Cursus veldbiologie KNNV Alkmaar - Den Helder Syllabus 2017 Datum les Onderwerp Docent(e) Datum excursie 5 april Strand Wilbert Kerkhof 9 april 12 april Vogels Tom Damm 7 mei 19 april 10 mei 17 mei 24 mei Hydrobiologie Insecten Vleermuizen Planten Jaap Cost Budde Hans Nieuwenhuijsen Jan Boshamer Tineke Dekker 14 mei rond 21 mei 28 mei Inleiding De cursus veldbiologie wordt gegeven door leden van de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV), afdeling regio Alkmaar. De KNNV werd door o.a. Heimans en Thijsse opgericht in 1901 opgericht om de natuurstudie te bevorderen. De afdeling Alkmaar - Den Helder is in 2018 honderd jaar oud. We hopen dat u aan het einde van de cursus uw omgeving met andere ogen beziet en dat u misschien wel besluit zich verder op dit gebied te ontwikkelen door lid te worden van een organisatie die zich inspant om de natuur, zoals wij u die hebben leren kennen, te bestuderen en te beschermen. Inhoud van de syllabus Les 1. Strand Les 2. Vogels Les 3. Hydrobiologie Les 4. Insecten Les 5. Vleermuizen Les 6 Planten 2 Les 1. Strand Het grootste natuurgebied van Nederland is zonder twijfel de Noordzee. In het water en op de bodem vindt een veelheid van dieren een plek om te leven. Hoewel het merendeel van deze natuur onder water verborgen blijft zijn er op het strand toch nog veel soorten en resten van soorten van achtergebleven zeeleven te vinden. In de les over zee en strand wordt een grote verscheidenheid aan onderwerpen in een powerpoint presentatie behandeld. Hard substraat en zacht substraat Hoog water, laag water Ordening 1. schelpen 2. vissen 3. kwallen 4. krabben 5. stekelhuidigen 6. wieren Determineren (practicum gedeelte) braam kompaskwal Hard substraat en zacht substraat. De Nederlandse kust bestaat voor het grootste deel uit zand. De meeste levensvormen in onze zee zijn dan ook aangepast aan die omstandigheid. In deze habitat zijn er meer organismen die zich ingraven dan vastklampers. Bij havenhoofden en met basalt beklede dijken en strekdammen komen juist de soorten van harde ondergronden voor. Het derde milieutype is de waterkolom. Hierin leven vrij levende organismen als plankton, kwallen, inktvissen en vissen. Verschillende levensgemeenschappen worden tijdens de les behandeld. Hoog water, laag water. Onder invloed van de stand van de maan bewegen alle grote watermassa’s op aarde. Dit resulteert in eb- en vloedstromen langs de kusten, ook wel het getij genoemd. Dit getij heeft belangrijke invloed op het voorkomen van kustleven. Sommige soorten verdragen het om regelmatig droog te vallen terwijl andere daar niet tegen bestand zijn. Ook voor het zoeken op het strand is het getij van belang. Zowel op de hoogwaterlijn als langs de laagwaterlijn worden interessante vondsten gedaan. 3 weduweroos Ordening Schelpen Schelpen zijn de uitwendige skeletten van weekdieren. Afgaand op de vorm van de schelp en het weke lichaam kunnen de weekdieren in verschillende klassen onderverdeeld worden. 1. keverslakken 2. (huisjes)slakken 3. olifantstanden 4. tweekleppigen 5. inktvissen Tijdens de les worden belangrijke kenmerken van de verschillende schelpen besproken. eikapsels hondshaai Vissen Enkele van de voorkomende vissen worden besproken, ook eikapsels van roggen en haaien worden behandeld. Kwallen Aan deze holtedieren wordt kort aandacht besteed. De plaats in het dierenrijk, de leefwijze en de trefkans per seizoen komen aan bod. noordzeekrab Krabben Enkele soorten kreeftachtigen zoals krabben, heremietkreeften, zeepokken en eendenmossels worden getoond. Stekelhuidigen Van de zeesterren en zee-egels zijn