Cursus veldbiologie KNNV Alkmaar

advertisement
Cursus veldbiologie
KNNV Alkmaar - Den Helder
Syllabus 2017
Datum les
Onderwerp
Docent(e)
Datum excursie
5 april
Strand
Wilbert Kerkhof
9 april
12 april
Vogels
Tom Damm
7 mei
19 april
10 mei
17 mei
24 mei
Hydrobiologie
Insecten
Vleermuizen
Planten
Jaap Cost Budde
Hans Nieuwenhuijsen
Jan Boshamer
Tineke Dekker
14 mei
rond 21 mei
28 mei
Inleiding
De cursus veldbiologie wordt gegeven door leden van de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische
Vereniging (KNNV), afdeling regio Alkmaar. De KNNV werd door o.a. Heimans en Thijsse opgericht in
1901 opgericht om de natuurstudie te bevorderen. De afdeling Alkmaar - Den Helder is in 2018
honderd jaar oud.
We hopen dat u aan het einde van de cursus uw omgeving met andere ogen beziet en dat u
misschien wel besluit zich verder op dit gebied te ontwikkelen door lid te worden van een organisatie
die zich inspant om de natuur, zoals wij u die hebben leren kennen, te bestuderen en te beschermen.
Inhoud van de syllabus
Les 1. Strand
Les 2. Vogels
Les 3. Hydrobiologie
Les 4. Insecten
Les 5. Vleermuizen
Les 6 Planten
2
Les 1. Strand
Het grootste natuurgebied van Nederland is zonder twijfel
de Noordzee. In het water en op de bodem vindt een
veelheid van dieren een plek om te leven. Hoewel het
merendeel van deze natuur onder water verborgen blijft zijn
er op het strand toch nog veel soorten en resten van
soorten van achtergebleven zeeleven te vinden.
In de les over zee en strand wordt een grote
verscheidenheid aan onderwerpen in een powerpoint
presentatie behandeld.
 Hard substraat en zacht substraat
 Hoog water, laag water
 Ordening
1. schelpen
2. vissen
3. kwallen
4. krabben
5. stekelhuidigen
6. wieren
 Determineren (practicum gedeelte)
braam
kompaskwal
Hard substraat en zacht substraat.
 De Nederlandse kust bestaat voor het grootste deel uit zand. De meeste
levensvormen in onze zee zijn dan ook aangepast aan die omstandigheid. In deze
habitat zijn er meer organismen die zich ingraven dan vastklampers.
 Bij havenhoofden en met basalt beklede dijken en strekdammen komen juist de
soorten van harde ondergronden voor.
 Het derde milieutype is de waterkolom. Hierin leven vrij levende organismen als
plankton, kwallen, inktvissen en vissen.
Verschillende levensgemeenschappen worden tijdens de les behandeld.
Hoog water, laag water.
Onder invloed van de stand van de maan bewegen alle
grote watermassa’s op aarde. Dit resulteert in eb- en
vloedstromen langs de kusten, ook wel het getij
genoemd. Dit getij heeft belangrijke invloed op het
voorkomen van kustleven.
Sommige soorten verdragen het om regelmatig droog
te vallen terwijl andere daar niet tegen bestand zijn.
Ook voor het zoeken op het strand is het getij van
belang. Zowel op de hoogwaterlijn als langs de
laagwaterlijn worden interessante vondsten gedaan.
3
weduweroos
Ordening

Schelpen
Schelpen zijn de uitwendige skeletten van
weekdieren. Afgaand op de vorm van de schelp en
het weke lichaam kunnen de weekdieren in
verschillende klassen onderverdeeld worden.
1. keverslakken
2. (huisjes)slakken
3. olifantstanden
4. tweekleppigen
5. inktvissen
Tijdens de les worden belangrijke kenmerken van de
verschillende schelpen besproken.

eikapsels hondshaai
Vissen
Enkele van de voorkomende vissen worden
besproken, ook eikapsels van roggen en haaien
worden behandeld.

Kwallen
Aan deze holtedieren wordt kort aandacht besteed.
De plaats in het dierenrijk, de leefwijze en de
trefkans per seizoen komen aan bod.

noordzeekrab
Krabben
Enkele soorten kreeftachtigen zoals krabben,
heremietkreeften, zeepokken en eendenmossels
worden getoond.

