Samenvatting H123

advertisement
Arm en Rijk vwo
Hoofdstuk 1 Genoeg voor iedereen?
De hoofdvraag van dit hoofdstuk is: wat zijn de kenmerken, oorzaken en
gevolgen van het wereldvoedselvraagstuk?
1.1 Trek of honger: een wereld van verschil
► FAO: 95% van de 850 miljoen ondervoede mensen leven in ontwikkelingslanden.
● Kwantitatieve honger: iemand krijgt langere tijd minder dan 1690 calorieën per dag binnenkrijgt.
■ De meest beruchte hongersnoden hadden vaak politieke oorzaken.
● Kwalitatieve honger: het dagelijkse menu is niet goed genoeg, bijv. te eenzijdig.
● Chronische ondervoeding: iemand krijgt voortdurend te weinig voedsel
■ Ondervoeding leidt tot gebreksziekten en verlies van levens en van welvaart, vaak in een vicieuze cirkel.
► Vooral in Afrika is op veel plekken grote voedselnood.
► Betrouwbare gegevens over ondervoeding zijn lastig verkrijgbaar. De FAO maakt gebruik van de
voedselbalans.
■ Voedselbehoefte verschilt naar sekse, leeftijd, lichaamsgewicht, soort werk, bijzondere omstandigheden.
► De onderzoeksinstrumenten van de FAO zijn goedkoop en snel toepasbaar. Nadelen:
● Alleen op nationaal niveau beschikbaar, vaak onvolledig een onbetrouwbaar, moeilijk te herleiden naar
persoonlijke situaties dus weinig zich op ongelijke verdelingen.
► Sociaal- economische en politieke context heeft invloed op beschikbaarheid van voedsel, stabiliteit in
toegang tot voedsel, toegang tot voedsel.
► Aanbodzijde van voedselafhankelijk van: misoogst door natuur- of milieuramp, vrede en rust, inflatie.
► Andere invloeden op voedselproductie: fysische, ecologische, technologische, politieke, culturele,
economische en demografische factoren.
● VN en Oxfam-Novib: Milleniumdoel 2015 streeft naar halvering van het aantal hongerenden.
1.2 Voedselgewassen in kaart
► Belangrijkste voedselgewassen: granen en aardappelen. Tarwe is belangrijkste voedselgewas voor de
wereldhandel.
► Hoe rijker een land is, hoe meer dierlijke eiwitten in het menu voorkomen. Veel van het veevoer voor
rijke landen wordt verbouwd in de Derde Wereld. Voor de productie van een kilo vlees is tien kilo graan
nodig.
● Veel landen met hoge bevolkingsdruk zijn vegetabilische beschavingen.
● Welvaartsgroei gaat samen met de groei van voedselconsumptie en vraag naar vlees. Hierdoor neemt
de druk op landbouwgronden toe, met gevaar voor landdegradatie.
● De verschillen in vleesconsumptie tussen Noord en Zuid zijn groot.
► Er is een verschil tussen voedselgewassen en handelsgewassen.
► Voordeel van graan: goed te bewaren en te vervoeren. Nadeel: productie kan per jaar flink
schommelen.
►Productiegebieden en consumptiegebieden vallen vaak niet samen. Handel zorgt voor uitwisseling.
● Drie voorwaarden om vervoer tot stand te brengen volgens Ullman: complementariteit tussen regio’s,
transporteerbaarheid, tussenliggende mogelijkheden (maar soms ook tussenliggende hindernissen).
► De theorie van Ullman past goed bij de toenemende mondialisering van het systeem van
voedselproductie. Er is sprake van geglobaliseerde landbouw.
1.3 Globalisering en het wereldvoedselvraagstuk
► Globalisering staat tegenover protectionisme.
► Regionale specialisatie mogelijk op basis van exportlandbouw voor de wereldmarkt.
Geo tweede fase Arm en rijk
vwo
1
● Landen drijven handel dankzij verschillen in productiefactoren en het streven naar schaalvoordelen.
► De productie en handel wordt door de relatieve kostenverschillen bepaald.
● Voorwaarde is gelijke concurrentieverhoudingen. Daarvan is vaak geen sprake.
●Westerse agrarische bedrijven: hoge arbeidsproductiviteit maar vaak afhankelijk van landbouwsubsidies.
● Afrikaanse landen moesten eigen landbouwsubsidies afschaffen. Westerse landen houden ze in stand.
● Sommige landen hanteren hoge invoertarieven.
■ Een berucht voorbeeld is het suikerbeleid van de EU.
