Nationaal Park Hoge Kempen Zoogdieren Wat is een zoogdier? Zoogdieren zijn dieren waarvan de jongen levend ter wereld komen, ze worden dus niet uit een ei geboren. De jongen worden door de moeder gezoogd: ze zuigen melk bij de moeder, die daar speciale melkklieren en tepels voor heeft. Alle zoogdieren zijn warmbloedig, dat betekent dat hun lichaam zelf voor de temperatuur van het lichaam kan zorgen. Ze hebben ook altijd een vacht of een minder opvallende vorm van lichaamsbeharing. Zoogdieren hebben 2 paar poten en een staart, hoewel die niet altijd bij alle dieren even opvallend aanwezig is. De groep van zoogdieren is een erg diverse groep: er zijn grote verschillen tussen zoogdieren. Mensen zijn zoogdieren, maar muizen en dolfijnen ook. Toch zijn zoogdieren niet de groep met de meeste soorten: van de meer dan 7 000 soorten die je in het Nationaal Park Hoge Kempen kan vinden zijn er slechts 31 soorten zoogdieren. Dat is minder dan 0,5%. Wat eet een zoogdier? Zoogdieren kunnen eenvoudig worden onderverdeeld in groepen door te kijken naar hun eetgewoontes. Carnivoren zijn vleeseters: ze jagen op andere dieren om zichzelf en hun jongen te voeden. Hun lichaam is heel goed aangepast aan de jacht: ze kunnen goed sluipen, ruiken en horen en ze zijn snel en sterk. Herbivoren zijn planteneters: ze voeden zich door planten te eten. Vaak hebben ze hier speciale organen voor die hen helpen om het plantaardige eten te verteren. Een omnivoor is een dier dat zowel vlees als planten kan eten. Mensen zijn omnivoren: we eten niet alleen vlees en vis, maar ook groenten. Wat doet een zoogdier in de winter? In de winter is er voor de meeste dieren minder voedsel beschikbaar: planten zijn verdord of liggen onder de sneeuw; insecten, reptielen en amfibieën verschuilen zich op warme plekjes terwijl ze beter weer afwachten en veel andere dieren komen zo weinig mogelijk buiten in de koude. Daarom eten zoogdieren in de herfst veel om genoeg vetreserves aan te leggen. Een goede vetlaag houdt de dieren in de winter een beetje warm en het helpt ze om hun ‘winterdieet’ goed door te komen. Sommige zoogdieren, zoals egels en vleermuizen, doen ook een winterslaap, waarbij hun lichaamsfuncties op een laag pitje staan. Hun hartslag en ademhaling vertragen zoveel dat het lijkt alsof ze niet meer leven. Gelukkig is dat niet het geval: in de lente worden ze weer wakker met heel grote honger. Als je dus in de winter een egel onder een bladerhoop vindt laat je hem best met rust. Stop hem maar goed terug onder, maak hem niet wakker en haal hem zeker niet in huis. __ 1 __ Nationaal Park Hoge Kempen Zoogdieren Andere dieren leggen een wintervoorraad aan: in de herfst zie je bijvoorbeeld de eekhoorn druk heen en weer rennen om nootjes en zaden overal te verstoppen. Hij moet in de winter natuurlijk wel nog weten waar hij alles verstopt heeft! De meeste zoogdieren hebben een dikke vacht om zich warm te houden. Wanneer het winter wordt krijgen ze vaak een andere of een dikkere vacht die aangepast is aan de winterkou. Muizen, konijnen en veel knaagdieren krijgen twee keer per jaar een nieuwe vacht: in de herfst verliezen ze hun korte vacht en komt er een nieuwe wintervacht voor in de plaats. In de lente gebeurt het omgekeerde. Vossen en wolven verharen maar één keer per jaar: in de vroege zomer wordt de wintervacht vervangen door een kortere vacht. Als het kouder wordt groeien daar dan extra haren bij, waardoor de vacht dikker wordt. Hebben alle zoogdieren een vacht? Alle zoogdieren hebben een soort van beharing, maar niet alle soorten zijn volledig bedekt door een zachte, volle vacht. De beharing van een zoogdier is meestal aangepast aan zijn leefwijze. Prooidieren, zoals de haas en het konijn hebben een camouflerende vacht: door de kleur en het patroon vallen ze minder op. Een vacht kan ook van kleur veranderen: hermelijnen en sneeuwhazen krijgen in de winter een witte vacht, waardoor ze minder opvallen in besneeuwde landschappen. De egel gebruikt zijn vacht als een pantser: de haren zijn hard en puntig waardoor hij veilig is voor roofdieren als hij zich oprolt tot een stekelige bol. Zoogdieren die in water leven, zoals de bever, hebben een vacht die uit twee lagen bestaat: de bovenste deklaag bestaat uit lange, waterafstotende haren en de onderste vacht bestaat uit zachte, warme haren. Zo blijft