Stekelhuidigen
Van de zeesterren en zee-egels zijn diverse soorten
op het strand te vinden, om welke soorten het gaat
en waar en wanneer je ze kunt vinden komt ter
sprake.

bruine kiekendief
Wieren
De meeste wieren hebben een harde ondergrond nodig om zich aan te hechten. Als deze
veelcellige algen echter losraken bij een storm kunnen ze met de zeestromen over grote
afstanden meegevoerd worden en op het strand achterblijven. Enkele van de meer
algemene soorten worden behandeld.

Determineren (practicum)
Met behulp van schelpenzoekkaarten en verschillende veldgidsen gaan de cursisten zelf aan
de slag. Van 15 tot 20 soorten schelpen moet de naam gevonden worden en van sommige
soorten ook nog extra ecologische informatie opgespoord worden. Dat wat normaal
na het strandbezoek gedaan wordt vindt op deze avond dus juist vooraf plaats.
4
Informatie
 Tijdens de les zullen veel verschillende soorten strandvondsten uitgestald worden.
 Ook is er een breed scala aan literatuur aanwezig waarmee de cursisten zich tijdens
het practicum mee vertrouwd kunnen maken.
 Verder zijn alle bij de KNNV beschikbare zoekkaarten voor het strand aanwezig.
 Op de eigen website van de KNNV regio Alkmaar staan alle excursieverslagen van
de laatste jaren.
 Veel extra informatie over en van de strandwerkgroep is te vinden in de digitale
nieuwsbrief de Knorhaan op dezelfde website.
Op de volgende websites is informatie te vinden over dit
onderwerp:
www.Nederlandsesoorten.nl
www.soortenbank.nl
www.anemoon.org
www.zeeinzicht.nl
www.krabbennet.nl
www.natuurinformatie.nl
www.getij.nl
5
Les 2. Vogels
docent Tom Damm
Tel.: 072-5119939
Mail: [email protected]
Bij dit thema worden de volgende onderwerpen
behandeld:
 Ordening binnen het dierenrijk
 Bouwplan van vogels
 Diversiteit van vogels
 Levenscyclus
 Gedrag
 Determinatie
 Veldonderzoek
Binnen het dierenrijk zijn de gewervelden, gekenmerkt door een inwendig skelet, een bij velen
goed bekende groep: we behoren er zelf toe, net als onze trouwe viervoeters, de kikkers of
vissen in onze vijver en de alom aanwezige vogels. Na een inleiding over de verschillende
klassen binnen de gewervelden wordt dieper ingegaan op de klasse van de vogels, omdat die
in onze streken verreweg de meeste soorten omvat, die bovendien relatief gemakkelijk
waarneembaar zijn.
Ordening
De gewervelden die bij ons voorkomen worden
onderverdeeld in de klassen in de figuur
Ordening. Deze klassen worden in de les globaal
behandeld.
Bouwplan van vogels
Vogels zijn warmbloedig, hebben één paar loopof zwempoten, één paar vleugels, veren en een
snavel. De botten zijn hol en daarmee aangepast
aan het vliegen. Verder wordt met name
ingegaan op zaken die afwijken van die bij
andere gewervelden.
Rijk
Animalia
Fylum
Chordadieren
Subfylum
gewervelden
Klasse
Rondbekken
Klasse
Kraakbeenvissen
Klasse
Straalvinnigen
Klasse
Amfibieen
Klasse
Zoogdieren
Klasse
Reptielen
Klasse
Vogels
Diversiteit van vogels
Vogels vind je in allerlei soorten en maten, van de zeer kleine kolibries tot en met de
Struisvogel. Van stevig uitziende vogels met sterke klauwen en een haaksnavel tot ranke
vogels op stelten met een lange dunne snavel. Op basis van dit soort kenmerken zijn de vogels
gegroepeerd in orden en families. De bij ons broedende en als doortrekker of wintergast
voorkomende vogels behoren tot 21 ordes. De belangrijkste hiervan zullen worden besproken.
De cursisten worden geholpen om zelf verschillende ordes en families te herkennen. De
groepen die in onze omgeving aangetroffen kunnen worden krijgen hierbij de meeste
aandacht.