■ Onder druk van de WTO wordt het stelsel van landbouwsubsidies afgebouwd.
► Politieke belangen sporen niet met mondiale voedselverdeling.
● Rijke landen zeggen vaak noodhulp toe in ruil voor tegenprestatie, zoals inzet landbouwoverschotten.
● Structurele Aanpassings Programma’s (SAP) voor schuldenlanden onder leiding van IMF en
Wereldbank.
● Slecht landelijk beleid kan in zwakke staten het platteland in diepe ellende storten.
► Ook voorbeelden van vooruitgang zoals in Azië.
● Positief is ook aandacht van FAO, WHO en andere NGO’s, kerken, actiegroepen en hulporganisaties.
● In 2005 is een deel van de schuldenlast van groot aantal landen kwijtgescholden.
● Ook richt het beleid zich steeds meer op Pro Poor Growth-beleid.
● In de ‘tijgerlanden’ is er dankzij landbouwsteun nu een gezonde landbouw.
● Ook in India verdween de structurele honger grotendeels.
► Door vrijhandel is beschermen van eigen boerenstand lastig. Arme landen kopen moeilijk voedsel op de
wereldmarkt. Landbouwprotectie zou kunnen.
1.4 Een bord vol wetenschap en techniek
► De voedselcrisis is een verdelingsprobleem op meerdere schaalniveaus met oplossingen aan
vraagzijde of aanbodzijde.
► De voedselproductie kan worden vergroot door intensivering van landbouwmethoden.
► Door de Groene Revolutie steeg de voedselproductie sterk.
■ De teelt vraagt meer kunstmest, irrigatie en gewasbeschermingsmiddelen.
■ Het scheelde het uitbreken van een ernstige voedselcrises in Azië.
■ Kenmerkend voor de Groene Revolutie is dat het een totaalpakket is.
► Nadelen Groene Revolutie: toenemende maatschappelijk ongelijkheid en ecologische problemen.
■ Dalen grondwaterpeil, uitspoelen meststoffen, vergiftiging door bestrijdingsmiddelen.
■ Grote boeren: geld, relaties en toegang tot hulpbronnen. Kleine boeren: kwetsbaar bij leningen en
afhankelijk van grote boeren voor land en lening.
■ Verdwijnen traditionele landbouwtechnieken.
■ Exportlandbouw kan leiden tot lokale voedseltekorten.
► Voordelen Groene Revolutie:
● Veel landen werden zelfvoorzienend voor graan.
● Door diffusieprocessen zijn kleinere boeren ook steeds meer gaan profiteren.
● De toename van voedselproductie en de dalende prijzen komen aan veel mensen ten goede.
►Het veranderen erfelijk materiaal van planten biedt meer mogelijkheden dan kruisen van rassen.
► Genetische Modificatie is een bio-technologie die een vreemd gen inbouwt.
● Voordelen: hulpmiddel tegen ziekten, minder bestrijdingsmiddelen nodig, droogte- en zoutresistentie van
gewassen wordt verhoogd.
● Nadelen: risico’s omdat de mens (natuurlijke) soortgrenzen doorbreekt, verloren gaan oorspronkelijke
soorten.
■ GM kan kloof rijk - arm in de wereld vergroten, omdat alleen grote en machtige bedrijven toegang
hebben tot de techniek. GM-voedsel zou gezondheid kunnen schaden, omdat ze het resistentiesysteem
aantasten, of omdat veranderde gewassen giftige stoffen aanmaken.
■ Geen échte oplossing van ondervoeding.
Geo tweede fase Arm en rijk
vwo
2
Hoofdstuk 2 Zeker weten genoeg te eten
De hoofdvraag van dit hoofdstuk is: wat is de invloed die natuurlijke en
maatschappelijke omstandigheden op het voedselvraagstuk hebben?
2.1 Voedselzekerheid = voedseltoegankelijkheid
► Bij het begrip voedselzekerheid horen vier trefwoorden:
● Voedselbeschikbaarheid: eigen productie en het saldo van de in- en uitvoer.
● Toegang tot voedsel: afhankelijk van productie, inkomen, koopkracht, distributie en sociale contacten.
● Voedselstabiliteit: hoe lang voldoende voedsel verzekerd is hangt af van markt, opslag en transport.
● Voedselkwaliteit: voedingswaarde en verschuivende voorkeuren in het soort voedsel.
► Internationale organisaties als de FAO richten zich op het verbeteren van de positie van kwetsbare
groepen, vooral door scholing (human resource development).
►De plek van mensen in de sociaal-economische stratificatie heet de sociaal-economische status (SES).