diverse soorten op het strand te vinden, om welke soorten het gaat en waar en wanneer je ze kunt vinden komt ter sprake. bruine kiekendief Wieren De meeste wieren hebben een harde ondergrond nodig om zich aan te hechten. Als deze veelcellige algen echter losraken bij een storm kunnen ze met de zeestromen over grote afstanden meegevoerd worden en op het strand achterblijven. Enkele van de meer algemene soorten worden behandeld. Determineren (practicum) Met behulp van schelpenzoekkaarten en verschillende veldgidsen gaan de cursisten zelf aan de slag. Van 15 tot 20 soorten schelpen moet de naam gevonden worden en van sommige soorten ook nog extra ecologische informatie opgespoord worden. Dat wat normaal na het strandbezoek gedaan wordt vindt op deze avond dus juist vooraf plaats. 4 Informatie Tijdens de les zullen veel verschillende soorten strandvondsten uitgestald worden. Ook is er een breed scala aan literatuur aanwezig waarmee de cursisten zich tijdens het practicum mee vertrouwd kunnen maken. Verder zijn alle bij de KNNV beschikbare zoekkaarten voor het strand aanwezig. Op de eigen website van de KNNV regio Alkmaar staan alle excursieverslagen van de laatste jaren. Veel extra informatie over en van de strandwerkgroep is te vinden in de digitale nieuwsbrief de Knorhaan op dezelfde website. Op de volgende websites is informatie te vinden over dit onderwerp: www.Nederlandsesoorten.nl www.soortenbank.nl www.anemoon.org www.zeeinzicht.nl www.krabbennet.nl www.natuurinformatie.nl www.getij.nl 5 Les 2. Vogels docent Tom Damm Tel.: 072-5119939 Mail: [email protected] Bij dit thema worden de volgende onderwerpen behandeld: Ordening binnen het dierenrijk Bouwplan van vogels Diversiteit van vogels Levenscyclus Gedrag Determinatie Veldonderzoek Binnen het dierenrijk zijn de gewervelden, gekenmerkt door een inwendig skelet, een bij velen goed bekende groep: we behoren er zelf toe, net als onze trouwe viervoeters, de kikkers of vissen in onze vijver en de alom aanwezige vogels. Na een inleiding over de verschillende klassen binnen de gewervelden wordt dieper ingegaan op de klasse van de vogels, omdat die in onze streken verreweg de meeste soorten omvat, die bovendien relatief gemakkelijk waarneembaar zijn. Ordening De gewervelden die bij ons voorkomen worden onderverdeeld in de klassen in de figuur Ordening. Deze klassen worden in de les globaal behandeld. Bouwplan van vogels Vogels zijn warmbloedig, hebben één paar loopof zwempoten, één paar vleugels, veren en een snavel. De botten zijn hol en daarmee aangepast aan het vliegen. Verder wordt met name ingegaan op zaken die afwijken van die bij andere gewervelden. Rijk Animalia Fylum Chordadieren Subfylum gewervelden Klasse Rondbekken Klasse Kraakbeenvissen Klasse Straalvinnigen Klasse Amfibieen Klasse Zoogdieren Klasse Reptielen Klasse Vogels Diversiteit van vogels Vogels vind je in allerlei soorten en maten, van de zeer kleine kolibries tot en met de Struisvogel. Van stevig uitziende vogels met sterke klauwen en een haaksnavel tot ranke vogels op stelten met een lange dunne snavel. Op basis van dit soort kenmerken zijn de vogels gegroepeerd in orden en families. De bij ons broedende en als doortrekker of wintergast voorkomende vogels behoren tot 21 ordes. De belangrijkste hiervan zullen worden besproken. De cursisten worden geholpen om zelf verschillende ordes en families te herkennen. De groepen die in onze omgeving aangetroffen kunnen worden krijgen hierbij de meeste aandacht. Levenscyclus In het algemeen maken vogels nesten, leggen ze eieren en bebroeden ze die, waarna de jongen óf direct het