Levenscyclus
In het algemeen maken vogels nesten, leggen ze eieren
en bebroeden ze die, waarna de jongen óf direct het nest
verlaten (nestvlieders) óf op en rond het nest opgroeien
tot ze kunnen vliegen (nestblijvers). Daarna trekt een deel
van de vogels weg, terwijl een ander deel hier blijft en
kluut
6
gezelschap en concurrentie krijgt van vogels uit
noordelijker en oostelijker streken. Aan de hand van
enkele voorbeelden wordt dit toegelicht.
Gedrag
In dit onderdeel worden allerlei gedragingen besproken,
zoals zang, balts, poetsgedrag, voedselzoeken, rui en
(slaap)trek. Binnen de besproken ordes en families
vertonen de soorten hierin grote overeenkomsten.
Determinatie
Terwijl voor het onderscheiden van ordes en families
meestal structuurkenmerken bepalend zijn, gaat het
binnen de families vaker om verschillen in het verenkleed.
Bij zangvogels is het geluid dat ze produceren vaak een
handig hulpmiddel, omdat je dat eerder hoort dan dat je de
vogel ziet. Tijdens het tweede deel van de avond wordt
geprobeerd een aantal soorten te determineren.
Veldonderzoek
In het veld is een verrekijker eigenlijk onmisbaar en vaak
is ook een telescoop een zeer handig hulpmiddel.
Daarnaast worden nog enkele andere hulpmiddelen
getoond en besproken.
rietzanger
Literatuur en websites
 vogelbescherming.nl
 vogelvisie.nl
 sovon.nl
bruine kiekendief
boomklever
7
boomklever
Les 3. Hydrobiologie
docent: Jaap Cost Budde
Hydrobiologie en waterkwaliteit.
In de Europese Kaderrichtlijn Water zijn naast de abiotische gegevens, zoals zuurgraad,
zuurstofgehalte en voedingsstoffen, ook inventarisaties van flora en fauna in het water van
groot belang voor het meten van die waterkwaliteit. In dit gedeelte van de cursus geven we
een inleiding over de algemene ecologische processen van water, een (zeer kort) overzicht
van welke groepen organismen zich in water bevinden, een praktische methode om
waterkwaliteit te meten aan de hand van waterorganismen. En tenslotte geven we een aantal
typeringen van water zoals die gebruikt worden bij natuurbeheerders zoals het waterschap en
recreatievissers.
Ecologie
Het voorkomen van verschillende vormen van leven in
water is afhankelijk van een aantal
ingewikkelde
processen. We bekijken twee belangrijke processen die
van belang zijn voor leven in een vijver, en de voorwaarden
daarvoor.
Bacteriën kunnen voedingsstoffen zoals meststoffen ook
zonder zuurstof omzetten in bruikbare stoffen voor
plantengroei. We merken dat vooral aan de stoffen die
daarbij ontstaan: methaangas en zwavelwaterstof (rotte
eieren) en een grote hoeveelheid voedselrijk slib.
Plantengroei is nodig voor het tweede proces om de
kringloop volledig te maken: de fotosynthese. Weinig
zonlicht , bijvoorbeeld door troebel water, leidt niet tot een
volledig ontwikkeld systeem van producenten en
reducenten. “We missen iets”: groene planten, grotere
insecten en roofvissen die jagen in helder water.
Waterkwaliteit
Water
kan
onder
goede
omstandigheden zichzelf schoon te
maken (zelf reinigend vermogen).
Zelfs van giftige stoffen. Behalve
zuurstof en zonlicht speelt stroming
een belangrijke rol.
In poldersloten ontstaat die door
bemaling
en
natuurlijke
afwateringen. Ook microstroming
door
de
afwezigheid
van
waterplanten is een onderschatte
factor. Bij vijvers en plassen komt
daar ook een stroming bij die
ontstaat door dieper kouder water
en warmer oppervlaktewater.
8
Soorten waterbewoners.
We laten op de zoekkaart een aantal soorten dieren zien.
In de les behandelen we een aantal soortgroepen om een idee te geven over de diversiteit
van waterleven.
Waterplanten: oeverplanten: riet, lisdodde, enz. drijvende waterplanten: gele plomp,
Waterlelie, Kroos (6 soorten) enz., ondergedoken waterplanten: kranswieren (8), waterpest
(2), fonteinkruid, enz.
