De Beroepsinlevingsovereenkomst in vraag en antwoord Meer en betere leerwerkplaatsen voor jongeren uit het deeltijds beroepsonderwijs bij publieke werkgevers 1 Woord vooraf Meer leerwerkplaatsen voor jongeren uit het deeltijds beroepssecundair onderwijs (DBSO) is een belangrijk agendapunt binnen het Vlaams onderwijsbeleid. Om de tewerkstellingskansen van de jongeren te verhogen, stelde de Vlaamse Overheid samen met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de Vereniging van Vlaamse Provincies (VVP) een actieplan op om tewerkstelling van jongeren DBSO bij publieke werkgevers te bevorderen en bundelde alle informatie hierover in een vademecum1. Alle documenten zijn terug te vinden op: www.binnenland.vlaanderen.be/regelgeving (omzendbrief 2005/05) en http://www2.vlaanderen.be/personeelsbeleid/stages/ Veel publieke werkgevers en centra deeltijds onderwijs zijn op zoek naar specifieke informatie over het nieuwe instrument voor publieke werkgevers: de beroepsinlevingsovereenkomst (BIO).2 Voor hen is dit vraag-antwoord document bestemd. Het wordt voordurend actueel gehouden en aangevuld wanneer nieuwe informatie beschikbaar is. Merk op dat er heel wat verwarring in gebruik van terminologie bestaat. Wij pleiten voor het gebruik van: - stagiair: leerlingen en studenten die in het kader van hun voltijdse schoolse opleiding een onbetaalde schoolstage volgen - leerwerker: leerling deeltijds beroepsonderwijs die alternerend leert en betaalde werkervaring opdoet In het actieplan en het vademecum gebruik(t)en we zelf de term werkervaringsplaatsen in plaats van leerwerkplaatsen. In de praktijk ontstaat er dan heel wat verwarring met o.a. de Wepcontracten. Uit het onderzoek van Ruelens en Baert lenen we dan ook liever de term leerwerk.3 Deze term benadrukt duidelijk het specifieke alternerende karakter, een ‘permanente’ en voltijdse afwisseling tussen leren (schoolcontext) en werken (arbeidscontext). Leerwerkers worden voor het werkgedeelte gelijkgesteld met werknemers, het arbeidsrecht is gedeeltelijk op hen van toepassing. Stuurgroep stage- en leerwerkplaatsen, juni 2006 1 Actieplan voor meer stage- en werkervaringsplaatsen van 1 juli 2005, een gezamenlijk initiatief van de Vlaamse ministers Vandenbroucke, Keulen en Bourgeois. 2 In de verdere tekst wordt vanaf nu de afkorting BIO gebruikt 3 Werken aan leren: over de kwaliteit van leerwerkprojecten, Ruelens en Baert, onderzoek in het kader van het VIONA-onderzoeksprogramma met ondersteuning van de administratie Werkgelegenheid en het ESF, december 2002. De onderzoekers gebruiken de term wel in een alles overkoepelende betekenis. 2 De beroepsinlevingsovereenkomst (BIO) in vraag en antwoord Waarom een BIO voor publieke werkgevers? Wanneer publieke werkgevers arbeidsrijpe jongeren uit het deeltijds beroepsonderwijs een betaalde leerwerkplaats willen aanbieden kan dit via een beperkt aantal contracten4: 1. De individuele beroepsopleiding (IBO) bij de VDAB Bij dit contract is de werkgever verplicht om de jongere na de opleidingsperiode een contract van onbepaalde duur aan te bieden. 2. Een (klassieke) deeltijdse arbeidsovereenkomst De jongere wordt vergoed volgens de loonbarema’s die gelden voor het reguliere personeel van het bestuur. Voor de werkgever betekent dit: een zwaar financieel kostenplaatje voor een leersituatie spanningen t.o.v. het reguliere personeel Voor de jongere betekent dit: onrealistische loonverwachtingen bij intrede op de arbeidsmarkt Om deze drempels weg te werken wordt het gebruik van de beroepsinlevingsovereenkomst voor publieke werkgevers mogelijk gemaakt: 3. De beroepsinlevingsovereenkomst (BIO) Is een contract naar analogie met het werknemersleercontract (of het industrieel leercontract) bij private werkgevers. De jongere ontvangt gedurende de leerwerkopleiding een leervergoeding. Voor de werkgever is er geen verplichting om de jongere na de opleidingsperiode een arbeidsovereenkomst aan te bieden. Wat is de wettelijke basis voor de BIO? De BIO vindt zijn wettelijke basis in de federale programmawet van 2 augustus 2002 (Hoofdstuk X art. 104 e.v.). Deze artikelen werden omgezet in: Op Vlaams niveau: een decreet en