLIER-GENDREAU, Sovereignty Over the Paracel and Spratley Islands, Supra 74, noot 425, 36. 78 107. Ten tweede baseert Vietnam zich op hun status als opvolgerstaat van de Franse Indo-Chinese Unie.446 Ze baseren zich hier op hun recht van overdracht van de France claim op de eilanden uit 1931 en 1933.447 Frankrijk baseerde zich in 1931 op de opvolging in de rechten van hun protectoraat Annam448 om hun soevereiniteit over de Paracel-eilanden te onderbouwen. Het land bezette nadien, als eerste, officieel de eilandengroep en oefende de controle erover uit tot de Japanse verovering van de Zuid-Chinese Zee in het begin van de Tweede Wereldoorlog.449 Terwijl Frankrijk zich in 1931 op het recht van opvolging baseerde om hun soevereiniteit over de Paracel-eilandengroep uit te roepen, steunden ze in 1933 op het principe van terra nullius om zich het eigenaarschap van aantal eilanden in de Spratly-archipel toe te eigenen.450 Deze visie is echter te beargumenteren, aangezien zowel de Japanse als de Chinese overheid deze claim nadien geprotesteerd hebben.451 108. De zwakte van de Vietnamese claim ligt echter in het feit dat ze geografisch geen onderscheid lijken te maken tussen de twee eilandgroepen, terwijl hun historische bewijzen en de legaliteit van de Franse claims veel sterker zijn voor de Paracel-groep dan voor de Spratly-groep. Toen Japan in 1945 de eilandengroepen opgaven, heeft Frankrijk evenwel geen moeite meer gedaan om de Spratlyeilanden terug te bezetten en er controle over uit te oefenen. Men kan zich dan ook de vraag stellen of er nagenoeg een eigenaarsrecht was om over te nemen door Vietnam.452 Wel hebben FrancoVietnamese troepen vanaf 1947 terug hun aanwezigheid in de Paracel-eilandengroep hersteld en hebben zowel Vietnam als Frankrijk tijdens de Vietnamese weg naar onafhankelijkheid blijven verklaren dat de archipel tot het Vietnamese grondgebied behoort.453 Dit uitte zich in het Vredesverdrag van San Fransisco van 1951, waarin Japan zijn claim op soevereiniteit over de eilanden en vele andere gebieden in Zuidoost Azië overgaf en er geen protest werd geuit op een claim van 446 White Paper, Zuid- Vietnam, “White paper on the Hoang Sa and Truong Sa Islands”, Ministry of Foreign Affairs Republic of Vietnam, Saigon, 1975, http://www.scribd.com/doc/56817668/Republic-of-Vietnam-s-White-Paper-on-Paracel-and-Spratlys-Islands. 447 S. TONNESON, “The Paracels: The ‘Other’ South China Sea Dispute”, Paper South China Sea Panel International Studies Association, Hong Kong Convention, 26-28 juli 2001, http://www.cliostein.com/documents/2001/01%20lec%20paracels.pdf. 448 Annam: een protectoraat van Frankrijk en onderdeel van de Franse Indo-Chinese Unie. Het protectoraat bevond zich in het midden van het huidige Vietnam en grenst aan het westen van de Zuid-Chinese Zee. Vóór de Franse kolonisatie werd het gebied bestuurd door de Nguyen Dynastie. 449 M. CHEMILLIER-GENDREAU, Sovereignty Over the Paracel and Spratley Islands, Supra 74, noot 425, 103-104. 450 R. AMER, “French Policies towards the Chinese in Vietnam: A Study of Migration and Colonial Responses”, Social Science Research on Southeast Asia, Vol. 16, 2010, 57-80.; French Indo-China, Decree No. 4762-CP, december 12, 1933. 451 M. CHO, “the Triangular Relationship Among China, France and Japan and the question of Nine Islands in South Sea”, Diplomacy Monthly, Vol. 3 (3), 15 september 1933, 78.; H. CHIU en C-H. PARK, "Legal Status of the Parcel and Spratly Islands", Ocean Development and International Law, Vol. 3 (1), 1975-1976, 1-28. 452 B. MURPHY, "Dangerous Ground: The Spratly Islands and International Law", Supra 66, noot 370, 187.; C. JOYNER, “The Spratly Islands Dispute in the South China Sea: Problems, Policies, and Prospects for Diplomatic Accommodation”, Supra 76, noot 433, 61. 453 S. TONNESON, “The Paracels: The ‘Other’ South China Sea Dispute”, Supra 78, noot 477. 79 Vietnam op de eilanden.454 Dit moet echter met een korrel zout genomen worden, aangezien zowel China als Taiwan niet op de conferentie voor het Verdrag aanwezig waren. Het feit dat zowel China, Taiwan als Vietnam zich op een overgave van de eilanden door Japan beroepen, kan in feite geen legale titel op de eilanden verantwoorden. Op basis van het principe ‘nemo dat quod non habet’455 kon Japan immers geen enkel recht op de eilanden overdragen, aangezien de Japanse claim op de eilandengroepen van de Zuid-Chinese Zee enkel verkregen is door het gebruik van militaire agressie tegen Frankrijk.456 Vietnam baseert zich evenwel ook op het recht van de vorige eigenaar, namelijk Frankrijk, om hun claim te verantwoorden. Hoewel dit voor de Spratly-eilanden moeilijk te verdedigen valt, lijkt dit wel mogelijk voor de Paracel-eilandengroep. Vietnam heeft er bovendien tot 1974 grotendeels de controle over uitgeoefend, tot China ze door geweld overnam. Dit verzwakt uiteindelijk de Chinese claim, aangezien verwerving door het gebruik van geweld verboden is in het internationale recht.457 De Filipijnen 109. De Filipijnen gaan er voor hun claim van uit dat na de overgave door Japan van de eilandengroepen in de Zuid-Chinese Zee, de eilanden in essentie terra nullius werden.458 Zoals reeds gezegd baseren ze zich op de ‘ontdekking’ van de Filipijnse advocaat en zakenman, Tomas Cloma, die zich soeverein over de eilanden verklaarde en ze uitriep tot de nieuwe eilandstaat Kalayaan (vrijheidsland).459 De ‘Staat’ werd evenwel nooit door een overheid erkent en terwijl China en Vietnam de Cloma-claim snel protesteerden, bleven de Filipijnen stil over hun standpunt. Ook al had Cloma de eilanden al lang verlaten, hij bleef zijn claim volhouden tot 1974, wanneer hij het ‘eigenaarschap’ over de eilanden overdroeg aan de Filipijnse regering.460 In 1978 werden de eilanden dan uiteindelijk 454 Treaty of Peace with Japan (with two declarations), San Fransisco, 8 september 1951, United Nations Treaty Series, Vol. 136 (1), No. 1832. 455 Nemo dat quod non habet: common law principe dat in het internationaal recht voorschrijft dat de begunstigde staat niet meer rechten kan verkrijgen dan degene die de overdragende staat bezit. 456 R. PEDROZO, “China versus Vietnam”, Supra 63, noot 350, 96. 457 J. DUNCAN, "Following a Sigmoid Progression: Some Jurisprudential and Pragmatic Considerations regarding Territorial Acquisition among Nation-States", Boston College International and Comparative Law Review, Vol. 35 (1), 2012, 1-58.; J. TAULBEE, “Governing the use of force: Does the UN charter matter anymore?”, Civil Wars, Vol. 4 (2), 201-1-58. 458 H. YORAC, "The Philippine Claim to the Spratly Islands Group", Philippine Law Journal, Vol. 58(2), 1983, 42-63.; M. BENNET, "The People's Republic of China and the Use of International Law in the Spratly Islands Dispute", Supra 76, noot 435, 438. 459 U. GRANADOS, “Ocean Frontier Expansion and the Kalayaan Islands Group Claim: Philippines’ Postwar Pragmatism in the South China Sea”, Supra 66, noot 371. 460 R. TIGLAO “The Spratlys: Marcos’ legacy, or curse?”, Philippine Daily Inquirer, 22 juni 2011, http://opinion.inquirer.net/6789/ thespratlys-marcos%E2%80%99-legacy-or-curse. 80 formeel bij het Filipijnse grondgebied gevoegd en onder de administratie van de nabije Palawan provincie gebracht.461 110. De Filipijnse claim op de Kalayaan-groep van de Spratly-eilanden wordt door velen als de zwakste claim van de contesterende staten gezien.462 Het argument dat Tomas Cloma de eilandengroep heeft ‘ontdekt’ in 1947 is niet geloofwaardig. Dit blijkt trouwens uit historisch bewijs dat staten zoals China en Vietnam extensief naar voor hebben gebracht. Bovendien zijn er geen gronden in het Internationale recht die de controle over grondgebied door een particulier zonder machtiging van zijn regering onderschrijven.463 Ook het feit dat Tomas Cloma de eilanden slechts ongeveer drie maanden effectief bezette, waarna hij zijn expeditie moest opgeven, zou niet voldoen aan het Palmas-criterium van een continue, effectieve en vreedzame gezagsuitoefening. Ten slotte kunnen de Filipijnen zich ook niet beroepen op de nabijheid of het vitaal belang van de eilanden. Het Internationaal Gerechtshof heeft namelijk in het verleden enkel bepaald dat dergelijke argumenten een rol kunnen spelen voor maritieme grensafbakening, maar niet met betrekking tot territoriale verwerving.464 Maleisië en Brunei 111. Maleisië claimt ten slotte slechts drie eilanden in de Spratly-archipel, maar bracht die claim slechts naar voren in 1979, net na de Filipijnen.465 Het land baseert zich evenwel niet op een historische titel, maar wendt nu het VN-Zeerechtverdrag aan om haar claim te kunnen verantwoorden. Ze baseren zich op artikel 76 van het Verdrag om te stellen dat de eilanden die ze claimen zich op de verlenging van haar continentaal plat bevinden en bijgevolg tot haar grondgebied behoren.466 Dit maakt echter een verkeerde interpretatie van de bepaling van het VN-Zeerechtverdrag uit, aangezien artikel 76 en 77 enkel recht geven op de controle over de grondstoffen in en op de zeebodem en dus geen territoriale claim op een landgebieden kunnen ondersteunen.467 Het zijn immers geen wateren die een 461 L. CORDNER, “The Spratly Islands Dispute and the Law of the Sea”,Ocean Development & International Law, Vol. 25, 1994, 61-62. S. BRINTON, "Resolving the Question of Sovereignty over the Spratly Islands", Willamette Bulletin of International Law & Policy, Vol. 3, 1995, 37-68.; M. CHEMILLIER-GENDREAU, Sovereignty Over the Paracel and Spratley Islands, Supra 74, noot 425, 131.; S. DAVIDSON, "The Spratly Islands", International Journal of Estuarine and Coastal Law, Vol. 3 (4), 1988, 345-353. 463 C. Y. Chin, “Potential for Conflict in the Spratly Islands”, Naval Postgraduate School, California, december 2003, 83p., 21. 464 IGH, Fisheries, United Kingdom v. Norway, The Anglo-Norwegian Fisheries Case, ICJ Reports 1951, 23. 465 D. DZUREK, “The Spratly Islands Dispute: Who’s on First?”, 8, Supra, Supra 65, noot 361, 20-21. 466 A. P. ESPINA, “Implications of the Submission of Claims for Extended Continental Shelf in the South China Sea”, RCAPS Working Paper Series, 23p., 18, http://www.apu.ac.jp/rcaps/uploads/fckeditor/publications/workingPapers/RCAPS_RPD-12002.pdf. 467 IGH, Case Concerning Territorial and Maritime Dispute between Nicaragua and Honduras in the Caribbean Sea (Nicaragua v. Honduras), Judgment, ICJ Reports 2007, 8 oktober 2007, 703, par. 214.; op basis van artikel 76 van het VN-Zeerechtverdrag is het continentaal plat ‘de zeebodem en de ondergrond van de onder water gelegen gebieden die zich buiten zijn territoriale zee 462 81 titel geven op eilanden, maar eilanden die rechten verlenen op wateren.468 Hoewel Maleisië geen steun kan vinden in het VN-Zeerechtverdrag voor haar territoriale claims, zou het land echter wel kunnen argumenteren, op basis van het Palmas-criterium, dat de eilanden die ze sinds de jaren ’80 in de Spratly-archipel bezet, voorheen nooit door een andere Staat waren ingenomen.469 Bovendien is hun bezetting steeds vreedzaam en voortdurend geweest en hebben ze gedurende de jaren een effectieve administratie over de eilanden gevoerd.470 112. Maleisië ligt met betrekking tot één element van hun claim ook nog in conflict met Brunei. Beide landen claimen namelijk het Louisa rif, dat zich in het zuiden van de Spratly-eilandengroep bevindt. Net als Maleisië baseert Brunei zich op hun verlengd continentaal plat onder artikel 76 en 77 van het VN-Zeerechtverdrag om hun soevereiniteit over het rif te verdedigen.471 Zoals reeds aangehaald kunnen de bepalingen die het regime van dit continentaal plat regelen geen verwerving van landgebied ondersteunen, maar geven zij slechts recht op de exploratie en exploitatie van de natuurlijke rijkdommen van de zeebodem. Het Louisa Rif is echter geen eiland en bevindt zich permanent onder water, waardoor het niet onderworpen is aan enige toe-eigening door een Staat en dus gewoon deel uitmaakt van het continentaal plat van Brunei. In dit opzicht maakt de claim van Brunei geen verkeerde interpretatie van de bepaling van het VN-Zeerechtverdrag uit in die mate dat het land recht heeft op de exploratie en exploitatie van de natuurlijke rijkdommen van het rif.472 In recente jaren blijkt evenwel dat Maleisië, na lang onderhandelen, hun claim op het Louisa Rif hebben opgegeven ten gunste van Brunei, in hun akkoord tot de uiteindelijke maritieme grensafbakening tussen beide landen.473 uitstrekken door de natuurlijke voortzetting van zijn landterritorium tot de buitenste grens van de continentale rand, of tot een afstand van 200 zeemijl van de basislijnen vanwaar de breedte van de territoriale zee wordt gemeten wanneer de buitenste grens van de continentale rand zich niet tot die afstand uitstrekt’. De rechten die de kusstaat erover bezit staan vervat in artikel 77 dat bepaalt dat ‘de kuststaat oover het continentale plat soevereine rechten uitoefent ter exploratie en exploitatie van de natuurlijke rijkdommen van het plat’. Niets in deze artikelen, en overigens in andere bepalingen van het VN-Zeerechtverdrag, legitimeert een territoriale titel of een verwerving van grondgebied. 468 J. PRESCOTT, The Maritime Political Boundaries of the World, Methuen, Massachusetts, 1986, 377p., 222. 469 B. MURPHY, "Dangerous Ground: The Spratly Islands and International Law", Supra 66, noot 370, 207-208. 470 Naast een bezetting door het Maleise leger heeft het land ook een mariene onderzoeksfaciliteit en scheepsbasis op het eiland opgetrokken. Verder bevindt er zich zelfs een luchthaven en hotelresort op één van de eilanden (Swallow Reef). 471 A. ROACH, “Malaysia and Brunei: An Analysis of their Claims in the South China”, CNA Occasional Paper, South China Sea Research, 25 augustus 2014, 44., https://seasresearch.files.wordpress.com/2014/08/malaysia-brunei-claims.pdf. 472 R. HALLER-TROST, “The Brunei-Malaysia Dispute Over Territorial and Maritime Claims in International Law”, International Boundaries Research Unit, Vol. 1 (3), 1994, 63p., 48-49. 473 Joint Press Statement by Leaders on the Occasion of the Working Visit of YAB Dato' Seri Abdullah Haji Ahmad Badawi, Prime Minister of Malaysia, to Brunei Darussalam, 16 maart 2009, http://bn.chineseembassy.org/eng/wlxw/t542877.htm. 82 113. In conclusie kunnen we stellen dat, hoewel de territoriale claims van bepaalde staten sterker gefundeerd zijn in het internationale recht dan die van andere staten, een uiteindelijke beslechting van het territoriale conflict over de eilandengroepen veel moeilijker zal blijken dan een maritieme grensafbakening op basis van het VN-Zeerechtverdrag.474 De situatie op de eilanden is veel complexer dan een louter toepassen van internationale verdragen. Concepten en rechtspraak uit het internationale gewoonterecht, economische en militaire interesses, historische nalatenschappen en de veelheid van actoren in het conflict maakt het dispuut rond de soevereiniteit over de eilanden een complex en bijna onoplosbaar gegeven, waarbij geen van de staten het zeil voor de ander wil strijken. 3.4.3 De Chinese ‘land reclamation policy’ 114. Een recentere kwestie in het Zuid-Chinese Zee dispuut betreft de constructie van artificiële eilanden door China, op vele riffen en zandbanken in het zeegebied. Sinds de tweede helft van 2013 heeft China verschillende kunstmatige eilanden opgebouwd in de door hun geclaimde zone binnen de ‘Nine-Dash Line’.475 Ondertussen is de omvang van deze projecten opgelopen tot een landaanwinst van bijna 3000 are in het zeegebied, wat in schril contrast staat met de 172 are die de andere kuststaten samen hebben aangebouwd.476 China gebruikt de door hen gemaakte eilanden nadien als maritieme, militaire of luchtmachtbasis om hun militaire aanwezigheid in de Zuid-Chinese Zee te versterken.477 Hoewel het land beweert dit louter vanuit verdedigingsoogpunt te doen, is het niet onlogisch dat deze praktijken zwaar bekritiseerd worden door zowel de betrokken als derde staten in het conflict.478 Het feit dat China deze handelingen vooral stelt op landelementen in de fel gecontesteerde Spratly-eilandengroep doet de gemoederen in het dispuut nog hoger oplopen. Niet alleen militaire en strategische overwegingen dragen hier toe bij, ook de impact op het mariene 474 X. FURTADO, “International Law and the Dispute over the Spratly Islands: Whither UNCLOS?”, Contemporary Southeast Asia, Vol. 21 (3), 1999, 393. 475 S. KIMBLE, "Is China Making Waves in International Waters by Building Artificial Islands in the South China Sea", Tulane Journal of International and Comparative Law, Vol. 24 (1), 2015, 263-290. 476 L. XIAODON, “High Tensions over Low-Tide Elevations in the South China Sea”, National Bureau of Asian Research, januari 2016,2. 477 D. ALEXANDER, “China's land reclamation in South China Sea grows: Pentagon report”, Reuters, 21 augustus 2015, http://www.reuters.com/article/us-southchinasea-china-pentagon-idUSKCN0QQ0S920150821. 478 BBC News, “China 'must stop' land reclamation in South China Sea – Obama”, BBC News, 18 november 2015, http://www.bbc.com/news/world-asia-34853878.; R. POTTER, “China’s Dredging Strategy in the South China Sea”, The Strategy Bridge, 24 maart 2016, http://www.thestrategybridge.com/the-bridge/2016/3/25/chinas-dredging-strategy-in-the-south-china-sea. 83 leefmilieu baart velen zorgen. Grote oppervlakten koraalrif worden immers bedolven onder zand en grind om de eilanden op te bouwen, met de vernieling van talloze mariene ecosystemen als gevolg. 479 115. Het VN-Zeerechtverdrag bepaalt dat staten op volle zee, naast de vrijheid van navigatie en overvliegen, ook de vrijheid hebben om ‘kunstmatige eilanden en andere, krachtens het internationale recht toegestane, installaties te bouwen’.480 Rekening houdend met de geografische ligging van de eilanden in de Zuid-Chinese Zee en het feit dat minstens een paar eilanden in de Spratly-archipel in staat zijn om een eigen territoriale zee, EEZ en continentaal plat op te wekken481, zal het regime van de volle zee hier echter niet kunnen spelen. De legaliteit van de Chinese ‘land reclamation policy’482 zal bijgevolg afhankelijk zijn van de afbakening van de maritieme zones van de omliggende staten.483 De landaanwinst van China zal dus enkel toelaatbaar zijn wanneer kan worden vastgesteld dat de riffen waarop de artificiële eilanden gebouwd worden, zich binnen de EEZ van China bevinden. Artikel 60 van het VN-Zeerechtverdrag bepaalt immers dat in de exclusieve economische zone, de kuststaat het uitsluitende recht heeft om kunstmatige eilanden te bouwen en de bouw, de werkzaamheden en het gebruik ervan te machtigen en te regelen.484 Zoals reeds besproken zal dit moeilijk zijn voor China, aangezien de legaliteit van hun ‘Nine-Dash Line’ moeilijk te verantwoorden is en de ‘eilanden’ die ze bezetten meestal niet meer dan bij eb droogvallende bodemverheffingen of rotsen uitmaken.485 Bovendien kan China zich niet soeverein verklaren over riffen die zich permanent onder water bevinden, aangezien ze geen landgebied uitmaken. 479 M. SOUTHERLAND, “China’s Island Building in the South China Sea: Damage to the Marine Environment, Implications, and International Law”, U.S.- China Economic and Security Review Commission, Staff Research Report, 12 april 2016, 3, http://origin.www.uscc.gov/sites/default/files/Research/China%27s%20Island%20Building%20in%20the%20South%20China%20Se a_0.pdf.; O. HOLMES, “South China Sea Images reveal impact on coral of Beijing's military bases”, The Guardian, 17 september 2015, http://www.theguardian.com/world/ng-interactive/2015/sep/17/south-china-sea-images-reveal-impact-on-coral-of-beijingsmilitary-bases. 480 Artikel 87 VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. 481 Zie randnummer 97 op p. 71. 482 Land Reclamation Policy: Een beleid door China om aan landaanwinst in de eilandengroepen van de Zuid-Chinese Zee te doen. China verhoogt een aantal riffen en zandbanken die ze bezetten (zoals Subi Reef, Fiery Cross Reef en Misschief Reef) artficieel, om er kunstmatige eilanden van te maken. Nu die zich permanent boven water bevinden kan China hier militaire basissen en andere faciliteiten op plaatsen. 483 B. DOLVEN, J. ELSEA, S. LAWRENCE, R. O’ROURKE, en I. RINEHART, “Chinese Land Reclamation in the South China Sea: Implications and Policy Options”, CRS REPORT, Congressional Research Service, 18 juni 2015, 6, beschikbaar op https://www.fas.org/sgp/crs/row/R44072.pdf. 484 S. KIMBLE, "Is China Making Waves in International Waters by Building Artificial Islands in the South China Sea", Supra 83, noot 475. 485 D. WALLACE, "An analysis of Chinese Maritime Claims in the South China Sea", Supra 43, noot 243. 84 116. Een tweede probleem met de opbouw van artificiële eilanden gaat hiermee gepaard. Als gevolg van de landaanwinst zal het namelijk moeilijk zijn om voor elke rif en zandbank te bepalen of ze zich vóór de bouwwerken al dan niet bij hoog tij boven water bevonden.486 Dit is zeer belangrijk, aangezien staten geen soevereiniteit kunnen claimen over bij eb droogvallende bodemverheffingen of over elementen die zich te allen tijde onder water bevinden, zelfs indien ze nadien kunstmatig tot eilanden zijn uitgebreid.487 De Filipijnen hebben, in hun recente aanvraag voor het arbitragetribunaal, hun zorgen hierover geuit en verzochten het tribunaal om de artificiële basissen van China niet als eilanden, volgens artikel 121 van het VN-Zeerechtverdrag, te beschouwen.488 Hoewel het aantonen van de vroegere status van de riffen en zandbanken problemen kan geven, is het evenwel duidelijk dat nieuw geconstrueerde kunstmatige eilanden niet dezelfde status als andere natuurlijke eilanden bezitten onder het VN-Zeerechtverdrag. Artikel 60 paragraaf 8 van het Verdrag bepaalt immers dat ‘kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen niet de status van eilanden bezitten. Zij hebben geen eigen territoriale zee en hun aanwezigheid is niet van invloed op de begrenzing van de territoriale zee, de exclusieve economische zone of het continentale plat.’ In dit opzicht lijkt het dan ook onmogelijk voor China om een EEZ te claimen rond hun aangewonnen kunstmatige eilanden. 117. Ten slotte vreest men recent ook dat China de basissen op de kunstmatige eilanden ook voor andere doeleinden zou gaan gebruiken. Recente satellietfoto’s doen vermoeden dat China op Woody Island, het grootste eiland in de Paracel-archipel, luchtafweerraketten heeft aangebracht.489 Wanneer China haar werken op de Spratly-eilanden heeft afgerond en ook daar deze raketten zou opstellen, kan dit betekenen dat het land een Luchtdefensie Identificatiezone (ADIZ)490 in de Zuid-Chinese Zee zal instellen.491 In 2013 heeft Peking immers hetzelfde gedaan voor de Oost-Chinese Zee.492 Dit betekent 486 D. ANDREEF, "Legal Implications of China's Land Reclamation Projects on the Spratley Islands", New York University Journal of International Law and Politics, Vol. 47 (4), 2014-2015, 855-910. 487 Zie randnummer 94 op p. 69. 488 PHA, Arbitration between the Republic of the Philippines and the People’s Republic of China, Press Release, Den Haag, 30 november 2015, 4.; T. HUXLEY, en B. SCHREER, “Standing up to China”, Survival: Global Politics & Strategy, Vol. 56 (6), 2015, 127144. 489 J. JOHNSON, “Beijing missile deployment could lay groundwork for South China Sea ADIZ”, The Japan Times, 18 februari 2016, http://www.japantimes.co.jp/news/2016/02/18/national/beijing-missile-deployment-lay-groundwork-south-china-sea-adiz/#.VxICzB96hd. 490 ADIZ: Air Defense Identification Zone: zone waar verkeer in het luchtruim boven zowel land als zee onderhevig is aan identificatie, localisatie en controle door de nationale autoriteiten in het belang van hun nationale defensie. 491 J. POLLOCK, “Will China Implement an Air Defence Identification Zone in the South China Sea?”, The Nato Association of Canada, 15 april 2016, http://natoassociation.ca/will-china-implement-an-air-defence-identification-zone-adiz-in-the-south-china-sea/. 492 J. W. LEE "Tension on the Air: The Air Defense Identification Zones on the East China Sea", Journal of East Asia and International Law, Vol. 7 (1), 2014, 274-282. 85 dat vliegtuigen die in deze zone vliegen, hun vluchtroutes aan de Chinese autoriteiten moeten rapporteren, communicatie met deze autoriteiten moeten onderhouden en hun instructies moeten opvolgen.493 Hoewel andere staten reeds zo’n ADIZ hebben ingesteld boven hun grondgebied, lijkt het zeer betwistbaar om dergelijke zone boven een gedisputeerde regio in te stellen. Dit zou de gemoederen in de Zuid-Chinese Zee immers nog hoger doen oplaaien. China zou namelijk met dergelijke acties haar soevereiniteit over bijna het gehele luchtruim van de Zuid-Chinese Zee afdwingen. Recent hebben de Verenigde Staten al verkondigd zo’n uitsluitingszone boven de ZuidChinese niet te zullen erkennen en hun recht op vrijheid van navigatie en overvliegen in de ZuidChinese Zee te zullen blijven uitoefenen.494 Men kan verwachten dat de andere landen in het dispuut dezelfde mening zullen delen. 