- Scholieren.com

advertisement
Samenvatting AK - Hoofdstuk 2 – Het wereld
voedselvraagstuk
§2 – Wat is het wereldvoedselprobleem?
1.
2.
3.
4.
Wat zijn de twee vormen van honger en ondervoeding?
Hoe kan technologie en politiek voor voedselzekerheid zorgen?
Aan welke factoren moet er voldaan worden om voedselzekerheid te krijgen?
Hoe ziet honger er op mondiale schaal uit?
https://www.youtube.com/watch?v=9HEgUYBJzuA&t=56s
2.1 Honger en ondervoeding
Voedselvoorziening wordt gemeten in kilocalorieën. Bij te weinig of niet voldoende gevarieerd
voedsel is er sprake van honger of ondervoeding. Hiervan zijn 2 vormen:
Kwantitatief – mensen krijgen te weinig eten, dus de hoeveelheid.
Kwalitatief – onvolwaardige voeding door een tekort aan bepaalde voedingsstoffen, dus de kwaliteit
/ variatie.
2.2 Voedselzekerheid en voedselveiligheid
Technologie en politiek?
Om ondervoeding uit te bannen wordt er gestreefd naar voedselzekerheid. Voedselzekerheid bestaat
uit 4 factoren:
1. Voldoende voedselvoorraden
2. Toegang tot voedsel
3. Voedselvoorraad moet stabiel zijn
4. Voedsel is cultureel aanvaardbaar
Voedselveiligheid wordt ook steeds belangrijker. Is het voedsel genetisch gemanipuleerd? Is het niet
bespoten met schadelijke stoffen? Is er medicatie gebruikt op het diersoort wat nu verwerkt is tot
voedsel?
2.3 De stand van zaken in de strijd tegen honger
Het allergrootste deel van ondervoeding vind plaats in ontwikkelingslanden. In veel landen zijn meer
mensen ondervoed op het platteland dan in de stad. Dit komt doordat de voedselproductie op het
platteland 2 kanten heeft, namelijk: Er is teelt van commerciële gewassen deze worden in stedelijke
gebieden of rijke landen verkocht tegen wereldmarktprijzen en ook is er zelfvoorzienende landbouw,
hier verbouwen de boeren voedsel voor zichzelf maar hebben te weinig kennis en middelen om
jaarlijks voldoende voedsel te produceren. Hierdoor lijdt een groot deel van de boeren op het
platteland honger.
2.4 De mondiale strijd tegen ondervoeding
In 1996 werden er millennium doelen opgesteld. Het eerste millennium doel luidt: Halvering van
extreme armoede en honger. Ten opzichte van 1990 moest in 2015 het percentage van de
wereldbevolking dat ondervoed is en moet leven van minder dan §1 per dag , gehalveerd worden.
§3 – Denkers over het wereldvoedselprobleem
1.
2.
3.
4.
Wie waren de grote denkers als het gaat om voedselvraagstukken?
Waarom dacht Malthus dat bevolkingsgroei tot honger leidt?
Waarom zocht Marx de oplossing van het voedselprobleem meer in de verdeling?
Waarom Boserup honger niet als probleem zag op de lange termijn?
https://www.youtube.com/watch?v=DXQOyOrWQpo&t=43s
3.1 – Malthus: Bevolkingsgroei leidt tot honger
Hij constateerde dat armoede en honger veroorzaakt werden door onvoldoende bestaansmiddelen
om de groeiende bevolking menswaardig te laten leven. De bevolking begon geleidelijk toe te
nemen. In de bevolkingstheorie gaat Malthus uit van twee veronderstellingen;
1. De bevolking van een gebied neemt – als er geen sprake is van oorlogen, epidemieën en
honger – volgens een meetkundige reeks met een bepaald percentage per jaar
(exponentieel) toe.
2. De groei van de voedselproductie in een gebied verloopt lineair volgens een rekenkundige
reeks.
Door het verschil van groeitempo zal in een gebied de groei van de bevolking altijd groter zijn dan de
groei van de voedselproductie. Hierdoor wordt de “carrying capacity” oftewel de draagkracht van het
gebied op den duur overschreden. Dit lijdt tot sterfte.
Twee regelmechanismen
Malthus onderscheidt in zijn theorie twee regelmechanismen om weer evenwicht te krijgen tussen
bevolkingsomvang en voedselproductie.