uitvoeringsbesluiten : http://www2.vlaanderen.be/personeelsbeleid/stages/ Op provinciaal en lokaal niveau: de omzendbrief van 2 september 2005 ‘Naar meer en betere stageplaatsen bij de lokale en regionale besturen’ (BA2005/05). Deze omzendbrief is terug te vinden op: www.binnenland.vlaanderen.be/regelgeving/ 4 Brugprojecten gericht op niet arbeidsrijpe jongeren worden hier buiten beschouwing gelaten. Voor een bespreking in detail van deze contracten verwijzen we naar het vademecum ‘stage en werkervaring’ en de website van de dienst beroepsopleiding: www.ond.vlaanderen.be/DBO/ 3 Wat is het toepassingsgebied van de BIO? De BIO is van toepassing op volgende publieke werkgevers: 1. Vlaams niveau: - de departementen en intern verzelfstandigde agentschappen zonder rechtspersoonlijkheid de intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen (kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003) strategische adviesraden (decreet van 18 juli 2003) 2. Provinciaal en lokaal niveau: - provincies gemeenten intergemeentelijke samenwerkingsverbanden OCMW’s OCMW-ziekenhuizen autonome gemeente- en provinciebedrijven De bepalingen in de programmawet sluiten eerder opleidingsactiviteiten dan werkgevers uit. Moet er een schriftelijke overeenkomst opgesteld worden? BIO’s moeten onderscheiden worden van arbeidsovereenkomsten. De jongeren met een BIO hebben geen personeelsrelatie met de werkgever. Een BIO beoogt immers niet het leveren van arbeid in dienst van een werkgever maar wel het verwerven van kennis en vaardigheden door de leerwerker. Het is verplicht om deze overeenkomst schriftelijk vast te leggen. Een voorbeeldcontract is te vinden in het vademecum stage en werkervaring op: www.binnenland.vlaanderen.be/regelgeving/omzendbrieven/PDF/Vademecum-Stage-Werkervaringdec2005.pdf De jongere ontvangt dit contract ten laatste op het moment dat zij/hij begint te werken. Dit contract is een sociaal document, de overeenkomst moet gedurende een termijn van vijf jaar worden bijgehouden. Het niet bewaren van een sociaal document is een inbreuk die strafrechtelijk kan worden gesanctioneerd of kan aanleiding geven tot de betaling van administratieve geldboeten 4 Hoeveel bedraagt de leervergoeding? Het KB van 11 maart 2003 (BS van 18 april 20003) stelt onderstaande minimumvergoeding vast.5 De leervergoeding is afhankelijk van de leeftijd van de jongere die tewerkgesteld wordt. De vergoeding wordt telkens aangepast in de maand volgend op de verjaardag van de jongere. De basis voor berekening is de helft (deeltijdse overeenkomst) van het gewaarborgd minimummaandinkomen op 21 jaar (GMMI). Het GMMI wordt net zoals de overheidslonen en de sociale uitkeringen aangepast aan de index (laatste aanpassing 1 oktober 2006). De volgende indexaanpassing wordt verwacht in oktober 2007 - zie: www.plan.be/nl/projects/indprix/indprix.htm De wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers is van toepassing op deze vergoeding. Bij afwezigheid van de jongere op te presteren werkdagen wordt op de vergoeding de formule voor de berekening van het gedeeltelijke maandloon toegepast die geldt voor de contractanten van de dienst, instelling of entiteit waar de jongere werkt. Ook het vakantiegeld wordt betaald overeenkomstig de regeling die geldt voor de contractanten van de dienst, instelling of entiteit waar de jongere werkt. Contacteer uw sociaal secretariaat voor een exacte berekening van de “loonkost”. Naast deze leervergoeding kan de jongere ook een startbonus ontvangen (zie verder bij het stuk premies waar de werkgever/jongere een beroep op kan doen). Leeftijd 15 jaar 16 jaar 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar 21 jaar en ouder Maximum 50% van het gewaarborgd minimummaandinkomen van 899,03 euro (100%) 50% x 64% = 50% x 70% = 50% x 76% = 50% x 82% = 50% x 88% = 50% x 94% = 50% x 100% = Bruto per maand (niet geïndexeerd bedrag) Bruto per maand (aan index 140,02%) 287,69 314,66 341,63 368,60 395,57 422,54 449,51 402,82 440,59 478,35 516,11 553,88 591,64 629,40 Mag ik als werkgever extra voordelen (woon-werkverkeer, maaltijdcheques,…) toekennen? De werkgever beslist autonoom welke extra voordelen al dan niet aan de leerwerker toegekend worden. 