Chronisch, herhaald suicidaal gedrag bij borderline-patienten Bert van Luyn Brugge, Plenaire middagsessie 1445-1615 Verschillende vormen van (chronisch) suïcidaal gedrag Suicidale Phenotypen 1. reactief, impulsief type (BPS) 2. meer chronisch, depressief affect, niet flucturerend, hoog basis-niveau suïcidaliteit 3. agressief-narcistisch type alle kennen ook een chronisch beloop de borderline stoornis: een nieuw centraal concept ‘ interpersoonlijke hypersensitiviteit’ of ‘interpersoonlijke kwetsbaarheid’ Suïcidaliteit en BPS Verbonden - Indien door ander gesteund idealiserend, afhankelijk, hypergevoelig voor afwijzing Bedreigd - Bij interpersoonlijke stress (separatie, gevoel afwijzing) devaluerend, op zz gerichte boosheid, ambivalent in hulpvragen Alleen - Als de ander zich fysiek of emotioneel terugtrekt dissociatie, achterdocht, impulsiviteit, hulp-afwijzend Wanhoop - Als de ander zich terugtrekt suicidaliteit hoe ziet die kwetsbaarheid eruit? Epistemisch wantrouwen • Mensen hebben vaak negatieve ervaringen meegemaakt, waardoor ze geen vertrouwen meer hebben dat ze iets kunnen leren van de ander ‘Kan ik je wel geloven?’ ‘Ken jij mij wel echt?’ (‘Muurtje’, geen klik, niet bereiken) • Nieuwe kennis / ervaringen dringen niet door; complimenten bereiken de persoon niet (‘ ze zijn toch niet gemeend’) • Waardoor er niets verandert • Het probleem is niet altijd dat er geen ‘goede’ omgeving is, wel dat de borderline persoon er zich niet voor durft open te stellen. Kwetsbaarheid vervolg – Moeilijk ‘afgrenzen’ (weinig ‘filter’) – Erg gevoelig voor verlating / verlies – Moeilijk kunnen afstemmen op anderen – Erg gericht op externe cues Blikken, zuchten, houdingen; invullen van gedachten ‘vage’ emoties als negatief invullen Onvermogen te mentaliseren, vooral onder stress Mentaliseren het vermogen je eigen gedachten, gevoelens en gedrag te herkennen en volgen het vermogen te begrijpen dat ook anderen dingen doen vanuit emoties, wensen, angsten, behoeften, etc. in staat zijn te denken over denken, gevoelens en gedrag in staat zijn te voelen over denken, gevoelens en gedrag het gaat om de relatie van de persoon naar zijn eigen gedrag en gevoel Denken en voelen, en er meteen weer even afstand van nemen Zorgt ervoor dat wij anderen en onszelf kunnen begrijpen. Pré-mentaliserings- modi •Psychisch equivalente modus • Teleologische modus • Alsof-modus Psychische equivalentie modus (extern) “Wat ik voel is waar” • Concreet begrijpen (ik voel dat, dus het is zo) • Extreem rigide gedachtegangen • Gedachten van anderen kunnen lezen, ‘weten’ hoe ze zijn, etc. Geen ruimte voor alternatieve zienswijzen Psychische equivalentie modus (intern) • Negatieve cognities over zichzelf worden als té waar beleefd • Interne ervaringen kunnen angstaanjagend zijn (flashbacks) • Wantrouwen en vijandigheid zijn vaak het overheersende affect teleologische modus “Wat ik zie, is werkelijkheid” • Het begrijpen van de acties van anderen is gebaseerd op fysieke effecten • Effect van gedrag van de ander = diens bedoeling vb. Struikelen over been = de ander wilde mij pijn doen Alsof modus/pretend mode • De interne wereld is losgekoppeld van de externe wereld • Gekoppeld aan leegheid, betekenisloosheid en dissociatie • Eindeloos en inconsequent gepraat over gedachten en gevoelens; betekenisloos Cognitieve vervormingen: JACOB(A) • Jumping to conclusions (Overhaast conclusies trekken) • Attributing to self (Persoonlijk maken) • Catastrophizing (Rampdenken) • Overgeneralizing (Overgeneraliseren) • Black –White thinking (Twee-richting denken) Helpen mentaliseren: Interventiespectrum 1. Steunend en empathisch reageren Verduidelijken, uitwerken en uitdagen 2. Focus op en (helpen) benoemen van belangrijke affect 3. Mentaliseren in/van de relatie Gerangschikt naar complexiteit, diepte en emotionele intensiteit Houding Steun via mentaliseren en valideren Wees betrouwbaar en consistent Wees actief, ontvankelijk en nieuwsgierig Heb realistische verwachtingen Richt je op situaties uit het leven, werk/relaties Noodzaak teamwork en communicatie Straal hoop en optimisme uit Daag passiviteit, vermijding en stiltes uit Hecht grote waarde aan werk Verwacht verandering Wees oplossingsgericht Gespreks-principes • Toon interesse en betrokkenheid ‘Ik wil weten hoe het voor jou is’ • Wees nieuwsgierig en onderzoekend Stel vragen naar gebeurtenissen en beleving en daarbij • naar gevoelens en gedachtes • naar eigen ervaring en ervaring van anderen • Geef terug hoe je iets begrijpt en check: ‘Begrijp ik het goed dat...? • Valideer de last • Druk verwondering uit ‘Ik snap toch niet goed hoe je tot die conclusie kwam...’ Basishouding, wat niet? • Wetend ‘Je bent boos, dat zie ik aan je gezicht ‘ • Betuttelend, te zorgend • Confronterend (zonder eerst begrepen te hebben) • Passief, reactief • Invaliderend ‘Hoe jij het voelt, klopt niet. Je overdrijft echt.’ • In actie schieten (vb meteen medicatie voorschrijven in crisis) • Hoop verliezen, onmachtig worden (overleg dan zeker met collega’s)