● Maatschappelijke klasse kent sociale mobiliteit. Maatschappelijke kaste kent geen sociale mobiliteit.
● Kenmerken van landen met een zwakke sociale structuur: kleine elite naast arme massa, ontbreken van
grote middenklasse, scheve verdeling van het grondbezit.
● Een lage SES in ontwikkelingsland staat gelijk aan armoede.
► Een lage SES gaat meestal ook samen met een mindere gezondheidstoestand en voedselvoorziening.
● In hoofdlijnen bestaat de arme bevolking in de Derde Wereld uit:
- plattelandshuishoudens met vrouw aan het hoofd
- landloze plattelandbewoners, keuterboeren, boeren met slechte grond
- stedelijke werklozen en vluchtelingen
- etnische minderheden, zieken, ouderen e.d.
● Meestal worden de meest kwetsbaren getroffen door hongersnood.
2.2 Natuur, mensen en voedselzekerheid in Malawi, Afrika
► Malawi was na 1994 even een ‘voorbeeldland’. Nu: grote armoede, lagere levensverwachting, veel aidsslachtoffers, Veel plattelandbewoners trekken naar de stad
► Honger is een terugkerend verschijnsel . Achterliggende oorzaken:
► Natuurlijke mogelijkheden en beperkingen:
● De kwaliteit van de bodem en grondsoort.
● Het klimaat met de temperatuur en neerslag, waarbij het gaat om de nuttige neerslag.
■ Onvoorspelbaarheid van neerslag.
● Reliëf.
► Maatschappelijke factoren:
● Economisch belemmeringen als koopkracht, welvaart, belastingsysteem, marktwerking, corruptie,
infrastructuur, distributiesysteem.
► Politieke belemmeringen als ontbreken van vrije verkiezingen en politieke instabiliteit, oorlog, de
machtsverdeling, een zwakke sociale structuur.
■ Territoriale conflicten ontstaan vaak uit achterstelling van etnische minderheden in de strijd om schaarse
hulpbronnen.
● Er is sprake van ‘good governance’ als de wetten en regels gelden voor alle burgers, er onafhankelijke
rechtspraak is en de deze voorwaarden kan afdwingen en opleggen. Corruptie staat daar haaks op.
■ In veel landen is sprake van ‘bad governance’. Steden worden voorgetrokken: ‘urban bias’.
● Demografische obstakels als hoog geboortecijfer, hoog sterftecijfer, vluchtelingenstromen,
arbeidsmigranten / economische vluchtelingen en ecologische vluchtelingen.
● Culturele obstakels: In Afrika wordt landbouw minder gezien als een commerciële activiteit.
► Het structureel verbeteren van de voedselsituatie kost vaak veel tijd door invloed van bevolkingsgroei,
ontwikkeling van de voedsellandbouw, globalisering en veranderingen in het (natuurlijk) milieu.
● Voedsellandbouw in Afrika ten zuiden van de Sahara wordt gekenmerkt door:
Geo tweede fase Arm en rijk
vwo
3
■ 1. Een lage productiviteit op een geïsoleerd, onveilig platteland.
■ 2. Het zijn vooral kleine en zelfvoorzienende bedrijven.
■ 3. Het platteland verkeert in een geografisch isolement.
■ 4. De Groene Revolutie in Afrika verloopt traag.
► Positieve ontwikkelingen. Nieuwe maïsvariëteiten en cassave op grote schaal geteeld en meer
exportproductie.
2.3 Boeren in een kwetsbare natuur
► De bodem is van belang voor de plantengroei en het bodemleven.
● Hoe fijnere korrel, hoe vruchtbaarder de grond. Er is fysische en chemische vruchtbaarheid.
► Het reliëf, klimaat, vegetatie en bodem bepalen samen de draagkracht voor de landbouw.
● Het oppervlakte aan bruikbare bodems op aarde is gering als er geen aanpassingen worden gedaan.
 Tropische bodems zijn niet erg vruchtbaar.
● In droge streken is de verzilting van de bodem een probleem, veroorzaakt door de capillaire opstijging.
► Bodemdegradatie. Oorzaken: verdroging, overbeweiding, ontbossing, irrigatie en/of overbevolking.
● Bij te veel begrazing of houtkap is de kans groot op water- of winderosie van de bodem.
● Door de sterke bevolkingsgroei (door een geboorteoverschot of migratie) neemt de druk op de grond toe.
● Het toedienen van overmatige hoeveelheid irrigatiewater leidt tot verzilting.