5 Volgende KB’s zijn van toepassing: 11.03.2003. – KB tot vaststelling van de op de beroepsinlevingsovereenkomst toepasselijke minimumvergoeding. 19.08.1998. - KB tot vaststelling van het maximum van de leervergoeding dat van toepassing is op de leerlingen wier leerovereenkomst geregeld wordt door de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst. 5 Moet ik als werkgever RSZ-bijdragen betalen? 1. Tot en met het vierde kwartaal van het jaar dat ze achttien jaar worden, zijn deze jongeren volledig vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen (met uitzondering van de werkgeversbijdrage van 0,05% ter bevordering van initiatieven inzake kinderopvang). 2. Vanaf de leeftijd van 18 jaar is er een beperkte bijdrageplicht, zowel voor de jongere als de werkgever. Voor de jongere wordt dit gecompenseerd via de werkbonus. De werkgever kan – indien de jongere laaggeschoold is – een RSZ-vermindering startbaan krijgen. Meer info: www.onssrszlss.fgov.be of www.onssapl.fgov.be Is een BIO combineerbaar met een startbaanovereenkomst? Vanaf 01 januari van het jaar dat een jongere negentien wordt, kan een werknemer die voldoet aan zijn tewerkstellingsverplichting in het kader van de startbanen, een doelgroepvermindering jonge werknemer (forfaitaire vermindering van € 1.000 of € 400 patronale bijdragen per kwartaal) krijgen voor elke nieuw aangeworven laaggeschoolde jongere met een startbaanovereenkomst. Er dient geen apart document opgemaakt te worden. Een BIO is een startbaanovereenkomst op voorwaarde dat : - de startbaanovereenkomst aangegeven is aan de RSZ(PPO), - de startbaanovereenkomst gesloten is met een geldige startbaankaart. De startbaankaart wordt aangevraagd door de jongere-werkzoekende bij de RVA van zijn woonplaats of door de werkgever bij de RVA binnen de 30 dagen na aanwerving. Voor meer informatie over de startbaanovereenkomst zie: www.slimtewerkstellen.be en www.wga.be (tewerkstellingsmaatregelen) Hoe moet deze BIO worden aangegeven bij de RSZ(PPO)? Een beroepsinlevingsovereenkomst moet aangegeven worden in DIMONA (de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling), en het bestuur moet de werknemer vermelden op de DMFAPPL (de electronische kwartaalaangifte). Een leerling met een BIO moet aangeduid worden met code 5 in de zone 55 (type leerling). www.onssapl.fgov.be/nl/index.htm Moet de leerwerker bedrijfsvoorheffing betalen? Voor het aanslagjaar 2007 (voor inkomsten van 2006) bedraagt het basisbedrag van de belastingvrije som 5.940 euro. Wanneer een jongere op jaarbasis netto meer verdient moet er bedrijfsvoorheffing betaald worden. Gelet op het geringe bedrag van de leervergoeding bij de BIO wordt geen bedrijfsvoorheffing ingehouden. Leerwerkers moeten er wel op gewezen worden dat indien ze over andere onderworpen inkomsten beschikken, waardoor hun samengevoegde inkomsten de belastingvrije som overschrijden, er toch bedrijfsvoorheffing moet betaald worden. Jongeren zijn niet meer fiscaal ten laste van de ouders vanaf 2610 euro netto belastbare bestaansmiddelen. 6 Voor een overzicht zie FOD Financiën - jaarlijkse indexering inzake personenbelasting Samenvattende tabellen http://fiscus.fgov.be/interfaoifnl/Vragen/Indexering/indexering_6.htm Kom ik als werkgever/jongere in aanmerking voor een premie? 1. Wie met de jongere een BIO afsluit voor 1 februari van het desbetreffende schooljaar kan een premie via het Europees Sociaal Fonds (ESF) aanvragen De premie wordt pro rata betaald aan het einde van elk schooljaar en is (degressief) vastgesteld op: – € 1215 voor de eerste jongere; – € 1065 voor de tweede jongere; – € 895 voor de derde jongere; – € 720 voor de vierde jongere; – € 570 voor de vijfde en volgende jongeren. Om aanspraak te kunnen maken op deze premie moeten de werkervaring en de schoolse opleiding op elkaar zijn afgestemd (alternerende karakter). Daartoe dient aan een dergelijke beroepsinlevingsovereenkomst een opleidingsplan toegevoegd te zijn/worden. Hiervoor kan een beroep gedaan worden op het trajectbegeleidingsplan dat bij de andere ESF-subsidiabele contracten (m.n. werknemersleercontracten, deeltijdse