1. Regelmechanismen die zorgen voor sterfte. Volgens malthus moet je bij het optreden van de
sterfte in een dergelijke situatie niet ingrijpen
2. Regelmechanismen die zorgen voor minder geboorten. Hoe minder kinderen, hoe minder
monden te voeden.
3.2 – Marx: Het voedselvraagstuk – een verdelingsvraagstuk
Hij vindt de ongelijke verdeling van kapitaal in de kapitalistische samenleving de kern van het
probleem. Er is genoeg voor iedereen maar de middelen zijn ongelijk verdeeld.
Volgens Marx is het dus niet noodzakelijk om het aantal geboorten te verminderen, maar moeten de
middelen beter verdeeld worden. Een socialistische samenleving kan zorgen voor voldoende
bestaansmiddelen voor iedereen.
3.3 – Boserup: Voedselnood leidt tot oplossingen
Zij stelde dat niet de bevolkingsgroei wordt bepaald door de landbouw, maar dat juist de
landbouwontwikkeling wordt gestimuleerd door bevolkingsgroei. De bevolking kan volgens Boserup
door nieuwe technologie steeds opnieuw verder groeien.
§4 – Productie van voedsel in de wereld
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Wie zijn de producenten van voedsel?
Wat is de relatie tussen land eigendom en de voedselproductie?
Wat is de relatie tussen water en de voedselproductie?
Wat is de relatie tussen vrouwen en de voedselproductie?
Wat is de relatie tussen gezondheid en de voedselproductie?
Wat is de relatie tussen politiek en de voedselproductie?
https://www.youtube.com/watch?v=nomwbNyvFl8&t=46s
4.1 – De producenten van voedsel
Traditionele landbouw en moderne landbouw. Zie afbeelding voor verschillen.
Traditioneel: Bevolkingslandbouw, handelsgewassen, voedsellandbouw, productiviteit per hectare,
grootfamilie
Modern: Commerciële landbouw, ondernemingslandbouw, handelsgewassen, exportgeoriënteerde
landbouw, plantages
4.2 - Land en voedselproductie
Ongelijkheid tussen sociale lagen in de samenleven (= sociale stratificatie) is een van de
oorzaken van het achterblijven van de voedselproductie in veel ontwikkelingslanden. Deze
maatschappelijke belemmering zorgt voor ondervoeding en honger. Dit komt omdat kleine
boeren vaak te weinig grond hebben en het land op de zeer grote bedrijven vaak extensiever
benut wordt. Dus door sociale ongelijkheid is de grond niet eerlijk verdeeld, de grote
bedrijven hebben in verhouding tot de familiebedrijven veel meer grond in bezit. Als de
grondbezit verhoudingen in een land erg scheef zijn heeft dat als gevolg veel armoede bij
familiebedrijven.
In een aantal landen heeft de ongelijkheid in grondbezit geleid tot landhervormingen. Soms
was het moeilijk om tot een sociaal rechtvaardige verdeling in een land te komen. Vaak
hebben de grootgrondbezitters goede politieke contacten en kunnen ze landverdeling
voorkomen. Als landhervormingen slagen heeft dit niet altijd garantie voor succes doordat
bijvoorbeeld het land van grote boeren onder landloze boeren en werkloze arbeiders werd
verdeeld. Deze mensen hadden te weinig kennis van landbewerking en teelttechnieken, wat
zorgde voor het instorten van de nationale voedselproductie.
4.3 – Water en voedselproductie
Zoet water is in de landbouw onmisbaar voor het produceren van gewassen en vlees. De
landbouw is in de wereld de grootste en snelst groeiende watergebruiker. Voldoende water
is niet overal beschikbaar. Er zijn veel landen die te maken hebben met waterschaarste die
de voedselzekerheid belemmert. Er bestaat fysische en economische waterschaarste.
Het water dat verspild wordt bij export en het water dat binnen komt bij import wordt
virtueel water genoemd.
Net als bij land is er bij water in landen ongelijkheid in de toegang tot een belangrijke
hulpbron. De grote en moderne boeren pompen grondwater omhoog, door te veel gebruik
van de motorpompen daalt de grondwaterspiegel en daardoor komen de waterputten van
veel kleine traditionele boeren droog te staan. Zo ontstaan er regelmatig conflicten over de
toegang tot water.