nest verlaten (nestvlieders) óf op en rond het nest opgroeien tot ze kunnen vliegen (nestblijvers). Daarna trekt een deel van de vogels weg, terwijl een ander deel hier blijft en kluut 6 gezelschap en concurrentie krijgt van vogels uit noordelijker en oostelijker streken. Aan de hand van enkele voorbeelden wordt dit toegelicht. Gedrag In dit onderdeel worden allerlei gedragingen besproken, zoals zang, balts, poetsgedrag, voedselzoeken, rui en (slaap)trek. Binnen de besproken ordes en families vertonen de soorten hierin grote overeenkomsten. Determinatie Terwijl voor het onderscheiden van ordes en families meestal structuurkenmerken bepalend zijn, gaat het binnen de families vaker om verschillen in het verenkleed. Bij zangvogels is het geluid dat ze produceren vaak een handig hulpmiddel, omdat je dat eerder hoort dan dat je de vogel ziet. Tijdens het tweede deel van de avond wordt geprobeerd een aantal soorten te determineren. Veldonderzoek In het veld is een verrekijker eigenlijk onmisbaar en vaak is ook een telescoop een zeer handig hulpmiddel. Daarnaast worden nog enkele andere hulpmiddelen getoond en besproken. rietzanger Literatuur en websites vogelbescherming.nl vogelvisie.nl sovon.nl bruine kiekendief boomklever 7 boomklever Les 3. Hydrobiologie docent: Jaap Cost Budde Hydrobiologie en waterkwaliteit. In de Europese Kaderrichtlijn Water zijn naast de abiotische gegevens, zoals zuurgraad, zuurstofgehalte en voedingsstoffen, ook inventarisaties van flora en fauna in het water van groot belang voor het meten van die waterkwaliteit. In dit gedeelte van de cursus geven we een inleiding over de algemene ecologische processen van water, een (zeer kort) overzicht van welke groepen organismen zich in water bevinden, een praktische methode om waterkwaliteit te meten aan de hand van waterorganismen. En tenslotte geven we een aantal typeringen van water zoals die gebruikt worden bij natuurbeheerders zoals het waterschap en recreatievissers. Ecologie Het voorkomen van verschillende vormen van leven in water is afhankelijk van een aantal ingewikkelde processen. We bekijken twee belangrijke processen die van belang zijn voor leven in een vijver, en de voorwaarden daarvoor. Bacteriën kunnen voedingsstoffen zoals meststoffen ook zonder zuurstof omzetten in bruikbare stoffen voor plantengroei. We merken dat vooral aan de stoffen die daarbij ontstaan: methaangas en zwavelwaterstof (rotte eieren) en een grote hoeveelheid voedselrijk slib. Plantengroei is nodig voor het tweede proces om de kringloop volledig te maken: de fotosynthese. Weinig zonlicht , bijvoorbeeld door troebel water, leidt niet tot een volledig ontwikkeld systeem van producenten en reducenten. “We missen iets”: groene planten, grotere insecten en roofvissen die jagen in helder water. Waterkwaliteit Water kan onder goede omstandigheden zichzelf schoon te maken (zelf reinigend vermogen). Zelfs van giftige stoffen. Behalve zuurstof en zonlicht speelt stroming een belangrijke rol. In poldersloten ontstaat die door bemaling en natuurlijke afwateringen. Ook microstroming door de afwezigheid van waterplanten is een onderschatte factor. Bij vijvers en plassen komt daar ook een stroming bij die ontstaat door dieper kouder water en warmer oppervlaktewater. 