3.5 Besluit 118. Het conflict rond de eilanden in de Zuid-Chinese Zee geeft gestalte aan de buitengewone complexiteit van het dispuut. Het geschil valt namelijk grotendeels uiteen in twee verschillende kwesties, namelijk soevereiniteit over grondgebied en jurisdictie over grondstoffen.495 Hoewel ze in essentie verschillend zijn, heeft de uiteindelijke uitkomst van die eerste kwestie een immense impact op die van de tweede. Wie immers de eilanden toekomt, krijgt recht op de exploitatie van de grondstoffen binnen de maritieme zones die ze kunnen genereren. Het vaststellen van het eigenaarschap over deze eilanden is echter een vraag over territoriale soevereiniteit en geen kwestie rond het toepassen van het internationale zeerecht.496 119. Als we de internationale criteria uit de Palmas-arbitrage en gerelateerde zaken bekijken, zijn de claims van de meeste staten echter op zijn minst dubieus te noemen. Een uiteindelijke oplossing voor het conflict lijkt niet in het vooruitzicht te staan, aangezien staten hardnekkig hun lijn vasthouden en 493 T. RUYS, (ed.), “Digest of State Practice 1 July-31 December 2013”, Supra 52, noot 306. A. SHALAL, “U.S. says it will not recognize South China Sea exclusion zone”, Reuters, 30 maart 2016, http://www.reuters.com/article/us-southchinasea-philippines-work-idUSKCN0WW1QB.; M. XUEQUAN, “China dismisses ADIZ reports, optimistic about South China Sea situation”, Xinhua nieuwsagentschap, 2 februari 2014, http://news.xinhuanet.com/english/china/2014-02/02/c_126085456.htm. 495 C. H. PARK, "The South China Sea Disputes: Who Owns the Islands and the Natural Resources", Ocean Development and International Law, Vol. 5 (1), 1978, 27-60. 496 C. JOYNER, “The Spratly Islands Dispute in the South China Sea: Problems, Policies, and Prospects for Diplomatic Accommodation”, Supra 79, noot 452, 101. 494 86 door een bezettingswedloop op de eilanden hun claim proberen te versterken.497 Men probeert op deze manier om alsnog het Palmas-criterium van een effectieve, vreedzame en continue gezagsuitoefening, hard te maken. Als gevolg wil geen van de staten hun bezetting op de eilanden opgeven en ontstaat er een totale impasse in het territorialiteitsconflict. De potentieel omvangrijke olie- en gasreserves in en rond de eilandengroepen verhogen bovendien aanzienlijk de inzet, gezien de toenemende behoefte aan energiebronnen door de Zuidoost-Aziatische staten.498 Door dit strategisch en geopolitiek belang van de eilanden zijn staten onwillig om over de soevereiniteit te onderhandelen of ter beslechting aan een internationaal rechtscollege of arbitragetribunaal voor te leggen. Gezien de ambiguïteit van de claims en de finaliteit van een bindende uitspraak, kiezen de staten liever voor onzekerheid dan voor potentieel verlies.499 Zowel de concurrerende staten als derde staten, zoals India of de VS, zijn hierdoor in een soort ‘koude oorlog’ met China verzeilt geraakt, waarbij conflictbeheersing één van de belangrijkste plaatsen inneemt om verdere escalatie te vermijden.500 De weg vooruit in het territorialiteitsconflict zal dan ook liggen in het onderhouden van een regionale dialoog tussen de betrokken landen. Men moet vertrekken vanuit wederzijdse en complementaire belangen, zoals wetenschappelijk onderzoek, maritieme veiligheid en milieubescherming, om een regionale samenwerking tot stand te brengen die kan bijdragen tot een eventuele toekomstige oplossing van het conflict.501 De eerste stappen zijn hiervoor reeds gezet in de ‘Declaration on the Conduct of Parties in the South China Sea’ van 2002.502 In de toekomst lijkt het verstandig om te evolueren naar een meer dwingende ‘Code of Conduct’ tussen partijen en om afspraken te maken rond de eventuele gezamenlijke ontwikkeling van de grondstoffen in de Zuid-Chinese Zee. 497 B. THOMAS, en R. SMITH, “Island disputes and the law of the sea: an examination of sovereignity and delimitation disputes”, IBRU Maritime Briefing, vol. 2 (4), 1998, 15.; C. Y. Chin, “Potential for Conflict in the Spratly Islands”, Naval Postgraduate School, California, december 2003, 83p.; M. CHEMILLIER-GENDREAU, Sovereignty Over the Paracel and Spratley Islands, Supra 74, noot 425. 498 C. JOYNER, ‘The Spratly Islands Dispute in the South China Sea: Problems, Policies, and Prospects for Diplomatic Accommodation’, Supra 79, noot 452, 102.; S. RITTERBUSH, "Marine Resources and the Potential for Conflict in the South China Sea", Fletcher Forum, Vol. 2.1, 1978, 64-85.; C. STOCK. "The Underlying Economics of the South China Sea Conflict", Supra 62, noot 340, 139-144. 499 J. GU, “Dispute Resolution in the South China Sea: from “Joint Development” to “Joint Protection””, Warwick University, 2013 Workshop on International Law, Natural Resources and Sustainable Development, 2013, 12p., 3-4. http://www2.warwick.ac.uk/fac/soc/law/research/clusters/international/devconf/participants/papers/gu_-_dispute_resolution_in _the_south_china_sea.pdf.; D. ZA, en M.,VALENCIA, “Mischief Reef: Geopolitics and Implications”, Journal of Contemporary Asia, Vol. 31 (1), 2001, 94.; ROY, N., Managing Conflict in Troubled Waters: The Case of The South China Sea, New Jersey State University, 2013, 225p., 43-44.; R. BECKMAN, en L., BERNARD, “Disputed Areas in the South China Sea: Prospects for Arbitration or Advisory Opinion”, Diplomatic Academy of Vietnam & Vietnam Lawyers Association, Third International Workshop: The South China Sea: Cooperation for Regional Security and Development: Session V: Disputes in the South China Sea: International Legal Aspects, 3-5 november 2011, 19p., 18. 500 K. JIHYUN, “Territorial Disputes in the South China Sea: Implications for Security in Asia and Beyond”, Strategic Studies Quarterly, zomer 2015, 107-141.; N. CHOU, “Cold War in the South China Sea”, Brown Political Review, 21 maart 2016, http://www.brownpoliticalreview.org/2016/03/cold-war-south-china-sea/. 501 D. SCOTT, “Conflict Irresolution in the South China Sea”, Asian Survey, Vol. 52 (6), september 2013, 1019-1042, 1041. 502 Declaration on the Conduct of Parties in the South China Sea, Phnom Penh, 4 november 2002. 87 Deel 3 Hoofdstuk 4 Oplossingswijzen voor het conflict 120. Dat de meeste staten weinig welwillendheid voor de dag leggen om hun geschil in de ZuidChinese Zee aan een rechterlijke controle voor te leggen, blijkt uit de impasse waarin het conflict nu al jaren blijkt vast te zitten. Vooral het soevereiniteitsdispuut rond de eilandengroepen riskeert een straat zonder eind te worden, aangezien vrijwel enkel een akkoord of vrijwillige onderwerping aan een Hof of arbitragetribunaal hier een oplossing kunnen bieden.503 Voor het andere geschil, rond maritieme grensafbakening en andere conflicten inzake de interpretatie en toepassing van het VNZeerechtverdrag, zijn er evenwel efficiëntere manieren om tot een uiteindelijke beslechting van het dispuut te komen. Het Verdrag schrijft namelijk enkele mechanismen voor die partijen kunnen hanteren om tot een oplossing van hun conflict te komen.504 De bepalingen rijken hiervoor bijvoorbeeld vrijwillige procedures, bemiddeling en dwingende conflictbeslechting aan. Met betrekking tot deze laatste oplossingswijze hebben de Filipijnen in 2013 een arbitrageprocedure opgestart tegen China, dat nog steeds lopende is.505 De uiteindelijke uitspraak van het arbitragetribunaal zal dan ook een immens effect hebben op het verdere verloop van het dispuut en de houdingen van de partijen hierin. 4.1 Conflictresolutie in het VN-Zeerechtverdrag 121. Regels van internationaal recht, vervat in het gewoonterecht of in verdragen, zijn vaak zeer ambigu en worden dan ook door verschillende staten vaak anders ingevuld naargelang hun eigen strategieën en belangen. Dit is voor het VN-Zeerechtverdrag niet anders. Een effectieve manier om de 503 R. BECKMAN, “International Law, UNCLOS and the South China Sea” in R. BECKMAN (ed.), I. TOWNSEND-GAULT, C. SCHOFIELD, T. DAVENPORT en L. BERNARD, Beyond Territorial Disputes in the South China Sea: Legal Frameworks for the Joint Development of Hydrocarbon Resources, Cheltenham, Edward Elgar Publishing, 2013. 351p., 43. 504 Zie deel XV van het VN-Zeerechtverdrag, Montego Bay, United Nations Treaty Series, vol. 1833-1835, 31363, 10 december 1982. 505 PHA, De Filipijnse Republiek v. De Volksrepubliek China, Permanente Hof van Arbitrage, zaak nr. 2003-19, hangende. 91 geschillen, die deze verschillende toepassingen en interpretaties kennelijk met zich meebrengen, te beslechten, is dan ook noodzakelijk. Om hieraan tegemoet te komen, voorziet het VN-Zeerechtverdrag dan ook een deel XV, dat speciaal gewijd is aan de regeling van geschillen met betrekking tot de interpretatie of toepassing van het verdrag. Het deel omvat drie secties. De eerste sectie is gericht is op de vrijwillige oplossing van geschillen, de tweede omvat dan weer bindende procedures voor partijen en de derde stelt beperkingen en optionele excepties aan deze dwingende procedures.506 122. De conflictresolutie in het Verdrag wordt beheerst door twee essentiële principes, die vorm geven aan de algemene geest van het verdrag. Het eerste principe bepaalt dat staten de verplichting hebben hun internationale geschillen langs vreedzame weg te regelen.507 In essentie volgt dit op het internationaal verbod op het gebruik van geweld tussen staten. Een tweede principe is de keuzevrijheid voor partijen over de wijze waarop ze tot een akkoord komen.508 Het Verdrag stelt derhalve dat partijen vrij zijn om de oplossingswijze van hun conflict te kiezen, zolang dit maar op een vreedzame manier gebeurt. Het gevolg is dat er een flexibel, tweeledig systeem wordt gevestigd, waar partijen enkel verplicht zijn om hun dispuut voor te leggen aan een bindende gerechtelijke procedure, als ze er niet in slaagden om op een vrijwillige wijze, zoals bepaald in sectie 1, tot een akkoord te komen.509 Een probleem stelt zich echter wanneer partijen in een ander instrument zijn overeengekomen het geschil op een afwijkende wijze te regelen. Wanneer kan men dan zeggen dat de mogelijkheden om een akkoord te bereiken uitgeput zijn? De meningen zijn hiervoor verdeeld. In de Southern Bluefin Tuna zaak van 1999510 bepaalde het Internationale Hof voor het Recht van de Zee (hierna: ITLOS) dat men de zaak kan onderwerpen aan de dwingende procedures uit sectie 3, wanneer de mogelijkheden tot een vrijwillig akkoord zijn uitgeput, los van de bepalingen die in het andere akkoord stonden.511 Later in de zaak bepaalde het arbitragetribunaal echter dat de bepalingen in het andere akkoord tussen de partijen een afwijkende, dwingende jurisdictie bedoelden uit te sluiten en 506 Y. TANAKA, The International Law of the Sea, Cambridge, Cambridge University Press, 2nd Edition, 2015, 472p., 418. Artikel 279 VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. 508 Artikel 280 VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. 509 T. MENSAH, “The Dispute Settlement Regime of the 1982 United Nations Convention on the Law of the Sea”, Max Planck Yearbook of United Nations Law, Vol. 2, 1998, 307-323.; J. I. CHARNEY, “The Implications of Expanding International Dispute Settlement Systems: the 1982 Convention on the Law of the Sea”, American Journal of International Law, Vol. 90, 1996, 69-75.; zie artikel 286 VN-Zeerechtverdrag 1982. 510 The Southern Bluefin Tuna Cases, Nieuw Zeeland, Australië v. Japan, Case No. 3 &4, op https://www.itlos.org/cases/list-ofcases/case-no-3-4/. 511 The Southern Bluefin Tuna Cases, Nieuw Zeeland, Australië v. Japan, Request for Provisional Measures, ILM 38, p. 1632-1633, par. 55, 60-63. 507 92 de zaak bijgevolg niet ontvankelijk was.512 Het arbitragetribunaal besliste hier in essentie dat een afwijkende regeling voor conflictbeslechting in een regionaal akkoord, de toegang tot een dwingende procedure volgens het VN-Zeerecht kan uitsluiten. Hoewel deze visie kan worden bijgetreden, lijkt het evenwel noodzakelijk dat deze uitsluiting expliciet in het akkoord wordt ingeschreven, wat hier niet het geval was.513 123. Wanneer er geen expliciete uitsluiting is voorgeschreven in een ander instrument en de partijen niet in staat waren om een akkoord te bereiken, zijn ze verplicht om hun dispuut voor te leggen aan een passende gerechtelijke procedure, volgens sectie 2, voor een bindende beslissing. Het Verdrag geeft de partijen hier een keuze tussen een paar alternatieve fora, namelijk het Internationale Hof voor het Recht van de Zee, het Internationaal Gerechtshof, een Arbitragetribunaal opgericht krachtens Bijlage VII van het Verdrag en een Speciaal Arbitragetribunaal opgericht krachtens Bijlage VIII.514 Welk forum partijen kiezen hangt af van een voorheen gemaakte verklaring. Wanneer partijen echter geen gemeenschappelijk keuze hebben gemaakt, dan is het Arbitragetribunaal onder Bijlage VII de standaardoptie.515 In hun arbitragezaak tegen China, hebben de Filipijnen ook voor deze optie gekozen. Een belangrijke bepaling die hierbij aansluit is artikel 288 van het Verdrag. Die bepaalt dat het hof of scheidsgerecht niet enkel bevoegd is om te oordelen over elk geschil betreffende de interpretatie of toepassing van het VN-Zeerechtverdrag, maar ook over elk geschil betreffende haar bevoegdheid.516 124. Ten slotte schrijft sectie 3 nog een aantal beperkingen en optionele excepties aan de bindende procedures voor. In het algemeen zijn de beperkingen gerelateerd aan de uitoefening van soevereine rechten door kuststaten in hun EEZ, met betrekking tot het behoud en beheer van visbestanden en het verrichten van wetenschappelijke zeeonderzoek.517 Onder artikel 298 hebben staten bovendien de vrijheid om, na de ratificatie van het VN-Zeerechtverdrag, een verklaring af te leggen waarin ze 512 Southern Bluefin Tuna Cases, Nieuw Zeeland, Australië v. Japan, award, p. 1390-1391, par. 58-59 en 65. D. A. COLSON, en P. HOYLE, "Satisfying Procedural Prerequisites to the Compulsory Dispute Settlement Mechanisms of the 1982 Law of the Sea Convention: Did the Southern Bluefin Tuna Tribunal Get it Right", Ocean Dev. & Intl. Law, Vol. 34 (1), 2003, 59-82. 514 R. RAYFUSE, “The Future of Compulsory Dispute Settlement under the Law of the Sea Convention”, Victoria University of Wellington Law Review, Vol. 36, 2005, 683-712.; A. ADEDE, The System of Settlement of Disputes under the United Nations Convention on the Law of the Sea: A Drafting History and a Commentary, Dordrecht, Brill Nijhoff Publishers, 1987, 285p., 243. 515 Artikel 287, par. 3 VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62.; Een ad hoc arbitragetribunaal onder Bijlage VII is bijgevolg dus de norm, tenzij staten in een verklaring volgend op hun ratificatie van het VN-Zeerechtverdrag, iets anders hebben beslist. 516 K. OELLERS-FRAHM, “Arbitration- A Promising Alternative of Dispute Settlement under the Law of the Sea Convention?”, Heidelberg Journal of International Law, Vol. 55, 1995, 457-478. 517 Artikel 297 VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62.; R. RAYFUSE, “The Future of Compulsory Dispute Settlement under the Law of the Sea Convention”, Supra 93, noot 514. 513 93 geschillen over maritieme grensafbakening, historische baaien of titels, militaire activiteiten op zee, daden van rechtshandhaving, of geschillen waar de VN-Veiligheidsraad zijn functies voor uitoefent, kunnen uitsluiten van de bindende procedures. Hoewel China in 2006 zo’n verklaring heeft afgelegd met betrekking tot maritieme grensafbakening en historische baaien of titels518, blijven deze twee kwesties wel onderhevig aan de verplichte bemiddeling onder sectie 2, Bijlage V van het Verdrag.519 Ten slotte wordt hierbij ook nog bepaald dat deze exceptie-bepalingen niet toepasselijk zijn voor geschillen over maritieme grensafbakening die ontstaan zijn vóór het Verdrag in werking is getreden, waardoor er toch nog veel ruimte lijkt te zijn voor het toepassen van de bindende geschilbeslechting.520 4.2 Arbitragezaak Filipijnen-China 4.2.1 Verzoek Filipijnen 125. Op 22 januari 2013 hebben de Filipijnen een arbitrageprocedure ingesteld tegen de Chinese Volksrepubliek, op basis van het VN-Zeerechtverdrag.521 De Filipijnen beroepen zich op artikel 287 en Bijlage VII van het Verdrag om een bindende procedure tegen China te starten met betrekking tot het dispuut tussen beide landen in de Zuid-Chinese Zee.522 Niet veel later, op 19 februari 2013, verklaarde China officieel dat ze weigerde aan de arbitrage deel te nemen.523 Hoewel de arbitrage unilateraal werd ingesteld door de Filipijnen en de andere partij, China, niet participeert in de procedure, betekent dit niet dat de procedure hierdoor ongeldig is. De afwezigheid van een partij of het feit dat een partij haar middelen niet doet gelden, vormt immers geen beletsel voor de voortgang van de procedure.524 De arbitragezaak betekent een kantelpunt in het dispuut rond de Zuid-Chinese Zee en zal ongetwijfeld grote gevolgen hebben voor de strategie van andere staten in het dispuut. 518 United Nations Division for Ocean Affairs and the Law of the Sea, Declaration by the PRC under Article 298 UNCLOS, 25 augustus 2006, http://www.un.org/depts/los/convention_agreements/convention_declarations.htm#China Upon ratification. 519 Artikel 298, par. 1 (a) VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. 520 K. OELLERS-FRAHM, “Arbitration- A Promising Alternative of Dispute Settlement under the Law of the Sea Convention?”, Supra 93, noot 516. 521 PHA, De Filipijnse Republiek v. De Volksrepubliek China, Permanente Hof van Arbitrage, zaak nr. 2003-19, hangende.; Het permanente Hof van Arbitrage heeft enkel een registratie-functie in deze zaak. Zij oordeelt niet over de procedure. Dit gebeurt door een ad-hoc arbitragetribunaal met 5 arbiters, volgens de procedure bepaalt in Bijlage VII van het VN-Zeerechtverdrag. 522 De instelling van de arbitrageprocedure door de Filipijnen volgde op een reeks, steeds aggressiever wordende, handelingen en provocerende acties tussen de Filipijnen en China over de Scarborough Shoal. In april 2012 kwam het er zelfs bijna tot een gewapend treffen, wanneer Chinese toezichtsschepen een Filipijns oorlogsschip blokkeerden, toen die Chinese vissers wou arresteren voor illegale visvangst nabij het rif. Het conflict deed de spanningen in de Zuid-Chinese Zee oplopen tot het hoogste punt sinds het Misschief Reef incident van 1994. 523 Deze verbale nota is niet publiek beschikbaar. 524 Artikel 9, Bijlage VII, VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. 94 126. In haar ‘Kennisgeving en Verklaring van de Eis’525 aan de Verenigde Naties en de Chinese ambassade, legden de Filipijnen drie categorieën van substantieve geschillen met China voor de dag. Ten eerste betwisten ze de legaliteit van de Chinese claim in de Zuid-Chinese Zee op basis van de ‘NineDash Line’. Ze beweren dat de grenslijn in strijd is met de bepalingen van het VN-Zeerechtverdrag en weerleggen elke claim van China gebaseerd op ‘historische rechten’ om soevereiniteit over de gecontesteerde wateren binnen de lijn uit te oefenen.526 Ten tweede vragen de Filipijnen aan het arbitragetribunaal om een aantal landelementen in de Zuid-Chinese Zee te definiëren volgens het VNZeerechtverdrag. Ze beweren dat vele van de elementen die zowel door China als door de Filipijnen worden geclaimd in de Scarborough Shoal, Spratly-eilandengroep en Misschief Reef geen eilanden uitmaken volgens artikel 121 (2) van het Verdrag. Als gevolg zouden ze hoogstens het statuut van rotsen bezitten en dus geen maritieme zones groter dan 12 zeemijl kunnen genereren. In dit opzicht vroegen de Filipijnen ook aan het tribunaal, of een Staat een verzonken landelement tot een eiland kan omvormen, door er kunstmatig land op aan te winnen.527 Hiermee willen ze voorkomen dat China, door hun ‘land reclamation’ beleid, hun claim op de Zuid-Chinese Zee verder zou versterken, aangezien staten in principe geen soevereiniteit kunnen claimen op gebieden die zich permanent onder water bevinden. Ten derde vragen de Filipijnen een oordeel over de schending van het VN-Zeerechtverdrag door China, door het belemmering van de uitoefening van de soevereine rechten en vrijheden van de Filipijnen in de gecontesteerde wateren en de aantasting van het mariene milieu als gevolg van hun vis- en bouwactiviteiten.528 Echter, alvorens het tribunaal zich kan uitspreken over de grond van de zaak, moet ze eerst haar eigen bevoegdheid vaststellen, op grond van artikel 288 (4) van het VNZeerechtverdrag. In dit opzicht hielden de Filipijnen in hun verzoek dan ook aan dat ze, bewust van de bevoegdheid van het arbitragetribunaal en de excepties voor China, geen uitspraak over de territoriale soevereiniteit over de eilanden en over maritieme grensafbakening verwachten.529 525 Notification and Statement of Claim on West Philippine Sea, De Filipijnen, 22 januari 2013, http://www.dfa.gov.ph/index.php/newsroom/unclos/216-sfa-statement-on-the-unclos-arbitral-proceedings-against-china. 526 D. ROTHWELL, “The Arbitration between the People’s Republic of China and the Philippines over the Dispute in the South China Sea”, Australian National University College of Law Research Paper, No. 14-48, 2014, 18p., 3., http://papers.ssrn.com/sol3/ papers.cfm?abstract_id=2557871. 527 F-K. LIU en J. SPANGLER, “South China Sea Lawfare: Legal Perspectives and International Responses to the Philippines v. China Arbitration Case”, South China Sea Think Tank, Taiwan Center for Security Studies, januari 2016, 170p., 25, http://www.scstt.org/Publications/South-China-Sea-Lawfare.pdf. 528 PHA, de Filipijnen v. de Chinese Volksrepubliek, Award on Jurisdiction and Admissibility, Zaak n. 2013-19, 29 oktober 2015, 2. 529 C. BECKMAN, The Philippines v. China Case and the South China Sea Disputes, p. 54-65, in J. HUANG, en A. BILLO Territorial Disputes in the South China Sea: Navigating Rough Waters, Palgrave Macmillan UK, London, 2015, 212p., 59. 95 4.2.2 4.2.2.1 Bevoegdheid van het arbitragetribunaal Ontvankelijkheid van de zaak 127. Minder dan een maand na het initiële verzoek van de Filipijnen antwoordde China op de Verbale Nota door ze te weigeren en terug te sturen samen met de Kennisgeving en Verklaring van de eis. Dit standpunt hebben ze nadien herhaald door op 1 augustus 2013 in hun eigen Verbale Nota te stellen dat ze de arbitrage, gestart door de Filipijnen, niet accepteren.530 China’s beleid van niet-verschijning en niet-participatie betekent evenwel niet het einde van de procedure, aangezien de afwezigheid van een partij of het feit dat een partij haar middelen niet doet gelden, nog steeds geen beletsel vormt voor de voortgang van de procedure.531 Als gevolg werden er volgens de procedureregels uit Bijlage VII van het VN-Zeerechtverdrag vijf arbiters gekozen, één door de Filipijnen zelf en de andere vier door de voorzitter van het ITLOS, bij gebrek aan een Chinese benoeming.532 De eerste taak van dit ad hoc arbitragetribunaal was het onderzoeken van de eigen bevoegdheid in de zaak. 533 128. In dit opzicht presenteerden de Filipijnen op 30 maart 2014 hun Memorie, die bestond uit 10 volumes en in totaal bijna 4000 pagina’s bevatte.534 De Memorie bevat niet alleen argumenten over de gegrondheid van de Filipijnse claims, maar motiveert ook de ontvankelijkheid van de zaak en de bijhorende bevoegdheid van het arbitragetribunaal. Het tribunaal stelde nadien 15 december 2014 als deadline voor China om een Tegen-Memorie in te dienen.535 Op 7 december van datzelfde jaar antwoordde China op het verzoek van het arbitragetribunaal, niet door het indienen van een TegenMemorie maar door de publicatie van een Position Paper.536 In het document houdt China haar standpunt van niet-participatie aan en benadrukt ze de onbevoegdheid van het tribunaal wegens diverse redenen. 530 PHA, “Arbitral Tribunal Establishes Rules of Procedure and Initial Timetable”, PCA Press Release, 27 augustus 2013, http://www.pcacases.com/web/sendAttach/227. 531 Artikel 9, Bijlage VII, VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. 532 Artikel 3, e), Bijlage VII, VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. 533 S. FITZPATRICK, “South China or West Philippine Sea? United Nations Convention on the Law of the Sea (UNCLOS) and International Arbitration”, Michigan Journal of International Law, Vol. 36 (1), 25 maart 2015, http://www.mjilonline.org/south-chinaor-west-philippine-sea-united-nations-convention-on-the-law-of-the-sea-unclos-and-international-arbitration-2/. 534 A. M. COOPER, “The Philippines Files Case With UN Permanent Court of Arbitration Concerning China’s Claims in South China Sea”, American Society of International Law, International Law in Brief, 30 maart 2014, https://www.asil.org/blogs/philippines-filescase-un-permanent-court-arbitration-concerning-china%E2%80%99s-claims-south-china. 535 PHA, “The Arbitral Tribunal Sets Further Proceedings” PCA Press Release, 3 juni 2014, http://www.pcacases.com/230. 536 Ministerie van Buitelandse Zaken van de Chinese Volksrepubliek, “Position Paper of the Government of the People’s Republic of China on the Matter of Jurisdiction in the South China Sea Arbitration Initiated by the Republic of the Philippines”, 7 december 2014, http://www.fmprc.gov.cn/mfa_eng/zxxx_662805/t1217147.shtml. 