Examencommissie Professor dr. O. Bruni Center for Pediatric Sleep Disorders Dept. Developmental Neurology and Psychiatry University of Rome “La Sapienza” Professor dr. G. Loots Vakgroep Orthopsychologie Vrije Universiteit Brussel Professor dr. I. Ponjaert-Kristoffersen Vakgroep Ontwikkelings- en Levenslooppsychologie Vrije Universiteit Brussel Professor dr. P. Van Reempts Diensthoofd Intensieve Neonatologie Universiteit Antwerpen – Universitair Ziekenhuis Antwerpen Professor dr. L. Wiggs Department of Psychology Oxford Brookes University FACULTEIT VOOR PSYCHOLOGIE EN EDUCATIEWETENSCHAPPEN Openbare verdediging tot het bekomen van de academische graad van DOCTOR IN DE PSYCHOLOGISCHE WETENSCHAPPEN door Karen SPRUYT donderdag 14 juli 2005 om 18 uur in de promotiezaal gebouw D Campus Oefenplein – Pleinlaan 2 – 1050 Brussel Titel Pediatric Sleep Problems A Contribution to their Identification and Relationship with Daytime Behavior Promotor Professor dr. R. Cluydts Vakgroep Cognitieve en Biologische Psychologie Slaapproblemen bij het kind. Een bijdrage tot de identificatie en de relatie met het dagelijks gedrag. Slapen is een complexe activiteit van de hersenen geregeld door nauwkeurig werkende mechanismen, die men vooral aantreft in de hersenstam. Doordat hersenstructuren met verschillende snelheden tot ontwikkeling komen wordt de slaapwaaktoestand beschouwd als het product van de rijping van het [1] zenuwstelsel. Zo bijvoorbeeld ontwikkelt de REM-slaap zich reeds in het intra[2] uterine leven, terwijl de neurofysiologische systemen voor de non-REM-slaap zich pas na de geboorte ontwikkelen. Door dit ontwikkelingsaspect worden fenomenologische leeftijdsgerelateerde verschillen in de presentatie, de evaluatie en de behandeling van slaapstoornissen bij het kind onderlijnd. Met de onderzoeken binnen dit doctoraal proefschrift werd getracht meer inzicht te verkrijgen in de slaap en de slaapproblemen van de zuigeling en het schoolgaande kind. De eerste twee studies situeren zich in het domein van de epidemiologie en bestuderen een breed spectrum aan slaapkarakteristieken. Zodoende werd het slaapwaakpatroon van 6 tot 13-jarigen gekwantificeerd en werden de slaapomgeving en de slaapgedragingen bevraagd. De data werd dan aan de hand [3] van Structurele Model Analyse geanalyseerd. Meerbepaald werd de diagnostische classificatie, de interrelatie en de itemsterkte van de bevraagde slaapproblemen en -stoornissen uitvoerig beschreven. Met deze statistische analyse hebben we voor de clinici en de onderzoekers een kader gecreëerd dat een interessante uitvalsbasis vormt bij het benaderen van slaapproblemen en –stoornissen. De volgende stap in de beschrijving van de slaap van het kind is logischerwijze de prevalentie. Maar eveneens relevant zijn de vraagstellingen: wat is de kans dat een slaapprobleem optreedt? En welke factoren, zoals slaapomgeving, leeftijd, e.a. zullen deze kans beïnvloeden? Op de eerste vraagstelling biedt de tweede studie een antwoord doordat de probabiliteit tot het vertonen van slaapproblemen en –stoornissen binnen een ‘gezonde’ schoolgaande populatie werd berekend aan [4]. de hand van loglineaire modellen Het gezamenlijk voorkomen van slaapproblemen bij het kind is hierbij één van de belangrijke conclusies, en zeker in de context van de kinderneuropsychologie waarbij de onderliggende rijping van de hersen-gedragrelatie centraal staat. Bij het beantwoorden van de tweede vraagstelling lag het accent op het slaapgedrag met bijhorende slaapkarakteristieken, zoals bijvoorbeeld de slaapomgeving. De focus op het slaapgedrag, en niet op het waakgedrag, was op zich al een vernieuwende invalshoek. Kortom, deze statistische analyses resulteerden in een kwantificatie van de impact van het slaapwaakpatroon, van de slaapomgeving en van de bestudeerde slaapgedragingen op de probabiliteit tot het al dan niet vertonen van een slaapprobleem/stoornis. De bekomen resultaten leveren dan ook een belangrijke internationale bijdrage. De hersenstam, met bijhorende neurale netwerken, verzorgt naast onder andere het slaapwaakpatroon in belangrijke mate ook de neurale regulatie van de ademhaling. Dit heeft tot gevolg dat problemen met de ademhaling tijdens het slapen, zoals slaap-apneu en wiegendood één van de eerste en meest onderzochte slaapstoornissen vormen. Deze twee problemen maken het onderwerp uit van de derde en de vierde studie in het proefschrift. Bij de groep van kinderen met ademhalingsstoornissen tijdens de slaap worden in de literatuur neuropsychologische (bijvoorbeeld op het cognitieve en gedragsmatige vlak) en medische deficiënties (bijvoorbeeld te grote amandelen of poliepen) vastgesteld. De bevraging van het gedrag tijdens de nacht en de dag, in combinatie met de medische gegevens, in onze populatie van 6 tot 13jarigen, lieten ons toe hun interrelatie te bestuderen bij een selectie van kinderen met ademhalingsproblemen tijdens de slaap. Dankzij deze studie begrijpen we nu beter de complexe relaties tussen slaap en deze