Fytoplankton: holtedieren, sponzen, poliepen, kwallen, mosdiertjes, bacteriën en algen
blauwalgen, groenalgen (flap, waternetje), sieralgen (diatomeeën)
Protozoa en Metazoa: flagellaten, wimperdiertjes, sponzen, rotordiertjes, poliepen,
radardiertjes, poliepen, watervlooien en mosselkreeftjes
Macrofauna : platwormen (8), bloedzuigers (10), borstelwormen (7 groepen; tubifex) ,
kreeftachtigen en schaaldieren (31, waaronder karperluis en waterpissebed en vlokreeften),
watermijten (128, waaronder de rode “spinnetjes”), waterspinnen (1), wantsen (47 soorten
o.a. bootsmannetjes, schaatsenrijders), libellen (23), kokerjuffers (49), slijkvliegen,
sponsgaasvliegen (4), haften (7), kevers (139), larven van vliegen en muggen en motjes
(125), slakken (36; moerasslak, diepslak), tweekleppigen (11 o.a. Zwanenmossel)
Gewervelden: vissen en amfibieën (en hun “larven”)
Waterkwaliteit meten
Het ligt voor de hand om de waterkwaliteit te meten. We kunnen dat bijvoorbeeld doen aan
de hand van de levende organismen, de biodiversiteit . We kunnen kijken naar de meest
kritische soorten organismen en aan de hand daarvan kijken of een watermilieu een goede
kwaliteit heeft.
9
Veel insecten zoals bijvoorbeeld de waterspin maken
een luchtbel voor onder water. Hiervoor moet de
oppervlakte-spanning van water hoog zijn en dat lukt
niet met teveel voedingszouten in het water.
Bepaalde kranswiersoorten groeien in een milieu met
een specifieke zuurgraad. We gebruiken als
praktijkopdracht de methode van Margalef, omdat
daarbij geen uitbreide soortenkennis nodig is. Alleen
de verhouding tussen het aantal soorten en individuen
van een soort is van belang.
gerande oeverspin
In Noord-Holland voldoet overigens geen enkel water aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water.
Alle wateren zijn veel te voedselrijk (eutroof) voor een goede biodiversiteit.
Typeringen van water
Waterbeheerders delen graag hun watertypen in naar de meest kenmerkende soorten. Dat
zijn in Noord-Holland natuurlijk de vissen. Er zijn uiteraard nauwkeuriger indelingen op
grond van bijv. stroming en zoutgehalte.
1. Brasem-Karpers type
Sloten met traag stromend water en weinig waterplanten, veel anaerobe afbraak en een
dikke sliblaag. Brasems woelen de sliblaag om op zoek naar voedsel en de sloten blijven
permanent troebel. Ook karpers, die zich met algen voeden, en snoekbaars zijn hier te
vinden.
2. Snoek-blankvoorn type
Deze sloten hebben wel veel oeverbegroeing zoals riet en ook wel oppervlakteplanten zoals
gele plomp maar weinig ondergedoken planten. In de stad is het een heel normaal type.
3. Snoek-Zeelt type
Snoek en zeelt zijn zichtjagers en worden gevonden in helder water met veel waterplanten .
Literatuur en websites.
Steenbergen H.A. red.; Macrofauna atlas van Noord-Holland; Dienst ruimte en groen
provincie N-Holland, jan 1993;
Drost H., Cuppen H. et. al.; De Waterkevers van Nederland KKNV uitgeverij 1992;
Spijkman F., Kranenberg J.; Herkenning zoetwatervissen: Stichting Ravon, 2006;
Scheffer M., Cuppen J.; Vijver, Sloot en Plas, Tirionnatuur 2005;
Streble L. Rauter; Das Leven in Wassertropfen, Kosmos, 2001;
Simons J. ; Bentische zoetwateralgen; KNNV, 2006;
Smit H. & Van der Hammen; Atlas van de Nederlandse watermijten, 2000.
grote roodoogjuffer
10
Hans Nieuwenhuijsen, met dank
aan Wilbert Kerkhof.
email: [email protected]
Les 4. Insecten
Bij het thema Insecten worden de volgende onderwerpen behandeld.