96 4.2.2.2 Standpunt China: verwerping van het verzoek 129. De Position Paper beargumenteert in essentie de visie van China dat het Arbitragetribunaal manifest geen bevoegdheid heeft over deze arbitrage, die unilateraal door de Filipijnen is ingesteld.537 Dit standpunt komt reeds duidelijk naar voren in de inleiding van het document, waar de Chinese overheid bepaalt dat: ‘De Position Paper geen standpunt uiteenzet over de inhoudelijke kwesties met betrekking tot het voorwerp van de arbitrage ingesteld door de Filipijnen’.538 Verder wordt er gesteld dat de Position Paper geen aanvaarding van de standpunten of claims van de Filipijnen inhoudt en ze op geen enkele manier de participatie aan, of aanvaarding van de arbitrage uitdrukt. China fixeert zich dus enkel op de onbevoegdheid van het arbitragetribunaal. Om dit te bewijzen haalt het land vier argumenten aan. 130. Ten eerste beweert China dat het voorwerp van de arbitrage in essentie de territoriale soevereiniteit over landelementen uitmaakt en dat dergelijk geschil buiten het VN-Zeerechtverdrag valt, aangezien ze geen dispuut over de interpretatie of toepassing van dat Verdrag uitmaakt.539 Hierin stelt China opnieuw dat ze de onweerlegbare soevereiniteit over de verschillende eilandengroepen en de omliggende wateren in de Zuid-Chinese Zee bezit en dat het juist de Filipijnen zijn die illegaal een deel van deze eilanden hebben bezet.540 Bovendien haalt het land aan dat de vraag van de Filipijnen, of bij eb droogvallende bodemverheffingen kunnen worden verworven door een Staat, een vraag is over territoriale soevereiniteit en dus ook niets met het VN-Zeerechtverdrag te maken heeft.541 Aangezien men internationaal nog steeds het principe hanteert dat het land de zee domineert, besluit China dan ook dat geen van de kwesties die de Filipijnen aanhalen, kan worden opgelost, tot er vastgesteld is welke claim op soevereiniteit over de eilanden de meest gewichtige is.542 131. Ten tweede stelt China dat zij en de Filipijnen in het verleden zijn overeen gekomen om hun geschillen met betrekking tot de Zuid-Chinese Zee door vriendschappelijk overleg en 537 Ibid. Position Paper, par. 86. "Position Paper of the Government of the People's Republic of China on the Matter of Jurisdiction in the South China Sea Arbitration Initiated by the Republic of the Philippines", China Oceans Law Review, Vol. 2015 (1), 2015, 538-566. 539 Ibid. Position Paper, par. 4-29, 86. 540 Ibid. Position Paper, par. 5-7. 541 Ibid. Position Paper, par. 23-25. 542 S. WU, en K. ZOU, Arbitration Concerning the South China Sea: Philippines V China, Abingdon, Routledge, maart 2016, 303p., 160. 538 97 onderhandelingen te regelen.543 Deze afspraken zouden zijn gemaakt in de ‘Declaration on the Conduct of Parties in the South China Sea’ (DOC) van 2002 en in andere bilaterale akkoorden tussen de twee staten. China beweert dat de bepalingen in deze akkoorden juridisch bindend zijn voor de partijen en ze bovendien alle andere wijzen van conflictbeslechting uitsluiten.544 Verder besluit China dat de dwingende procedure uit het verdrag enkel kan worden ingesteld wanneer er geen akkoord op basis van de onderhandelingen kan worden bereikt.545 Ten slotte, Aangezien de Filipijnen zich louter zouden beperkt hebben tot het uitwisselen van hun standpunten, die bovendien niet overeen kwamen met de claims van de Filipijnen in de arbitrage, argumenteert China dat er nooit onderhandelingen zijn geweest tussen de twee landen en er dus nog geen dwingende procedure kon worden ingesteld.546 132. Ten derde haalt China ook aan dat ‘zelfs in de veronderstelling dat het voorwerp van de arbitrage betrekking zou hebben op de interpretatie of toepassing van het Verdrag, het zou uitgesloten zijn van dwingende conflictbeslechting, door de Verklaring van China onder artikel 298 van het Verdrag van 2006’.547 De zaak zou immers een integraal onderdeel vormen van maritieme grensafbakening tussen twee staten.548 Hoewel beide staten reeds een zekere samenwerking tot stand hebben gebracht om tot een uiteindelijke grensafbakening te komen, zijn er door de impasse in de beslechting van de soevereiniteit over de eilandgroepen, nog geen echte onderhandelingen gestart. China beschuldigt de Filipijnen er bovendien ook van, hun eis op zulke wijze te verwoorden dat ze opzettelijk deze exceptie ontwijken, maar dat hun claim in essentie toch een de facto maritieme grensafbakening uitmaakt.549 133. Ten slotte bepaalt China nog dat ze nooit een dwingende procedure van het VN-Zeerechtverdrag betreffende de Filipijnse arbitrageclaims heeft aanvaard.550 Het land wil in dit opzicht dat er rekening 543 Ministerie van Buitelandse Zaken van de Chinese Volksrepubliek, “Position Paper of the Government of the People’s Republic of China on the Matter of Jurisdiction in the South China Sea Arbitration Initiated by the Republic of the Philippines”, 7 december 2014, Supra 96, noot 536, par. 30 en 86. 544 Ibid., Position Paper, par. 38-44. 545 Hiervoor verwijst China naar artikel 281 van het VN-Zeerechtverdrag dat bepaalt dat ‘Wanneer de staten die partij zijn, partij zijn bij een geschil betreffende de uitlegging of toepassing van dit verdrag en zijn overeengekomen te trachten het geschil te regelen met door hen gekozen vreedzame middelen, zijn de in dit deel voorziene procedures slechts van toepassing indien langs die weg geen regeling ervan is bereikt en de overeenkomst tussen de partijen de mogelijkheid van een verdere procedure niet uitsluit.’ 546 Ibid. Position Paper, par. 45-50. 547 United Nations Division for Ocean Affairs and the Law of the Sea, Declaration by the PRC under Article 298 UNCLOS, 25 augustus 2006, http://www.un.org/depts/los/convention_agreements/convention_declarations.htm#China Upon ratification. 548 Position Paper, supra, par. 57-75.; China haalt artikel 298 a) van het VN-Zeerechtverdrag aan dat bepaalt dat staten zich kunnen ontrekken van de dwingende procedures uit sectie 2, met betrekking tot maritieme grensafbakening of historische baaien of titels. 549 Ibid. Position Paper, par. 69. 550 Ibid. Position Paper, par. 76-86. 98 wordt gehouden met de vrijheid voor elke Staat om zelf de wijze van conflictbeslechting te kiezen. Ze beschuldigen de Filipijnen ervan misbruik te hebben gemaakt van de dwingende geschilbeslechting onder het Verdrag, door unilateraal en zonder voorafgaande consultatie met China, een arbitrageprocedure op te starten.551 Hoewel China beweert het recht voor alle staten om een dwingende procedure op te starten, te respecteren, weerlegt ze specifiek in deze zaak dit recht voor de Filipijnen, rekening houdend met de manifeste onbevoegdheid van het tribunaal.552 In het licht van de bovenstaande argumenten van China, is het duidelijk dat ze van haar positie, die ze sinds het begin van de arbitrage heeft ingenomen, niet zal afwijken.553 Tot zolang het land zich blijft beperken tot een verzet tegen de bevoegdheid van het arbitragetribunaal en geen verdere argumenten ten gronde geeft, die haar historische claim kunnen verduidelijken, blijft de ambiguïteit in het dispuut echter gewoon verder spelen. 4.2.3 Redenering Tribunaal 134. Na de bekendmaking van de Chinese Position Paper, verkondigde het Arbitragetribunaal in een persmededeling dat ze het document niet zullen beschouwen als een akkoord of participatie in de procedure door China. Wel bepaalden ze dat die niet-participatie geen hindernis zou vormen voor de voortgang van de procedure.554 Een paar maanden later, na de ontvangst van aanvullende schriftelijke opmerkingen door de Filipijnen, bevestigde het Arbitragetribunaal dat ze de mededelingen van China, inclusief de Position Paper, beschouwden als een betwisting van de bevoegdheid van het Arbitragetribunaal, waarna ze een datum voor een hoorzitting hieromtrent vaststelden.555 Na de zitting, waar China eveneens niet kwam opdagen, bracht het tribunaal uiteindelijk, op 29 oktober 2015, een Vonnis over de Bevoegdheid en Ontvankelijkheid uit.556 In het vonnis bespreekt en beargumenteert het Arbitragetribunaal haar bevoegdheid voor elk van de 15 claims van de Filipijnen, waarna ze besluit jurisdictie te hebben over 7 ervan.557 551 Ibid. Position Paper, par. 84 & 90. F-K. LIU, en J. SPANGLER, “South China Sea Lawfare: Legal Perspectives and International Responses to the Philippines v. China Arbitration Case”, Supra 95, noot 527. 553 In paragraaf 85 van haar Position Paper bepaalt China immers dat haar positie van niet-acceptatie en niet-participatie niet zal veranderen. 554 PHA, “The Arbitral Tribunal Requests Further Written Argument from the Philippines” PCA Press Release, 17 december 2014, http://www.pcacases.com/web/sendAttach/1295. 555 PHA, “The Arbitral Tribunal Sets Dates for Hearing on Jurisdiction and Admissibility” PCA Press Release, 22 april 2015, http://www.pcacases.com/web/sendAttach/1298. 556 PHA, de Filipijnen v. de Chinese Volksrepubliek, Award on Jurisdiction and Admissibility, Zaak n. 2013-19, 29 oktober 2015, http://www.pcacases.com/web/sendAttach/1506. 557 Ibid. Award on Jurisdiction and Admissibility, par. 398-412. 141-147. 552 99 4.2.3.1 Niet-Participatie: de Arctic Sunrise Case 135. Op 19 september 2013 arresteerden Russische autoriteiten 30 bemanningsleden aan boord van de Arctic Sunrise, een schip van Greenpeace dat uitgestuurd was om olieboringen in de Noordpool te protesteren. Het incident deed zich voor in de Russische exclusieve economische zone, nadat de activisten gepoogd hadden om een Russisch boorplatform te beklimmen.558 Als de vlagstaat van het schip, bekritiseerde Nederland de Russische overheid voor het schenden van de vrijheid van navigatie van de vlagstaat alsook haar recht om de bevoegdheid over het schip uit te oefenen.559 Hoewel de gronden van deze zaak ook zeer interessant zijn om te bespreken, beperkt deze titel zich tot wat relevant is voor de arbitrage tussen de Filipijnen en China. In dit opzicht koos de Russische overheid ervoor, net als China, om niet deel te nemen aan de arbitrageprocedure die door Nederland na de feiten tegen hen werd ingesteld. Ook Rusland deed een beroep op de excepties onder artikel 298 van het VN-Zeerechtverdrag om de bevoegdheid van het Arbitragetribunaal te weerleggen.560 Deze exceptie duidde in het bijzonder op geschillen over daden van rechtshandhaving met betrekking tot de uitoefening van soevereine rechten en jurisdictie door de kuststaat.561 Het probleem met dit argument is echter dat de Arctic Sunrise niet betrokken was bij visserij of wetenschappelijk onderzoek, waar de exceptie onder artikel 298 b), expliciet op berust was.562 De rechtsmacht van het Hof kon op basis van deze exceptie dus niet door Rusland worden uitgesloten. In de arbitragezaak tussen China en de Filipijnen echter, is het geschil niet gelinkt aan een geïsoleerd incident met één schip. De claims van de Filipijnen voor het Arbitragetribunaal hebben betrekking op een soevereiniteitsdispuut over de gecontesteerde wateren en eilanden in de Zuid-Chinese Zee. Wat men nu juist verstaat onder disputen van maritieme grensafbakening, zoals bepaald in de exceptie van artikel 298 a) van het Verdrag, is hier dan ook zeer belangrijk. Terwijl Chinese rechtsgeleerden van mening zijn dat elk dispuut met betrekking tot soevereiniteit of soevereine rechten over maritieme zones, een geschil van maritieme grensafbakening uitmaakt, redeneren de Filipijnen dat dergelijke exceptie niet geldt wanneer een 558 V. SOLDATKIN, “Green activists arrested, shots fired at Russian Arctic rig protest”, Reuters, 18 september, http://www.reuters.com/article/russia-greenpeace-oil-idUSL5N0HE11M20130918.; GUTTERMAN, S., “Russian courts order activists held over Arctic oil protest”, Reuters, 26 september 2013, http://www.reuters.com/article/us-job-russia-greenpeaceidUSBRE98P0P320130926. 559 J. HARRISON, “The Arctic Sunrise Arbitration (Netherlands v. Russia) - Background to the Arbitral Proceedings” International Journal of Marine and Coastal Law, Vol. 31 (1), 2016, 145-159. 560 PHA, The Arctic Sunrise Arbitration (Nederland v. Rusland), Award on Jurisdiction, 26 november 2014, par. 65, par. 65, http://www.pcacases.com/web/sendAttach/1325. 561 Artikel 298 b) VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. 562 Artikel 298 b) verwijst immers naar ‘geschillen betreffende daden van rechtshandhaving met betrekking tot soevereine rechten of jurisdictie, welke zijn uitgesloten van de rechtsmacht van een hof of scheidsgerecht krachtens artikel 297, lid 2 of lid 3’. 100 werkelijke grensafbakening niet voor het arbitragetribunaal gevraagd wordt.563 Rekening houdend met de strikte interpretatie die artikel 298 aan de verschillende excepties geeft, lijkt het echter dat deze laatste redenering de voorkeur verdient. 136. Ook de verplichtingen onder artikel 283 van het VN-Zeerechtverdrag waren een twistpunt in beide zaken. De bepaling legt partijen op, om bij het ontstaan van een dispuut, onmiddellijk over te gaan tot de uitwisseling van standpunten gericht op de regeling ervan, door middel van onderhandelingen of andere vreedzame middelen. In de Arctic Sunrise zaak werd hierover beslist dat de partijen hun standpunten moeten uitwisselen op een manier die ze in staat stelt om het geschil dat tussen hen is ontstaan op te lossen. Partijen zijn in dit opzicht dus niet verplicht om over te gaan tot effectieve onderhandelingen over het voorwerp van de zaak.564 Het feit dat China in haar Position Paper dus stelt dat de uitwisseling van de standpunten door andere vreedzame middelen, hetzelfde gewicht moeten dragen als ‘onderhandelingen’, kan niet in overeenstemming worden geacht met deze rechtspraak.565 137. In de Arctic Sunrise zaak bepaalde het Tribunaal dat ‘de deelnemende partij niet in een nadelige positie mag gebracht worden door de afwezigheid van de niet-participerende partij in de procedure’.566 Deze visie werd in het Vonnis over de Bevoegdheid, in de Zuid-Chinese Zee arbitrage, opnieuw aangehaald.567 Artikel 9 van bijlage VII van het VN-Zeerechtverdrag zorgt er immers voor dat de afwezigheid van een partij geen belemmering voor de voortgang van de procedure kan uitmaken. In beide zaken hebben de Arbitragetribunalen gepoogd om rekening te houden met de argumenten die de niet-participerende partij zou hebben gemaakt. Waar ze een Russisch document echter hebben geweigerd wegens haar laattijdigheid, hebben ze in de arbitrage tussen de Filipijnen en China, de Chinese Position Paper wel aanvaard als tegenargument in de procedure.568 Het is dan ook door 563 J. ZHAO, en J. LI, “The Arctic Sunrise Case and Its Implications for China” in K. ZOU en S. WU, Arbitration Concerning the South China Sea: Philippines Versus China, Abingdon, Routledge, maart 2016, 303p. 564 PHA, The Arctic Sunrise Arbitration (Nederland v. Rusland), “Award on the Merits”, 14 augustus 2015, par. 151. 565 Ministerie van Buitelandse Zaken van de Chinese Volksrepubliek, “Position Paper of the Government of the People’s Republic of China on the Matter of Jurisdiction in the South China Sea Arbitration Initiated by the Republic of the Philippines”, Supra 96, noot 536, par. 46. 566 PHA, The Arctic Sunrise Arbitration (Nederland v. Rusland), Provisional Measures Order, 22 november 2013, ITLOS Reports 2013, 230-243, par. 56 (Annex LA-45). 567 PHA, de Filipijnen v. de Chinese Volksrepubliek, Award on Jurisdiction and Admissibility, Zaak 2013-19, 29 oktober 2015, par. 118. 568 C. WHOMERSLEY, “Philippines v. China Arbitration Case: The Arbitral Proceedings from the Point of View of UNCLOS and the Tribunal” in F-K. LIU en J. SPANGLER, “South China Sea Lawfare: Legal Perspectives and International Responses to the Philippines v. China Arbitration Case”, South China Sea Think Tank, Taiwan Center for Security Studies, januari 2016, 170p., 63. 101 rekening te houden met de argumenten van beide partijen dat het Arbitragetribunaal tot een uiteindelijke beslissing is gekomen over haar bevoegdheid. Ten slotte, hoewel Rusland het schip en zijn bemanning onder amnestie heeft vrijgelaten in de Arctic Sunrise zaak, is het nog niet zeker of ze de beslissing van het Tribunaal tot schadevergoeding aan Nederland voor de onrechtmatige aanhouding van het schip, zullen naleven.569 Hetzelfde geldt voor China, het valt immers ook te verwachten dat haar standpunt van niet-aanwezigheid en niet-participatie zal worden opgevolgd door een nietnaleving, na een uitspraak over de gronden. 4.2.3.2 Bevoegdheid en ontvankelijkheid 138. Zoals reeds gezegd heeft het Arbitragetribunaal zich in haar uitspraak over de bevoegdheid en ontvankelijkheid van de zaak, bevoegd verklaart om over minstens een deel van de kwesties te oordelen.570 De uitspraak volgde op een hoorzitting, waar China niet aanwezig was, en houdt rekening met de argumenten uit de Chinese Position Paper. Verder stelde de vraag zich of het Tribunaal ook rekening diende te houden met de visie van andere staten, zoals Vietnam, Maleisië en Indonesië, die niet rechtstreeks als partij optraden maar wel het statuut van observator in de procedure werden verleend.571 Vietnam had immers een verklaring uitgevaardigd waarin ze haar visie over de zaak deelde en het Tribunaal verzocht ‘rekening te houden met de positie van Vietnam om haar juridische rechten en belangen in de Zuid-Chinese Zee te beschermen’.572 Het Tribunaal besliste uiteindelijk dat het geen rekening kan houden met de verklaringen en eisen van andere staten, zolang ze geen officieel verzoek hebben ingesteld om in de procedure tussen te komen.573 Hoewel deze andere staten als observator kunnen meevolgen met de procedure, benadrukte het Tribunaal dat hun aanwezigheid niet essentieel is en dus geen beletsel vormt voor de voortgang van de procedure. Om over haar bevoegdheid te oordelen hield het Arbitragetribunaal dus in de eerste plaats rekening met de argumenten van de Filipijnen en China, alsook met de bepalingen in het VN-Zeerechtverdrag die hiervoor relevant waren. 569 PHA, The Arctic Sunrise Arbitration (Nederland v. Rusland), “Arbitral Tribunal Renders Award on the Merits”, 24 augustus 2015, PCA Press Release, http://www.pcacases.com/web/sendAttach/1444. 570 A. DEUTSCH, “In defeat for Beijing, Hague court to hear South China Sea dispute”, Reuters, 30 oktober 2015, http://www.reuters.com/article/us-philippines-china-arbitration-idUSKCN0SN26320151030.; MIRASOLA, C., “A Shifting Tide in the South China Sea: the permanent court of arbitration declares jurisdiction”, Harvard International Law Journal, 9 november 2015, www.harvardilj.org/2015/11/a-shifting-tide-in-the-south-china-sea-the-permanent-court-of-arbitration-declares-jurisdiction/. 571 PHA, de Filipijnen v. de Chinese Volksrepubliek, Award on Jurisdiction and Admissibility, Zaak nummer 2013-19, 29 oktober 2015, par. 179-188. 572 Socialistische Republiek Vietnam, “Statement of the Ministry of Foreign Affairs of the Socialist Republic of Viet Nam Transmitted to the Arbitral Tribunal in the Proceedings Between the Republic of the Philippines and the People’s Republic of China”, 14 december 2014, Annex 468. 573 Award on Jurisdiction and Admissibility, Supra 102, noot 571, par. 186. 102 139. Ten eerste twijfelt het Tribunaal niet aan het feit dat er een geschil tussen de partijen is. Dit geschil moet echter betrekking hebben op de interpretatie en toepassing van het verdrag om door haar te kunnen worden behandeld.574 De zaak moet bijgevolg gerelateerd zijn aan het Verdrag. China weerlegt dit door te stellen dat de kern van het geschil de facto de territoriale soevereiniteit over de landelementen in de Zuid-Chinese Zee uitmaakt.575 In tegenstelling hebben de Filipijnen gedurende de procedure meermaals aangehaald dat ze geen uitspraak over de soevereiniteit van deze elementen vragen.576 Het Tribunaal aanvaardt het standpunt van de Filipijnen door te stellen dat de beslechting van de Filipijnse claim geen voorafgaande uitspraak over de soevereiniteit vereist en het werkelijke doel van de Filipijnen niet het verbeteren van hun positie betreffende het soevereiniteitsgeschil was. Verder bepalen ze dat er geen redenen zijn om te weigeren kennis te nemen van een bepaald aspect van een geschil, enkel en alleen omdat datzelfde geschil andere aspecten heeft, hoe belangrijk ook.577 Het Tribunaal accepteert hier dus dat de Filipijnen de procedure hebben opgestart met het uiteindelijke doel om de problemen van het geschil te verkleinen. Ten slotte onderscheidt het Tribunaal de zaak ook nog van de recente Chagos Archipel arbitrage tussen Mauritius en het Verenigd Koninkrijk.578 Hier verklaarde het Tribunaal zich onbevoegd te oordelen over de eerste twee middelen van Mauritius, aangezien ze in essentie een impliciete beslissing over soevereiniteit uitmaakten en deze soevereiniteit ook het ware doel van de claim van Mauritius was. Gelet op bovenstaande argumenten zou dit niet het geval zijn voor de Filipijnse claims. Het valt hier echter te betwijfelen of geen enkele beslissing van het Tribunaal betreffende de Filipijnse eisen, waar ze zich bevoegd over acht, zelfs impliciet geen zekere uitspraak over soevereiniteit zullen uitmaken. Een uitspraak over de status van bepaalde landelementen of over de legaliteit van de activiteiten die er worden uitgevoerd, zal immers de claim van één van de partijen gevoelig doen verzwakken ten opzichte van de andere.579 Deze arbitrage zal dan ook de eerste zijn waar er over de rechten op maritieme elementen wordt beslist los van de soevereiniteit erover. Ook het subsidiair argument van China, dat de eisen van de 574 Artikel 288 VN-Zeerechtverdrag 1982, Supra 14, noot 62. M. S-T. GAU, "The Prospects for the Sino-Philippine Arbitration and the Territorial Disputes in the South China Sea", Journal of East Asia and International Law, Vol. 7 (2), 2014, 561-568.; J. BING BING en S. TALMON (eds.), The South China Sea Arbitration: A Chinese Perspective, Portland, Hart Publishing, 2014, 274p. 576 Award on Jurisdiction and Admissibility, Supra 102, noot 571, par. 151. 577 Ibid., par. 153 578 PHA, Chagos Marine Protected Area Arbitration (Mauritius v. United Kingdom), Zaak 2011-3, “Award”, 18 maart 2015, 217p.; zie randnummer 71 op p. 50. 579 S. LEE, en N. HONG, “Chinese Perspectives on the Philippines-China Arbitration Case in the South China Sea”, Seoul Studies of International Law, Vol. 20 (2), 2013, 171-198.; S. WU, “The South China Sea Arbitration Case Could Exacerbate Disputes in the South China Sea”, The Diplomat, 27 januari 2016, http://thediplomat.com/2016/01/the-south-china-sea-arbitration-case-couldexacerbate-disputes-in-the-south-china-sea/. 575 103 Filipijnen in essentie uitgesloten zijn van dwingende conflictbeslechting, onder de Chinese Verklaring van 2006 inzake de exceptie van artikel 298 van het VN-Zeerechtverdrag, wordt niet door het Tribunaal gevolgd.580 Het Tribunaal volgt hier een strikte interpretatie van de bepaling, door te stellen dat de Filipijnen geen verzoek hebben ingediend om de grenzen van overlappende zones af te bakenen.581 Ook hier kan weer de vraag gesteld worden of een uiteindelijke uitspraak over maritieme rechten dit niet impliciet met zich meedraagt. Gekeken naar de strikte interpretatie van de excepties onder artikel 298 kan de visie van het Tribunaal hier echter worden bijgetreden. 140. Het Tweede grote argument van China, dat een langdurige overeenkomst tussen beide partijen om hun geschillen in de Zuid-Chinese Zee via overleg en onderhandelingen te regelen, de Filipijnen belet om zich tot arbitrage te wenden, verhindert ook de bevoegdheid van het Tribunaal niet.582 De ‘Declaration on the Conduct of Parties in the South China Sea’ (DOC) zou daarvoor immers een bindend document moeten zijn voor partijen dat, op basis van artikel 281 van het VN-Zeerechtverdrag, een beroep op de bindende geschilbeslechting wil uitsluiten.583 Het Arbitragetribunaal besloot dat, ook al bepaalt de titel van een document haar juridische waarde niet584, de DOC eerder bedoeld was als een politiek document, dat niet juridisch bindend was voor de partijen.585 Ook zou de DOC een beroep op de bindende procedures, onder deel XV van het VN-Zeerechtverdrag, niet uitsluiten. Het Tribunaal volgt China’s visie niet, dat een uitdrukkelijke uitsluiting niet noodzakelijk is, waar de bedoeling van de partijen dergelijk standpunt doet uitschijnen. China beroept zich hier op de meerderheidsvisie van het Arbitragetribunaal in de Southern Bluefin Tuna zaak.586 Het Tribunaal in deze zaak volgde deze visie niet en beriep zich hier op de uitspraak van het ITLOS in de voorlopige maatregelen van deze zaak587, alsook op de dissenting opinion van rechter Kieth588, om te besluiten dat de geest van artikel 281 een uitdrukkelijke uitsluiting van de bindende procedureregeling in het Verdrag vergt.589 Het 580 Award on Jurisdiction and Admissibility, Supra 102, noot 571, par. 155. Ibid. Award, par. 157. 582 Ibid. Award, par. 190, 219 & 229. 583 E. BLOOD-PATTERSON, "Smoke on the Water: The Role of International Agreements in the Philippine-Chinese Dispute over the South China Sea", New York University Journal of International Law and Politics, Vol. 46 (4), 2013-2014, 1207-1248. 584 Award on Jurisdiction and Admissibility, Supra 102, noot 571, par. 214. 585 Ibid. Award, par. 217-219. 586 Southern Bluefin Tuna (Nieuw Zeeland v. Japan; Australië v. Japan), “Award on Jurisdiction and Admissibility”, 4 augustus 2000, Reports of International Arbitral Awards, Vol. 23, 1-43, par. 57. 587 Southern Bluefin Tuna (Nieuw Zeeland v. Japan; Australië v. Japan), “Provisional Measures”, 27 augustus 1999, ITLOS Reports 1999, 280. 