4.4 – Vrouwen en voedselproductie
In landen die lijden aan een voedselgebrek is er een verschil tussen de positie van vrouwen
en mannen. Het komt regelmatig voor dat bij voedseltekort de meisjes en vrouwen minder
te eten krijgen, terwijl ze toch het meeste en zwaarste werk moeten doen. Vrouwen en
meisjes worden het meest getroffen door de armoede en ondervoeding = feminisering van
de armoede.
4.5 – Gezondheid en voedselproductie
 Ondervoeding komt in de wereld het meest voor bij groepen met de zwakste positie in de
samenleving zoals veel vrouwen en minderheden. Gezondheid en honger beïnvloeden en
versterken elkaar. Doordat de armen weinig voedsel produceren, zijn ze ondervoed en lijden
ze honger. Daardoor zijn ze veel ziek, waardoor ze niet voldoende kunnen werken. Daardoor
produceren ze te weinig voedsel en zo ontstaat er hongersnood.
 Vooral in veel Afrikaanse landen is hiv/aids één van de ziekten die de voedselzekerheid van
de bevolking in sterke mate beïnvloedt. De ziekte zorgt ervoor dat de voedselproductie sterk
achteruitloopt als één van de ouders van het gezin komt te overlijden. Het gevaar van honger
en ondervoeding is extra groot als de vrouw het hoofd van het gezin is en hiv/aids krijgt. Dit
komt vaak voor omdat de vrouw door sociale druk, traditie en geringe rechten erg kwetsbaar
is voor besmetting.
 Aids tast ook de traditionele
vormen van hulpverlening aan.
Dit is zeker het geval als men
samenleeft in grootfamilies.
Door aids worden complete
samenlevingen ontwricht. Er
ontstaat ook een grote daling
van het aantal mensen dat in de
landbouw kan werken. Dit kan
zorgen voor een voedselcrisis
en een daling van de
economische groei.
4.6 – Conflicten en voedselproductie
Politieke factoren spelen vaak ook een rol bij het ontstaan van ondervoeding en
honger. Sinds de onafhankelijkheid van de meeste ontwikkelingslanden na de Tweede
Wereld oorlog worden deze landen regelmatig geteisterd door conflicten. Veel mensen slaan
door het gebrek aan politieke stabiliteit op de vlucht, waarna dorpen en oogsten worden
vernietigd. Voor de achterblijvers is het vaak lastig de voedselvoorziening weer op peil te
krijgen. Maar ook de mensen die gevlucht zijn, hebben vaak te maken met situaties van
ondervoeding. In vluchtelingenkampen vormen zij één van de meest kwetsbare groepen in
de wereld
De oorlogen en conflicten worden meestal veroorzaakt door regionale etnische en religieuze
spanningen, zoals is in Afghanistan en lrak. Het conflictrisico is nog steeds erg groot. Er zijn
veel territoriale conflicten waarbij etnische bevolkingsgroepen meer zelfstandigheid willen of
een eigen staat willen vormen, zoals in Afrika.
§5 - Globalisering en handel in voedsel
1.
2.
3.
4.
Wat zijn de kenmerken van geglobaliseerde landbouw?
Hoe lopen de wereldwijde handelsstromen van voedsel?
Wat zijn de hiaten/gebreken als het gaat om de wereldhandel van voedsel?
Wat is de ecologische voetafdruk van voedsel?
https://www.youtube.com/watch?v=LFgpVhGtjvU&t=55s
5.1 – Globalisering en landbouw
Geglobaliseerde landbouw – landbouw die onder invloed van de globalisering een
internationaal karakter heeft en gebruikmaakt van wereldwijde verspreide
productieonderdelen. Er ontstaan mondiale voedselnetwerken. De niet-landbouwsector
(consument, voedselwerkende industrie en supermarktketens) bepaalt steeds meer het
voedselpakket
De geglobaliseerde landbouw kent drie kenmerken namelijk;
1.Mondiale voedselnetwerken
In de landbouw is steeds meer sprake van een internationale taakverdeling. Er is sprake van
een mondiaal samenhangend geheel van productie, verwerking, distributie, verkoop en
consumptie van voedselproducten. Er zijn voedselnetwerken ontstaan waarin boeren op
lokale schaal verbonden zijn met activiteiten die op mondiale schaal plaatsvinden. Bij
geglobaliseerde landbouw zijn er allerlei relaties tussen delen van het productieproces in ver
van elkaar gelegen gebieden.
