Tussenbladen voor differentiatie lj 4 tem 6

advertisement
Hoofdrekenen met
natuurlijke getallen
Leerjaar 4
Workshop zWISo - Differentiatie in leerjaar 4 t.e.m. 6 - Leerkrachtendag boekenbeurs 2011
• Veelvouden van 10 < 10 000 delen door 10.
les 10 • loperkaart 1
• Veelvouden van 100 < 10 000 delen door 10 en 100.
• Het quotiënt berekenen van opgaande delingen naar analogie met de tafels.
les 10 • loperkaart 1
1
2
Reken uit en vul in: <, > of =.
630 : 10
_____
350 : 5
640 : 8
_____
560 : 10
210 : 7
_____
160 : 4
160 : 2
_____
240 : 4
6300 : 7
_____
4000 : 5
2000 : 100
_____
450 : 9
4800 : 6
_____
2700 : 9
2100 : 3
_____
1600 : 8
Reken uit. Lees de zin en doorstreep wat fout is.
:3
:4
:5
:2
3200
:8
4500
:6
:9
:1
0
:1
0
:1
00
:1
00
Voor elk deeltal: Hoe groter de deler, hoe kleiner/groter het quotiënt.
Dit blad hoort bij ‘zWISo’ leerjaar 4, zWISo-box
Blok 2
© Uitgeverij Zwijsen.be 2010
3
Reken uit. Kleur het quotiënt en de bijbehorende letter.
2100 : 10
=
_______
3500 : 5
=
_______
4200 : 7
=
_______
1200 : 10
=
_______
630
=
_______
9900 : 100 =
_______
5000 : 100 =
_______
3000 : 6
_______
320
_______
: 9
: 8
=
=
T
N
S
F
K
R
O
4
50
800
210
40
600
5
E
I
A
K
R
J
O
12
120
70
500
700
99
60
Welk land kun je vormen met de gekleurde letters?
________________________________________________
© Uitgeverij Zwijsen.be 2010
Dit blad hoort bij ‘zWISo’ leerjaar 4, zWISo-box
• Veelvouden van 10 < 10 000 delen door 10.
• Het quotiënt berekenen van opgaande delingen naar analogie met de tafels.
les 10 • ladderkaart 1
1
2
Reken uit.
450 : 10 = _______
9000 : 100 = _______
_______ : 100 = 45
_________ : 10 = 90
les 10 • ladderkaart 1
• Veelvouden van 100 < 10 000 delen door 10 en 100.
Telkens 70. Vul in.
420
: _____
_____ :
5
=
=
70
=
630
3
: _____
=
700
: _____
Vul de ontbrekende getallen in. Noteer drie verschillende mogelijkheden.
450 : 9
?
: 6
7200 : 100
Dit blad hoort bij ‘zWISo’ leerjaar 4, zWISo-box
<
600 :
?
Blok 2
© Uitgeverij Zwijsen.be 2010
>
4
Lees de vraagstukken, schrijf de bewerking en reken uit.
Schrijf een antwoordzin.
• Fietsvakantie! De totale afstand is 560 km.
We fietsen zeven dagen.
Hoeveel km per dag rijden we dan gemiddeld?
Bewerking:
_________________________________
Antwoord:
_________________________________
_________________________________
• Elke bus rijdt elke dag dezelfde route.
Bereken hoe ver elke route is. Verbind.
Bus A rijdt in 9 dagen
882 kilometer.
Bus B rijdt in 4 dagen
384 kilometer.
Bus C rijdt in 8 dagen
816 kilometer.
Bus D rijdt in 7 dagen
658 kilometer.
Route 1
Route 2
Route 3
Route 4
Route 5
97 km
98 km
94 km
96 km
102 km
Bewerkingen:
Bus A : ______________________________________________________________
Bus B : ______________________________________________________________
Bus C : ______________________________________________________________
Bus D : ______________________________________________________________
• 150 kg kippenvoer wordt gelijk verdeeld over zes zakken.
Hoeveel is het gewicht van elke zak?
Bewerking:
______________________________________________________________
_______
_________
____
__
____
Antwoord:
______________________________________________________________
© Uitgeverij Zwijsen.be 2010
Dit blad hoort bij ‘zWISo’ leerjaar 4, zWISo-box
zWISo-wijzer 4
Hoofdrekenen: delen
Denk aan volgende stappen:
1. Kijk naar de deler.
Uit de tafels?
nee
30 000
12 000
42 000 : 3 = 10 000 + 4000 = 14 000
ja
quotiënt
Splits het deeltal.
deler
Reken uit.
2. Kijk naar het deeltal.
deeltal
20 000 : 4 = 5000
Vind je 20 000 : 4 moeilijk?
Denk aan
20D : 4 = 5D = 5000
25
x/:
6 • Rekentorens
Bewerkingen
Vervolledig de rekentorens door de ontbrekende getallen in te vullen.
Een rekentoren bestaat uit hokjes en streepjeskaders. De hokjes kunnen
met elkaar verbonden zijn door een booglijn. Een hokje kan ook met een
streepjeskader verbonden zijn door een golflijn.