8 Soorten waterbewoners. We laten op de zoekkaart een aantal soorten dieren zien. In de les behandelen we een aantal soortgroepen om een idee te geven over de diversiteit van waterleven. Waterplanten: oeverplanten: riet, lisdodde, enz. drijvende waterplanten: gele plomp, Waterlelie, Kroos (6 soorten) enz., ondergedoken waterplanten: kranswieren (8), waterpest (2), fonteinkruid, enz. Fytoplankton: holtedieren, sponzen, poliepen, kwallen, mosdiertjes, bacteriën en algen blauwalgen, groenalgen (flap, waternetje), sieralgen (diatomeeën) Protozoa en Metazoa: flagellaten, wimperdiertjes, sponzen, rotordiertjes, poliepen, radardiertjes, poliepen, watervlooien en mosselkreeftjes Macrofauna : platwormen (8), bloedzuigers (10), borstelwormen (7 groepen; tubifex) , kreeftachtigen en schaaldieren (31, waaronder karperluis en waterpissebed en vlokreeften), watermijten (128, waaronder de rode “spinnetjes”), waterspinnen (1), wantsen (47 soorten o.a. bootsmannetjes, schaatsenrijders), libellen (23), kokerjuffers (49), slijkvliegen, sponsgaasvliegen (4), haften (7), kevers (139), larven van vliegen en muggen en motjes (125), slakken (36; moerasslak, diepslak), tweekleppigen (11 o.a. Zwanenmossel) Gewervelden: vissen en amfibieën (en hun “larven”) Waterkwaliteit meten Het ligt voor de hand om de waterkwaliteit te meten. We kunnen dat bijvoorbeeld doen aan de hand van de levende organismen, de biodiversiteit . We kunnen kijken naar de meest kritische soorten organismen en aan de hand daarvan kijken of een watermilieu een goede kwaliteit heeft. 9 Veel insecten zoals bijvoorbeeld de waterspin maken een luchtbel voor onder water. Hiervoor moet de oppervlakte-spanning van water hoog zijn en dat lukt niet met teveel voedingszouten in het water. Bepaalde kranswiersoorten groeien in een milieu met een specifieke zuurgraad. We gebruiken als praktijkopdracht de methode van Margalef, omdat daarbij geen uitbreide soortenkennis nodig is. Alleen de verhouding tussen het aantal soorten en individuen van een soort is van belang. gerande oeverspin In Noord-Holland voldoet overigens geen enkel water aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water. Alle wateren zijn veel te voedselrijk (eutroof) voor een goede biodiversiteit. Typeringen van water Waterbeheerders delen graag hun watertypen in naar de meest kenmerkende soorten. Dat zijn in Noord-Holland natuurlijk de vissen. Er zijn uiteraard nauwkeuriger indelingen op grond van bijv. stroming en zoutgehalte. 1. Brasem-Karpers type Sloten met traag stromend water en weinig waterplanten, veel anaerobe afbraak en een dikke sliblaag. Brasems woelen de sliblaag om op zoek naar voedsel en de sloten blijven permanent troebel. Ook karpers, die zich met algen voeden, en snoekbaars zijn hier te vinden. 2. Snoek-blankvoorn type Deze sloten hebben wel veel oeverbegroeing zoals riet en ook wel oppervlakteplanten zoals gele plomp maar weinig ondergedoken planten. In de stad is het een heel normaal type. 3. Snoek-Zeelt type Snoek en zeelt zijn zichtjagers en worden gevonden in helder water met veel waterplanten . Literatuur en websites. Steenbergen H.A. red.; Macrofauna atlas van Noord-Holland; Dienst ruimte en groen provincie N-Holland, jan 1993; Drost H., Cuppen H. et. al.; De Waterkevers van Nederland KKNV uitgeverij 1992; Spijkman F., Kranenberg J.; Herkenning zoetwatervissen: Stichting Ravon, 2006; Scheffer M., Cuppen J.; Vijver, Sloot en Plas, Tirionnatuur 2005; Streble L. Rauter; Das Leven in Wassertropfen, Kosmos, 2001; Simons J. ; Bentische zoetwateralgen; KNNV, 2006; Smit H. & Van der Hammen; Atlas van de Nederlandse watermijten, 2000. grote roodoogjuffer 10 Hans Nieuwenhuijsen, met dank aan Wilbert Kerkhof. email: [email protected] Les 4. Insecten Bij het thema Insecten worden de volgende onderwerpen behandeld. Ordening binnen het dierenrijk Bouwplan van een insect Diversiteit binnen de insectenwereld De levenscyclus Ecologie Determinatie