588 Southern Bluefin Tuna (Niew Zeeland v. Japan; Australië v. Japan), “Separate Opinion of Justice Sir Kenneth Keith”, Reports of International Arbitral Awards, Vol.23, 53-57., par. 17-30. 589 Award on Jurisdiction and Admissibility, Supra 102, noot 571, par. 223. 581 104 Arbitragetribunaal besloot vervolgens dat, voor geen enkele van de akkoorden en verdragen gesloten tussen de twee partijen, deze vereiste vervuld was. 141. Ten slotte werd ook de verplichting onder artikel 283 van het VN-Zeerechtverdrag, dat partijen oplegt om hun standpunten over het dispuut met elkaar uit te wisselen alvorens het geschil voor te leggen aan een bindende procedure, in acht genomen.590 Het Arbitragetribunaal bepaalde, na het bekijken van de omvangrijke bilaterale discussies, dat de Filipijnen, nadat duidelijk was dat de mogelijkheden om een akkoord te bereiken waren uitgeput, niet meer verplicht waren om de discussie voort te zetten.591 De voorgaande argumenten van het Tribunaal lijken de drempel voor de toegang tot bindende geschilbeslechting onder het VN-Zeerechtverdrag zeer laag te houden, waardoor in de toekomst andere staten in het Zuid-Chinese Zee dispuut waarschijnlijk ook geneigd zullen zijn om zich hierop te beroepen. Deze beslissing werd echter sterk beïnvloed door de afwezigheid van China. Men kan zich dan ook de vraag stellen of het Tribunaal geen ander oordeel had geveld moest het land aanwezig geweest zijn om tegenbewijs te leveren.592 4.2.3.3 Conclusie 142. Hoewel de beslissing van het Arbitragetribunaal de weg openstelt voor staten in het ZuidChinese Zee dispuut om via bindende procedures een uitspraak over hun rechten in het gebied te verkrijgen, mag men de complexiteit en politieke gevoeligheid van het dispuut niet terzijde schuiven. Het Tribunaal waagt zich hier immers aan een uitspraak over het statuut van landelementen in de ZuidChinese Zee die ook het voorwerp zijn van een delicaat onderliggend soevereiniteitsgeschil. Het spreekt voor zich dat, ook al heeft het Arbitragetribunaal bepaald dat het er zich niet over kan uitspreken, dergelijk geschil een gevoelige politieke kwestie is.593 De afwezigheid van China heeft de uitspraak van het Tribunaal onmiskenbaar beïnvloed en in een verder stadium van de procedure, wanneer men zal oordelen over de grond van de zaak, zal dit nog duidelijker worden. De beslissing over de rechten van staten binnen bepaalde maritieme gebieden of over het statuut van bepaalde landelementen die ze bezetten, zal immers een onvermijdelijke invloed hebben op de sterkte van de claims van de landen. In dit opzicht lijkt het voor China, als dominante regionale macht, misschien 590 Ibid. Award, par. 332-353. Ibid. Award, par. 343. 592 E. KINGDON, "A Case for Arbitration: The Philippines' Solution for the South China Sea Dispute", Boston College International and Comparative Law Review, Vol. 38 (1), 2015, 129-158. 593 WHOMERSLEY, C., “Philippines v. China Arbitration Case”, Supra 101, noot 568. 591 105 voordeliger om het geschil uit de conflictbeslechting van het VN-Zeerechtverdrag te houden en zich te beperken tot bilaterale onderhandelingen om hun positie te beschermen. Een uiteindelijke uitspraak door het Arbitragetribunaal zal immers moeilijk afdwingbaar zijn, aangezien China ook als permanent lid van de VN-Veiligheidsraad de mogelijkheid heeft om een veto te stellen tegen een eventuele handhaving van een ongunstige beslissing.594 Niettemin zal de politieke druk na zo’n beslissing zeer groot zijn en China ongetwijfeld aanzetten om haar standpunt aan te passen.595 143. Door het instellen van unilaterale procedures tegen China, proberen de Filipijnen de bovenhand te krijgen in het dispuut vanuit een juridisch standpunt. Waar ze door hun zwakkere regionale positie moeilijk weerstand kunnen bieden tegen de Chinese militaire en economische aanwezigheid in de Zuid-Chinese Zee, gebruiken ze hier een techniek van Lawfare om hun claims en territoriale integriteit in het gebied te beschermen.596 Juridische oorlogsvoering is een strategie van een Staat om hun belangen in bilaterale of multilaterale geschillen of conflicten te bevorderen, door het gebruik van internationale juridische mechanismen.597 Deze techniek heeft echter het risico grotere verdeeldheid in de regio te creëren en de instabiliteit in de regio te vergroten.598 De onvoorspelbaarheid van de Chinese reactie op een eventuele ongunstige uitspraak over de gronden van de arbitrage, alsook de steeds toenemende inmenging van derde landen, zoals de VS en India, in het dispuut, dreigen enkel olie op het vuur te gooien. Om de regionale stabiliteit te bewaren wordt er daarom misschien beter naar alternatieve manieren van conflictbeslechting gekeken om het geschil op te lossen. 594 S. FITZPATRICK, “South China or West Philippine Sea? United Nations Convention on the Law of the Sea (UNCLOS) and International Arbitration”, Michigan Journal of International Law, Vol. 36 (1), 25 maart 2015. 595 Reuters, “South China Sea: Britain says court of arbitration ruling must be binding”, The Guardian, 19 april 2016, http://www.theguardian.com/world/2016/apr/19/south-china-sea-britain-court-arbitration-ruling-binding. 596 R. HEYDARIAN, “The South China Sea Showdown Heads to Court”, The National Interest, 16 juli 2015, http://nationalinterest.org/feature/the-south-china-sea-showdown-heads-court-13344.; F-K. LIU, “Philippines v. China Arbitration Case: Lawfare and its Implications for Regional Security” in F-K. LIU en J. SPANGLER, “South China Sea Lawfare: Legal Perspectives and International Responses to the Philippines v. China Arbitration Case”, Supra 101, noot 568. 597 O. KITTRIE, Lawfare: Law as a Weapon of War, Oxford, Oxford University Press, 4 januari 2016, 200p. 2-3. 598 C. MIRASOLA, “Water Wars: Looming Arbitration Decision Tests Regional Partnerships”, Lawfare Blog, 29 april 2016, https://www.lawfareblog.com/water-wars-looming-arbitration-decision-tests-regional-partnerships. 106 4.3 Andere manieren van conflictbeslechting 4.3.1 4.3.1.1 Bilaterale en multilaterale akkoorden Afspraken rond het voorkomen van verdere escalatie 144. Zoals blijkt uit het vorige hoofdstuk verkiest China om bilateraal met andere staten in het conflict te onderhandelen. Hiermee wil het land gebruik maken van haar regionale overmacht in de ZuidChinese Zee.599 China benadrukte reeds verschillende malen dat het conflict in de Zuid-Chinese Zee moet beperkt blijven tussen de aanspraak makende staten en veroordeelde, om die reden, de steeds toenemende inmenging van derde landen.600 De Chinese Minister van Buitenlandse Zaken benadrukte in 2013 drie manieren om tot een uiteindelijke oplossing van het conflict te komen, namelijk: overleg en onderhandelingen, de implementatie en uitbreiding van de DOC en een overeenkomst rond de gezamenlijke exploitatie van de grondstoffen, die voor allen voordelig is.601 Om tot een uiteindelijke oplossing te komen lijkt China toch een soort ‘verdeel en heers’ beleid te voeren, aangezien ze voor de geschillen over de soevereiniteit over de eilandengroepen enkel lijkt open te staan voor bilaterale onderhandelingen, in plaats van ASEAN hiervoor als multilateraal forum te benutten.602 Peking probeert de effectiviteit van ASEAN dan ook zoveel mogelijk te beperken, door zijn economische middelen aan te wenden om de steun van minstens een paar van haar leden te verwerven. Aangezien China hun onbetwistbare soevereiniteit over de eilandengroepen steeds blijft benadrukken, lijkt het voor de andere staten echter niet haalbaar om via een bilaterale weg een compromis te bereiken in het dispuut.603 Het is dan ook in dit opzicht dat de Filipijnen ervoor gekozen hebben om hun diplomatiek overleg met China stil te leggen en zich te wenden tot een bindende juridische procedure. 599 W. CALLAHAN, "Greater China's Foreign Policy: Sovereignty and Space in the South China Sea", Inter Alia: University of Durham Student Law Journal, Vol. 2, 1998 59-62.; C. YUNG, en P. MCNULTY, “An Empirical Analysis of Claimant Tactics in the South China Sea”, INSS Strategic Forum, Vol. 289, National Defense University, augustus 2005, 12p. 600 R. PEDROZO, "The Building of China's Great Wall at Sea", Ocean and Coastal Law Journal, Vol. 17 (2), 2011-2012, 253-290.; T. MOSS, en C. H. WONG, “Asian Nations Look Beyond Asean to Solve South China Sea Disputes”, The Wall Street Journal, 22 november 2015, http://www.wsj.com/articles/asian-nations-look-beyond-asean-to-solve-south-china-sea-disputes-1448171986.; M. RAJAGOPALAN, en P. SWEENEY, “China warns on South China Sea as U.S., India consider patrols”, Reuters, 11 februari 2016, http://www.reuters.com/article/us-southchinasea-china-idUSKCN0VK0WQ. 601 M. XUEQUEN, “Chinese FM: South China Sea disputes could be solved with three ways together”, Xinhua Nieuwsagenstschap, 3 augustus 2013, http://news.xinhuanet.com/english/china/2013-08/03/c_125110225.htm. 602 M. YORK, "ASEAN's Ambiguous Role in Resolving South China Disputes." Indonesian Journal of International Law, Vol. 12 (3), 20142015, 286-310.; PEI, M., “Beijing plays divide and conquer to win in South China Sea”, The National, 17 juli 2012, http://www.thenational.ae/thenationalconversation/comment/beijing-plays-divide-and-conquer-to-win-in-south-china-sea. 603 J. SHEN, "China's Sovereignty over the South China Sea Islands: A Historical Perspective", Supra 38, noot 211. 107 145. Dit wil echter niet zeggen dat bilateraal overleg nog geen vruchten heeft afgeworpen in het ZuidChinese Zee dispuut. Zo hebben China en Vietnam in 2000 een akkoord bereikt over de maritieme grensafbakening in de betwiste Golf van Tonkin.604 Na vele onderhandelingsronden tussen 1993 en 2000 werd een akkoord bereikt over de grenzen van de territoriale zee, de EEZ en het continentaal plat van beide landen in de Golf, op basis van billijkheid en de proportionaliteitstest.605 Ook werd er door beide landen een akkoord bereikt over de samenwerking met betrekking tot visserij in de Golf. 606 Hierbij kwamen de landen overeen om een gemeenschappelijk visserijzone te demarqueren, samen met een inzet voor duurzame ontwikkeling en rationeel gebruik van de visbestanden in de regio. Ook al beslaat de Golf van Tonkin maar een zeer klein deel van de Zuid-Chinese Zee, toch lijkt een bilaterale dialoog tussen staten een productieve manier om geïsoleerde geschillen op te lossen en het conflict in de Zuid-Chinese Zee te beperken.607 Ook Brunei en Maleisië zijn er in 2009 in geslaagd om hun maritieme grenzen op een vriendschappelijke manier af te bakenen.608 Hoewel hun akkoord nooit formeel in een overeenkomst is omgezet, kan men afleiden uit hun briefwisseling en persmededelingen dat beide landen hierin akkoord gaan.609 Voor het soevereiniteitsdispuut over de Paracel-eilandengroep of over Scarborough Shoal kan deze bilaterale methode misschien ook een uitweg bieden. China concurreert hier immers maar met één andere Staat over het eigendomsrecht van de landelementen.610 Een complexer geschil met meerdere betrokken partijen, zoals over de 604 Agreement Between the People's Republic of China and the Socialist Republic of Viet Nam on the Delimitation of the Territorial Seas, Exclusive Economic Zones and Continental Shelves of the Two Countries in Beibu Gulf/Bac Bo Gulf, 25 december 2000, Law of the Sea Bulletin, vol. 63, 2007, 72–74. 605 N. H. THAO, “Maritime Delimitation and Fishery Cooperation in the Tonkin Gulf”, Ocean Development & International Law, Vol. 36 (1), 2005, 25-44.; K. ZOU, “The Sino-Vietnamese Agreement on Maritime Boundary Delimitation in the Gulf of Tonkin”, Ocean Development & International Law, Vol. 36 (1), 2005, 13-24. 606 R. AMER, “China, Vietnam, and the South China Sea: Disputes and Dispute Management”, Ocean Development & International Law, Vol. 45 (1), 2014, 17-40.; K. ZOU, “Sino-Vietnamese Fishery Agreement for the Gulf of Tonkin,” International Journal of Marine and Coastal Law, Vol. 17, 2002, 127–148. 607 T. FRAVEL, “China’s Strategy in the South China Sea”, Contempory Southeast Asia, Vol. 33 (3), 2011, 292-319.; L. BUSZYNSKI, “Rising Tensions in the South China Sea: Prospects for a Resolution of the Issue”, Security Challenges Journal, Vol. 6 (2), 2010, 85104.; S. SIMON, “Conflict and Diplomacy in the South China Sea”, Asian Survey, Vol. 52 (6), 2012, 995-1018. 608 Y. YANG, “Border Issues Between Malaysia, Brunei Solved: Official”, Xinhua Nieuwsagentschap, 3 mei 2010, http://english.cri.cn/6966/2010/05/03/1361s567255.htm. 609 Z. WEI, "Resolving Maritime Delimitation Disputes by Agreement: Practices of States Bordering the South China Sea and Their Implications for China", China Oceans Law Review, Vol. 2013.17, 2013, 156-181. 610 In de Paracel-eilandengroep heeft Taiwan uiteraard ook een belangrijke claim, maar door het ‘één China beleid’ en de diplomatieke isolatie van het ‘land’ wordt hier vaak geen rekening mee gehouden. Het betrekken van Taiwan in bi-en multilaterale gesprekken kan een belangrijke en positieve evolutie met zich meebrengen voor de geschillen in de Zuid-Chinese Zee. Taiwan bezet immers ook belangrijke elementen in de eilandengroepen en dit kan door de andere staten niet blijven genegeerd worden. 108 Spratly eilanden, lijkt hiervoor echter minder geschikt en leent zich bijgevolg meer tot multilaterale onderhandelingen. 146. Ten slotte werden er ook meerdere samenwerkings- en partnerschapsovereenkomsten gesloten door verschillende Zuidoost Aziatische landen.611 Deze kunnen ook bilateraal zijn, zoals de strategische samenwerkingsovereenkomsten tussen China en Brunei of China en Maleisië.612 Hierbij lijkt China verdeeldheid te willen zaaien binnen de ASEAN-groep door goede banden te onderhouden met minstens een deel van de partijen. Als reactie hebben bijvoorbeeld de Filipijnen en Vietnam in 2015 een Strategisch Partnerschap gesloten, om gezamenlijk het hoofd te kunnen bieden aan de toenemende Chinese assertiviteit in de Zuid-Chinese Zee.613 Ook werden dergelijke akkoorden met derde landen gesloten, zoals de VS en India, aangezien de aanwezigheid van deze landen en hun belangen die ze in de Zuid-Chinese Zee bezitten, een belangrijke strategische impact hebben op het verdere verloop van het dispuut.614 Ook multilaterale samenwerkingsakkoorden bieden de mogelijkheid om de spanningen in de Zuid-Chinese Zee te verlichten. Initiatieven zoals het ‘Verenigde Naties Milieu Project (UNEP) voor de Zuid-Chinese Zee’615, het ‘Zuid-Chinese Zee Grote Mariene Ecosystemen Project’616 of het ‘Partnerschap voor Milieu Management voor de Oost-Aziatische Zeeën’617, bieden partijen de mogelijkheid om constructief samen te werken om een gezamenlijk doel in de regio te bereiken.618 Hoewel het de belangen van alle staten in het Zuid-Chinese Zee conflict dient om bilaterale onderhandelingen te blijven voeren om de verschillende disputen minstens te verkleinen, lijkt de compromisloze houding van China dit vaak te bemoeilijken. Een multilateraal overleg met ASEAN als forum zou hiervoor mogelijk een uitweg kunnen bieden. 611 S-M. KAO, N. S. PEARRE, en J. FIRESTONE, “Regional Cooperation in the South China Sea: Analysis of Existing Practices and Prospects”, Ocean Development & International Law, Vol. 43 (3), 2012, 283-295.; D. ROSENBERD, en C. CHUNG, “Maritime Security in the South China Sea: Coordinating Coastal and User State Priorities”, Ocean Development & International Law, Vol. 39 (1), 2008, 51-68. 612 L. LEE, China and the South China Sea Dialogues, Santa Barbara, Greenwood Publishing Group, 1999, 168p., 117. 613 C. THAYER, “The Philippines and Vietnam Forge a Strategic Partnership, The Diplomat, 10 maart 2015, http://thediplomat.com/2015/03/the-philippines-and-vietnam-forge-a-strategic-partnership/. 614 Zie randnummers 72-84. 615 UNEP, “Action Plan for the Protection and Development of the Marine and Coastal Areas of the East Asian Region,” UNEP Regional Seas Reports and Studies, Vol. 24, 1983, www.cobsea.org/documents/action plan/ActionPlan1983.pdf. 616 K. SHERMAN en G. HEMPEL (eds)., “The UNEP Large Marine Ecosystem Report: A Perspective on Changing Conditions in LMEs of the World’s Regional Seas,” UNEP Regional Seas Report and Studies, Vol. 182, 2009, 3. 617 Zie PEMSEA, “About PEMSEA,” beschikbaar op www.pemsea.org/about-pemsea. 618 S-M. KAO, N. S. PEARRE en J. FIRESTONE, “Regional Cooperation in the South China Sea: Analysis of Existing Practices and Prospects”, Supra 109, noot 611. 109 4.3.1.2 ASEAN en de Declaration on the Conduct of Parties 147. ASEAN, de Associatie van Zuidoost Aziatische Naties, is als organisatie direct betrokken in het conflict. Vier van haar tien leden, namelijk Vietnam, Maleisië, Brunei en de Filipijnen, zijn immers partij in het Zuid-Chinese Zee dispuut. De organisatie wil in de eerste plaats een samenwerking op sociaal, economisch en cultureel vlak oprichten, maar sinds verschillende jaren speelt ze ook een belangrijke rol als regionaal forum voor het buitenlands beleid van haar leden.619 Het beslissingsmechanisme binnen ASEAN is gebaseerd op consensus, waardoor alle staten even veel inspraak hebben en elke multilaterale onderhandeling dus gericht is naar alle leden.620 Aangezien China verkiest om bilateraal te onderhandelen over de verschillende geschillen in de Zuid-Chinese Zee, heeft het land een lange periode geweigerd om rechtstreeks met ASEAN in overleg te treden over de problematiek.621 Hoewel overleg met ASEAN door het consensusmechanisme evenwel bilateraal zou verlopen, betekent het tegelijkertijd dat er een forum met alle leden, dus in essentie multilateraal, wordt opgesteld. 148. Uiteindelijk, na lang aandringen van ASEAN, kwam er verandering door het sluiten van de ‘Declaration on the Conduct of Parties in the South China Sea’ (DOC) in 2002.622 Terwijl ASEAN gehoopt had om een meer dwingende ‘Code of Conduct’ (Hierna: COC) af te sluiten waarbij een oplossing van het conflict in het vooruitzicht werd gesteld, is de DOC echter eerder een politieke verklaring zonder enige juridisch bindende waarde.623 Het document voorziet in dit opzicht enkel een engagement van de partijen om een verdere escalatie van het conflict te vermijden en te handelen met respect voor de bepalingen van het internationale recht. De belangrijkste bepaling van de DOC is in dit opzicht dan ook dat ‘de partijen zich ertoe verbinden hun territoriale en maritieme conflicten op een vreedzame manier op te lossen, zonder zich te beroepen op het gebruik van geweld, via vriendschappelijke consultaties en onderhandelingen, door de soevereine staten rechtstreeks bij het conflict betrokken’624. Ook al was de juridische waarde van de DOC niet echt groot, toch had de Verklaring een 619 R. SEVERINO, “ASEAN and the South China Sea”, Security Challenges, Vol. 6 (2), 2010, 37-47. N. GHOSH, “South China Sea consensus 'shows up Asean fault lines”, The Straits Times, 25 april 2016, http://www.straitstimes.com/asia/se-asia/south-china-sea-consensus-shows-up-asean-fault-lines. 621 L. BUSZYNSKI, “ASEAN, the Declaration on Conduct, and the South China Sea”, Contemporary Southeast Asia, Vol. 25 (3), 2003, 343-362. 622 Declaration on the Conduct of Parties in the South China Sea, Phnom Penh, 4 november 2002, beschikbaar op http://www.aseansec.org/13163.htm. 623 N. H. THAO, “The 2002 Declaration on the Conduct of Parties in the South China Sea: A Note”, Ocean Development & International Law, Vol. 34 (3-4), 2003, 279-285.; C. THAYER, “ASEAN, China and the Code of Conduct in the South China Sea”, SAIS Review of International Affairs, Vol. 33 (2), 2013, 75-84. 624 Artikel 4, Declaration on the Conduct of Parties in the South China Sea, 2002, Supra 110, noot 622. 620 110 positieve invloed op het dispuut in de Zuid-Chinese Zee. De eerste stappen naar een meer dwingend akkoord tussen alle betrokken partijen waren gezet. In de DOC werd dit engagement om uiteindelijk een ‘Code of Conduct’ vast te stellen, benadrukt in artikel 10. Die COC zou een mogelijke beslechting van het geschil in het vooruitzicht kunnen stellen. Een ‘Code of Conduct’ is, net zoals de DOC, een politiek document en is in dit opzicht veel minder bindend dan bijvoorbeeld een verdrag. In een COC verbinden Staten er zich echter wel toe om de bepalingen die er in vervat zitten, niet te breken. Bijgevolg is er wel meer morele en sociale dwang om ze na te leven dan bij een loutere verklaring. Bovendien kan de Code ook bepaalde overleg- of zelfs beslechtingsmechanismen bevatten, die partijen de kans bieden om bij niet naleving, hun geschillen op te lossen. 149. In de ‘Declaration on the Conduct of Parties’ hebben alle partijen zich ook geëngageerd om samen te werken, door coöperatieve activiteiten te ondernemen inzake mariene milieubescherming, wetenschappelijk onderzoek, veiligheid van scheepvaart en het bestrijden van transnationale misdaad.625 Samenwerking in deze politiek minder gevoelige onderwerpen, kan de spanningen in de Zuid-Chinese Zee verder doen afnemen en de weg naar een effectieve resolutie vergemakkelijken. Deze doelstellingen wil men vooral bereiken door richtlijnen op te stellen, gericht op de implementatie van de DOC.626 Om tot een werkelijke oplossing van het conflict te komen, zal er in de toekomst echter wel meer positieve actie moeten ondernomen worden voor het realiseren van een ‘Code of Conduct’. 150. In 2012 hebben Ministers van Buitenlandse Zaken van ASEAN een hernieuwd engagement uitgedrukt om dit zo snel mogelijk te bereiken.627 Door de halsstarrigheid van zowel China, als de Filipijnen en Vietnam, lijkt dit echter geen makkelijke opdracht. Vooral het feit dat China weigerachtig staat tegenover een strikter document met mechanismen voor geschillenbeslechting, brengt de effectiviteit van een uiteindelijke gedragscode in het gedrang.628 Hoewel een akkoord over de wettelijkheid van de territoriale claims niet via deze weg zal bereikt worden, kan een COC in de toekomst wel een oplossing bieden tussen ASEAN en China voor het afbakenen van andere maritieme 625 Artikel 6, Declaration on the Conduct of Parties in the South China Sea, 2002, Supra 110, noot 622. N. H. THA, en R. AMER "A New Legal Arrangement for the South China Sea", Ocean Development & International Law, Vol. 40 (4) 2009, 333-349.; C. THAYER, “Will the Guidelines to Implement the DOC Lessen Tensions in the South China Sea? An Assessment of Developments Before and After Their Adoption”, 3rd International Workshop on the South China Sea, Hanoi, 3-5 november 2011, 27p.; A. KHALIK, en D. NURHAYATI, “South China Sea guidelines agreed”, The Jakarta Post, 21 juli 2011, http://www.thejakartapost.com/news/2011/07/21/south-china-sea-guidelines-agreed.html. 627 C. THAYER, “New Commitment to a Code of Conduct in the South China Sea?”, National Bureau of Asian Research, Commentary, 9 oktober 2013, 5p., http://nbr.org/downloads/pdfs/outreach/thayer_commentary_100913.pdf. 628 M. VALENCIA, “A South China Sea code of conduct is still the holy grail of regional diplomacy – and just as likely to be discovered”, South China Morning Post, 15 november 2015, http://www.scmp.com/comment/insight-opinion/article/1878572/south-china-seacode-conduct-still-holy-grail-regional. 626 111 grenzen en voor het vermijden van verdere conflicten op zee.629 Wel zal de toekomst moeten aantonen in welke mate dergelijke overeenkomst effectief in staat zal zijn om de naleving van haar bepalingen af te dwingen. 4.3.2 Akkoord tot gezamenlijke exploitatie en beheer van de rijkdommen 151. Zoals al meermaals in deze masterproef is gebleken, bezit het dispuut in de Zuid-Chinese Zee vele aspecten. Onenigheid over territoriale claims, maritieme grenzen, vrijheid van navigatie en soevereine rechten zijn slechts enkel van de vele facetten die het geschil typeren. Wanneer we echter naar de achterliggende beweegredenen van de betrokken staten gaan kijken, kunnen we concluderen dat de soevereine exploitatierechten over de grondstoffen in het gebied de belangrijkste objectieven in het conflict zijn.630 De potentieel aanzienlijke gas- en oliereserves, de uitgestrekte visbestanden en andere rijkdommen in de Zuid-Chinese Zee, zijn van groot belang voor de Oost-Aziatische landen, waarvan vele een sterke economische groei beleven.631 152. Een gedroomde weg voor de staten in het dispuut om hiervoor een oplossing te vinden, zonder het immens kluwen van maritieme en territoriale claims te moeten ontwarren, is door overeenkomsten tot gezamenlijke ontwikkelingen van de grondstoffen af te sluiten.632 Deze “joint development” overeenkomsten geven staten de mogelijkheid om in overlappende en/of gecontesteerde zones, op vriendschappelijke wijze samen te werken in de exploitatie van de grondstoffen in het gebied, in afwachting van een regeling van het geschil. Het Brits Instituut voor Internationaal en Vergelijkend Recht definieert “joint development” akkoorden als ‘een overeenkomst tussen staten om de offshore olie- en gas- reserves in een aangewezen zone van de zeebodem en ondergrond van het continentaal plat, waarop beide staten volgens het internationale recht een titel hebben, te ontwikkelen, zodanig ze samen te delen op een overeengekomen wijze door interstatelijke samenwerking en nationale maatregelen’633. Het spreekt voor zich dat dergelijke overeenkomsten in 629 S. WU, en M. VALENCIA, UN Convention on the Law of the Sea and the South China Sea, Routlegde, 9 maart 2009, 364p. C. STOCK, “The Underlying Economics of the South China Sea Conflict", University of Baltimore Journal of International Law, Vol. 3 (1), 2015, 139-144.; Z. KEYUAN, “Joint Development in the South China Sea: A New Approach", International Journal of Marine and Coastal Law, Vol. 21 (1), 2006, 83-110. 