de bever droog en warm. Zoogdieren die in warme gebieden leven hebben vaak minder haar of een kortere vacht. Zo heeft een olifant maar een paar haren op het lichaam, maar hebben ze wel een toefje haar op de staart om vliegen mee weg te kunnen jagen. Mensen hebben meestal veel haar op hun hoofd, zo houden ze het hoofd warm op koude dagen en het beschermt ook tegen felle zon. Wat is het grootste zoogdier? En het kleinste? Het grootste zoogdier op aarde is de blauwe vinvis. Deze grote walvis kan wel 30 meter lang worden en dat maakt hem waarschijnlijk ook het grootste dier dat ooit op aarde geleefd heeft. De blauwe vinvis is een bedreigde diersoort. Hij leeft in alle wereldzeeën en is ook de grootste lawaaimaker: hij maakt geluiden die meer dan 180 decibels luid zijn (dat is meer geluid dan een opstijgend vliegtuig kan maken). __ 2 __ Nationaal Park Hoge Kempen Zoogdieren Het grootste landdier is ook een zoogdier: de Afrikaanse olifant. Dit imposante dier kan tot 5 m hoog worden, en leeft op het Afrikaanse continent. De grootste bedreigingen voor olifanten zijn stropers die graag het ivoor van de slachttanden willen verkopen. Het grootste wilde zoogdier dat je in Vlaanderen kan tegenkomen is het everzwijn. Dit familielid van het varken eet graag wortels, knollen en ander voedsel dat hij onder de grond kan vinden. Everzwijnen zijn nacht-­‐ en schemerdieren, dus je zal ze waarschijnlijk niet tegenkomen. De sporen die ze achterlaten kan je wel tegenkomen: ze wroeten met hun sterke neus de losse bodem om op zoek naar lekkers. De laatste jaren duikt in het noorden van Belgisch Limburg (Kempen~Broek) het nog grotere edelhert op, maar de kans dat je dit dier zal tegenkomen is heel erg klein. In Thailand kan je het kleinste zoogdier ter wereld vinden: de hommelvleermuis is een kleine vleermuissoort die slechts 2 g weegt. Hij wordt niet groter dan 33 mm en hij jaagt op kleine insecten. In Vlaanderen zal je goed moeten zoeken om het kleinste zoogdier te ontdekken: de kleine dwergspitsmuis is niet veel groter dan een grote kever. Zijn lichaam is 4-­‐6 cm lang en zijn staart kan ook nog eens 3-­‐4,5 cm lang zijn. Wat is het verschil tussen een haas en een konijn? Hazen en konijnen worden vaak verward, maar er zijn veel duidelijke verschillen tussen de twee soorten. Ze hebben een erg verschillende levenswijze: hazen leven in open akkers en graslanden. Ze maken geen hol maar verschuilen zich in een ondiepe kuil. Konijnen leven in groepen samen. Ze maken holen en uitgebreide gangen in de bodem, waar ze zich overdag verschuilen. Hazen zijn groter dan konijnen en hebben langere poten en oren. De grootste troef van een haas is zijn snelheid: hij kan wegvluchten met een snelheid van gemakkelijk 55km/h. Wanneer hij wegrent kan bijna geen enkel roofdier hem bijhouden. Daarna drukt hij zich plat op de grond, waar hij niet opvalt door zijn goede camouflagekleuren: van ver lijkt hij precies een aardkluit. Omdat hij altijd op open terrein is moet hij erg alert zijn. Met zijn grote ogen en oren is hij steeds aandachtig en als hij rechtop zit heeft hij een goed overzicht van zijn omgeving. Een haas zal nooit lang met zijn kop naar beneden zitten. Jonge hazen worden op het open veld geboren met een vacht en open ogen, zodat ze minder kwetsbaar zijn en minder zorg nodig hebben. Konijnen zijn meer gedrongen en opvallend kleiner dan hazen. Met hun bruingrijze pels zijn ze ook uitstekend gecamoufleerd, maar ze zullen nooit ver van hun holen gaan. Wanneer er gevaar dreigt hebben ze dat meestal later gezien dan de opmerkzame haas. Ze vertrouwen hierbij vooral op hun neus. Konijnen waarschuwen elkaar door met de achterpoten op de grond te roffelen. Daarna vluchten ze snel weg naar hun veilige holen. Op lange afstanden proberen konijnen de achtervolger te verwarren door zigzaggend te lopen. Jonge konijnen worden geboren in een nestje van zachte konijnendons onder de grond. Ze hebben nog geen vacht en de oogjes gaan pas na een paar dagen open. De jongen zijn in het begin heel afhankelijk van hun moeder en komen pas na twee weken tevoorschijn. __ 3 __ Nationaal Park Hoge Kempen Zoogdieren Is een vleermuis een vogel? Een vleermuis is een zoogdier. Dat kan je zien aan zijn lichaam: het is erg behaard. Vogels hebben geen vacht, maar veren. Vleermuizen hebben net als alle zoogdieren vier poten en