Veldonderzoek Binnen het dierenrijk zijn de insecten een zeer omvangrijke groep met een grote diversiteit in vormen en levenswijzen. In het theoretische deel van de les wordt door middel van een powerpoint-presentatie getracht een eerste inzicht in deze materie over te dragen. Het praktische deel houdt in dat de cursist zelf meegebracht materiaal probeert te determineren tot tenminste familie- niveau met behulp van loep en stereo-microscoop. rijk Animalia Bouwplan van een insect Aantal soorten Kop; mond, facetogen, voelsprieten wereldwijd 1.000.000 Nederland Borststuk; (3 delen) drie paar poten, twee paar vleugels Achterlijf; maximaal met elf segmenten, achterlijfsaanhangselen en genitaliën. 80.000 fylum Geleedpotigen klasse Insecten orde Odonata libellen orde Dictioptera kakkerlakken orde Orthoptera sprinkhanen orde Hemiptera wantsen orde Phthiraptera luizen orde Coleoptera kevers orde Neuroptera gaasvliegen orde Siphonaptera vlooien orde Diptera vliegen muggen orde Lepidoptera vlinders orde Hymenopterea mieren, bijen wespen Het bouwplan Insecten hebben drie duidelijk herkenbare onderdelen, de kop, het borststuk en het achterlijf. Bij het bouwplan van de insecten wordt een voorbeeld gegeven van de algemene uiterlijke kenmerken waaraan een volwassen insect dient te voldoen. Hierbij wordt ook nader ingegaan op de functie van de verschillende organen en structuren. Het uitwendige skelet, facetogen, voeding, voortplanting, ademhaling en voortbeweging zijn onderdelen die besproken worden. 11 Ordening Ordening Bij het onderwerp ordening zullen binnen de klasse van de insecten de meest opvallende ordes benoemd en kort besproken worden. Aan de hand van enkele voorbeeldsoorten wordt de plaatsing van insecten binnen het dierenrijk van klasse tot aan soortniveau behandeld. Zo krijgen vlinders, libellen, vliegen, bijen, wespen en sprinkhanen allen hun eigen afgebakende plaatsje in de encyclopedie van het leven. Diversiteit De diversiteit aan verschillende soorten wordt door middel van de powerpoint presentatie verduidelijkt. Bij deze soortenparade komen van een aantal insecten delen van de levenscyclus aan bod. Ook wordt nader ingegaan op het verschil tussen volledige en onvolledige metamorfose bij de verschillende insectenordes. Determinatie Het tweede deel van de avond staat geheel in het teken van de determinatie. Met behulp van laptop, microscopen, veldgidsen en zoekkaarten wordt geprobeerd zelf meegebrachte ongewervelden op naam te brengen. Veldonderzoek In dit lesonderdeel worden vangtechnieken, apparatuur en vangstbenodigdheden getoond en besproken. Vlinderkijker, vangnet, ultrasoondetector en de paraplu-methode worden behandeld. Een korte handleiding voor het verzamelen, prepareren en etiketteren van insecten is voor alle cursisten aanwezig. Literatuur en websites Tijdens de lesavond zijn veel naslagwerken, verspreidingsatlassen, veldgidsen en determinatietabellen aanwezig. Determineren m.b.v. de computer doe je op www.nederlandsesoorten.nl/determineren. Of je load een zoekkaart van EIS down: www.eisnederland/zoekkaarten. Gegevens geef je door aan www.waarneming.nl, daar zie je ook verspreidingskaarten. Meer specifieke sites zijn: www.vlinderstichting.nl www.vlindernet.nl www.libellennet.nl www.microlepidoptera.nl www.wildebijen.nl sprinkhanen - home.hccnet.nl/mp.van.veen sprinkhanen 12 Les 5. Vleermuizen Docent: Jan P.C. Boshamer email: [email protected] Fascinerend leven Vleermuizen zijn de enige actief vliegende zoogdieren. Ze vormen een aparte orde binnen de zoogdieren, te weten de Chiroptera (handvleugeligen). We beperken ons in