arbeidscontracten, VESOFO-contracten en IBO-contracten) gebruikt wordt. Voor de nodige documenten, zie www.ond.vlaanderen.be/dbo of via het centrum deeltijds beroepssecundair onderwijs. Om in aanmerking te komen voor de ESF-premie dient de leerwerker minimaal twee ononderbroken maanden opleiding genoten te hebben en een beroepsinlevingsovereenkomst van minimaal 10 maanden afgesloten te hebben. Om aanspraak te maken op de volledige subsidie dient de leerwerker 12 maanden in opleiding te blijven. Indien dit niet het geval is, gebeurt de berekening pro rata. 2. Het federale generatiepact voorziet vanaf 1 september 2006 een startbonus (voor de jongere) en een stagebonus (voor de werkgever). De startbonus is een financiële tegemoetkoming voor jongeren die tijdens hun deeltijdse leerplicht (de deeltijdse leerplicht eindigt op 30 juni van het jaar waarin de jongere 18 jaar wordt. Indien de jongere geboren is vóór 30 juni, eindigt de deeltijdse leerplicht de dag van de 18de verjaardag) in het kader van een alternerende opleiding de praktijk aanleren of werkervaring opdoen bij een werkgever. Deze bonus bedraagt € 500 bij het beëindigen van het eerste en het tweede opleidingsjaar en € 750 euro bij het beëindigen van het derde opleidingsjaar. De werkgever die die bovengenoemde jongere een praktijkopleiding geeft of tewerkstelt ontvangt een stagebonus. De bedragen van de start- en stagebonus zijn identiek. Meer info en de gedetailleerde procedure en modaliteiten vind je op: http://www.rva.fgov.be De werkgever kan de ESF-premie en de stagebonus met elkaar combineren. 7 Welke sociale bescherming geniet een jongere met een BIO? Een jongere met een BIO is een gelijkgestelde werknemer. Deze jongeren zijn naast de bijzondere bescherming die zij binnen de arbeidswetgeving genieten ook onderworpen aan specifieke bepalingen die voor de BIO gelden. Ziekte- en invaliditeitsverzekering De werkgever betaalt voor ziekte- en invaliditeitsverzekering geen sociale zekerheidsbijdrage. Arbeidsongevallen De arbeidsongevallenverzekering geldt ook voor de leerling: een verzekering moet afgesloten worden (zie verder). Kinderbijslag Het recht op kinderbijslag is onvoorwaardelijk, d.w.z. onafhankelijk van de inkomsten van de leerling, tot 31 augustus van het jaar waarin hij 18 jaar wordt. Na die datum vervalt het recht op kinderbijslag wanneer de maandelijkse inkomsten van de leerling hoger liggen dan € 416,47. Jaarlijkse vakantie Jongeren die werken met een BIO hebben recht op betaald verlof. De wettelijke vakantieregeling voor een deeltijdse werknemer -overeenkomstig de plaats van tewerkstelling - geldt ook voor deze jongeren. Ze hebben geen recht op jeugdvakantie. Voor de betaalde vakantiedagen wordt ook vakantiegeld uitbetaald. Eindejaarspremie Jongeren met een BIO hebben geen recht op een eindejaarspremie. Ziekenfonds Jongeren met een BIO moeten zelf als gerechtigde aansluiten bij een ziekenfonds naar keuze. Voor de wetgeving ziekte- en invaliditeitsverzekering worden zij aanzien als “titularis”. Welke medische onderzoeken moeten er gebeuren en wie betaalt ? Een jongere met een BIO valt net zoals een reguliere werknemer onder de welzijnswetgeving. De werkgever moet voor onthaal zorgen, een risico-analyse opstellen (die meestal reeds aanwezig is) , afspraken maken en eventueel een medisch onderzoek organiseren. Indien een medisch onderzoek noodzakelijk is zal het Fonds voor de Beroepsziekten de kosten van dit onderzoek op zich nemen. Het onderzoek dient te gebeuren door de externe dienst voor preventie en bescherming van de onderwijsinstelling. Wanneer de werkgever beslist om zelf het medisch onderzoek te organiseren, moet hij ook zelf de kosten van dit onderzoek betalen. De wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk is de Belgische basiswet op het vlak van de veiligheid en de gezondheid op het werk. Op de website van de federale overheid is deze wetgeving duidelijk en overzichtelijk beschikbaar. De actuele wetteksten zijn terug te vinden op de website van de FOD Werkgelegenheid Arbeid en Sociaal Overleg: www.meta.fgov.be regelgeving -> welzijn op het werk. Welke verzekeringen moet je als werkgever afsluiten? 