bio-gedragsmatige correlaten. In tegenstelling tot andere onderzoeken werden de slaap en de correlaten hier simultaan in beeld gebracht en vervat in een theoretisch en statistisch model via [5]. multi-dimensionele schaaltechnieken Deze studie stipt dan ook de gedragsmatige en medische aandachtspunten, bruikbaar bij de evaluatie van een kind met ademhalingsproblemen tijdens de slaap. Zuigelingen met een risico op wiegendood werden getest op de volgende neuropsychologische ontwikkelingsdomeinen: het mentale en het motorische domein, en het temperament. De cross-sequentiële opzet liet ons toe subtiele ‘neuropsychologische’ deficiënties te suggereren. De resultaten van dit doctoraal onderzoek ondersteunen de methodologische kwaliteit van slaaponderzoek bij het kind en vormen tevens een eerste stap tot een experimenteel paradigma voor het bestuderen van de relatie slaap – gedrag. Kortom, vernieuwende theoretische evenals klinische bevindingen relevant binnen een “jong”, maar groeiend onderzoeksdomein werden geformuleerd. Curriculum Vitae Karen Spruyt behaalde na haar studies aan de Vrije Universiteit Brussel, faculteit Psychologie en Educatiewetenschappen, richting Klinische Psychologie in 1997 een diploma in “Child Neuropsychology” in Nederland. Haar interesse in kinderneuropsychologie en somnopathologie, die ontstond bij het realiseren van haar thesis, werd tijdens deze postacademische opleiding aangewakkerd en verstevigd. Gestimuleerd door Prof. dr. emeritus D.J. Bakker, een voornaam onderzoeker naar dyslexie, en gesteund door de VUB startte zij zodoende een grootschalig onderzoek naar de slaapgewoonten en –stoornissen van baby’s, kleuters en lagereschoolkinderen. 4397 vragenlijsten met meer dan 600 variabelen werden uitgestuurd en peilden naar de relatie slaap - gedrag, gedrag – slaap. Een onverwachte hoge responsgraad van 69.25% betekende een immense verwerkingsopdracht, maar was tevens letterlijk een schat aan informatie…en dit nog voor jaren. Om verregaande statistische analyses toe te laten ging zij zich in 2002 verder bekwamen in de statistiek en behaalde een master in de “Quantitative Analysis for the Social Sciences”. Nooit eerder werd een dergelijk uitvoerig onderzoek opgezet in dit domein. Het was dan ook niet verwonderlijk dat dit slaaponderzoek van in den beginne veel aandacht genoot vanuit zowel de academische wereld, als vanuit de scholen, ouderverenigingen, CLB, e.a.. Karen werd dan ook regelmatig aangezocht voor nationale en internationale lezingen. Nog voor haar proefschrift werd gefinaliseerd en goedgekeurd verschenen haar artikels in gerenommeerde slaaptijdschriften, met de nodige media-aandacht. Van 1998 tot 2002 genoot ze een VUB-OZR doctoraatsbeurs waarbij ze werkzaam was binnen de Vakgroep Cognitieve en Biologische Psychologie. Haar onderzoeksopdracht heeft zij steeds gecombineerd met andere academische werkzaamheden. Zo doceert zij psychologie en statistiek aan de Hogeschool Antwerpen en is zij ondervoorzitster van het Vlaams Forum voor Diagnostiek in de Psychologische en Pedagogische hulpverlening. Ze is tevens actief betrokken bij verschillende verenigingen en projecten in haar vakdomein. Haar passie voor kinderen inspireerde -en zal haar blijven inspireren- om deze wetenschappelijk verzamelde data te vertalen naar ouders en andere betrokken partijen. Dit vak staat -om in de sfeer te blijven- in zijn kinderschoenen. Karens wens is dan ook om blijvend substantieel werk te leveren met maatschappelijke relevantie, dat vele vragen vanuit de praktijk adequaat beantwoordt. [1] Is een fase in de slaap met de volgende kenmerken: snelle oogbewegingen (Rapid Eye Movement), ontspannen spieren, versnelde hartslag en ademhaling, en de hersenactiviteit is in tegenstelling tot de non-REM-slaap nauwelijks te onderscheiden van de hersenactiviteit van de waaktoestand [2] Hierbij valt een geleidelijke vertraging van de hersengolven op waarbij men een opdeling maakt in 4 stadia: sluimer, inslaap, slaap en diepe slaap [3] Structurele Model Analyse (in het Engels Structural Equation Modelling) is een statistische methode die het toelaat ‘causale’ hypothesen te testen die volgen uit psychologische en sociale theorieën. Met behulp van deze techniek is het mogelijk om een groot aantal variabelen in één model op te nemen en alle relaties tussen deelaspecten en eindvariabelen te leggen. [4] Loglineaire modellen drukken de verdeling van het aantal gevallen over de cellen van de kruistabel uit. Loglineaire interactie-effecten verwijzen daarom naar de samenhang tussen die variabelen. Met andere woorden het staat los van de steekproefgrootte. [5] Multidimensionele schaaltechnieken (in het Engels Multi-dimensional Scaling) of met behulp van deze ontvouwingstechniek is het mogelijk de posities van alle variabelen (d.i. punten in de meerdimensionele ruimte) te bepalen vanuit een gegeven patroon van relaties. Met andere woorden de structuur die in de data zit wordt aan de hand van de afstanden tussen de punten uitgedrukt en geïnterpreteerd.