631 Zie randnummers 10-13. 632 W. SHICUN, "Joint Development: An Ad Hoc Solution to the South China Sea Dispute", China Oceans Law Review, Vol. 2007 (2), 2007, 1-10. 633 British Institute of International and Comparative Law, Joint Development of Offshore Oil and Gas: A Model Agreement for States for Joint Development with Explanatory Commentary, Londen, British Institute of International and Comparative Law, 1989, 45. 630 112 het voordeel van alle betrokken staten kunnen spelen. Wegens de enorme diversiteit aan verschillende zeegebieden, natuurlijke grondstoffen, politieke en economische situaties, historische en culturele achtergronden en relaties tussen staten, vereist elke “Joint Development” overeenkomst een uniek regime en kader.634 Gekeken naar de complexe situatie in de Zuid-Chinese Zee, zal ook hier een aangepast regime, dat werkbaar is voor alle staten, moeten worden opgesteld. Een juridische basis die de het afsluiten van dergelijke overeenkomst verantwoordt, wordt gegeven in artikel 74(3) en 83(3) van het VN-Zeerechtverdrag. Die bepalen dat ‘in afwachting van de totstandkoming van een overeenkomst over de afbakening van de grenzen van de EEZ of continentaal plat, de betrokken staten in een geest van onderling begrip en samenwerking, alles in het werk stellen om voorlopige regelingen van praktische aard aan te gaan en tijdens deze overgangsperiode de totstandkoming van een definitieve overeenkomst niet in gevaar te brengen of te belemmeren. Zodanige regelingen laten de definitieve afbakening onverlet’. Hierin blijkt onmiddellijk het provisioneel karakter van “joint development” overeenkomsten in de Zuid-Chinese Zee, die ongetwijfeld een clausule zullen bevatten waardoor er geen afbreuk wordt gedaan aan de standpunten en posities van de partijen over soevereiniteit en grensafbakening in het gebied.635 153. Rond de Paracel-eilandengroep lijkt een gezamenlijke exploitatie-overeenkomst realiseerbaar. Hoewel de claim van Taiwan het geschil over deze eilandengroep complexer maakt, wordt het dispuut over de Paracel-eilanden toch grotendeels als een bilaterale kwestie tussen China en Vietnam gezien.636 Deze landen hebben in het verleden bewezen coöperatieve overeenkomsten te kunnen sluiten door hun afbakenings- en visserijakkoord in de Golf van Tonkin.637 Aangezien China echter, sinds 1974, de volledige controle over de Paracel-eilanden bezit en beide landen zich halsstarrig vasthouden aan hun territoriale soevereiniteit over de eilanden, lijkt het beter om een “joint development” overeenkomst te beperken tot de zeegebieden buiten de eventuele territoriale wateren van de eilanden.638 Een voorbeeld zou hier kunnen genomen worden aan het visserijakkoord tussen Taiwan en Japan van 2013, waarin de territoriale wateren van de gecontesteerde Senkaku eilanden werden 634 L. TING-TING, "On Key Issues for a Regime of Joint Development in the South China Sea - With Experiences of Other Sea Areas", China Oceans Law Review, Vol. 2010 (12), 2010, 298-318. 635 J. XIAO, “The Joint Development of the Oil Deposits across the International Maritime Boundaries”, Ocean Press, 2006, 236. 636 Zie ‘het één China beleid’: noot 43 op p. 10. 637 Zie randnummer 145 op p. 108. 638 M. MCGEE, “Joint Development Areas: A Way Forward for Sino-Vietnamese Maritime Cooperation?”, Center for Strategic & International Studies, CSIS Asia Program, 8 december 2015, http://cogitasia.com/joint-development-areas-a-way-forward-for-sinovietnamese-maritime-cooperation. 113 uitgesloten.639 Ook al is het voor beide landen moeilijk om hun onbetwistbare soevereiniteit aan de kant te zetten en een grensafbakening zoals in de Golf van Tonkin overeen te komen, toch kan het sluiten van bilaterale “Joint Development” overeenkomsten een goede manier zijn om de spanningen in het conflict te verminderen en de samenwerking tussen beide landen te vergroten.640 154. Rond de Spratly-eilandengroep kan men zich moeilijk beperken tot bilaterale onderhandelingen om een gezamenlijke ontwikkeling en exploitatie van de grondstoffen te verwezenlijken. Alle landen betrokken bij het Zuid-Chinese Zee dispuut claimen immers minstens een deel van de omliggende wateren. Nu China de laatste jaren zich meer heeft opengesteld om te onderhandelen met ASEAN als multilateraal forum, in plaats van zich te beperken tot bilaterale onderhandelingen, is er een mogelijkheid gecreëerd om in de toekomst eventuele “joint development” overeenkomsten rondom de Spratly-eilanden te bereiken.641 Om dit te verwezenlijken zal er echter door al de partijen, en vooral door China, water bij de wijn moeten gedaan worden. De andere landen betichten China er immers van enkel te willen onderhandelen over “joint development” in hun eigen maritieme zones, die ze als niet-betwist achten, terwijl China de werkelijk bestreden gebieden als hun onbetwiste eigendom beschouwt.642 Er zullen bijgevolg een aantal belangrijke obstakels moeten worden overwonnen, voor er een multilateraal akkoord voor gezamenlijke exploitatie van de natuurlijke rijkdommen rond de Spratly-eilanden kan worden bereikt.643 Verdeeldheid binnen ASEAN zelf, ambiguïteit van de claims in de regio en de steeds groeiende internationalisering van het conflict zijn slechts enkele van de moeilijkheden in de kwestie.644 155. Ten slotte hebben verschillende auteurs ook verdedigd dat het regime van half-ingesloten zeeën, zoals bepaald in artikel 123 van het VN-Zeerechtverdrag, een rol kan spelen in de Zuid-Chinese 639 T. KOTANI, “The Japan-Taiwan Fishery Agreement: Strategic Success, Tactical Failure?”, Asia Maritime Transparency Initiative, 20 oktober 2015, http://amti.csis.org/the-japan-taiwan-fishery-agreement-strategic-success-tactical-failure/. 640 W. LAURSEN, “China, Vietnam Consider Joint Offshore Development”, The Maritime Executive, 8 april 2015, http://www.maritime-executive.com/article/china-vietnam-consider-joint-offshore-development. 641 K. ZOU, “Joint Development in the South China Sea: A New Approach", International Journal of Marine and Coastal Law, Vol. 21 (1), 2006, 83-110.; M. RICHARDSON, “In Spratlys Crisis, China Offers Joint Development – Again”, The New York Times, 23 juli 1992, http://www.nytimes.com/1992/07/23/news/23iht-asea.html. 642 J. ESPLANADA, “DFA: No to joint development with China”, The Philippine Daily Inquirer, 27 februari 2012, http://globalnation.inquirer.net/26857/dfa-no-to-joint-development-with-china. 643 W. SHICUN, "Joint Development: An Ad Hoc Solution to the South China Sea Dispute", Supra 112, noot 632. 644 G. H. LEE, “An Appraisal of the Joint Development Approach to the South China Sea Dispute: Prospects and Challenges”, Journal of Political Inquiry, New York University, lente 2015, 10. 114 Zee.645 Gekeken naar de definitie in artikel 122646, lijkt dit regime inderdaad toepasbaar. Hierdoor worden staten eveneens de verplichting opgelegd om de activiteiten in hun gedeelde en gemeenschappelijke mariene gebieden gezamenlijk te beheren. Doordat de staten in het geschil hier rechtstreeks of via een passende regionale organisatie, dienen samen te werken inzake het beheer, behoud, exploratie en exploitatie van de levende rijkdommen in de zee, zullen staten zich moeten engageren om een algemene multilaterale dialoog te voeren, die alle partijen betrekt.647 Men kan in dit opzicht een voorbeeld nemen aan regimes in de Middellandse, Baltische of Caraïbische Zee.648 Niet alleen gezamenlijke exploitatie-regimes, maar ook regionale samenwerking op vlak van milieu en veiligheid kunnen op dit vlak helpen een weg te bouwen naar een werkbare oplossing in de ZuidChinese Zee. 4.3.3 Besluit 156. Samenwerking tussen staten is een noodzakelijk en fundamenteel principe geworden in internationaal recht en interstatelijke relaties.649 Om de spanningen in de regio te verminderen, moeten staten rondom de Zuid-Chinese Zee bijgevolg een dialoog blijven onderhouden, zowel op bilateraal als multilateraal vlak. Er is geen catch-all oplossing die een einde aan het volledige geschil zal stellen. In plaats daarvan zullen de landen moeten onderhandelen over verschillende regionale mechanismen, waarbij samenwerking en vreedzame geschilbeslechting de grootste rol spelen.650 De ‘Declaration on the Conduct of Parties’ van 2002 zette hierbij een eerste stap naar een bindende code, die een permanente regeling voor verschillende aspecten van het dispuut kan betekenen. Het feit dat 645 C. LINEBAUGH, "Joint Development in a Semi-Enclosed Sea: China's Duty to Cooperate in Developing the Natural Resources of the South China Sea", Columbia Journal of Transnational Law, Vol. 52 (2), 2013-2014, 542-568.; N-T. HU, "Semi-Enclosed Troubled Waters: A New Thinking on the Application of the 1982 UNCLOS Article 123 to the South China Sea", Ocean Development and International Law, Vol. 41 (3), 2010 281-314.; Y-H. SU en K. ZOU, Major Law and Policy Issues in the South China Sea: European and American Perspectives, Ashgate publishing, VK, 2014, 316p., 158. 646 Artikel 122 van het VN-Zeerechtverdrag van 1982 bepaalt: “Voor de toepassing van dit verdrag betekent “ingesloten of halfingesloten zee” een golf, bekken of zee, omgeven door twee of meer staten en met een andere zee of de oceaan verbonden door een nauwe doorgang, dan wel geheel of voornamelijk bestaande uit de territoriale zeeën en exclusieve economische zones van twee of meer kuststaten.” 647 C. LINEBAUGH, "Joint Development in a Semi-Enclosed Sea: China's Duty to Cooperate in Developing the Natural Resources of the South China Sea", Supra 115, noot 645. 648 H-D. EVERS, “Governing Maritime Space: The South China Sea as a Mediterranean Cultural Area”, Working Paper 129, Center for Development Research, University of Bonn, 19p., http://www.zef.de/uploads/tx_zefportal/Publications/wp129.pdf. 649 S-M. KAO, N. S. PEARRE en J. FIRESTONE, “Regional Cooperation in the South China Sea: Analysis of Existing Practices and Prospects”, Supra 109, noot 611. 650 W. SHICUN, Solving Disputes for Regional Cooperation and Development in the South China Sea: A Chinese Perspective, Amsterdam, Elsevier, 2013, 200, 166. 115 China weigerachtig staat ten opzichte van bindende mechanismen voor geschillenbeslechting en grotendeels de voorkeur geeft aan bilaterale onderhandelingen om haar geschillen te regelen, maakt een degelijke, omvattende ‘Code of Conduct’ momenteel weinig waarschijnlijk. Een alternatief voor de moeilijk werkbare maritieme en territoriale soevereiniteitsconflicten, kan worden gevonden in het afsluiten van “joint development” overeenkomsten. Deze exploitatie-overeenkomsten geven de mogelijkheid aan de betrokken staten om hun maritieme claims in de Zuid-Chinese Zee te behouden, terwijl ze tegelijkertijd de gezamenlijke ontwikkeling van de potentieel omvangrijke olie-en gasreserves kunnen nastreven. De overeenkomsten zijn een billijke oplossing voor overlappende maritieme zones, in afwachting van de uiteindelijke oplossing van het conflict. Eén van de belangrijkste obstakels om dergelijke samenwerking te bereiken is echter de onduidelijkheid van de verschillende claims door de betrokken staten. Een afbakening van de verschillende maritieme zones is immers cruciaal om de gebieden waar gezamenlijke exploitatie mogelijk is te bepalen.651 In dit opzicht is het aan de staten, en vooral aan China, om haar claim in de Zuid-Chinese Zee te verduidelijken. 157. Om vrede en stabiliteit in de Zuid-Chinese Zee te bereiken, zullen er ook andere samenwerkingen, buiten de gezamenlijke ontwikkeling van olie en gas, moeten worden aangegaan. Regionale samenwerking voor het beheer en de instandhouding van visreserves, wetenschappelijk onderzoek, de bestrijding van internationale misdaad en piraterij, en de bescherming van het mariene milieu zijn slechts een paar van de voorbeelden die de welvaart en veiligheid in de Zuid-Chinese Zee ten goede kunnen komen.652 De slaagkansen van al deze aangelegenheden hangt echter grotendeels af van de politieke wil van alle partijen. De betrokken staten moeten dus voorbij de soevereiniteitskwesties kijken om de potentiele voordelen van regionale samenwerking in de ZuidChinese Zee te kunnen zien.653 651 C. SCHOFIELD, “Defining Areas for Joint Development in Disputed Waters”, in S. WU en N. HONG (Eds.), Recent Developments in de South China Sea Dispute: The Prospect of a Joint Development Regime, Londen, Routledge, 2014, 78-98. 652 W. SHICUN, "Joint Development: An Ad Hoc Solution to the South China Sea Dispute", Supra 112, noot 632. 653 S-M. KAO, N. S. PEARRE en J. FIRESTONE, “Regional Cooperation in the South China Sea: Analysis of Existing Practices and Prospects”, Supra 109, noot 611. 116 Conclusie en toekomstperspectieven 158. De weg van conflict naar samenwerking is een steil pad, bewandeld door verschillende ZuidoostAziatische Staten, die elk hun eigen ballast meedragen en aan elkaar verbonden zijn. Wanneer de ene beslist om opnieuw naar beneden te lopen, trekt deze de anderen mee, de top kan immers enkel samen worden bereikt. In werkelijkheid is het Zuid-Chinese Zee dispuut uiteraard veel complexer, maar de essentie komt wel op hetzelfde neer: enkel wanneer alle betrokken partijen in dezelfde richting kijken, kan er een oplossing voor het conflict in het vooruitzicht worden gesteld. Deze masterproef heeft tot doel gesteld om een juridische analyse te geven van de verschillende claims van China, Taiwan, Vietnam, Maleisië, Brunei en de Filipijnen, op de verschillende eilanden en wateren in de ZuidChinese Zee. Hoewel gebleken is dat bijna al deze landen momenteel pogen hun claim meer in overeenstemming te brengen met het VN-Zeerechtverdrag, is ambiguïteit nog steeds het grootste struikelblok voor een oplossing van het conflict. Vooral China lijkt zich in dit opzicht nog steeds aan deze dubbelzinnigheid vast te klampen om hun excessieve aanspraken in het gebied te verdedigen. Het land zal in dit opzicht water bij de wijn moeten doen en haar onbuigzame houding aanpassen. De eerste stap naar het oplossen van een probleem, is erkennen dat er één is. Het is voor de staten dus noodzakelijk om eerst duidelijke, overlappende zones te identificeren in de Zuid-Chinese, waarna, langs juridische of diplomatieke kanalen, een regeling kan worden getroffen. 159. Vooral met betrekking tot de eilandengroepen in de Zuid-Chinese Zee lijkt een oplossing niet in het vooruitzicht te staan. Voor buitenstaanders lijkt het feit dat bepaalde landen bijna in oorlog verkeren om een paar kleine rotsen, koraalriffen of hopen zand, waarschijnlijk absurd. Naar mijn mening hebben zij gelijk. De gewichtigheid die aan onbewoonde ‘eilanden’ kan worden gegeven door het VN-Zeerechtverdrag, lijkt het conflict in de hand te werken. Het feit dat een eiland van slechts een paar hectare, dat ooit in een ver verleden door een paar vissers tijdelijk bewoond zou zijn geweest, een enorme maritieme zone met bijhorende soevereine rechten kan opwekken, lijkt te verregaand. Het lijkt in dit opzicht moeilijk denkbaar dat de betrokken staten de geldende impasse snel zullen doorbreken, om aldus een oplossing voor de territorialiteitsconflicten te zoeken. Het huidige Chinese ‘land reclamation’ beleid bewijst bovendien de volharding die bepaalde staten bezitten in het verdedigen van hun claim. In bovenstaand randnummer werd aangehaald dat de staten, om tot een oplossing van het conflict te komen, elk hun claim dienden te verduidelijken. De onzekerheid over de soevereiniteit over de eilanden en de verduidelijking van hun juridisch statuut, maakt dit echter enorm 117 moeilijk. Een mogelijke oplossing zou zijn om de eilandengroepen, minstens voorlopig, buiten beschouwing te laten en eromheen een algemeen regime van gezamenlijk beheer en exploitatie in te voeren. Dergelijke samenwerking vereist evenwel de politieke wil en het wederzijdse vertrouwen van alle staten, dat momenteel soms ver te zoeken is. 160. Nu het Arbitragetribunaal zich bevoegd heeft verklaard over de arbitragezaak tussen de Filipijnen en China, staan we aan de rand van een nieuw hoofdstuk in het conflict. Voor het eerst zal een juridische instantie zich uitspreken over een aantal doorslaggevende elementen in het dispuut. Het valt nog af te wachten of dit nieuw hoofdstuk een reddingsboei of een anker voor het conflict zal betekenen. Een uitspraak over de ‘Nine-Dash Line’ en het juridisch statuut van de ‘eilanden’ zal immers belangrijke gevolgen hebben voor de claims van zowel China, als de andere betrokken staten. Het feit dat China de bevoegdheid van het Arbitragetribunaal niet aanvaardt en weigert deel te nemen aan de procedure, doet echter vermoeden dat ze ook een ongunstige uitspraak van het Tribunaal niet zal naleven. Dit zal hoogstwaarschijnlijk de spanningen in de Zuid-Chinese Zee verder doen toenemen en vermoedelijk andere staten ontmoedigen om hun claim verder in conformiteit met het VNZeerechtverdrag te brengen. Ook de verdere strategie van derde staten, zoals de VS en India, die aanzienlijke belangen hebben in het zeegebied, zal sterk afhangen van de uitspraak van het Tribunaal en de daaropvolgende reactie van China. Ook al heeft het land steeds verklaard gekant te zijn tegen de groeiende internationalisering van het conflict, toch kan China het diplomatieke gezichtsverlies, dat een niet-naleving met zich mee zal brengen, moeilijk negeren. 161. Een alomvattende oplossing voor het conflict is echter een onbereikbaar gegeven. De complexiteit van het Zuid-Chinese Zee dispuut leent zich enkel tot gefragmenteerde, pragmatische oplossingen. Een eerste stap in het opbouwen van wederzijds vertrouwen en regionale samenwerking is gezet, door het afsluiten van een DOC. De betrokken staten hebben er goed aan gedaan om zich eerst te focussen op het vermijden van conflictescalatie, om vervolgens verder te zoeken naar andere oplossingen voor de verschillende geschillen. Regionale samenwerking in politiek minder gevoelige aangelegenheden, zoals de bescherming van het mariene milieu en wetenschappelijk onderzoek, en inspanningen tot gezamenlijke exploitatie van de grondstoffen, lijken hiervoor de beste opties te zijn. Of deze initiatieven een kans op slagen hebben zal evenwel grotendeels afhangen van de keuze van China om het pad naar samenwerking te bestijgen, of iedereen terug mee naar conflict te trekken. 118 Bibliografie 1. Boeken (alfabetisch) ADEDE, A., The System of Settlement of Disputes under the United Nations Convention on the Law of the Sea: A Drafting History and a Commentary, Dordrecht, Brill Nijhoff Publishers, 1987, 285p. BECKMAN, C., The Philippines v. China Case and the South China Sea Disputes, 54-65, in HUANG, J. en BILLO A., Territorial Disputes in the South China Sea: Navigating Rough Waters, Palgrave Macmillan UK, London, 2015, 212p. BECKMAN, R. (ed.), TOWNSEND-GAULT, I., SCHOFIELD, C., DAVENPORT, T. en BERNARD, L., Beyond Territorial Disputes in the South China Sea: Legal Frameworks for the Joint Development of Hydrocarbon Resources, Cheltenham, Edward Elgar Publishing, 2013. 351p. BING BING, J. en TALMON, S. (eds.), The South China Sea Arbitration: A Chinese Perspective, Portland, Hart Publishing, 2014, 274p. BOLAND-CREWE, T. en LEA, D., The Territories of the People's Republic of China, London, Europa Publications Limited, Taylor & Francis Group, 2002, 1st Edition, 288 p. BORTON, J., The South China Sea: Challenges and Promises, Indiana, Xlibris Corporation, 2015, 184p. BOUCHEZ, L., J., The Regime of Bays in International Law, Leiden, A.W. Sythoff, 1964, 417p. British Institute of International and Comparative Law, Joint Development of Offshore Oil and Gas: A Model Agreement for States for Joint Development with Explanatory Commentary, Londen, British Institute of International and Comparative Law, 1989, 45. BUSZYNSKI, L. en ROBERTS, C., The South China Sea Maritime Dispute: Political, Legal and Regional Perspectives, Routledge, Abingdon, 25 september 2014, 248p. CHEMILLIER-GENDREAU, M., Sovereignty Over the Paracel and Spratley Islands, Springer Netherlands, Amsterdam, 2000, 264p. FELS, E. en VU, T., Power Politics in Asia’s Contested Waters: Territorial Disputes in the South China Sea, Springer, 2016, 556p. GIDEL, G., Le Droit International Public De La Mer: Le Temps de Paix, Topos, Liechtenstein, editie 4, 1981, 530p. I HIEBERT, M., PHUONG, N. en POLING, G. B., Perspectives on the South China Sea: Diplomatic, Legal, and Security Dimensions of the Dispute, Lanham, Center for Strategic and Internation Studies, Rowman & Littlefield, , 2014, 160 p. HONG, N., UNCLOS and the Ocean Dispute Settlement: Law and Politics in the South China Sea, Routledge, London, 258p. KAPLAN, R. D., Asia's Cauldron: The South China Sea and the End of a Stable Pacific, New York, US, Random House Usa Inc., 2014, 256p. KATTER, D., The Sovereignty of Islands: A Contemporary Methodology for the Determination of Rights over Natural Maritime Resources, Queensland University of Technology, 19 mei 2003, 179p. KITTRIE, O., Lawfare: Law as a Weapon of War, Oxford, Oxford University Press, 4 januari 2016, 200p. LEE, L., China and the South China Sea Dialogues, Santa Barbara, Greenwood Publishing Group, 1999, 168p. LO, C., China's Policy Towards Territorial Disputes: The Case of the South China Sea Islands, Routledge, Oxford, 2 september 2003, 224p. MACDOUGAL, M. S. en BURKE, T. B., The Public Order of the Oceans: A Contemporary International Law of the Sea, Leiden, Martinus Nijhoff Publishers, 1987, 1225p. O’CONNELL, D.P., The International Law of the Sea: Volume I, Oxford University Press, London, 1st Edition, 1982, 417p. PRESCOTT, J., The Maritime Political Boundaries of the World, Methuen, Massachusetts, 1986, 377p. ROACH, J.R. en SMITH, R. W., Excessive Maritime Claims, Publications on Ocean Development, Brill Nijhoff Publishers, 2012, 3rd edition, 926p. ROY, N., Managing Conflict in Troubled Waters: The Case of The South China Sea, New Jersey State University, 2013, 225p. SAMUELS, M., Contest for the South China Sea, Methuen, 1 januari 1982, 203p. SCHOFIELD, C. H., LEE, S. en KWON, L. M., The Limits of Maritime Jurisdiction, Leiden, Martinus Nijhoff Publishers, 2013, 812p. SHICUN, W., Solving Disputes for Regional Cooperation and Development in the South China Sea: A Chinese Perspective, Amsterdam, Elsevier, 2013, 200, 166p. SONG, Y-H. en ZOU, K., Major Law and Policy Issues in the South China Sea: European and American Perspectives, Farnham UK, Ashgate Publishing Ltd., 28 maart 2014, 316p. SYMMONS, C., Historic Waters in the Law of the Sea: A Modern Re-Appraisal, Brill Nijhoff, Leiden, 2008, 322p. SYMMONS, C., The maritime Zones of Islands in International Law, Martinus Nijhoff, Den Haag, 1979, 46. II TANAKA, Y., The International Law of the Sea, Cambridge UK, Cambridge University Press, 2nd Edition, 2015, 472p. TONNESON, S., The South China Sea in the Age of European Decline, Cambridge United Kingdom, Cambridge University Press, , 2006, 57p. VALENCIA, M., VAN DYKE, J.en LUDWIG, N., Sharing the Resources of the South China Sea, University of Hawaii Press, Den Haag, 1997, 29p. WEIL, P., The Law of Maritime Delimitation: Reflections, Cambridge, Cambridge University Press, Grotius, 1989, 327p. WU, S. en HONG, N. (Eds.), Recent Developments in de South China Sea Dispute: The Prospect of a Joint Development Regime, Londen, Routledge, 2014, 288p. WU, S. en VALENCIA, M., UN Convention on the Law of the Sea and the South China Sea, Routlegde, 9 maart 2009, 364p. WU, S. en ZOU, K., Arbitration Concerning the South China Sea: Philippines V China, Abingdon, Routledge, maart 2016, 303p., 160p. YANN-HUEI., S. en ZOU, K.,, Major Law and Policy Issues in the South China Sea: European and American Perspectives, Ashgate publishing, VK, 2014, 316p. ZHAO, J. en LI, J., “The Arctic Sunrise Case and Its Implications for China” in K. ZOU en S. WU, Arbitration Concerning the South China Sea: Philippines Versus China, Abingdon, Routledge, maart 2016, 303p. ZOU, K., China-Asean Relations and International Law, Elsevier, Philadelphia, 2009, 250p. 2. Bijdragen in Tijdschriften (alfabetisch) ACEVES, W., "Ambiguities in Plurilingual Treaties: A Case Study of Article 22 of the 1982 Law of the Sea Convention", Ocean Development and International Law, Vol. 27 (3), 1996, 187-234. AGYEBENG, W., "Theory in Search of Practice: The Right of Innocent Passage in the Territorial Sea", Cornell International Law Journal, Vol. 39(2), 2006, 371-400. AMER, R., “China, Vietnam, and the South China Sea: Disputes and Dispute Management”, Ocean Development & International Law, Vol. 45 (1), 2014, 17-40. AMER, R., “French Policies towards the Chinese in Vietnam: A Study of Migration and Colonial Responses”, Social Science Research on Southeast Asia, Vol. 16, 2010, 57-80. ANDREEF, D., "Legal Implications of China's Land Reclamation Projects on the Spratley Islands", New York University Journal of International Law and Politics, Vol. 47 (4), 2014-2015, 855-910. BALLESTER, G., "The Right of Innocent Passage of Warships: A Debated Issue", Revista de Derecho Puertorriqueno, Vol. 54 (1), 2014-2015, 87-118. BAUTISTA, L., “The Philippine Treaty Limits and Territorial Waters Claim in International Law”, Social Science Diliman, Volume 5 (1-2), december 2009, 92-110. III BECKMAN, R. en SCHOFIELD, C., “Defining EEZ claims from islands: A potential South China Sea change”, Journal of Marine & Coastal law, Vol. 29 (2), 2014, 13-24. BECKMAN, R., "The UN Convention on the Law of the Sea and the Maritime Disputes in the South China Sea", American Journal of International Law, Vol. 107 (1), 2013, 142-163. BENNET, M., "The People's Republic of China and the Use of International Law in the Spratly Islands Dispute", Stanford Journal of International Law, Vol. 28 (2), 1991-1992, 425-450. BERNARD, L., “The Right to Fish and International Law in the South China Sea”, Journal of Political Risk, Vol. 4 (1), januari 2016, 3-37. BING BING, J., “A Preliminary Study of the Title to Huangyan Island (Scarborough Reef/Shoal)”, Ocean Development & International Law, Vol. 45 (4), 2014, 360-373. BLOOD-PATTERSON, E., "Smoke on the Water: The Role of International Agreements in the PhilippineChinese Dispute over the South China Sea", New York University Journal of International Law and Politics, Vol. 46 (4), 2013-2014, 1207-1248. BLUM, Y.Z., “Current Development: The Gulf Of Sidra Incident”, American Journal of International Law, Vol. 80, 1986, 668-676. BRINTON, S., "Resolving the Question of Sovereignty over the Spratly Islands", Willamette Bulletin of International Law & Policy, Vol. 3, 1995, 37-68. BUSZYNSKI, L. en ROBERTS, C., “The South China Sea and Australia’s Regional Security Environment”, National Security College, Canberra, 2013, 8-12. BUSZYNSKI, L., “ASEAN, the Declaration on Conduct, and the South China Sea”, Contemporary Southeast Asia, Vol. 25 (3), 2003, 343-362. BUSZYNSKI, L., “Rising Tensions in the South China Sea: Prospects for a Resolution of the Issue”, Security Challenges Journal, Vol. 6 (2), 2010, 85-104. BUSZYNSKI, L., “The South China Sea: Oil, Maritime Claims, and U.S.