deze cursus tot de in Europa voorkomende soorten. Al deze vleermuizen leven van insecten; deze voedselkeuze heeft geleid tot een aantal bijzondere aanpassingen om de winterperiode door te komen. Ze houden een lange winterslaap. Rosse vleermuis in een vleermuiskast in het Dijkgatbos (foto: Leon Kelder) Lichaamsbouw Vleermuizen vormen al een oude zoogdiergroep. We weten niet wanneer en hoe het vermogen tot vliegen ontstaan is. De botten van de voorste ledematen zijn sterk verlengd. Tussen de bovenarm, onderarm en vingers zit een dun, zeer flexibel vlies dat we vlieghuid noemen. In tegenstelling tot de vogels is het borstbeen niet sterk ontwikkeld. De Skelet van een vleermuis vergeleken met dat van de mens (foto Rollin Verlinde) schouderbladen daarentegen zijn enorm. Vleermuizen vliegen ‘anders’ dan vogels, maar zeker niet minder goed. De bloedsomloop is aangepast aan het met de kop naar beneden hangen tijdens rust. De achterpoten hebben een mechanisme dat er voor zorgt dat ‘hangen tijdens de rust’ géén energie kost. Echolocatie Vleermuizen zijn zich in de loop van hun evolutie gaan ontwikkelen tot dieren met een nachtelijke leefwijze. Goede ogen zijn dan handig, maar in het pikkedonker heb je zelfs daar niets meer aan. Alle Europese vleermuizen gebruiken daarom een vorm van echolocatie, die zodanig verfijnd is dat ze in het donker tussen de takken van bomen kunnen jagen. Met hun echolocatie kunnen ze hun prooi lokaliseren, herkennen en vangen. Voedsel Vleermuizen zijn uitstekend aangepast om vliegende insecten te vangen. Afhankelijk van de soort worden muggen, langpootmuggen, (nacht) vlinders, sprinkhanen, (loop) kevers gevangen. Verschillende vleermuissoorten bemachtigen hun prooi ook op de grond. De meeste vleermuizen zijn opportunistische jagers, ze pakken wat er voorhanden is in een overigens wél selectief gekozen biotooptype. 13 Voortplanting Doordat vleermuizen tijdens hun winterslaap, maar ook tijdens perioden van schaarste, langdurige regen hun metabolisme op een laag pitje zetten, worden ze voor zulke kleine dieren erg oud. Ringonderzoek heeft bij verschillende soorten leeftijden van ruim boven de dertig jaar aangetoond. Vanwege deze hoge levensverwachting planten vleermuizen zich maar langzaam voort. Meestal wordt er maar één jong geboren, bij migrerende soorten hoogstens twee. Ook bij de voortplanting draait alles om het zo efficiënt mogelijk omgaan met de beschikbare energie; de calorieën verslindende balts en paring vinden meestal in de nazomer plaats. In de maanden augustus, september en oktober is er voedsel in overvloed en is de temperatuur meestal prima. Omdat de draagtijd evengoed maar vier tot vijf weken bedraagt, is er een mooi systeem ontstaan om de jongen tóch in mei / juni geboren te laten worden. Bij het vrouwtje blijven de zaadcellen tijdens de winterslaap opgeslagen en vindt de bevruchting pas plaats als de dieren in het voorjaar weer over voldoende voedsel kunnen beschikken. De jongen worden in een kraamkolonie geboren. Deze kolonie bestaat meestal alleen uit vrouwtjes. Kraamkolonies worden gevonden in holle bomen, maar ook in gebouwen. Jonge vleermuizen drinken totdat ze zelfstandig kunnen jagen bij hun moeder. Bedreiging en bescherming Vleermuizen planten zich langzaam voort. De vrouwelijke dieren zijn voor het werpen van hun jong aangewezen op geconcentreerde kolonies die erg kwetsbaar zijn voor allerlei vormen van verstoring. Omdat ze zich over flinke afstanden kunnen verplaatsen (sommige soorten vertonen migratiegedrag over afstanden van meerdere honderden kilometers) is een adequate bescherming moeilijk