Ordening binnen het dierenrijk
Bouwplan van een insect
Diversiteit binnen de insectenwereld
De levenscyclus
Ecologie
Determinatie
Veldonderzoek
Binnen het dierenrijk zijn de insecten een zeer omvangrijke groep met een grote diversiteit in
vormen en levenswijzen. In het theoretische deel van de les wordt door middel van een
powerpoint-presentatie getracht een eerste inzicht in deze materie over te dragen. Het
praktische deel houdt in dat de cursist zelf meegebracht materiaal probeert te determineren
tot tenminste familie- niveau met behulp van loep en stereo-microscoop.
rijk
Animalia
Bouwplan van een insect
Aantal soorten
Kop;
mond, facetogen,
voelsprieten
wereldwijd 1.000.000
Nederland
Borststuk; (3 delen)
drie paar poten,
twee paar vleugels
Achterlijf;
maximaal met elf
segmenten, achterlijfsaanhangselen en
genitaliën.
80.000
fylum
Geleedpotigen
klasse
Insecten
orde
Odonata
libellen
orde
Dictioptera
kakkerlakken
orde
Orthoptera
sprinkhanen
orde
Hemiptera
wantsen
orde
Phthiraptera
luizen
orde
Coleoptera
kevers
orde
Neuroptera
gaasvliegen
orde
Siphonaptera
vlooien
orde
Diptera
vliegen
muggen
orde
Lepidoptera
vlinders
orde
Hymenopterea
mieren, bijen
wespen
Het bouwplan
Insecten hebben drie duidelijk herkenbare
onderdelen, de kop, het borststuk en het
achterlijf.
Bij het bouwplan van de insecten wordt een
voorbeeld gegeven van de algemene
uiterlijke kenmerken waaraan een volwassen
insect dient te voldoen.
Hierbij wordt ook nader ingegaan op de
functie van de verschillende organen en
structuren.
Het uitwendige skelet, facetogen, voeding,
voortplanting, ademhaling en voortbeweging
zijn onderdelen die besproken worden.
11
Ordening
Ordening
Bij het onderwerp ordening zullen binnen de klasse van de insecten de meest opvallende ordes
benoemd en kort besproken worden.
Aan de hand van enkele voorbeeldsoorten wordt de plaatsing van insecten binnen het
dierenrijk van klasse tot aan soortniveau behandeld.
Zo krijgen vlinders, libellen, vliegen, bijen, wespen en sprinkhanen allen hun eigen
afgebakende plaatsje in de encyclopedie van het leven.
Diversiteit
De diversiteit aan verschillende soorten wordt door
middel van de powerpoint presentatie verduidelijkt.
Bij deze soortenparade komen van een aantal
insecten delen van de levenscyclus aan bod. Ook
wordt nader ingegaan op het verschil tussen
volledige en onvolledige metamorfose bij de
verschillende insectenordes.
Determinatie
Het tweede deel van de avond staat geheel in het teken van de determinatie. Met behulp van
laptop, microscopen, veldgidsen en zoekkaarten wordt geprobeerd zelf meegebrachte
ongewervelden op naam te brengen.
Veldonderzoek
In dit lesonderdeel worden vangtechnieken,
apparatuur en vangstbenodigdheden getoond en
besproken. Vlinderkijker, vangnet, ultrasoondetector
en de paraplu-methode worden behandeld. Een korte
handleiding voor het verzamelen, prepareren en
etiketteren van insecten is voor alle cursisten
aanwezig.
Literatuur en websites
Tijdens de lesavond zijn veel naslagwerken, verspreidingsatlassen, veldgidsen en
determinatietabellen aanwezig. Determineren m.b.v. de computer doe je op
www.nederlandsesoorten.nl/determineren. Of je load een zoekkaart van EIS down: www.eisnederland/zoekkaarten. Gegevens geef je door aan www.waarneming.nl, daar zie je ook
verspreidingskaarten. Meer specifieke sites zijn:
www.vlinderstichting.nl
www.vlindernet.nl
www.libellennet.nl
www.microlepidoptera.nl
www.wildebijen.nl
sprinkhanen - home.hccnet.nl/mp.van.veen sprinkhanen
12
Les 5. Vleermuizen
Docent: Jan P.C. Boshamer email: [email protected]
Fascinerend leven
Vleermuizen zijn de enige actief vliegende zoogdieren. Ze
vormen een aparte orde binnen de zoogdieren, te weten de
Chiroptera (handvleugeligen). We beperken ons in deze
cursus tot de in Europa voorkomende soorten. Al deze
vleermuizen leven van insecten; deze voedselkeuze heeft
geleid tot een aantal bijzondere aanpassingen om de
winterperiode door te komen. Ze houden een lange
winterslaap.