—China Strategic Rivalry”, The Washington Quarterly, Vol. 35 (2), 2012, 139-156. CALLAHAN, W. "Greater China's Foreign Policy: Sovereignty and Space in the South China Sea", Inter Alia: University of Durham Student Law Journal, Vol. 2, 1998 59-62. CARPIO, A., "Historical Facts, Historical Lies, and Historical Rights in the West Philippine Sea", Philippine Law Journal, Vol. 88 (3), 2014, 389-466. CASTAN, M., "Adrift in the South China Sea: International Dispute Resolution and the Spratly Islands Conflict", Asia Pacific Law Review, Vol. 6 (1), 1998, 93-108. CHANG, T-K. "China's Claim of Sovereignty over Spratly and Paracel Islands: A Historical and Legal Perspective", Case Western Reserve Journal of International Law, Vol. 23 (3), 1991, 399-420. CHARNEY, J. I., “The Implications of Expanding International Dispute Settlement Systems: the 1982 Convention on the Law of the Sea”, American Journal of International Law, Vol. 90, 1996, 69-75. IV CHENG, T., "The Dispute over the South China Sea Islands" Texas International Law Journal, Vol. 10 (2), 1975, 265-278. CHIU H. en PARK, C-H., "Legal Status of the Parcel and Spratly Islands", Ocean Development and International Law, Vol. 3 (1), 1975-1976, 1-28. CHO, M., “the Triangular Relationship Among China, France and Japan and the question of Nine Islands in South Sea”, Diplomacy Monthly, Vol. 3 (3), 15 september 1933, 78. CHRISTENSEN, T., “China, the U.S.–Japan Alliance, and the Security Dilemma in East Asia,” International Security, Vol. 23, Spring 1999, 49–80. CIOCIARI, J. en WEISS, J. C., "The Sino-Vietnamese Standoff in the South China Sea", Georgetown Journal of International Affairs, Vol. 13 (1), 2012, 61-70. CLINGAN, T. A. Jr., "Freedom of Navigation in a Post-UNCLOS III Environment", Law and Contemporary Problems, Vol. 46 (2), 1983, 107-124. COLSON, D. A. en HOYLE, P., "Satisfying Procedural Prerequisites to the Compulsory Dispute Settlement Mechanisms of the 1982 Law of the Sea Convention: Did the Southern Bluefin Tuna Tribunal Get it Right", Ocean Dev. & Intl. Law, Vol. 34 (1), 2003, 59-82. COQUIA, J. R. "Maritime Boundary Problems in the South China Sea" University of British Columbia Law Review, vol. 24 (1), 1990, 117-126. CORDNER, L., “The Spratly Islands Dispute and the Law of the Sea”, Ocean Development & International Law, Vol. 25, 1994, 61-62. DAVIDSON, S., "The Spratly Islands", International Journal of Estuarine and Coastal Law, Vol. 3 (4), 1988, 345-353. DAVIS, M., "Can International Law Help Resolve the Conflicts over Uninhibited Islands int he East China Sea", Denver Journal of International Law and Policy, Vol. 43 (2), 2014-2015, 119-164. DENG, Y., “Hegemon on the Offensive: Chinese Perspectives on U.S. Global Strategy.”, Political Science Quarterly, vol. 116 (3), 343–365. DIXON, D., "Transnational Shipments of Nuclear Materials by Sea: Do Current Safeguards Provide Coastal States a Right to Deny Innocent Passage", Journal of Transnational Law & Policy, Vol. 16 (1), 2006-2007, 73-100. DJALAL, H., “South China Sea Island Dispute”, The Raffles Bulletin of Zoology, Singapore, No. 8, 2000, 9-21. DONNELY, E., “The United States-China EP-3 Incident: Legality and Realpolitik”, Journal of Conflict and Security Law, Vol. 9, 2004, 25-42. DUFF, J., “A Note on the United States and the Law of the Sea: Looking Back and Moving Forward”, Ocean Development & International Law, Vol. 35 (3), 2004, 195-219. DUNCAN, J., "Following a Sigmoid Progression: Some Jurisprudential and Pragmatic Considerations regarding Territorial Acquisition among Nation-States", Boston College International and Comparative Law Review, Vol. 35 (1), 2012, 1-58. V DUPUY, F. en DUPUY, P-M., "A Legal Analysis of China's Historic Rights Claim in the South China Sea." American Journal of International Law, Vol. 107 (1), 2013, 124-141. DZUREK, D. J., “The Spratly Islands Dispute: Who’s on First?”, IBRU Maritime Briefing, Vol. 2, 1996. EDMISTON, W., "Showdown in the South China Sea: An International Incidents Analysis of the So-Called Spy Plane Crisis", Emory International Law Review, Vol. 16 (2), 2002, 639-688. ELFERINK, A. G. O., “The Islands in the South China Sea: How Does Their Presence Limit the Extent of the High Seas and the Area and the Maritime Zones of the Mainland Coasts?”, Ocean Development & International Law, Vol. 32 (2), 2001, 169-190. ELFERINK, A., “Clarifying Article 121(3) of the Law of the Sea Convention: The Limits Set by the Nature of International Legal Processes”, IBRU, Vol. 6 (2), 1998, 58-68. ER, L. P., “Japan and the Spratlys Dispute: Aspirations and Limitations”, Asian Survey, Vol. 36 (10), oktober 1996, 995-1010. EVENSEN, J., “The Anglo-Norwegian Fisheries Case and Its Legal Consequences”, The American Journal of International Law, Vol. 45 (4), 1952, 609-630. FITZPATRICK, S., “South China or West Philippine Sea? United Nations Convention on the Law of the Sea (UNCLOS) and International Arbitration”, Michigan Journal of International Law, Vol. 36 (1), 25 maart 2015, http://www.mjilonline.org/south-china-or-west-philippine-sea-united-nationsconvention-on-the-law-of-the-sea-unclos-and-international-arbitration-2/. FORBES, V., “The Territorial Sea Datum of Malaysia”, MIMA Bulletin, Vol.14 (4), 2007, 3-8. FRANCIONI, F., “Peacetime Use of Force, Military Activities in the Exclusive Economic Zone of Third Countries”, Ocean Development & International Law, Vol. 18, 1985, 216. FRANCKX, E. en BENATAR, M., “Dots and Lines in the South China Sea: Insights from the Law of Map Evidence”, Asian Journal of International Law, Vol. 2, 2012, 89-118. FRANCKX, E., "American and Chinese Views on Navigational Rights of Warships", Chinese Journal of International Law, Vol. 10 (1), 2011, 187-206. FRAVEL, T., “China’s Strategy in the South China Sea”, Contempory Southeast Asia, Vol. 33 (3), 2011, 292-319. FRY, J. D. en LOJA, M. H., “The roots of historic title: non-western pre-colonial normative systems and legal resolution of territorial disputes”, Leiden Journal of International Law, vol. 27 (3), 2014, 727-754. FURTADO, X. “International Law and the Dispute over the Spratly Islands: Whither UNCLOS?”, Contemporary Southeast Asia, Vol. 21 (3), 1999, 393. FURTADO, X. “International Law and the Dispute over the Spratly Islands: Whither UNCLOS?”, Contemporary Southeast Asia, Vol. 21 (3), 1999 386–404. GALLAGHER, M., “China’s Illusory Threat to the South China Sea”, International Security, Vol. 19 (1), 1994, 171. VI GAO, Z. "The South China Sea: From Conflict to Cooperation", Ocean Development and International Law, Vol. 25 (3), 1994, 345-360. GAO, Z. en BING BING, J., “The Nine-Dash Line in the South China Sea: History, Status and Implications”, The American Journal of International Law, Vol. 107 (1), januari 2013, 99-124. GAO, Z., "The South China Sea: From Conflict to Cooperation" Ocean Development and International Law, Vol. 25 (3), 1994, 345-360. GAU, M. S-T., "The Prospects for the Sino-Philippine Arbitration and the Territorial Disputes in the South China Sea", Journal of East Asia and International Law, Vol. 7 (2), 2014, 561-568. GAU, M. S-T., “The U-Shaped Line and a Categorization of the Ocean Disputes in the South China Sea”, Ocean Development & International Law, Vol. 43 (1), 2012, 57-69. GJETNES, M., “The Spratlys: Are they Rocks or Islands”, Ocean Development & International Law, Vol. 32 (2), 2001, 191-204. Goldie, L. F. E. "The Critical Date", International and Comparative Law Quarterly, Vol. 12 (4), 1963, 1251-1284. GONG, X., "Recent Developments in China's Policy over the South China Sea Dispute", Journal of East Asia and International Law, Vol. 6 (1), 2013, 257-267. GRANADOS, U., “Ocean Frontier Expansion and the Kalayaan Islands Group Claim: Philippines’ Postwar Pragmatism in the South China Sea”, International Relations of the Asia-Pacific, Vol. 9, 2009, 267-294. GUIOA, A., “Tunisia’s Claims over Adjacent Seas en the Doctrine of ‘Historic Rights’”, Syracuse Journal of International Law and Commerce, Vol. 11 (2), 1984, 327-376. Hai, D., “Vietnam’s Evolving Claims in the South China Sea”, National Security College, Australian Nat. University, 2014, 26-29. HALLER-TROST, R., “The Brunei-Malaysia Dispute Over Territorial and Maritime Claims in International Law”, International Boundaries Research Unit, Vol. 1 (3), 1994, 63. HARRISON, J., “The Arctic Sunrise Arbitration (Netherlands v. Russia) - Background to the Arbitral Proceedings” International Journal of Marine and Coastal Law, Vol. 31 (1), 2016, 145-159. HELFIN, W. B., "Diayou/Senkaku Islands Dispute: Japan and China, Oceans Apart" Asian-Pacific Law & Policy Journal, Vol. 1 (2), 2000, 1-22. HOSSAIN, K., "The UNCLOS and the US-China Hegemonic Competition over the South China Sea" Journal of East Asia and International Law, Vol. 6 (1), 2013, 107-134. HOUCK, J. W. en ANDERSON, N. M., "The United States, China, and Freedom of Navigation in the South China Sea", Washington University Global Studies Law Review, Vol. 13 (3), 2014, 441-452. HU, N.A., "South China Sea: Troubled Waters of a Sea of Opportunity", Ocean Development and International Law, Vol. 41 (3), 2010, 203-213. VII HU, N-T., "Semi-Enclosed Troubled Waters: A New Thinking on the Application of the 1982 UNCLOS Article 123 to the South China Sea", Ocean Development and International Law, Vol. 41 (3), 2010 281314. HUGHES, T.P., HUANG, H. en YOUNG, M.A.L., “The Wicked Problem of China's Disappearing Coral Reefs”, Conservation Biology, april 2013, Vol. 27 (2), 261-269. HUH S., “Title to Territory in the Post-Colonial Era: Original Title and Terra Nullius in the ICJ Judgments on Cases Concerning Ligitan/Sipadan (2002) and Pedra Branca (2008)”, The European Journal of International Law, Vol. 26 (3), 2015, 709-725. HUN. A., ‘‘South China Sea: Troubled Waters or a Sea of Opportunity?’’ Ocean Development and International Law, Vol. 41, 2010 203-2080. HUNGDAH, C. en CHOON-HO, P., “Legal Status of the Paracel and Spratly Islands” Ocean Development & International Law Journal, Vol. 3 (1), 1975, 11. HUTCHISON, C. en VIJAYAN, V.R., “What are the Spratly Islands?”, Journal of Asian Earth Sciences, Vol. 39, 2010, 371-385. HUXLEY, T. en SCHREER, B., “Standing up to China”, Survival: Global Politics & Strategy, Vol. 56 (6), 2015, 127-144. JESSUP, P., “The Palmas Island Arbitration”, The American Journal of International Law, Vol. 22 (4), 1928, 735-752. JIA, Y., “"International Perspective on the Dotted Line in the South China Sea." China Legal Science, Vol. 1 (2), 2013, 25-55. JIANWEN, Z. "On the Interpretative Declarations by the State Parties to United Nations Convention on the Law of the Sea concerning the Issue of Innocent Passage of Warships through the Territorial Sea", China Oceans Law Review 2005. Vol. 2, 2005, 282-310. JIHYUN, K., “Territorial Disputes in the South China Sea: Implications for Security in Asia and Beyond”, Strategic Studies Quarterly, zomer 2015, 107-141. JINMING, L. en DEXIA, L., “The Dotted Line on the Chinese Map of the SouthChina Sea: A Note”, Ocean Development & International Law, Vol. 34 (3-4), 2003, 287-295. JOHNSON, D. H. N., "Acquisitive Prescription in International Law", British Year Book of International Law, Vol. 27, 1950, 332-354. JOHNSON, D., “Artificial Islands”, International Law Quarterly, Vol. 4, 1951, 205. JOHNSON, S., “Territorial Issues and Conflict Potential in the South China Sea”, The Journal of Conflict Studies, Vol. 14 (4), 1994, 28. JUNWU, P., “Territorial Dispute Between China and Vietnam in the South China Sea: A Chinese Lawyer's Perspective", Journal of East Asia and International Law, Vol. 5 (1), 2012, 213-234. KAMRUL, H., "The UNCLOS and the US-China Hegemonic Competition over the South China Sea." Journal of East Asia and International Law, Vol. 6 (1), 2013, 107-134. VIII KAO, S-M., PEARRE, N. S. en FIRESTONE, J., “Regional Cooperation in the South China Sea: Analysis of Existing Practices and Prospects”, Ocean Development & International Law, Vol. 43 (3), 2012, 283-295. KATCHEN, M., “The Spratly Islands and the Law of the Sea: "Dangerous Ground" for Asian Peace”, Asian Survey, Vol. 17 (12), 1977, 1167-1181. KIM, H., "China's Basepoints and Baselines under the United Nations Convention on the Law of the Sea: A Critical Analysis", Journal of East Asia and International Law, Vol. 6 (1), 2013, 135-154. KIM, S. K., “China and Japan Maritime Disputes in the East China Sea: A Note on Recent Developments”, Ocean Development & International Law, Vol. 43 (3), 2012, 296-308. KIMBLE, S., "Is China Making Waves in International Waters by Building Artificial Islands in the South China Sea", Tulane Journal of International and Comparative Law, Vol. 24 (1), 2015, 263-290. KINGDON, E., "A Case for Arbitration: The Philippines' Solution for the South China Sea Dispute", Boston College International and Comparative Law Review, Vol. 38 (1), 2015, 129-158. KITTICHAISAREE, K., "A Code of Conduct for Human and Regional Security around the South China Sea" Ocean Development and International Law, Vol. 32 (2), 2001, 131-148. KOLB, R., “L’interprétation de l’article 121, paragraph 3, de la Convention de Montego Bay sur le droit de la mer. Les roches qui ne prêtent pas à l’habittion humaine ou à une vie économique propre”, AFDI, Vol. 40, 1994, 878-879. KWIATKOWSKA, B., “The Eritrea/Yemen Arbitration: Landmark Progress in the Acquisition of Territorial Sovereignty and Equitable Maritime Boundary Delimitation”, IBRU Boundary and Security Bulletin, Vol. 8 (1), 2000, 66–86. LANTEIGNE, M., “China's Maritime Security and the “Malacca Dilemma””. Asian Security, Vol. 4 (2), 2008, 143-161. LEE J. W., "Tension on the Air: The Air Defense Identification Zones on the East China Sea", Journal of East Asia and International Law, Vol. 7 (1), 2014, 274-282. LEE, G. H., “An Appraisal of the Joint Development Approach to the South China Sea Dispute: Prospects and Challenges”, Journal of Political Inquiry, New York University, lente 2015, 10. LEE, S. en HONG, N., “Chinese Perspectives on the Philippines-China Arbitration Case in the South China Sea”, Seoul Studies of International Law, Vol. 20 (2), 2013, 171-198. LI, J. en LI, D., “The Dotted Line on the Chinese Map of the South China Sea: A Note", Ocean Development and International Law, Vol. 34 (3-4), 2003, 287-296. LI, M., “Managing Security in the South China Sea: From DOC to COC”, Kyoto Review of Southeast Asia, CSEAS, Vol. 15, maart 2014, http://kyotoreview.org/issue-15/managing-security-in-the-south-chinasea-from-doc-to-coc/. LINEBAUGH, C. "Joint Development in a Semi-Enclosed Sea: China's Duty to Cooperate in Developing the Natural Resources of the South China Sea", Columbia Journal of Transnational Law, Vol. 52 (2), 2013-2014, 542-568. IX LLANOS, H. I., "Low-Tide Elevations: Reassessing Their Impact on Maritime Delimination", Pace International Law Review, Vol. 14 (2), 2002, 255-272. MA, T. en WILLS, M., “Raising the Stakes: The Interests of Non-claimant States in the South China Sea Disputes”, Asia Policy, Vol. 21, januari 2016, 1-65. MA, T. en WILLS, M., “Raising the Stakes: The Interests of Non-claimant States in the South China Sea Disputes”, in MEDCALF, R., “Rules, Balance, and Lifelines: An Australian Perspective on the South China Sea”, Asia Policy, No. 21, januari 2016, 2-13. MAJUMDAR, M., “India’s stakes in the South China Sea”, International Journal of Humanities and Social Science, Vol. 3 (13), 13 juli 2013, 242-247. MALONE, J. L. "The United States and the Law of the Sea" Virginia Journal of International Law, Vol. 24 (4), 1983-1984, 785-808. MCDEVITT, M., “The South China Sea: Assessing U.S. Policy”, American Foreign Policy Interests: The Journal of the National Committee on American Foreign Policy, Vol. 37 (1), 2015, 23-30. MCDORMAN, L. T., “The South China Sea After 2009: Clarity of Claims and Enhanced Prospects for Regional Cooperation?”, Ocean Yearbook, Vol. 24, 2010, 507–535. MCMANUS, J. en LIN, S-Y., “Toward Establishing a Spratly Islands International Marine Peace Park: Ecological Importance and Supportive Collaborative Activities with an Emphasis on the Role of Taiwan”, Ocean Development & International Law, Vol. 41, 2010, 271. MENSAH, T., “The Dispute Settlement Regime of the 1982 United Nations Convention on the Law of the Sea”, Max Planck Yearbook of United Nations Law, Vol. 2, 1998, 307-323. MINGLANG, Z., "Vietnam's Claims to Insular Features and Maritime Space in the South China Sea and the Bases of Its Claims" China Oceans Law Review, Vol. 17, 2013, 79-104. MIRASOLA, C., “A shifting tide in the South China Sea: the permanent court of arbitration declares jurisdiction”, Harvard International Law Journal, 9 november 2015, www.harvardilj.org/2015/11/ashifting-tide-in-the-south-china-sea-the-permanent-court-of-arbitration-declares-jurisdiction/. MIYOSHI, M., “China's “U-Shaped Line” Claim in the South China Sea: Any Validity Under International Law?”, Ocean Development & International Law, Vol. 43 (1), 2012, 1-17. MURPHY, B. K., "Dangerous Ground: The Spratly Islands and International Law", Ocean and Coastal Law Journal, Vol. 1 (2), 1994-1995, 187-212. NGUYEN, H., “Vietnam’s Position on the Sovereignty over the Paracels & the Spratlys: Its Maritime Claims”, Regional Focus & Controversies JEAIL, Vol. 5 (1), 2012, 165-211. Nikutta, H., “The Spratly Islands- Legal Status and Entitlement”, Commonwealth Arbitration Reports, Vol. 1 (2), 1998, 69-83. O’FIACHAIN, B., "Is Possession Enough: International Law and Territorial Disputes in the East China Sea", University College Dublin Law Review, Vol. 14, 2014, 55-77. OELLERS-FRAHM, K., “Arbitration- A Promising Alternative of Dispute Settlement under the Law of the Sea Convention?”, Heidelberg Journal of International Law, Vol. 55, 1995, 457-478. X PAN, J., "Territorial Dispute between China and Vietnam in the South China Sea: A Chinese Lawyer's Perspective", Journal of East Asia and International Law, Vol. 5 (1), 2012, 213-234. PAPANICOLOPULI, I., “A Note on Maritime Delimitation in a Multizonal Context: The Case of the Mediterranean”, Ocean Development & International Law, Vol. 38 (4), 2007, 381-398. PARK, C. H., "The South China Sea Disputes: Who Owns the Islands and the Natural Resources", Ocean Development and International Law, Vol. 5 (1), 1978, 27-60. PEDROZO, R., "The Building of China's Great Wall at Sea", Ocean and Coastal Law Journal, Vol. 17 (2), 2011-2012, 253-290. PEJSOVA, E., “The South China Sea’s commons: behind and beyond sovereignty disputes”, ISS Issue Alerts, Vol. 30, 2014. PHARAND, D., “Historic Waters in International Law with Special Reference to the Arctic”, The University of Toronto Law Journal, Vol. 21 (1), 1971, 1-14. POLING, G., “Time to End Strategic Ambiguity in the South China Sea”, Center for Strategic and International Studies, Vol. 3 (13), 5 juli 2012, 21, http://csis.org/files/publication/120705_SoutheastAsia_Vol_3_Issue_13.pdf. QU, W., “The Issue of Jurisdiction Over Mixed Disputes in the Chagos Marine Protection Area Arbitration and Beyond”, Ocean Development & International Law, Vol. 47 (1), 2016, 40-51. RAYFUSE, R., “The Future of Compulsory Dispute Settlement under the Law of the Sea Convention”, Victoria University of Wellington Law Review, Vol. 36, 2005, 683-712. RICHARD, D., “Analyzing the Relationship Between International Law and International Politics in China's and Vietnam's Territorial Dispute Over the Spratly Islands", Texas International Law Journal, Vol. 29 (2), 1994, 293-320. RITTERBUSH, S. "Marine Resources and the Potential for Conflict in the South China Sea", Fletcher Forum, Vol. 2 (1), 1978, 64-85. ROACH, A. J. en SMITH, R. W., "Straight Baselines: The Need for a University Applied Norm", Ocean Development and International Law, Vol. 31 (1-2), 2000, 47-80. ROACH, A. J. en SMITH, R. W., “Excessive Maritime Claims”, U.S. Naval War College, International Law Studies, Vol. 66, 1994, 23-39. ROQUE, H., "Palmas Arbitration Revisited", Philippine Law Journal, Vol. 77 (4), 2002-2003, 437-462. ROSE, S.A., "Naval Activity in the EEZ - Troubled Waters Ahead", Naval Law Review, Vol. 39, 1990, 6792. ROSENBERD, D. en CHUNG, C., “Maritime Security in the South China Sea: Coordinating Coastal and User State Priorities”, Ocean Development & International Law, Vol. 39 (1), 2008, 51-68. ROWAN, J. P., ”The U.S.