8 Het Fonds voor arbeidsongevallen beveelt een arbeidsongevallenverzekering volgens privaat recht aan. Een KB is in de maak waardoor de onderwerping van jongeren met een BIO aan het stelsel van arbeidsongevallen en beroepsziekten zou gelden. Hoeveel dagen en uren per week of maand kan en mag de jongere bij mij werken? De deeltijds leerplichtige jongere mag deeltijds werken voor de tijd die niet besteed wordt aan zijn opleiding. De som van de lesuren en werkuren mag de voltijdse arbeidsduur (38u/week) niet overschrijden. Men spreekt van een alternerende werkervaring als er een inhoudelijke aansluiting is tussen de schoolse opleiding (15 uur- meestal twee volle dagen) en de invulling van de rest van de week (minimaal 18 uur, maximaal 23 uur – meestal drie volle dagen). Op deze overeenkomst zijn de Arbeidswet en de Arbeidstijdwet van toepassing. Wat gebeurt er tijdens de schoolvakanties? Een jongere met een BIO gaat een voltijds engagement aan. In principe zal de jongere tijdens een schoolvakantie (ook in juli en augustus) voltijds werken. In de private sector bestaan hier per sector heel wat afwijkende bepalingen (onbetaald verlof, deeltijds blijven werken). De BIO biedt werkgevers de keuze. Het modelbesluit (bijlage bij de omzendbrief BA2005/05) bepaalt in art. 3 dat de duurtijd van de BIO overeenstemt ‘met de duur van de opleiding in alternerend leren’. Een contract kan dus afgesloten worden van september tot eind juni of van september tot eind augustus. Dit moet in de overeenkomst vastgelegd worden. Bij voltijdse tewerkstelling van de jongere wordt op de leervergoeding de formule voor de berekening van het volledige maandloon toegepast die geldt voor de contractuele personeelsleden van de dienst, instelling of entiteit waar de jongere werkt. De BIO kan zowel door de werkgever als door de jongere éénzijdig beëindigd worden zonder opzeggingstermijn of betaling van verbrekingsvergoeding. Er is aan het contract dus ook geen proeftijd verbonden. Hoe wordt de jongere op de werkvloer begeleid? Leerwerk is pas zinvol wanneer de werkgever de jongere als meer dan een goedkope werkkracht beschouwt. Investeren in een goede begeleiding is voor beide partijen een rendabele investering. Als bijlage bij de BIO dient een trajectbegeleidingsplan (zie voorbeeldcontract in het vademecum) opgenomen te worden. Via dit trajectbegeleidingsplan kunnen de werkgever en het centrum deeltijds onderwijs de jongere efficiënt begeleiden. Inspiratie voor een trajectbegeleidingsplan kan je vinden bij: - Dienst beroepsopleiding: ond.vlaanderen.be/DBO/nl/dbo_publicaties.htm - instrumenten alternerend leren - UNIZO: www.ondernemendeschool.be Wat is de stage- en leerwerk website www.stageforum.be? Vanaf 1 september 2006 is de nieuwe stagedatabank operationeel. Deze website, stageforum genoemd, is een digitaal matchinginstrument tussen jongeren op zoek naar een geschikte 9 onbezoldigde stageplaats (voltijds onderwijs) of een bezoldigde werkervaringsplaats (deeltijds onderwijs). Voor elke leerervaring op de werkplek die deel uitmaakt van een opleidingstraject komen kandidaten en organisaties elkaar via de website www.stageforum.be op het spoor. Op deze website vinden organisaties jongeren die op zoek zijn naar een stage- of leerwerkplaats. Werkgevers of bemiddelaars kunnen vrij zoeken in de databank en kunnen ook zelf stage- of leerwerkplaatsen aanbieden. Jongeren die op zoek zijn naar een stage- of leerwerkplaats kunnen ook grasduinen in de site. De site is gebruiksvriendelijk (type stagiair en postcode intikken) en brengt de stagiair en de stageaanbieder rechtstreeks met elkaar in contact. Waar kan ik meer info over de BIO vinden? Websites www.ond.vlaanderen.be/DBO/nl/dbo_algemeen_wat.htm www.binnenland.vlaanderen.be/regelgeving (omzendbrief 2005/05) http://www2.vlaanderen.be/personeelsbeleid/stages/index.htm Contact: Vlaanderen Karin Behaegel, adjunct van de directeur, Agentschap voor Overheidspersoneel, [email protected], tel. 02-553 59 38 Lokale besturen Kris Dehamers, Sectorconsulent Lokale Besturen, Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, [email protected], tel. 02-211 55 33 10