Rosse vleermuis in een vleermuiskast in het
Dijkgatbos (foto: Leon Kelder)
Lichaamsbouw
Vleermuizen vormen al een oude
zoogdiergroep. We
weten
niet
wanneer en hoe het vermogen tot
vliegen ontstaan is. De botten van de
voorste ledematen zijn sterk verlengd.
Tussen de bovenarm, onderarm en
vingers zit een dun, zeer flexibel vlies
dat we vlieghuid noemen. In
tegenstelling tot de vogels is het
borstbeen niet sterk ontwikkeld. De
Skelet van een vleermuis vergeleken met dat van de mens (foto Rollin Verlinde)
schouderbladen daarentegen zijn
enorm. Vleermuizen vliegen ‘anders’
dan vogels, maar zeker niet minder
goed. De bloedsomloop is aangepast aan het met de kop naar beneden hangen tijdens rust.
De achterpoten hebben een mechanisme dat er voor zorgt dat ‘hangen tijdens de rust’ géén
energie kost.
Echolocatie
Vleermuizen zijn zich in de loop van hun evolutie
gaan ontwikkelen tot dieren met een nachtelijke
leefwijze. Goede ogen zijn dan handig, maar in het
pikkedonker heb je zelfs daar niets meer aan. Alle
Europese vleermuizen gebruiken daarom een vorm
van echolocatie, die zodanig verfijnd is dat ze in het
donker tussen de takken van bomen kunnen jagen.
Met hun echolocatie kunnen ze hun prooi lokaliseren,
herkennen en vangen.
Voedsel
Vleermuizen zijn uitstekend aangepast om vliegende insecten te vangen. Afhankelijk van de
soort worden muggen, langpootmuggen, (nacht) vlinders, sprinkhanen, (loop) kevers
gevangen. Verschillende vleermuissoorten bemachtigen hun prooi ook op de grond. De
meeste vleermuizen zijn opportunistische jagers, ze pakken wat er voorhanden is in een
overigens wél selectief gekozen biotooptype.
13
Voortplanting
Doordat vleermuizen tijdens hun winterslaap, maar ook tijdens perioden van schaarste,
langdurige regen hun metabolisme op een laag pitje zetten, worden ze voor zulke kleine dieren
erg oud. Ringonderzoek heeft bij verschillende soorten leeftijden van ruim boven de dertig jaar
aangetoond. Vanwege deze hoge levensverwachting planten vleermuizen zich maar
langzaam voort. Meestal wordt er maar één jong geboren, bij migrerende soorten hoogstens
twee. Ook bij de voortplanting draait alles om het zo efficiënt mogelijk omgaan met de
beschikbare energie; de calorieën verslindende balts en paring vinden meestal in de nazomer
plaats. In de maanden augustus, september en oktober is er voedsel in overvloed en is de
temperatuur meestal prima. Omdat de draagtijd evengoed maar vier tot vijf weken bedraagt,
is er een mooi systeem ontstaan om de jongen tóch in mei / juni geboren te laten worden. Bij
het vrouwtje blijven de zaadcellen tijdens de winterslaap opgeslagen en vindt de bevruchting
pas plaats als de dieren in het voorjaar weer over voldoende voedsel kunnen beschikken.
De jongen worden in een kraamkolonie geboren. Deze kolonie bestaat meestal alleen uit
vrouwtjes. Kraamkolonies worden gevonden in holle bomen, maar ook in gebouwen. Jonge
vleermuizen drinken totdat ze zelfstandig kunnen jagen bij hun moeder.
Bedreiging en bescherming
Vleermuizen planten zich langzaam voort. De vrouwelijke
dieren zijn voor het werpen van hun jong aangewezen op
geconcentreerde kolonies die erg kwetsbaar zijn voor allerlei
vormen van verstoring. Omdat ze zich over flinke afstanden
kunnen
verplaatsen
(sommige
soorten
vertonen
migratiegedrag over afstanden van meerdere honderden
kilometers) is een adequate bescherming moeilijk te realiseren;
winterslaapplaatsen, kolonies, jachtgebieden etc. staan in
nauw onderling verband. Na-isolatie van huizen uit de jaren 60
en 70 is voor de verduurzaming van de samenleving wel goed,
maar het blijkt funest voor honderden verblijfplaatsen in b.v.
spouwmuren. Vooral de toch al gevoelige meervleermuis lijkt
hiervan het slachtoffer te worden.