-Japan Security Alliance, ASEAN, and the South China Sea Dispute”, Asian Survey, Vol. 45 (3), 2005, 414–436, http://doi.org/10.1525/as.2005.45.3.414. XI RUYS, T. (ed.), “Digest of State Practice 1 July-31 December 2013”, Journal on the Use of Force and International Law, Vol. 1 (1), 2014, 149-189. SALEEM, O., “The Spratly Islands Dispute: China Defines the New Millenium", American University of International Law Review, Vol. 15 (3), 1999-2000, 527-582. SAMUELS, S. K., "China's Pacific Policy: Reconciling the Irreconcilable" International Journal, Vol. 50 (3), 1994-1995, 461-487. SCHOTTENHAMMER, A., “The “China Seas” in world history: A general outline of the role of Chinese and East Asian maritime space from its origins to c. 1800”, Journal of Marine and Island Cultures, Vol. 1 (2), 2012, 63-86. SCHUMACHER, E. F., “Small is Beautiful”, The Radical Economist, Vol. 37 (5), 1973, 22. SCOTT, D., “Conflict Irresolution in the South China Sea”, Asian Survey, Vol. 52 (6), september 2013, 1019-1042, 1041. SCOTT, D., “India's Role in the South China Sea: Geopolitics and Geoeconomics in Play”, India Review, Vol. 12 (2), 2013, 51-69. SEVERINO, R., “ASEAN and the South China Sea”, Security Challenges, Vol. 6 (2), 2010, 37-47. SHEN, J. "China's Sovereignty over the South China Sea Islands: A Historical Perspective", Chinese Journal of International Law, Vol. 1 (1), 2002, 94-157. SHEN, J. "International Law Rules and Historical Evidences Supporting China's Title to the South China Sea Islands." Hastings International and Comparative Law Review, Vol. 21 (1), 1997-1998, 1-76. SHERMAN, K. en HEMPEL, G. (eds.), “The UNEP Large Marine Ecosystem Report: A Perspective on Changing Conditions in LMEs of the World’s Regional Seas”, UNEP Regional Seas Report and Studies, Vol. 182, 2009, 3. SHICUN, W., "Joint Development: An Ad Hoc Solution to the South China Sea Dispute", China Oceans Law Review, Vol. 2007 (2), 2007, 1-10. SIMON, S., “Conflict and Diplomacy in the South China Sea”, Asian Survey, Vol. 52 (6), 2012, 995-1018. SMITH, A., “Brunei and Malaysia resolve outstanding maritime boundary issues”, ASIL LOS Reports, vol. 1, 2010, http://www.asil.org. SMITH, B., "Innocent Passage as a Rule of Decision: Navigation V. Environmental Protection", Columbia Journal of Transnational Law, Vol. 21 (1), 1982-1983, 49-102. SMITH, R. W., “Maritime Delimitation in the South China Sea: Potentiality and Challenges”, Ocean Development & International Law, Vol. 41 (3), 2010, 214-236. SONG, Y-H., "Conflicting Outer Continental Shelf Claims in the East and South China Seas: Proposals for Cooperation and Peaceful Resolution." University of Hawaii Law Review, Vol. 35 (2), 2013, 485-538. SONG, Y-H., "Sovereignty and Maritime Disputes in the South China Sea: Potential Conflicts Between China and the United States", China Oceans Law Review, Vol. 16, 2012,112-154. XII SONG, Y-H., "The Application of Article 121 of the Law of the Sea Convention to the Selected Geographical Features Situated in the Pacific Ocean", Chinese Journal of International Law, Vol. 9 (4), 2010, 663-698. STARKE, J., “The Acquisition of Territorial Sovereignty by Newly Emerged States”, Australian Journal of International Law, 1966, 9-15, http://www.austlii.edu.au/au/journals/AUYrBkIntLaw/1966/2.pdf. STOCK, C., "The Underlying Economics of the South China Sea Conflict", University of Baltimore Journal of International Law, Vol. 3 (1), 2015, 139-144. SUN, K., “Policy of the Republic of China towards the South China Sea: Recent Developments”, Marine Policy, Vol. 19 (5), 1995, 401-409. SUN, Y. “China’s New Calculations in the South China Sea”, Asia Pacific Bulletin, No. 267, 10 juni 2014, http://www.eastwestcenter.org/sites/default/files/private/apb_267_0.pdf. TAULBEE, J., “Governing the use of force: Does the UN charter matter anymore?”, Civil Wars, Vol. 4 (2), 201-1-58. THA, N. H. en AMER, R., "A New Legal Arrangement for the South China Sea", Ocean Development & International Law, Vol. 40 (4) 2009, 333-349. THANG, N. en THAO N., “China's Nine Dotted Lines in the South China Sea: The 2011 Exchange of Diplomatic Notes Between the Philippines and China”, Ocean Development & International Law, Vol. 43 (1), 2012, 35-56. THAO N. H., “Maritime Delimitation and Fishery Cooperation in the Tonkin Gulf”, Ocean Development & International Law, Vol. 36 (1), 2005, 25-44. THAO N.H. en AMER, R., “Coastal States in the South China Sea and Submissions on the Outer Limits of the Continental Shelf”, Ocean Development & International Law, Vol. 42 (3), 2011, 245-263. THAO, N. H., “The 2002 Declaration on the Conduct of Parties in the South China Sea: A Note”, Ocean Development & International Law, Vol. 34 (3-4), 2003, 279-285. THAO, N.H. en AMER, R. "A New Legal Arrangement for the South China Sea", Ocean Development and International Law, Vol. 40 (4), 2009, 333-349. THAYER, C., “ASEAN, China and the Code of Conduct in the South China Sea”, SAIS Review of International Affairs, Vol. 33 (2), 2013, 75-84. THAYER, C., “The Tyranny of Geography: Vietnamese Strategies to Constrain China in the South China Sea”, Contemporary Southeast Asia: A Journal of International and Strategic Affairs, Vol. 33 (3), december 2011, 348-369. THOMAS, B. en SMITH, R., “Island disputes and the law of the sea: an examination of sovereignity and delimitation disputes”, IBRU Maritime Briefing, vol. 2 (4), 1998, 15. TINGTING, L., "An Analysis of the Legal Status of the Nine-Dotted Line: Focused on Four Doctrines." China Oceans Law Review 2008 (1), 2008, 228-242. TING-TING, L., "On Key Issues for a Regime of Joint Development in the South China Sea - With Experiences of Other Sea Areas", China Oceans Law Review, Vol. 2010 (12), 2010, 298-318. XIII TONESSON, S., “China and the South China Sea: A Peace Proposal”, Security Dialogue, Vol. 31 (3), 2000, www.middlebury.edu/SouthChinaSea/. TONNESSON, S., “Sino-Vietnamese Rapprochement and the South China Sea Irritant”, Security Dialogue, Vol. 34, maart 2003, 55-70. TRUNG., N.N., “The gas hydrate potential in the South China Sea”, Journal of Petroleum Science and Engineering, 2012, 88-89, 41-47. US Naval War College, "Problem Situations Involving the Question of Innocent Passage through the Territorial Sea", International Law Studies Series, US Naval War College, Vol. 53, 1959-1960, 127-156. VERNER, J., "Legal Claims to Newly Emerged Islands." San Diego Law Review, Vol. 15 (3), 1977-1978, 525-546. Wallace, D., E., “"An Analysis of Chinese Maritime Claims in the South China Sea" Naval Law Review, Vol. 63, 2014, 128-159. WANG, K-H., "ROC's Maritime Claims and Practices with Special Reference to the South China Sea", Ocean Development and International Law, Vol. 41 (3), 2010, 237-252. WANG, L. en PEARSE, P. H. "The New Legal Regime for China's Territorial Sea", Ocean Development and International Law, Vol. 25 (4), 1994, 431-442. WANG, Y., “Rethinking the South China Sea Issues; A Perspective of Sino-U.S. Relations”, Pacific Focus, Vol. 21 (1), 2006, 105-135. WEI, Z., "Resolving Maritime Delimitation Disputes by Agreement: Practices of States Bordering the South China Sea and Their Implications for China", China Oceans Law Review, Vol. 2013.17, 2013, 156181. WILSON, B. en KRASKA, J., “American Security and Law of the Sea”, Ocean Development & International Law, Vol. 40 (3), 2009, 268-290. WINDSOR, T., “Innocent passage of warships in East Asian territorial seas”, Australian Journal of Maritime & Ocean Affairs, Vol. 3 (3), 2011, 73-81. XIAO, J., “The Joint Development of the Oil Deposits across the International Maritime Boundaries”, Ocean Press, 2006, 236. YANN-HUEY, S. "Sovereignty and Maritime Disputes in the South China Sea: Potential Conflicts Between China and the United States", China Oceans Law Review, Vol. 16, 2012, 112-154. YANN-HUEY, S. en KEYUAN, Z., “Maritime Legislation of Mainland China and Taiwan: Developments, Comparison, Implications, and Potential Challenges for the United States”, Ocean Development & International Law, Vol. 31 (4), 2000, 303-345. YANN-HUEY, S., “The EP-3 Collision Incident, International Law and its Implications on the U.S.- China Relations”, Chinese (Taiwan) Yearbook of international Law and Affairs, Vol. 19, 2001, 1-15. YEE, A., “Maritime Territorial Disputes in East Asia: A Comparative Analysis of the South China Sea and the East China Sea”, Journal of Current Chinese Affairs, Vol. 2, 2011, 165-193. XIV YONGKE, J., “No Question of Re-demarcation in the South China Sea”, Ocean Development and Management, Vol. 17 (2), 2000, 52. YORAC, H. B., "The Philippine Claim to the Spratly Islands Group", Philippine Law Journal, Vol. 58 (2), 1983, 42-63. YORK, M., "ASEAN's Ambiguous Role in Resolving South China Disputes." Indonesian Journal of International Law, Vol. 12 (3), 2014-2015, 286-310. YOUNG, L., "China and the South China Sea", Asia Defense Journal, juli 1986, 7-86, 30. YU, J., "International Perspective on the Dotted Line in the South China Sea", China Legal Science, Vol. 1 (2), 2013, 25-55. YUAN, G., "On Historic Rights under the Law of the Sea." China Oceans Law Review, 2008 (1), 2008, 190-217. YUKINORI, H., “South China Sea Disputes and Sino-ASEAN relations: China's Maritime Strategy and Possibility of Conflict Management”, Quarterly Journal of Chinese Studies, Vol. 3 (1), 2014, 10-25. YUNG, C. en MCNULTY, P., “An Empirical Analysis of Claimant Tactics in the South China Sea”, INSS Strategic Forum, Vol. 289, National Defense University, augustus 2005, 12p. ZA, D. en VALENCIA, M., “Mischief Reef: Geopolitics and Implications”, Journal of Contemporary Asia, Vol. 31 (1), 2001, 94. ZHANG. Z., “China's energy security, the Malacca dilemma and responses”, Energy Policy, Vol. 39 (12), 2011, 7612-7615, http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0301421511007221. ZHIGUO, G., “The South China Sea: From Conflict to Cooperation.” Ocean Development and International Law, Vol. 25, 1994, 346. ZOU K., ‘‘The Chinese Traditional Maritime Boundary Line in the South China Sea and its Legal Consequences for the Resolution of the Dispute over the Spratly Islands’,’ International Journal of Marine and Coastal Law, Vol. 14, 1999, 27–33. ZOU, K. “Law of the Sea Issues Between the United States and East Asian States.”, Ocean Development & International Law, Vol. 39 (1),2008: 69-93. ZOU, K., "South China Sea Studies in China: Achievements, Constraints and Prospects", Singapore Year Book of International Law, Vol. 11, 2007, 85-98. ZOU, K., “China's U-Shaped Line in the South China Sea Revisited”, Ocean Development & International Law, Vol. 43 (1), 2012, 18-34. ZOU, K., “Historic Rights in International Law and in China’s Practice”, Ocean Development & international Law, Vol. 32 (2), 2001, 149-168. ZOU, K., “Innocent Passage for Warships: The Chinese Doctrine and Practice", Ocean Development and International Law, Vol. 29 (3), 1998, 195-224. ZOU, K., “Joint Development in the South China Sea: A New Approach", International Journal of Marine and Coastal Law, Vol. 21 (1), 2006, 83-110. XV ZOU, K., “Scarborough Reef: A New Flashpoint in Sino-Philippine Relations?”, IBRU Boundary and Security Bulletin, zomer 1999, 71-81. ZOU, K., “Sino-Vietnamese Fishery Agreement for the Gulf of Tonkin,” International Journal of Marine and Coastal Law, Vol. 17, 2002, 127–148. ZOU, K., “The Sino-Vietnamese Agreement on Maritime Boundary Delimitation in the Gulf of Tonkin”, Ocean Development & International Law, Vol. 36 (1), 2005, 13-24. 3. Papers & Rapporten (alfabetisch) BARUAH, D., “South China Sea: Time for India to Mark Its Presence”, RSIS Commentary, N. 225, 17 november 2014. BATEMAN, S. en SCHOFIELD, C., “State Practice Regarding Straight Baselines in Aast Asia – Legal, Technical and Political Issues in a Changing Environment”, Paper for ABLOS, International Conference on Difficulties in Implementing the Provisions of UNCLOS, Monaco, 16-17 oktober 2008, 24p. BECKMAN, R. en BERNARD, L., “Disputed Areas in the South China Sea: Prospects for Arbitration or Advisory Opinion”, Diplomatic Academy of Vietnam & Vietnam Lawyers Association, Third International Workshop: The South China Sea: Cooperation for Regional Security and Development: Session V: Disputes in the South China Sea: International Legal Aspects, 3-5 november 2011, 19p. BECKMAN, R. en DAVENPORT, T., “CLCS Submissions and Claims in the South China Sea”, Centre for International Law Signapore, 10 november 2010, 31. BERNARD, L. “The Effect of Historic Fishing Rights In Maritime Boundaries Delimitation”, LOSI Conference Papers, 2012, https://www.law.berkeley.edu/files/Bernard-final.pdf. BERNARD, L., “Historic Fishing Rights and the Nine-Dash Line, Pacific Forum CSIS, Pacnet Number 3, Honolulu, 7 januari 2015, http://csis.org/files/publication/Pac1503_0.pdf. Boston Global Forum, “Recent Trends in the South China Sea Disputes.”, Boston Global Conferences, juni 2015, 33p. BRODERICK, K., “Chinese Activities in the South China Sea: Implications for the American Pivot to Asia”, Project 2049 Institute, Virginia, mei 2015 18p., 3-4, beschikbaar op http://www.project2049.net/documents/150511_Broderick_Chinese_Activities_South_China_Sea_Pi vot.pdf. BROWNE, M. A., “The Law of the Sea Convention and U.S. Policy”, CRS Issue Brief for Congress, IB95010, 16 juni 2006, CRS 1-16. http://www.gc.noaa.gov/documents/gcil_crs_2006_report.pdf. CALVO, A., “On India's 'Looking East' Policy and the South China Sea”, South China Sea Think Tank, Issue Briefings, N. 3, 2015, 1-17. Chin, C. Y., “Potential for Conflict in the Spratly Islands”, Naval Postgraduate School, California, december 2003, 83p. CHOU, N., “Cold War in the South China Sea”, Brown Political Review, 21 maart 2016, http://www.brownpoliticalreview.org/2016/03/cold-war-south-china-sea/. XVI COOPER, A. M., “The Philippines Files Case With UN Permanent Court of Arbitration Concerning China’s Claims in South China Sea”, American Society of International Law, International Law in Brief, 30 maart 2014, https://www.asil.org/blogs/philippines-files-case-un-permanent-court-arbitration-concerningchina%E2%80%99s-claims-south-china. CRONIN, P., “Cooperation from Strength: The United States, China and the South China Sea”, Center for a New American Security, januari 2012, http://www.cnas.org/files/documents/publications/CNAS_CooperationFromStrength_Cronin_1.pdf. DAI, C-F., “Dong-sha Atoll in the South China Sea: Past, Present and Future”, Islands of the World VIII International Conference, Taiwan, 1-7 november 2004, 517-525. DOLVEN, B., ELSEA, J., LAWRENCE, S., O’ROURKE, R. en RINEHART, I., “Chinese Land Reclamation in the South China Sea: Implications and Policy Options”, CRS REPORT, Congressional Research Service, 18 juni 2015, 6, beschikbaar op https://www.fas.org/sgp/crs/row/R44072.pdf. EMMERS, R., “The De-escalation of the Spratly Dispute in Sino-Southeast Asian Relations”, S. Rajaratnam School of International Studies, Working Paper 129 (17), 6 juni 2007. EMMERS, R., “The US Rebalancing Strategy, Impact on the South China Sea”, National Security College Press, Singapore, 2013, 41-44. ESPINA, A. P., “Implications of the Submission of Claims for Extended Continental Shelf in the South China Sea”, RCAPS Working Paper Series, 23p., http://www.apu.ac.jp/rcaps/uploads/fckeditor/publications/workingPapers/RCAPS_RPD-12002.pdf. EVERS, H-D., “Governing Maritime Space: The South China Sea as a Mediterranean Cultural Area”, Working Paper 129, Center for Development Research, University of Bonn, 19p., http://www.zef.de/uploads/tx_zefportal/Publications/wp129.pdf. FRAVEL, T., “The U.S. and China in Regional Security: Implications for Asia and Europe. Session VI: South China Sea: What Issues and Whose Core Interest?”, 6Th Berlin Conference on Asian Security, Berlin, 18 juni 2012, 9p. FRAVEL, T., “U.S. Policy Towards the Disputes in the South China Sea Since 1995”, Policy Report, Singapore, maart 2014, 13p., http://taylorfravel.com/documents/research/fravel.2014.RSIS.us.policy.scs.pdf. GINDARSAH, L., “Indonesia and the South China Sea: A Two-fold Strategy”, RSIS Commentary, No. 158, 27 juli 2015, https://www.rsis.edu.sg/wp-content/uploads/2015/07/CO15158.pdf. GLASER, B., “Conflict in the South China Sea, Contingency Planning Memorandum Update”, Council on Foreign Relations Press, april 2015, http://www.cfr.org/asia-and-pacific/conflict-south-chinasea/p36377. GLASER. B.S., Armed Clash in the South China Sea, Council on Foreign Relations, New York, 2012, 6p. GU, J., “Dispute Resolution in the South China Sea: from “Joint Development” to “Joint Protection””, Warwick University, 2013 Workshop on International Law, Natural Resources and Sustainable Development, 2013, 12p., http://www2.warwick.ac.uk/fac/soc/law/research/clusters/international/devconf/participants/pape rs/gu_-_dispute_resolution_in _the_south_china_sea.pdf. XVII HALLER-TROST, R., “International Law and the History of the Claims to the Spratly Islands”, American Enterprise Institute, South China Sea Conference, 7-9 september 1994, 10. HAMILTON-HART, N. en MCRAE, D., “Indonesia: Balancing the United States and China, Aiming for Independence”, The United States Studies Centre, Sydney, november 2015, 33p. HAYTON, B., “The importance of evidence: fact, fiction and the South China Sea”, AsiaSent, 11 juni 2015, 1-12, http://www.billhayton.com/wp-content/uploads/2015-AsiaSent-Importance-ofEvidence.pdf. HENG, P.K.,"The 'ASEAN Way’ and regional security cooperation in the South China Sea." Robert Schuman Centre for Advanced Studies Research Paper, 2014/121, 2014. HOLMES, J., “China’s New Normal in the South China Sea”, China-US Focus, 4 juli 2013, http://www.chinausfocus.com/foreign-policy/chinasnew-normal-in-the-south-china-sea/. HSIU, C., “Why “Code of Conduct” failed? China and ASEAN in South China Sea dispute ”, National Chengchi Universtiy, Taipei, Taiwan, WISC, 2011. IKESHIMA, T., “China’s Dashed Line in the South China Sea: Legal Limits and Future Prospects”, Waseda Global Forum No. 10, 2013, 17-50. JINGDONG, Y., “Emerging Maritime rivalry in The South China Sea: Territorial disputes, sea‐lane security, and the pursuit of power”, International Security Research and Outreach Programme ISROP, Centre for International Studies, Sydney, Summer 2012, 41p. JOYNER, C., “The Spratly Islands Dispute in the South China Sea: Problems, Policies, and Prospects for Diplomatic Accommodation, Stimson Center, Washington DC, 53-108, http://www.stimson.org/images/uploads/research-pdfs/cbmapspratly.pdf. KEMLU, “Future direction of Indonesia-China Comprehensive Strategic Partnership”, 2 oktober 2013, http://kemlu.go.id/Documents/RI-RRT/Joint%20Statement%20Comprehensive%20Strategic% 20Partnership.pdf. KOTANI, T., “The Japan-Taiwan Fishery Agreement: Strategic Success, Tactical Failure?”, Asia Maritime Transparency Initiative, 20 oktober 2015, http://amti.csis.org/the-japan-taiwan-fishery-agreementstrategic-success-tactical-failure/. LIANG, X., “High Tensions over Low-Tide Elevations in the South China Sea”, National Bureau of Asian Research, Seattle, januari 2016, 4p., http://www.nbr.org/downloads/pdfs/psa/sa15_ essay_southchinasea_jan2016.pdf. LIU, F-K. en SPANGLER, J., “South China Sea Lawfare: Legal Perspectives and International Responses to the Philippines v. China Arbitration Case”, South China Sea Think Tank, Taiwan Center for Security Studies, januari 2016, 170p., 25, http://www.scstt.org/Publications/South-China-Sea-Lawfare.pdf. MACIKENAITE, V. “The Implications of China’s Fisheries Industry Regulation and Development for the South China Sea Dispute”, Keio University, 2014, 216-236. MCGEE, M., “Joint Development Areas: A Way Forward for Sino-Vietnamese Maritime Cooperation?”, Center for Strategic & International Studies, CSIS Asia Program, 8 december 2015, http://cogitasia.com/joint-development-areas-a-way-forward-for-sino-vietnamese-maritimecooperation. XVIII METELITSA, A. en KUPFER, J., “Oil and Gas Resources and Transit Issues in the South China Sea”, Asia Society Policy Institute, 2014, 6p., http://asiasociety.org/files/SouthChinaSea_OilGas_brief.pdf MIRASOLA, C., “Water Wars: Looming Arbitration Decision Tests Regional Partnerships”, Lawfare Blog, 29 april 2016, https://www.lawfareblog.com/water-wars-looming-arbitration-decision-tests-regionalpartnerships. MIYOSHI, M., “The "Critical Date" of the Takeshima Dispute”, Review of Islands Studies, Information from the Center of Island Studies, 30 januari 2015, 20p., http://islandstudies.oprfinfo.org/research/a00016/. O’ROURKE, R., “Maritime Territorial and Exclusive Economic Zone (EEZ) Disputes Involving China: Issues for Congress”, Congressional Research Service, CRS Report for Congress R42789, 10 december 2012, 73p. PAN, S., “The Nansha Islands: A Chinese Point of View”, Window, Hong Kong, 3 september 1993, 28p. PATTIRADJAWANE, R., “South China Sea Disputes: Sovereignty and Indonesian Foreign Policy”, RSIS Commentary, No. 116, 13 mei 2015, https://www.rsis.edu.sg/wpcontent/uploads/2015/05/CO15116.pdf. PEDROZO, R., “China versus Vietnam: An Analysis of the Competing Claims in the South China Sea”, A CNA Occasional Paper, CNA Analysis & Solutions, August 2014, 132 p., https://www.cna.org/CNA_files/PDF/IOP-2014-U-008433.pdf. PEDROZO, R., “China versus Vietnam: An Analysis of the Competing Claims in the South China Sea.”, CNA Analysis & Solutions, Distribution Unlimited, augustus 2004, 132p. POLING, G., “The South China Sea in Focus. Clarifying the Limits of Maritime Dispute”, Center for Strategic and International Studies, A Report of the CSIS Sumitro Chair for Southeast Asia Studies, Washington, VS, juli 2013, 29. ROACH, A., “A CNA Occasional Paper: Malaysia and Brunei: An Analysis of their Claims in the South China Sea”, CNA Analysis & Solutions, augustus 2014, 44. ROACH, A., “Malaysia and Brunei: An Analysis of their Claims in the South China”, CNA Occasional Paper, South China Sea Research, 25 augustus 2014, 44p., https://seasresearch.files.wordpress.com/2014/08/malaysia-brunei-claims.pdf. ROSEN, M., “Philippine Claims in the South China Sea: A Legal Analysis”, CNA Analysis and Solutions, A CNA Occasional Paper, August 2014, 52p. ROTHWELL, D., “The Arbitration Between the People’s Republic of China and the Philippines over the Dispute in the South China Sea”, Australian National University College of Law Research Paper, No. 1448, 2014, 18p., http://papers.ssrn.com/sol3/ papers.cfm?abstract_id=2557871. SCHOFIELD, C., “Increasingly Contested Waters? Conflicting Maritime Claims in the South China Sea”, University of Wollongong, National Security College, 2013, 9-12. SEVERINO, R., “A Code of Conduct for the South China Sea?”, Pacific Forum CSIS, PacNet 45A, 17 augustus 2012, http://csis.org/files/publication/Pac1245A.pdf. XIX SOUTHERLAND, M., “China’s Island Building in the South China Sea: Damage to the Marine Environment, Implications, and International Law”, U.S.- China Economic and Security Review Commission, Staff Research Report, 12 april 2016, 3, http://origin.www.uscc.gov/sites/default/files/Research/China%27s%20Island%20Building%20in%20 the%20South%20China%20Sea_0.pdf. STOREY, I., “The South China Sea Dispute: How Geopolitics Impedes Dispute Resolution and Conflict Management”, FLACSO-ISA, Buenos Aires, 25 juli 2014, 8. SUBHASH, K., “India-Vietnam Strategic Partnership”, SAAG Paper, N. 177, 2 januari 2001, http://www.southasiaanalysis.org/paper177. SUPRIYANTO, R., “Indonesia’s Natuna Islands: Next Flashpoint in the South China Sea?”, S. Rajaratnam School of International Studies, No. 33, 16 februari 2015, http://www.rsis.edu.sg/rsispublication/rsis/co15033-indonesias-natuna-islands-next-flashpointin-the-south-china-sea/ #.Vi6XLiu3SxU. TATSUMI, Y., “Senkaku Islands/East China Sea Disputes – A Japanese Perspective”, CNA Maritime Asia Project, No.3, 107-125. THAYER, C., “New Commitment to a Code of Conduct in the South China Sea?”, National Bureau of Asian Research, Commentary, 9 oktober 2013, 5p., http://nbr.org/downloads/pdfs/outreach/thayer_commentary_100913.pdf. THAYER, C., “Will the Guidelines to Implement the DOC Lessen Tensions in the South China Sea? An Assessment of Developments Before and After Their Adoption”, 3rd International Workshop on the South China Sea, Hanoi, 3-5 november 2011, 27p. THUY, T.T., “China’s U-shaped Line in the South China Sea: Possible Interpretations, Asserting Activities and Reactions from Outside”, Conference on the Practices of the UNCLOS on the Resolution of South China Sea Disputes”, 3-4 september 2012, Taipei, 1-18. TOMOTAKA, S., “The South China Sea: A View from Japan”, Kiyo Bulletin, No. 7, 2014, 127-141, beschikbaar op http://www.nids.go.jp/english/publication/kiyo/pdf/2014/bulletin_e2014_7.pdf. TONNESON, S., “An International History of the Dispute in the South China Sea”, EAI Working Paper, No. 71, 16 maart 2001, 24p., beschikbaar op http://www.cliostein.com/documents/2001/01%20rep%20eai.pdf. TONNESON, S., “The Paracels: The ‘Other’ South China Sea Dispute”, Paper South China Sea Panel International Studies Association, Hong Kong Convention, 26-28 juli 2001, http://www.cliostein.com/documents/2001/01%20lec%20paracels.pdf. TRIGGS, G., “Maritime Boundary Disputes in the South China Sea: International Legal Issues”, Legal Studies Research Paper, No. 09/37, The University of Sydney, mei 2009, 15p. U.S. Department of State, “Limits of the Seas, Philippines Straight Baselines”, USDOS, Vol.33, 1973. United States Department of State, “Limits in the Seas. China: Maritime Claims in the South China Sea”, U.S. Bureau of Oceans and International Environmental and Scientific Affairs, 2014, No. 143, http://www.state.gov/documents/organization/234936.pdf. XX VAN SONG, P. en TUAN P., “South China Sea disputes: Chinese historical evidence found wanting”, Eurasia Review, 4 september 2014. WHOMERSLEY, C., “Philippines v. China Arbitration Case: The Arbitral Proceedings from the Point of View of UNCLOS and the Tribunal” in F-K. LIU en J. SPANGLER, “South China Sea Lawfare: Legal Perspectives and International Responses to the Philippines v. China Arbitration Case”, South China Sea Think Tank, Taiwan Center for Security Studies, januari 2016, 170p. XIAODON, L., “High Tensions over Low-Tide Elevations in the South China Sea”, National Bureau of Asian Research, januari 2016. XU, B., “South China Sea Tensions”, Council http://www.cfr.org/china/south-china-sea-tensions/p29790. on Foreign Relations, 2014, 4. Actualiteit (alfabetisch) ALEXANDER, D. en SWEENEY, P., “U.S., Chinese warships narrowly avoid collision in South China Sea”, 14 december 2013, http://www.reuters.com/article/us-usa-china-ships-idUSBRE9BC0T520131214. ALEXANDER, D., “China's land reclamation in South China Sea grows: Pentagon report”, Reuters, 21 augustus 2015, http://www.reuters.com/article/us-southchinasea-china-pentagonidUSKCN0QQ0S920150821. Asian News, “China Detains Vietnamese Fishermen in South China Sea”, BBC News, 4 juli 2014, http://www.bbc.com/news/world-asia-28168447. BANYAN, “Force majeure: In the contested waters of the South China Sea, China seems able to do whatever it wants”, The Economist, 24 mei 2014, http://www.economist.com/news/asia/21602726contested-waters-south-china-sea-china-seems-able-do-whatever-it-wants-force . BANYAN, “Joining the Dashes’, The Economist, 4 oktober http://www.economist.com/news/asia/21621844-south-china-seas-littoral-states-will-fightmuseums-archives-and. 2014, BBC NEWS, “China detains Vietnamese fishermen in South China Sea”, BBC News, 4 juli 2014, http://www.bbc.com/news/world-asia-28168447. BBC News, “China 'must stop' land reclamation in South China Sea – Obama”, BBC News, 18 november 2015, http://www.bbc.com/news/world-asia-34853878. BENDER, J.,“Beijing is completely dominating the South China Sea”, Business Insider UK, Londen, 18 februari 2016, http://uk.businessinsider.com/beijing-is-dominating-the-south-china-sea-20162?r=US&IR=T. BLANCHARD, B., “China detains Vietnamese fishermen in disputed water”, Reuters, 22 maart 2012, http://www.reuters.com/article/china-vietnam-idUSL3E8EM3YJ20120322. CHANG, C., “Examining the Flaws of a South China