Lees eerst het stappenplan en los dan de rekentorens op.
Blok 2
Hoofddoel
 Optellingen van de types
D + D, D + H, D + DH, DH + D,
DH + H en DH + DH zonder
en met overschrijding van het
De leerling kan eventueel
gebruik maken van de
suggestie/starttip.
Als tussenstap mag je gerust
ook telkens je som van de
2 getallen op die booglijn
noteren. In het hokje bovenaan
noteer je dan 3 x 40 = 120.
duizendtal maken.
 Aftrekkingen van de types
D - D, D - H, D - DH, DH - D,
DH - H en DH - DH zonder en
met overschrijding van het
duizendtal maken.
 Vermenigvuldigen van de types
T x T en T x TE maken.
 Het quotiënt berekenen van
opgaande delingen van de
vorm DH : E naar analogie met
de tafels.
 Het quotiënt berekenen van
opgaande delingen van de
vorm HTE : E door het deeltal
zinvol te splitsen.
Materiaal
 Stappenplan en voorbeelden
VM p. 2-20 en 2-21
 VM p. 2-22 en 2-23
Organisatie
 De leerlingen werken
individueel.
© Uitgeverij Zwijsen.be 2011
Dit blad hoort bij 'zWISo' leerjaar 4, blok 2, vanaf les 10
2-19
6 • Rekentorens
Blok 2
Stappenplan en voorbeelden
Ontbrekende getallen vind je als volgt:
1. Hokjes die met elkaar verbonden zijn door een booglijn tel je bij elkaar op.
Je hebt dus een hokje links en een hokje rechts en de booglijn ertussen.
2. De som die je hebt gemaakt, vermenigvuldig je met het getal dat in het
streepjeskader staat waarmee het rechterhokje d.m.v. een golflijn verbonden is.
Als het rechterhokje niet met een streepjeskader is verbonden, dan vermenigvuldig
je de som met het getal dat in het streepjeskader staat waarmee het linkerhokje
verbonden is.
3. H
et product plaats je in het hokje dat boven het streepjeskader staat en met
dit streepjeskader verbonden is.
Tip: kijk goed hoe de hokjes verbonden zijn!
Voorbeeld 1:
1. De getallen 15 en 25 zijn verbonden met een booglijn. We tellen deze getallen dus
op: 15 + 25 = 40.
2. Het rechterhokje (dat van getal 25) is verbonden met het streepjeskader waarin
het getal 3 staat. We moeten dus de som 40 vermenigvuldigen met 3.
Dus 3 x 40 = 120.
3. Het getal 120 plaats je in het hokje boven het streepjeskader van getal 3 dat met
dit streepjeskader verbonden is.
Het resultaat ziet er als volgt uit:
Als tussenstap mag je gerust ook
telkens je som van de 2 getallen op
die booglijn noteren. In het hokje
bovenaan noteer je dan 3 x 40 = 120.
120
15
3
25
40
2-20
© Uitgeverij Zwijsen.be 2011
Dit blad hoort bij ‘zWISo’ leerjaar 4, blok 2, vanaf les 10
6 • Rekentorens
Blok 2
Voorbeeld 2:
1. 12 + 13 = 25
2. Het rechterhokje is niet met een streepjeskader verbonden, dus vermenigvuldigen
we 25 met het getal dat in het streepjeskader staat waarmee het linkerhokje
verbonden is. Dus: 4 x 25 = 100.
3. We schrijven 100 in het hokje boven het streepjeskader dat ermee verbonden is.
100
12
4
13
25
Voorbeeld 3:
1. 25 + 19 = 44
2. H
et rechterhokje is met het streepjeskader met het getal 2 in verbonden , dus
vermenigvuldigen we 44 met dat getal. Dus: 2 x 44 = 88.
3. We schrijven 88 in het hokje boven het streepjeskader dat ermee verbonden is.
Het hokje boven het streepjeskader met het getal 6 blijft in dit voorbeeld leeg.
88
25
6
19
2
44
En nu aan jou!
© Uitgeverij Zwijsen.be 2011
Dit blad hoort bij 'zWISo' leerjaar 4, blok 2, vanaf les 10
2-21
6 • Rekentorens
Blok 2
Vervolledig de rekentorens door de ontbrekende getallen in te vullen.
Een rekentoren bestaat uit hokjes en streepjeskaders. De hokjes kunnen met elkaar
verbonden zijn door een booglijn. Een hokje kan ook met een streepjeskader verbonden
zijn door een golflijn.
Lees eerst het stappenplan en los dan de rekentorens op.
360
17
4
34
28
9
728
63
28
8
5
4
2
1
6
6
960
95
11
2-22
© Uitgeverij Zwijsen.be 2011
5
6
7
Dit blad hoort bij ‘zWISo’ leerjaar 4, blok 2, vanaf les 10
6
6 • Rekentorens
Blok 2
42
13
20
3
6
2
12
8100
360
2
5
4
120
12
3
2
© Uitgeverij Zwijsen.be 2011
6
8
3
Dit blad hoort bij 'zWISo' leerjaar 4, blok 2, vanaf les 10
2-23
Download