De ontwikkeling van windmolenparken langs lijnvormige
elementen in het landschap maar ook op zee blijken een
nieuwe bedreiging te vormen. Er moet nog veel onderzoek
gedaan worden om er achter te komen hoe hier op een goede
wijze mee omgegaan kan worden.
Momenteel wordt er in de Kop van Noord-Holland veel gewerkt met vleermuiskasten.
Verantwoord gebruik van vleermuiskasten levert veel informatie op over verspreiding,
ecologie, ook wordt er veel aandacht besteed aan educatie.
Veldwerk
Omdat vleermuizen vooral ’s nachts actief zijn, is een bat-detector (ultrasoon geluid ontvanger)
noodzakelijk. Op internet zijn hiervoor een aantal zeer voordelige voorbeelden te vinden
(www.all-about-bats.net) Een sterke (hoofd) lamp strekt tot aanbeveling (www.fenixnederland.nl )
Om verder in te lezen:
- Dietz et all. (2011) Vleermuizen, alle soorten van Europa en Noordwest –Afrika, De Fontein
/ Tirion natuur Utrecht.
Websites:
- Zoogdiervereniging (www.zoogdiervereniging.nl)
- Vleermuiswerkgroep Noord-Holland contactadres ([email protected])
14
Les 6. Planten
Docent: Tineke Dekker e-mail:
[email protected]
Bij het thema planten worden de volgende onderwerpen
behandeld:
 Indeling
 Uit welke delen bestaat een plant
 Enkele plantenfamilies
 Determinatie
Inleiding
De omgeving van Alkmaar, met de duinen en het polderland,
herbergt een rijke plantengroei. In deze les krijgen de
cursisten daar een glimp van te zien. Er wordt geprobeerd
meer grip te krijgen op de plantenwereld door inzicht te geven
in de indeling in families en in het bestaan van
plantengemeenschappen. De cursisten krijgen verder uitleg
over floristisch veldonderzoek en gaan zelf aan de slag om
planten op naam te brengen.
Indeling van de plantenfamilies
Carl von Linné (Linnaeus) was één van de eersten die, in het
midden van de 18e eeuw, het planten- en dierenrijk ordende.
Hij splitste het hogere plantenrijk in tweeën op grond van
slechts
één
kenmerk:
planten
met
verborgen
geslachtsorganen en planten met goed waarneembare
geslachtsorganen. Eenvoudiger gezegd: planten zonder
bloemen (sporenplanten) en planten met bloemen
(zaadplanten).
Flora
In een Flora, zoals de Flora van Heukels, de ‘plantenbijbel’
van Nederland, staan de soorten niet op alfabetische
volgorde, maar volgens de meest actuele inzichten over hun
afstamming. Het onderzoek naar de plantenstamboom is nog
niet afgerond. Door DNA-onderzoek ontstaan nieuwe
inzichten over de verwantschap tussen soorten.
Plantenfamilies
Er wordt stil gestaan bij enkele plantenfamilies:
 Samengesteldbloemigen (asteraceae of
composietenfamilie): 20 tot 25.000 soorten
 Orchideenfamilie: 20.000 soorten.
 Vlinderbloemigen: 19.000 soorten.
 Lipbloemigen: 7.000 soorten
15
Determinatie
Een deel van de avond staat in het teken van de
determinatie. De cursisten gaan zelf planten op naam
brengen.
Literatuur en websites





R. van der Meijden, 2005. Heukels 'Flora van
Nederland, ed. 23. Wolters-Noordhoff,
Groningen/Houten;
E.J. Weeda et al, Nederlandse Oecologische
Flora, wilde planten en hun relaties, deel 1 t/m 5;
E.J. Weeda et al, Atlas van de
Plantengemeenschappen in Nederland, deel 1 t/m
4, KNNV Uitgeverij;
www.floron.nl
www.verspreidingsatlas.nl
bijenorchis
klimopwaterranonkel
rode wateraardbei
bitterkruidbremraap
16
Download