Sea Code of Conduct”, The Diplomat, 20 oktober 2015, http://thediplomat.com/2015/10/examining-the-flaws-of-the-south-china-sea-code-ofconduct/. XXI DEUTSCH, A., “In defeat for Beijing, Hague court to hear South China Sea dispute”, Reuters, 30 oktober 2015, http://www.reuters.com/article/us-philippines-china-arbitration-idUSKCN0SN26320151030. ESPLANADA, J., “DFA: No to joint development with China”, The Philippine Daily Inquirer, 27 februari 2012, http://globalnation.inquirer.net/26857/dfa-no-to-joint-development-with-china. Foreign Ministry of the People’s Republic of China, “Foreign Ministry Spokesman Gives Full Account of Air Collision”, Xinhua, 4 april 2001, http://www.china.org.cn/english/2001/Apr/10070.htm. FRENCH, H.W., “What’s behind Beijing’s drive to control the South China Sea?”, The Guardian, London, 28 juli 2015, http://www.theguardian.com/world/2015/jul/28/whats-behind-beijings-drive-controlsouth-china-sea-hainan. Geng Yansheng, woordvoeder PRC Ministry of Defense, Peking, 30 juli 2010, op Bloomberg News, “China Says Its South China Claims are ‘indisputable’.” Bloomberg Business, 30 juli 2010, http://www.bloomberg.com/news/articles/2010-07-30/china-has-indisputable-sovereignty-in-southchina-sea-defense-aide-says. GHOSH, N., “South China Sea consensus 'shows up Asean fault lines”, The Straits Times, 25 april 2016, http://www.straitstimes.com/asia/se-asia/south-china-sea-consensus-shows-up-asean-fault-lines. GUTTERMAN, S., “Russian courts order activists held over Arctic oil protest”, Reuters, 26 september 2013, http://www.reuters.com/article/us-job-russia-greenpeace-idUSBRE98P0P320130926 HA, V. en HA, K., “Complaint Over Abuse: Vietnamese authorities complain over reports from fishermen of Chinese abuse”, Radio Free Asia, 16 oktober 2009, http://www.rfa.org/english/news/vietnam/fishermenabused-10142009174436.html. HEYDARIAN, R., “The South China Sea Showdown Heads to Court”, The National Interest, 16 juli 2015, http://nationalinterest.org/feature/the-south-china-sea-showdown-heads-court-13344. HOLMES, O., “South China Sea Images reveal impact on coral of Beijing's military bases”, The Guardian, 17 september 2015, http://www.theguardian.com/world/ng-interactive/2015/sep/17/south-chinasea-images-reveal-impact-on-coral-of-beijings-military-bases. HURST, D., “China warns Australia over challenge to South China Sea activities”, The Guardian, 17 februari 2016, http://www.theguardian.com/world/2016/feb/17/australia-to-challenge-china-oversouth-china-sea-activities. HURST, D., HOLMES, O. en MCCURRY, J., “Beijing places missile launchers on disputed South China Sea island”, The Guardian, Tokyo, 17 februari 2016, http://www.theguardian.com/world/2016/feb/17/china-places-missiles-woody-south-china-seaislands. JOHNSON, J., “Beijing missile deployment could lay groundwork for South China Sea ADIZ”, The Japan Times, 18 februari 2016, http://www.japantimes.co.jp/news/2016/02/18/national/beijing-missiledeployment-lay-groundwork-south-china-sea-adiz/#.Vx-ICzB96hd. KHALIK, A. en NURHAYATI, D., “South China Sea guidelines agreed”, The Jakarta Post, 21 juli 2011, http://www.thejakartapost.com/news/2011/07/21/south-china-sea-guidelines-agreed.html. LAGUE, D., "Analysis: China's nine-dashed line in South China Sea”, Reuters, Hong Kong, 25 mei 2012, http://www.reuters.com/article/us-china-sea-boundary-idUSBRE84O07520120525. XXII LAURSEN, W., “China, Vietnam Consider Joint Offshore Development”, The Maritime Executive, 8 april 2015, http://www.maritime-executive.com/article/china-vietnam-consider-joint-offshoredevelopment. MIKS, J., “China, Philippines in Standoff”, The http://thediplomat.com/2012/04/china-philippines-in-standoff/. Diplomat, 11 april 2012, MOSS, T. en WONG, C. H., “Asian Nations Look Beyond Asean to Solve South China Sea Disputes”, The Wall Street Journal, 22 november 2015, http://www.wsj.com/articles/asian-nations-look-beyondasean-to-solve-south-china-sea-disputes-1448171986. NGUYEN. H., WEE, S.L., “Vietnam opposes Chinese fishing ban in disputed sea”, Reuters, Hanoi, 18 mei 2015, http://www.reuters.com/article/us-vietnam-china-fish-idUSKBN0O20PF20150518. PEH, S. H., “China will always ensure freedom of navigation in South China Sea, Xi says.”, South China Morning Post, 7 november 2015, http://www.scmp.com/news/china/diplomacydefence/article/1876508/china-will-always-ensure-freedom-navigation-south-china . PEI, M., “Beijing plays divide and conquer to win in South China Sea”, The National, 17 juli 2012, http://www.thenational.ae/thenationalconversation/comment/beijing-plays-divide-and-conquer-towin-in-south-china-sea. POLLOCK, J., “Will China Implement an Air Defence Identification Zone in the South China Sea?”, The Nato Association of Canada, 15 april 2016, http://natoassociation.ca/will-china-implement-an-airdefence-identification-zone-adiz-in-the-south-china-sea/. POTTER, R., “China’s Dredging Strategy in the South China Sea”, The Strategy Bridge, 24 maart 2016, http://www.thestrategybridge.com/the-bridge/2016/3/25/chinas-dredging-strategy-in-the-southchina-sea. PU, W., “How The Eleven-Dash Line Became a Nine-Dash Line, And Other Stories”, Radio Free Asia, Washington D.C., 16 juli 2015, http://www.rfa.org/english/commentaries/line-07162015121333.html. RAJAGOPALAN, M. en SWEENEY, P., “China warns on South China Sea as U.S., India consider patrols”, Reuters, 11 februari 2016, http://www.reuters.com/article/us-southchinasea-chinaidUSKCN0VK0WQ. Reuters, “South China Sea: Britain says court of arbitration ruling must be binding”, The Guardian, 19 april 2016, http://www.theguardian.com/world/2016/apr/19/south-china-sea-britain-courtarbitration-ruling-binding. RICHARDSON, M., “In Spratlys Crisis, China Offers Joint Development – Again”, The New York Times, 23 juli 1992, http://www.nytimes.com/1992/07/23/news/23iht-asea.html. SHALAL, A., “U.S. says it will not recognize South China Sea exclusion zone”, Reuters, 30 maart 2016, http://www.reuters.com/article/us-southchinasea-philippines-work-idUSKCN0WW1QB. SHU-YUAN, L. en WANG, J., “U.S. report details rich resources in South China Sea”, Focus Taiwan, 9 februari 2009, https://web.archive.org/web/20130213111846/http://focustaiwan.tw/ShowNews/WebNews_Detail. aspx?ID=201302090013&Type=aIPL. XXIII SOLDATKIN, V., “Green activists arrested, shots fired at Russian Arctic rig protest”, Reuters, 18 september, http://www.reuters.com/article/russia-greenpeace-oil-idUSL5N0HE11M20130918. THAI, M., “Who Owns the Paracel Islands: Simmering Tensions in the South China Sea”, The Hypermodern, 23 juli 2009, http://www.thehypermodern.com/2009/07/23/who-owns-the-paracelislands/. THAYER, C., “India and Vietnam Advance Their Strategic Partnership”, The Diplomat, 11 december 2014. http://thediplomat.com/2014/12/india-andvietnam-advance-their-strategic-partnership/. THAYER, C., “The Philippines and Vietnam Forge a Strategic Partnership, The Diplomat, 10 maart 2015, http://thediplomat.com/2015/03/the-philippines-and-vietnam-forge-a-strategic-partnership/. THAYER, C., “USS Cowpens Incident Reveals Strategic Mistrust Between U.S. and China”, The Diplomat, 17 december 2013, http://thediplomat.com/2013/12/uss-cowpens-incident-reveals-strategicmistrust-between-u-s-and-china/. The Economist Intelligence Unit, Global Forecasting Service, “Chinese expansionism prompts a clash of arms in the South China Sea”, The Economist, 19 februari 2016, https://gfs.eiu.com/Article.aspx?articleType=gr&articleid=2858. The Editorial Board, “Tensions Rise in the South China Sea”, The New York Times, New York, 6 april 2016, http://www.nytimes.com/2016/04/07/opinion/tensions-rise-in-the-south-china-sea.html. TIEZZI, S., “The Environmental Cost of China’s South China Sea Construction”, The Diplomat, Tokyo, 18 september 2015, http://thediplomat.com/2015/09/the-environmental-cost-of-chinas-south-chinasea-construction/. TIGLAO R., “The Spratlys: Marcos’ legacy, or curse?”, Philippine Daily Inquirer, 22 juni 2011, http://opinion.inquirer.net/6789/ the-spratlys-marcos%E2%80%99-legacy-or-curse. TWEED. D., “What Do Weak Oil Prices Mean for the South China Sea?”, Bloomberg Businessweek, New York, 20 januari, 2015, http://www.bloomberg.com/news/articles/2015-01-20/all-about-the-baseoil-drop-won-t-stop-china-in-south-china-sea. VALENCIA, M., “A South China Sea code of conduct is still the holy grail of regional diplomacy – and just as likely to be discovered”, South China Morning Post, 15 november 2015, http://www.scmp.com/comment/insight-opinion/article/1878572/south-china-sea-code-conductstill-holy-grail-regional. VAN SANT, S., “Marine Biologists: Artificial Islands Devastating South China Sea Ecosystems”, VOA News, Washington, D.C., 28 januari 2016, http://www.voanews.com/content/south-china-sea-islandbuilding-environmental-damage/3166256.html. WINGFIELD-HAYES, R. “Why are Chinese fishermen destroying coral reefs in the South China Sea?”, BBC News Magazine, London, 15 december 2015, http://www.bbc.com/news/magazine-35106631. WU, S., “The South China Sea Arbitration Case Could Exacerbate Disputes in the South China Sea”, The Diplomat, 27 januari 2016, http://thediplomat.com/2016/01/the-south-china-sea-arbitration-casecould-exacerbate-disputes-in-the-south-china-sea/. XXIV XUEQUAN, M., “China dismisses ADIZ reports, optimistic about South China Sea situation”, Xinhua nieuwsagentschap, 2 februari 2014, http://news.xinhuanet.com/english/china/201402/02/c_126085456.htm. XUEQUEN, M., “Chinese FM: South China Sea disputes could be solved with three ways together”, Xinhua Nieuwsagenstschap, 3 augustus 2013, http://news.xinhuanet.com/english/china/201308/03/c_125110225.htm. YANG, Y., “Border Issues Between Malaysia, Brunei Solved: Official”, Xinhua Nieuwsagentschap, 3 mei 2010, http://english.cri.cn/6966/2010/05/03/1361s567255.htm. YOSHIHARA, T., “War By Other Means: China’s Political Uses of Seapower”, The Diplomat, 26 september 2012, http://thediplomat.com/2012/09/war-by-other-means-chinas-political-uses-ofseapower/1/. 5. Officiële Documenten (chronologisch) Arbitrage-overeenkomst British-Guiana/Venezuela, 2 februari 1897, British and Foreign State Papers, vol. 89, 1897. Treaty of Peace Between the United States and Spain, Paris, 10 december 1898, article 3, beschikbaar op http://avalon.law.yale.edu/19th_century/sp1898.asp. Frans Indo-Chinese Unie, Decree No. 4762-CP, december 12, 1933. Cairo Communiqué, 1 december 1943, Records of the Department of State Relating to World War II, 1939-1945, 740.0011 EUROPEAN WAR 1939/32623. Verklaring van Potsdam, 26 juli 1945, Proclamation Defining Terms for Japanese Surrender , U.S. department of state, the axis in defeat: a collection of documents on american policy toward Germany and Japan, Publication 2423, United States government printing office, Potsdam, 1946, 4-5, 27-28, http://ibiblio.org/hyperwar/Dip/AxisInDefeat/index.html. Mutual Defense Treaty Between the United States and the Republic of the Philippines, General Foreign Policy Series 117, Washington D.C., 30 augustus, 1951. Treaty of Peace with Japan (with two declarations), San Fransisco, 8 september 1951, United Nations Treaty Series, Vol. 136 (1), No. 1832. Declaration of the Government of the Republic of China on Territorial Sea, Beijing, 4 september 1958, N. 517114: 255 Annex 25. UN Secretariat, “Judicial Regime of Historic Waters including Historic Bays”, Document A/CN.4/143, Yearbook of the International Law Commission, Vol. 2, 1962, 1-27. International Law Commission, “Juridical Regime of Historic Waters including Historic Bays”, Yearbook of the International Law Commission, 1962 (2), A/CN.4/143, 27. ASEAN Declaration, Bangkok, 8 August 1967, http://www.asean.org/the-asean-declaration-bangkokdeclaration-bangkok-8-august-1967/. XXV White Paper, Zuid- Vietnam, “White paper on the Hoang Sa and Truong Sa Islands”, Ministry of Foreign Affairs Republic of Vietnam, Saigon, 1975, http://www.scribd.com/doc/56817668/Republic-ofVietnam-s-White-Paper-on-Paracel-and-Spratlys-Islands. Statement betreffende de Territoriale Zee, Aansluitende Zone, en Continentaal Plat uitgebracht door de Socialistische Republiek Vietnam op 12 mei 1977, beschikbaar op http://www.state.gov/documents/organization/58573.pdf. Ministry of Foreign Affairs of the Socialist Republic of Vietnam, “The Hoang Sa and Truong Sa Archipelagoes: Vietnamese Territories”, 1981, 43p., beschikbaar op http://www.southchinaseastudies.org. Declaration on Baseline of Territorial Waters, Hanoi, 12 november 1982, beschikbaar op http://www.un.org/Depts/los/LEGISLATIONANDTREATIES/PDFFILES/VNM_1982_Statement.pdf. VN-Zeerechtverdrag, United Nations Convention on the Law of the Sea, 10 december 1982, United Nations Treaty Series, vol. 1833-1835, 31363. Convention on the Continental Shelf, United Nations Treaty Series, Vol. 499, 311 UNEP, “Action Plan for the Protection and Development of the Marine and Coastal Areas of the East Asian Region,” UNEP Regional Seas Reports and Studies, Vol. 24, 1983, www.cobsea.org/documents/action plan/ActionPlan1983.pdf. Law of the People's Republic of China Concerning the Territorial Sea and the Contiguous Zone, 25 februari 1992, http://www.asianlii.org/cn/legis/cen/laws/lotprocottsatcz739/. ASEAN Declaration on the South China Sea, Manila, 22 juli 1992, http://www.aseansec.org/1196.htm. Taiwan, Policy Guidelines for the South China Sea, Tapei, 1993. United Nations Convention on the Law of the Sea, Montego Bay, 16 november 1994, United Nations Treaty Series Vol. 1833-1835, n° 31363, Participant list; https://treaties.un.org/pages/ ViewDetailsIII.aspx?src=TREATY&mtdsg_no=xxI-6&chapter=21&Temp= mtdsg3&lang=en. Policy Guidelines of the Republic of China, “The South China Sea Policy Guidelines”, in LIN, C., “Taiwan’s South China Sea Policy”, Asian Survey, Vol. 37 (4), 1997, 323-339. Exclusive Economic Zone and Continental Shelf Act, Peking, 26 juni 1998, 3rd Session of the Standing Committee of the Ninth National People’s Congress, http://www.un.org/depts/los/LEGISLATIONANDTREATIES/PDFFILES/ chn_1998_eez_act.pdf. Communiqué Vietnam, “Dispute Regarding the Law on the Exclusive Economic Zone and the Continental Shelf of the People's Republic of China Which Was Passed on 26 June 1998”, UN Law of the Sea Bulletin, Vol. 38, 1998. Law on Marine Environmental Protection, Peking, http://www.china.org.cn/english/government/207462.htm 1999, beschikbaar op Issues with respect to article 4 of Annex II to the Convention, ten-year limit for submissions, SPLOS/183, SPLOS/72, mei 2001, Division for Ocean Affairs and the Law of the Sea, UN, http://www.un.org/depts/los/clcs_new/issues_ten_years.htm. XXVI Declaration on the Conduct of Parties in the South China Sea, Phnom Penh, 4 november 2002, http://www.aseansec.org/13163.htm. Embassy of The People’s Republic of China in the Republic of Indonesia, “Historical Evidence to Support China’s Sovereignty over Nansha Islands”, 21 april 2004, http://www.fmprc.gov.cn/ce/ceindo/eng/rdht/nhwt/t87272.htm. Akkoord tussen de Volksrepubliek China en de Socialistische Republiek Vietnam tot Mariene Grensafbakening van de Territoriale Zeeën, de Exclusieve Economische Zones en de Continentale Platten in de Golf van Tonkin, 25 december 2000, inwerkingtreding op 30 juni 2004, Law of the Sea Bulletin UN, Vol. 56, 137, beschikbaar op https://treaties.un.org/Pages/UNTSOnline.aspx?id=1. Verklaring China, United Nations Division for Ocean Affairs and the Law of the Sea, Declaration by the PRC under Article 298 UNCLOS, 25 augustus 2006, http://www.un.org/depts/los/convention_agreements/convention_declarations.htm#China Upon ratification. Agreement Between the People's Republic of China and the Socialist Republic of Viet Nam on the Delimitation of the Territorial Seas, Exclusive Economic Zones and Continental Shelves of the Two Countries in Beibu Gulf/Bac Bo Gulf, 25 december 2000, Law of the Sea Bulletin, Vol. 63, 2007, 72–74. China, "China Submitted Its Exclusion Declaration According to Article 298 of the UNCLOS." China Oceans Law Review 2007 (1), 2007, 178-178. Republic Act No. 9522, “an Act to amend certain provisions of Republic Act no. 3046, as amended by Republic Act no. 5446, to define the archipelagic baseline of the Philippines and for other purposes”, 10 maart 2009, beschikbaar op http://www.lawphil.net/statutes/repacts/ra2009/ra_9522_2009.html. Joint Press Statement by Leaders on the Occasion of the Working Visit of YAB Dato' Seri Abdullah Haji Ahmad Badawi, Prime Minister of Malaysia, to Brunei Darussalam, 16 maart 2009, http://bn.chineseembassy.org/eng/wlxw/t542877.htm. Joint Submission of Malaysia and Vietnam to the Commission on the Limits of the Continental Shelf, Executive Summary, 6 mei 2009, beschikbaar op de website van de CLCS: www.un.org/Depts/los/clcs new/clcs home.htm. Inzending Vietnam, VieViet Nam Submission to the Commission on the Limits of the Continental Shelf, UN DOALOS, 7 mei 2009, http://www.un.org/depts/los/clcs_new/submissions_ files/submission_vnm_37_2009.htm. Nota China, Notes Verbales, CML/18/2009, New York, 7 mei 2009. Brief People’s Republic of China, Letter to the Secretary-General, New York, CML/17/2009, 7 mei 2009. Brunei Darussalam’s Preliminary Submission concerning Limits of its Conintental Shelf, CLCS Submissions Files, 2009, beschikbaar op http://www.un.org/depts/los/clcs_new/ submissions_files/preliminary/brn2009preliminaryinformation.pdf. Indonesië, Brief aan de Secretaris-Generaal van de VN, Doc. 480/POL-703/VII-10, 8 juli 2010, beschikbaar op www.un.org/los/clcs new/clcs home. Singapore Declaration on the ASEAN Charter, Singapore, 13 juni 2012, 13th ASEAN SUMMIT. XXVII Law of the Sea of Viet Nam, 21 juni 2012, beschikbaar op http://www.un.org/depts/los/ LEGISLATIONANDTREATIES/ STATEFILES/VNM.htm. Inzending People’s Republic of China, Submission of the People’s Republic of China Concerning the Outher Limits of the Continental Shelf beyond 200 Nautical Miles in Part of the East China Sea, 14 december 2012, http://www.un.org/depts/los/clcs_new/ submissions_files/chn63_12/clcs_63 _2012.pdf. Department of the Navy, “Maritime Claims Reference Manual”, DoD 2005-1-M, 2013, http://www.jag.navy.mil/organization/code_10_mcrm.htm. Notification and Statement of Claim on West Philippine Sea, De Filipijnen, 22 januari 2013, http://www.dfa.gov.ph/index.php/newsroom/unclos/216-sfa-statement-on-the-unclos-arbitralproceedings-against-china. Statement of 12 November 1982 by the Government of the Socialist Republic of Viet Nam on the Territorial Sea Baseline of Viet Nam, 28 februari 2013, http://www.un.org/Depts/los/ LEGISLATIONANDTREATIES/ STATEFILES/VNM. htm. Indisch Ministerie van Buitenlandse Zaken, “India-Vietnam Relations”, Indian Ministry of External Affairs, december 2014, beschikbaar op http://www.mea.gov.in/Portal/ForeignRelation/ Vietnam_Dec2014.pdf. Ministerie van Buitelandse Zaken van de Chinese Volksrepubliek, “Position Paper of the Government of the People’s Republic of China on the Matter of Jurisdiction in the South China Sea Arbitration Initiated by the Republic of the Philippines”, 7 december 2014, http://www.fmprc.gov.cn/mfa_eng/zxxx_662805/t1217147.shtml. Statement Socialistische Republiek Vietnam, “Statement of the Ministry of Foreign Affairs of the Socialist Republic of Viet Nam Transmitted to the Arbitral Tribunal in the Proceedings Between the Republic of the Philippines and the People’s Republic of China”, 14 december 2014, Annex 468. Position Paper van China, “Position Paper of the Government of the People's Republic of China on the Matter of Jurisdiction in the South China Sea Arbitration Initiated by the Republic of the Philippines", China Oceans Law Review, Vol. 2015 (1), 2015, 538-566. Conclusies voor de CLCS, Submissions, through the Secretary-General of the United Nations, to the Commission on the Limits of the Continental Shelf, pursuant to article 76, paragraph 8, of the United Nations Convention on the Law of the Sea of 10 December 1982, Division for Ocean Affairs and the Law of the Sea, UN, april 2016, http://www.un.org/Depts/los/clcs_new/commission_submissions .htm. 6. Rechtspraak (chronologisch) PHA, Island of Palmas, Nederland/VS, 4 april 1928, Hague Court Reports 1928, volume II. IGH, Fisheries, United Kingdom v. Norway, The Anglo-Norwegian Fisheries Case, ICJ Reports 1951. IGH, Fisheries, United Kingdom v. Norway, The Anglo-Norwegian Fisheries Case, ICJ Judgment 18 December 1951. XXVIII U.S. Supreme Court, United States v Alaska, N. 73-1888, 422 US 184, 14 ILM 1015, 23 juni 1975, United States, Supreme Court. IGH, Western Sahara, Advisory Opinion 16 oktober 1975, ICJ Reports 12, 1975IGH, Tunesia/Libyan Arab Jamahiriya, ICJ Reports, 1982. IGH, Continental Shelf (Tunisia/Libyan Arab Jamahiriya), International Court of Justice, 24 februari 1982, Summary 1982/2 IGH, Maritime Delimitation in the Area between Greenland and Jan Mayen (Denmark v. Norway), International Court of Justice, ICJ Reports 1993, Judgment 14 juni 1993. PHA, Eritrea v. Yemen, First Stage, Territorial Sovereignty and Scope of the Dispute, 114 ILR 2, 9 oktober 1998. PHA, Eritrea/Yemen, 1998, Award of the Arbitral Tribunal in the First Stage – Territorial Sovereignty and Scope of the Dispute, Eritrea/Yemen – Phase I. PHA, Eritrea/Yemen, Reports on International Arbitral Awards, Vol. 22, 9 oktober 1998, 335. ITLOS, The Southern Bluefin Tuna Cases, Nieuw Zeeland, Australië v. Japan, Request for Provisional Measures, 1999, ILM 38. ITLOS, Southern Bluefin Tuna (Nieuw Zeeland v. Japan; Australië v. Japan), “Provisional Measures”, 27 augustus 1999, ITLOS Reports 1999. ITLOS, The Southern Bluefin Tuna Cases, Nieuw Zeeland, Australië v. Japan, Case No. 3 &4, https://www.itlos.org/cases/list-of-cases/case-no-3-4/. PHA, Southern Bluefin Tuna (Nieuw Zeeland v. Japan; Australië v. Japan), “Award on Jurisdiction and Admissibility”, 4 augustus 2000, Reports of International Arbitral Awards, Vol. 23. PHA, Southern Bluefin Tuna Cases, Nieuw Zeeland, Australië v. Japan, award, 2000. IGH, Sovereignty Over Pulau Ligiton and Pulau Sipadan (Indonesia/Malaysia), Judgment, ICJ Reports, 17 december 2002. IGH, Case Concerning Territorial and Maritime Dispute between Nicaragua and Honduras in the Caribbean Sea (Nicaragua v. Honduras), Judgment, ICJ Reports 2007, 8 oktober 2007, 703. IGH, Sovereignty over Pedra Branca/Pulau BatuPuteh, Middle Rocks and South Ledge (Malaysia/Signapore), Judgment, ICJ Reports 12, 2008. PHA, “Arbitral Tribunal Establishes Rules of Procedure and Initial Timetable”, PCA Press Release, 27 augustus 2013, http://www.pcacases.com/web/sendAttach/227. . PHA, “Arbitration between the Republic of the Philippines and the People’s Republic of China: Arbitral Tribunal Rules of Procedure and Initial Timetable”, PCA Press Release, PCA 101203, Den Haag, 27 augustus 2013. ITLOS, The Arctic Sunrise Arbitration (Nederland v. Rusland), Provisional Measures Order, 22 november 2013, ITLOS Reports 2013, (Annex LA-45). XXIX PHA, “The Arbitral Tribunal Sets Further Proceedings” PCA Press Release, 3 juni 2014, http://www.pcacases.com/230. PHA, The Arctic Sunrise Arbitration (Nederland v. Rusland), Award on Jurisdiction, 26 november 2014, http://www.pcacases.com/web/sendAttach/1325. PHA, “The Arbitral Tribunal Requests Further Written Argument from the Philippines” PCA Press Release, 17 december 2014, http://www.pcacases.com/web/sendAttach/1295. PHA, Chagos Marine Protected Area Arbitration (Mauritius v. United Kingdom), Permanent Court of Arbitration, Case 2011-3, Award 18 March 2015, 217p. PHA, “The Arbitral Tribunal Sets Dates for Hearing on Jurisdiction and Admissibility” PCA Press Release, 22 april 2015, http://www.pcacases.com/web/sendAttach/1298. PHA, The Arctic Sunrise Arbitration (Nederland v. Rusland), “Award on the Merits”, 14 augustus 2015. PHA, The Arctic Sunrise Arbitration (Nederland v. Rusland), “Arbitral Tribunal Renders Award on the Merits”, 24 augustus 2015, PCA Press Release, http://www.pcacases.com/web/sendAttach/1444. PHA, de Filipijnen v. de Chinese Volksrepubliek, Award on Jurisdiction and Admissibility, Zaak n. 201319, 29 oktober 2015, http://www.pcacases.com/web/sendAttach/1506. 7. Overige (alfabetisch) EIA, “South China Sea Energy Report”, U.S. Energy Information Administration, 7 februari 2013, beschikbaar op http://www.eia.gov/beta/international/regions-topics.cfm?RegionTopicID=SCS. GLOBAL SECURITY, “South China Sea oil http://www.globalsecurity.org/military/world/war/spratly-oil.htm. and natural gas”, Hilary Clinton, “The South China Sea,” Press Statement of the Secretary of State, 22 juli 2011, beschikbaar op www.state.gov/secretary/rm/2011/07/168989.htm. PEMSEA, “About PEMSEA”, www.pemsea.org/about-pemsea. The World Factbook, “East & Southeast Asia: Spratly http://www.rodaknet.com/cia_factbook_2014/ geos/print/country/countrypdf_pg.pdf. Islands”, U.S. Department of Energy, “South China Sea Region,” Country Analysis Briefs, 7 februari, 2013, https://www.eia.gov/beta/international/regions-topics.cfm?RegionTopicID=SCS. United States Department of State, “Limits in the Seas. China: Maritime Claims in the South China Sea”, U.S. Bureau of Oceans and International Environmental and Scientific Affairs, 2014, No. 143, http://www.state.gov/documents/organization/234936.pdf. XXX