► Verschillende vormen van bodemdegradatie: het verdwijnen van de bovenlaag door winderosie;
geulvorming/ondoorlatende lagen door watererosie; verzilting, verzuring en uitputting; en toename van de
waterafstotendheid van de bodem bij langdurige droogte.
► Bodemdegradatie in (half)droge gebieden heet verwoestijning of desertificatie.
 Steeds meer roofbouw: neergaande spiraal van verwoestijning, uiteenvallen samenlevingen en
conflicten.
 Een afnemende welvaart bedreigt de natuurlijke systemen.
 Veranderende milieuomstandigheden beïnvloeden de voedselsituatie.
■ Het is onzeker hoe de klimaatveranderingen op regionaal en lokaal schaalniveau uitwerken.
► De landbouw zal meer droogteresistent moeten worden.
● In streken met onregelmatig neerslagregiem is het belangrijk bevloeiingstechnieken toe te passen.
● Anders moet boeren technieken van droogtelandbouw of dry farming toe passen.
■ Bij dry farming wordt de bodem gebruikt als waterspaarpot. Belangrijk zijn strip cropping en contour
ploughing.
● De landbouw moet meer droogte- en zoutresistent worden.
■ Genetic Engineering en GM kunnen helpen, maar zijn omstreden.
■ Voorlopig lijken doelmatiger bevloeiingstechnieken effectiever.
► De aanpak van verwoestijning vergt meer onderzoek.
2.4 Wie is het eerst aan de beurt?
► Sociaal zwakke groepen zijn kwetsbaar omdat ze geen grond bezitten, ongeschoold zijn, geïsoleerd
leven en niet beschikken over politieke en economische macht.
■ Voor hulpprogramma’s is inzicht nodig in de sociale gelaagdheid. De methodiek die de VN hanteert is de
Rapid Rural Appraisal Wealth Ranking.
► Grondbezit is de sleutel tot voedsel en welvaart.
● In ontwikkelingslanden is nog veel gemeenschappelijk grondbezit. Schaalvergroting neemt wel toe zodat
landloze arbeiders alleen seizoenswerk doen of naar de stad trekken.
■ De Derde Wereld: hoge agrarische bevolkingsdichtheid, grondbezit is ongelijk verdeeld,
pachtvoorwaarden zijn ongunstig.
● Het grootgrondbezit is vaak in handen van elites.
● Landhervormingen leiden niet altijd tot een betere voedselsituatie want armen krijgen vaak marginale
gronden, en keuterboeren vervallen in zelfvoorzienende landbouw.
■ Landhervorming werkt niet in een fout politiek systeem.
■ De scheefheid van de verdeling kan worden weergegeven met de Lorenz-curve en Gini-coëfficient.
► De traditionele taakverdeling op platteland vervaagt. Feminisering van de landbouw.
Geo tweede fase Arm en rijk
vwo
4
■ ‘Gender’ is in dit verband een belangrijk begrip: het verwijst naar seksegebonden rolpatronen.
● Vrouwen hebben relatief lage arbeidsproductiviteit door zware huishoudelijke taken.
● Het beleid en voorlichting is vaak nog sterk ingesteld op mannen en niet op vrouwen.
● In noodsituaties is de positie van vrouwen en meisjes erg kwetsbaar.
► Onderwijs en voorlichting voor vrouwen is belangrijk.
■ De weerbaarheid van vrouwen lijkt al meer toe te nemen.
► Meer dan 90% van de mensen die besmet is met HIV/aids, leeft in ontwikkelingslanden.
● Tegenwoordig komt de ziekte relatief meer voor op het platteland. Het treft de meest kwetsbare groepen.
● Het gebrek aan kennis over hoe aids te voorkomen is, maakt de ziekte moeilijk te bestrijden.
● Aids tast de sociale zekerheid en onderlinge solidariteit sterk aan.
■ Opvang van vrouwen en weeskinderen lukt niet goed.
► Door aids stagneert de economische vooruitgang of die loopt flink terug.
3
Eten voor het Afrika van morgen
De hoofdvraag van dit hoofdstuk is: komen de verleende vormen van
ontwikkelingshulp en het politiek-economisch handelen van de rijke landen
wel overeen met de ontwikkelingsdoelstellingen die de ontwikkelde landen
propageren?
3.1 De honger gevoed
► Ontwikkelingshulp bestaat uit noodhulp en structurele hulp (programmahulp of projecthulp).
■ Programmahulp is algemene geldsteun. Projecthulp is gekoppeld aan specifieke projecten.