2. Mondiaal transport
Door het proces van tijd-ruimtecompressie gaat transport over de wereld steeds
gemakkelijker. MNO’s dragen voor een belangrijk deel bij aan deze mondiale spreiding van
voedsel. Doordat transport niet langer een grote belemmering is voor de handel in voedsel,
zijn mondiale handelsstromen ontstaan van allerlei soorten voedsel.
3. Standaardisering
De geglobaliseerde landbouw heeft sterk te maken met standaardisering. De MNO’s zorgen
voor standaardisering van producten en de internationale overheden zorgen voor
standaardisering van regels. Een standaardisering van ideeën komt vooral uit de nietlandbouwsector. De voedselverwerkende bedrijven en de voedseldetailhandel gaan steeds
meer bepalen wat voor soort voedsel de consument gaat eten. De supermarktketens
bepalen meestal de marktprijs waarvoor de voedselverwerkende bedrijven en de boeren
moeten leveren. De boeren zitten dus steeds meer in een ondergeschikte positie.
5.2 – Wereldwijde handelsstromen van voedsel
De wereldhandel in voedsel bestaat uit diverse soorten voedingsbronnen. Zoals
voedingsgewassen en handelsgewassen.
Comparatieve voordelen en koopkracht
De spreiding van de wereldhandel in voedsel kan verklaard worden met behulp van de
interactietheorie van Ullman. Complementariteit is hier erg belangrijk, de gebieden moet
elkaar namelijk aanvullen. V.b. Een gebied met een overschot van een voedingsbron vult het
tekort in een ander gebied aan. Elk land heeft zijn eigen comparatieve voordeel. Hierdoor
ontstaat regionale specialisatie, gebieden concentreren zich op het maken van producten
waar men zeer goed in is en waarvoor de productieomstandigheden gunstig zijn.
Maar door de ongelijke spreiding worden de tekorten in veel gebieden niet opgevuld door
overschotten uit andere gebieden. Hiervoor zijn twee oorzaken, namelijk:
1. Gebrek aan koopkracht in veel landen.
2. De prijsvorming op de wereldmarkt.
5.3 – Ongelijke toegang op de wereldmarkt
Bij de aankoop en verkoop van producten op de wereldmarkt hebben niet alle landen gelijke kansen.
Er is sprake van een ongelijke toegang, waardoor de wereldhandel scheef verdeeld is. Het
handelsbeleid van rijke landen speel hierbij een rol.
De landbouw in ontwikkelingslanden heeft vooral last van de handelspolitiek van de EU en de VS.
Beide grootmachten beschermen de eigen landbouw met als motief voedselzekerheid en
voedselveiligheid. Ze beperken hiermee de mogelijkheid voor ontwikkelingslanden export
georiënteerde landbouw te ontwikkelen. Boeren in ontwikkelingslanden zijn hierdoor aangewezen
op de binnenlandse markt, waar de koopkracht erg laag is. Dat brengt veel boeren in een kwetsbare
positie. Er is bovendien grote concurrentie op de wereldmarkt door overproductie vanuit de VS en
EU. Boeren worden hier door productiesubsidies gestimuleerd zoveel mogelijk te produceren, het
gevolg is het ontstaan van overschotten. Om de overschotten kwijt te raken, worden ze met
exportsubsidies (die de productie goedkoper maken) op de wereldmarkt gedumpt = dumpen. Voor
ontwikkelingslanden lijkt de dumping op het eerste gezicht gunstig maar op lange termijn zorgt dit
alleen maar voor problemen voor de boeren. De boeren kunnen namelijk op het platteland niet
concurreren met het geïmporteerde voedsel en krijgen voor hun eigen productie geen goede prijs.
Boeren gaan hierdoor failliet. De lage prijzen leiden in veel ontwikkelingslanden tot inkomensdaling
en verarming van de omvangrijke boerenbevolking.
Stoppen met landbouw activiteiten en trek naar de stad is veelal het gevolg en resultaat daarvan is
afhankelijk van voedselimporten en voedselhulp.