te realiseren; winterslaapplaatsen, kolonies, jachtgebieden etc. staan in nauw onderling verband. Na-isolatie van huizen uit de jaren 60 en 70 is voor de verduurzaming van de samenleving wel goed, maar het blijkt funest voor honderden verblijfplaatsen in b.v. spouwmuren. Vooral de toch al gevoelige meervleermuis lijkt hiervan het slachtoffer te worden. De ontwikkeling van windmolenparken langs lijnvormige elementen in het landschap maar ook op zee blijken een nieuwe bedreiging te vormen. Er moet nog veel onderzoek gedaan worden om er achter te komen hoe hier op een goede wijze mee omgegaan kan worden. Momenteel wordt er in de Kop van Noord-Holland veel gewerkt met vleermuiskasten. Verantwoord gebruik van vleermuiskasten levert veel informatie op over verspreiding, ecologie, ook wordt er veel aandacht besteed aan educatie. Veldwerk Omdat vleermuizen vooral ’s nachts actief zijn, is een bat-detector (ultrasoon geluid ontvanger) noodzakelijk. Op internet zijn hiervoor een aantal zeer voordelige voorbeelden te vinden (www.all-about-bats.net) Een sterke (hoofd) lamp strekt tot aanbeveling (www.fenixnederland.nl ) Om verder in te lezen: - Dietz et all. (2011) Vleermuizen, alle soorten van Europa en Noordwest –Afrika, De Fontein / Tirion natuur Utrecht. Websites: - Zoogdiervereniging (www.zoogdiervereniging.nl) - Vleermuiswerkgroep Noord-Holland contactadres ([email protected]) 14 Les 6. Planten Docent: Tineke Dekker e-mail: [email protected] Bij het thema planten worden de volgende onderwerpen behandeld: Indeling Uit welke delen bestaat een plant Enkele plantenfamilies Determinatie Inleiding De omgeving van Alkmaar, met de duinen en het polderland, herbergt een rijke plantengroei. In deze les krijgen de cursisten daar een glimp van te zien. Er wordt geprobeerd meer grip te krijgen op de plantenwereld door inzicht te geven in de indeling in families en in het bestaan van plantengemeenschappen. De cursisten krijgen verder uitleg over floristisch veldonderzoek en gaan zelf aan de slag om planten op naam te brengen. Indeling van de plantenfamilies Carl von Linné (Linnaeus) was één van de eersten die, in het midden van de 18e eeuw, het planten- en dierenrijk ordende. Hij splitste het hogere plantenrijk in tweeën op grond van slechts één kenmerk: planten met verborgen geslachtsorganen en planten met goed waarneembare geslachtsorganen. Eenvoudiger gezegd: planten zonder bloemen (sporenplanten) en planten met bloemen (zaadplanten). Flora In een Flora, zoals de Flora van Heukels, de ‘plantenbijbel’ van Nederland, staan de soorten niet op alfabetische volgorde, maar volgens de meest actuele inzichten over hun afstamming. Het onderzoek naar de plantenstamboom is nog niet afgerond. Door DNA-onderzoek ontstaan nieuwe inzichten over de verwantschap tussen soorten. Plantenfamilies Er wordt stil gestaan bij enkele plantenfamilies: Samengesteldbloemigen (asteraceae of composietenfamilie): 20 tot 25.000 soorten Orchideenfamilie: 20.000 soorten. Vlinderbloemigen: 19.000 soorten. Lipbloemigen: 7.000 soorten 15 Determinatie Een deel van de avond staat in het teken van de determinatie. De cursisten gaan zelf planten op naam brengen. Literatuur en websites R. van der Meijden, 2005. Heukels 'Flora van Nederland, ed. 23. Wolters-Noordhoff, Groningen/Houten; E.J. Weeda et al, Nederlandse Oecologische Flora, wilde planten en hun relaties, deel 1 t/m 5; E.J. Weeda et al, Atlas van de Plantengemeenschappen in Nederland, deel 1 t/m 4, KNNV Uitgeverij; www.floron.nl www.verspreidingsatlas.nl bijenorchis klimopwaterranonkel rode wateraardbei bitterkruidbremraap 16