■ Noodhulp is beperkt in tijd, ruimte en omvang en wordt verleend na hulpaanvraag.
► Het is belangrijk nauwkeurig aan te geven wat ontwikkelingshulp precies inhoudt: ODA-norm.
► projecthulp het heeft nadelen:
■ het werkt prijsopdrijvend
■ een land krijgt allerlei systemen, onderdelen en technieken door en naast elkaar
■ soms is er dwang om ongewenst voedsel (GM) te accepteren
■ landen zijn slachtoffer van (voedsel)dumpingpraktijken die de interne markt verstoren.
► De wereldhandel zorgt voor problemen met voedselvoorziening, zoals de dumpingpraktijken.
● Een voorbeeld is de export van rundvlees uit EU naar Zuid-Afrika.
● Om deel te nemen aan WTO-afspraken moet een land goedkopere importen toelaten uit efficiënter
werkende economieën. Andersom is het voor arme landen lastig producten kwijt te kunnen in rijke landen.
● Beleidsverandering: afbouw van marktverstorende beschermende maatregelen en toekennen
handelsvoordelen armste landen.
► Ethiopië leunt zwaar en eenzijdig op de landbouw. Er zijn veel keuterbedrijfjes.
● Veel van het bergland is onbruikbaar voor akkerbouw.
● Het land kent veel honger, ondervoeding, onderontwikkeling en etnische conflicten.
■ Grote bevolkingsdruk, economische overbevolking, hoog vruchtbaarheidscijfer en kindersterftecijfer, lage
levensverwachting.
■ Op de HDI neemt het land een van de laagste plekken in.
■ Hoge militaire uitgaven, weinig investeringskapitaal, verslechtering ruilvoet.
■ De voedselproductie is sinds 1980 toegenomen maar een verdubbeling van de bevolking doet de stijging
teniet.
● De redenen voor structurele armoede: politieke onrust, zwakke landbouwbeleid, laag peil van technische
ontwikkeling van boeren en landbouw, afzetproblemen en slechte infrastructuur, landdegradatie en
gewapende conflicten aan de grenzen.
► Ethiopië is sterk afhankelijk van buitenlandse voedselhulp. Zogenaamde cash-for-food- & food-for-workprogramma’s lijken te werken.
Geo tweede fase Arm en rijk
vwo
5
3.2 De handen ineen
● De kwaliteit van het buitenlandse (voedsel)beleid roept vragen op.
■ Er name moet oog zijn voor de negatieve effecten van mondialisering op de meest kwetsbare groepen.
■ Landen kiezen steeds vaker voor bilaterale en multilaterale samenwerking bij het geven van hulp.
■ Goede voornemens voor coherent beleid botsen vaak met harde zakelijke belangen.
■ Ook in het geval van noodhulp gaat veel fout door onvoldoende afstemming en overleg.
 Ethiopië heeft grond en arbeid in overvloed, maar tekort aan kapitaal en technische kennis. De regering
zet in op ‘Agricultural Development-Led Industrialization’.
■ Er is veel kritiek: het beleid is top-down en geen maatwerk en de vele armste boeren profiteren niet.
■ Ook blijft grond in handen van de staat en wordt geen privé-eigendom.
► De problemen in Ethiopië werken door in de gehele regio. Voedselhulp voor miljoenen blijft noodzakelijk.
► Nederland zal Ethiopië pas financieel steunen als het land de betrekkingen met Eritrea normaliseert.
● De bilaterale samenwerking is gericht op verbetering van voedselzekerheid, gezondheidszorg, het
onderwijs en plattelandsontwikkeling.
● De Nederlandse overheid werkt samen met Nederlandse NGO’s en internationale hulporganisaties,
soms in de vorm van Public Private Partnership.
● De corruptie in Ethiopië lijkt hanteerbaar.
● Sinds 1994 steunt Nederland brede projecten, gericht op plattelandsontwikkeling.
► Multilaterale organisaties die het land ondersteunen zijn de Wereldbank en WFP.
● De EU is de belangrijkste handelspartner. Meer dan de helft van de hulp is structurele hulp.
● Mensenrechten zijn een punt van grote zorg, waarover de EU met Ethiopië politiek overleg voert.
● Het lidmaatschap van de Wereldbank maakt omvangrijke leningen mogelijk.
● Het land valt onder de VN-kwalificatie ‘armste landen’ (MOL-status) en zachte kredieten van de
Wereldbank.
● Er is echter nog veel meer steun nodig om de Millenniumdoelstellingen te kunnen halen.
Geo tweede fase Arm en rijk
vwo
6
Download