5.4 - De ecologische voetafdruk en voedsel
Tegenwoordig worden in rijke landen voedseltekorten aangevuld door voedsel uit andere landen aan
te voeren. Hierbij wordt dus landbouwruimte elders op de wereld benut om tekorten of behoeften
te dekken. De inwoners van vooral rijke landen hebben voor dit ‘lenen’ van landbouwruimte hun
eigen ruimte gebruik voor voedsel erg vergroot. We spreken van een vergroting van de ecologische
voetafdruk voor voedsel = De grootte van de ecologische voetafdruk is afhankelijk van de welvaart
en rijkdom van een persoon. Er is sprake van een ongelijke verdeling van de ruimte wereldwijd. We
zouden met zijn allen minder grond nodig hoeven hebben, als we alles goed zouden gebruiken en
verdelen. Als alle ruimte op aarde gelijk verdeeld zou zijn over alle mensen en we de aarde
duurzaam gebruiken, dan hebben we per persoon voor voedsel een ecologische voetafdruk van 0,51
hectare beschikbaar. In werkelijkheid gebruiken we gemiddeld niet alleen meer dan 0,69 hectare,
maar is er ook sprake van een ongelijke verdeling.
§6 – Draagkracht en technologie
https://www.youtube.com/watch?v=CjeDJ3j1E_o&t=28s
6.1 – Bevolkingsgroei en draagkracht
De bevolkingsgroei gaat tegenwoordig en in de toekomst steeds sneller. Er is kans dat in veel
gebieden de draagkracht voor voedsel door de gestegen bevolkingsdichtheid zal worden
overschreden. Belangrijk zijn de mogelijkheden en beperkingen van het natuurlijke milieu. Dit
verschilt per land en gebied nogal. Het neerslagregime ( de verdeling van neerslag over het jaar)
lijkt in sommige gebieden te veranderen. Er komen steeds langere droge periodes en in de
regentijd valt er minder neerslag. Zelfs droogtelandbouw die efficiënt omgaat met de spaarzame
neerslag en gewassen met droogteresistentie gebruikt, kan in gevaar komen. Ook ontstaan er in
sommige gebieden verandering van het milieu door bodemerosie en landdegradatie.
Houtkappen van bossen is de boosdoener. Ontboste gebieden verdrogen gemakkelijk, omdat er
geen vocht kan worden vastgehouden. Voedselproductie is dan al helemaal niet meer mogelijk.
6.2 – De groene revolutie
Vanaf 1967 gaan technologische ontwikkelingen een rol spelen bij de voedselproductie. De
bevolking in ontwikkelingslanden groeide fors en er was meer voedsel nodig. Nieuwe kennis en
technieken vanuit de Westerse landen werden geïntroduceerd. Deze periode werd bekend als de
Groene Revolutie. Het belangrijkste kenmerk in de deze periode is de introductie in
ontwikkelingslanden van nieuwe graansoorten, deze gaven enorme opbrengsten vergeleken met
de traditionele gewassen. Het zorgde in veel landen voor een sterke groei van voedselproductie.
De nieuwe gewassoorten gaven echter alleen hoge opbrengsten als er sprake was van optimale
omstandigheden ten aanzien van bodem en water. Er was meer kunstmest, irrigatie,
bestrijdingsmiddel en machines nodig om die opbrengsten ook werkelijk te halen. De Groene
Revolutie betekende daardoor een verschuiving naar een meer kapitaalintensieve landbouw.
Veel ontwikkelingslanden voerden de moderne landbouw in, in de meeste gunstige gebieden. De
kleine boeren hadden te weinig geld om al deze dure technische hulpmiddelen te betalen. De
enige optie was dan geld lenen. Al snel kregen vele kleine boeren door de hoge rentes die ze op
hun leningen moesten betalen, schulden waardoor ze hun bedrijf moesten verkopen. Ze werden
daarmee landloos, terwijl grote boeren hun bedrijven konden uitbreiden. Ongelijkheid was het
gevolg.
De groene revolutie zorgde ook voor verstoring van het ecologisch evenwicht
6.3 – De Genenrevolutie
Enkele grote MNO’s zijn de laatste jaren betrokken bij de ontwikkelingen van genetisch
gemanipuleerd voedsel = aanpassen van eigenschappen van cellen van gewassoorten. We
spreken van een Genenrevolutie. Tegenstanders wijzen erop dat de ontwikkeling van deze
nieuwe dure gewassen opnieuw kan leiden tot versterking van ongelijkheid tussen grote boeren
en kleine boeren. Ook is er nog geen bewijs dat genetisch gemanipuleerde gewassen 100% veilig
zijn voor mens en milieu.
§ 7 – Op weg naar meer duurzaamheid
1.
2.
3.
4.
Hoe wordt de weg richting duurzaamheid ingezet?
Welke vormen van ontwikkelingssamenwerking zijn er?
Welke vormen van voedselhulp zijn er?
Welke overige vormen van hulp kan er geboden worden?
https://www.youtube.com/watch?v=ffCZqhg0p3M
7.1 – Ontwikkelingssamenleving
Het stimuleren van ontwikkeling en het bestrijden van armoede is het beste medicijn tegen honger in de
wereld. Ontwikkelingshulp is hierbij onmisbaar. Er zijn vele manieren waarop deze hulp zijn vorm krijgt:
1. Bilaterale hulp – Hulp gaat rechtstreeks naar ontwikkelingsland, tussen de overheid van 2 landen. Een
belangrijke voorwaarde die bijv. Nederland aan een land stelt, is een goed bestuur dat corruptie
bestrijd (good governance). Er gaat dus in principe geen geld naar corrupte regimes.
2. Intergouvernementele organisaties (IGO’s) – Wereldwijd initiatief. Bijv. Nederland geeft een deel van
het budget voor ontwikkelingssamenwerking aan IGO’s. Belangrijke internationale organisaties zijn:
World Food Programme (WFP) en Food and Agriculture Organisation (FAO). Deze organisaties
bevorderen voedselzekerheid en bieden hulp bij voedselcrisis.
3. Niet gouvernementele organisaties (NGO’s) – Zoals Oxfam Novib en Cordaid. Deze organisaties
ontvangen ook geld van een grote groep donateurs en hebben een wereldwijd netwerk van lokale
hulporganisaties die zij ondersteunen.
4. Particuliere initiatieven – Kleinere organisaties die vrijwillig op kleine schaal in ontwikkelingslanden
helpen. Door de kleinschaligheid van de initiatieven komt het geld direct op de juiste plaats en wordt
corruptie uitgesloten.
7.2 - Soorten voedselhulp
Bij vele noodsituaties is voedselhulp noodzakelijk. Er kunnen 3 soorten voedselhulp worden onderscheiden:
1. Voedselnoodhulp – Deze soort noodhulp wordt gegeven bij rampsituaties. Door particuliere donaties
aan organisaties, de overheid en door het WFP. Een zeer korte termijn, eenmalige hulp, als de ramp
over is stopt de hulp.
2. Projectvoedselhulp – Termijn 0 tot 5 jaar. Lokale productieomstandigheden worden verbeterd. Het er
om te zorgen voor beschikbaarheid van voedsel in de toekomst
3. Programmavoedselhulp – Zeer lange termijn. De totale agrarische sector van een land moet dan
verbeteren
7.3 – Een combinatie van oplossingen
1. Technologisch verhogen van de voedselproductie – Technologie zal absoluut een bijdrage moeten leveren
aan voldoende voedsel voor iedereen op aarde. Zoals bijv. de Groene Revolutie en de Genenrevolutie.
Oplossingen in de zin van Boserup.
2. Geboortebeperking als oplossing – Deze programma’s zijn vooral gericht op geboortebeperking en
verbetering van de gezondheid van moeder en kind. Programma’s gericht op geboortebeperking sluiten
naadloos aan op de ideeën van Malthus. Deze stelde dat bevolkingsgroei het belangrijkste probleem is bij het
overschrijden van de draagkracht in een gebied.
3. Herverdeling van land – Er zijn in de wereld grote verschillen in toegang tot landbouwgrond. Er is sprake van
een mondiaal verdelingsstuk. De landhervorming zijn een oplossing voor de ongelijke verdeling van een land.
Beter verdelen van de grond sluit aan bij de opvattingen van Marx, die stelt dat de ongelijkheid het grootste
probleem is bij het voedselvraagstuk.
4. Minder verspillen en meer duurzaam eten - Verspilling van voedsel moet worden voorkomen. Ook is
belangrijk dat boeren in ontwikkelingslanden voedsel blijven produceren en niet naar de stad trekken. Het is
hiervoor belangrijk dat de boeren kansen krijgen en een eerlijke prijs voor hun producten ontvangen =
Fairtrade.
Download