een staart. Bij een vleermuis zijn de voorste poten uitgegroeid tot een soort vleugels: zijn vingers zijn erg lang uitgegroeid en ertussen is een kale vlieghuid gespannen. Die vlieghuid vind je ook terug tussen de achterpoten en de staart. Elke vleugel heeft ook een klauw, die de vleermuis gebruikt om zich ergens aan vast te klampen. Als je aandachtig naar een vogelvleugel kijkt, zie je dat die heel erg verschilt van een vleermuisvleugel: de vogelvleugel bestaat eigenlijk voornamelijk uit lange, stevige veren (slagpennen). Een vleermuis legt geen eieren zoals een vogel, en heeft ook geen snavel. Een laatste opvallend verschil zie je als je naar de oren van een vleermuis kijkt: die zijn heel groot en opvallend. Een vogel heeft geen oorschelpen aan de buitenkant van zijn kop, maar openingen die bedekt zijn met veren. Wat zijn de bedreigingen van zoogdieren? Omdat zoogdieren een erg diverse groep van dieren zijn, zijn ook de bedreigingen erg divers. Maar vrijwel alle zoogdieren lijden onder het verlies van hun natuurlijke leefomgeving. Elke diersoort heeft bepaalde voorkeuren waar hij het liefste wil leven. De natuurlijke leefomgeving noemen we de biotoop van een soort. Hier zijn de omstandigheden ideaal en is onder andere de juiste voeding aanwezig. Wanneer een biotoop verdwijnt, bijvoorbeeld door bebouwing, te intensieve landbouw of klimaatverandering, verdwijnen vaak ook de diersoorten die er woonden omdat die zich niet konden aanpassen aan de nieuwe situatie. In Limburg zijn er meer natuurgebieden dan in andere Vlaamse provincies. Dat is goed nieuws, maar die gebieden zijn vaak als eilandjes in een grote zee. Die zee bestaat onder andere uit bebouwing, industrieterreinen, intensieve landbouwgebieden en grote autowegen. De diersoorten die op de ‘eilandjes’ leven, kunnen daar niet weg omdat ze de zee niet kunnen oversteken. Als ze dat toch proberen worden ze vaak slachtoffer van het drukke verkeer op autowegen of bezwijken ze vanwege het voedselgebrek (of door het eten van vergiftigd voedsel). __ 4 __ Nationaal Park Hoge Kempen Zoogdieren Voor veel dieren is het niet gemakkelijk om te overleven op een ‘eilandje’. Zo willen ze bijvoorbeeld liever rondtrekken om voedsel te vinden in plaats van in een klein gebied te blijven. Andere diersoorten zijn erg territoriaal ingesteld, dat wil zeggen dat elk dier een eigen gebied heeft afgebakend, en geen concurrenten verdraagt in dat gebied. Wanneer er veel dieren dicht bij elkaar moeten leven, wordt er veel gevochten over de territoria en gaan jonge dieren op zoek naar nieuw gebied om te overleven. Daarbij komen ze bij de begrenzing van hun ‘eiland’ en moeten ze noodgedwongen de gevaarlijke oversteek wagen. Wat zijn de oplossingen voor het 'eilandenprobleem’? Er zijn verschillende oplossingen die het ‘eilanden-­‐probleem’ kunnen aanpakken. De meest voor de hand liggende oplossing is om de eilanden met elkaar te verbinden. Dat kan door bruggen tussen de eilanden te bouwen of door stapstenen te leggen. ‘Bruggen tussen de eilanden’ noemen we corridors: groene zones die natuurgebieden met elkaar verbinden, zodat dieren ongestoord van het ene naar het andere gebied kunnen trekken. Dat kan op verschillende manieren: je kan bijvoorbeeld een echte brug bouwen, zoals het geval is met het ‘Ecoduct Kikbeek’ in het Nationaal Park Hoge Kempen. Dat is een grote brug die over de autostrade E314 werd gebouwd. Er ligt grond op waar allerlei planten en bomen groeien. Voor de dieren die in het Nationaal Park Hoge Kempen leven maakt dit ecoduct een heel verschil: door de twee natuurgebieden opnieuw met elkaar te verbinden werd hun leefgebied ongeveer dubbel zo groot. Er worden nu ook veel minder wilde dieren aangereden op de autostrade, hetgeen ook voor de autobestuurders een goede zaak is. Een aanrijding met een hert of everzwijn heeft immers ook gevolgen voor de auto en zijn bestuurder. Een corridor kan ook op andere manieren worden aangelegd. Een landbouwer die de rand van zijn velden ongemoeid laat verwilderen geeft planten en kleine dieren de kans om te overleven in gebieden waar aan intensieve landbouw word gedaan. Het zijn ook beschutte en veilige routes voor dieren die willen oversteken naar andere natuurgebieden. Die veilige routes kunnen ook onder de grond lopen: soms voorziet men tunnels onder een weg. Die worden gebruikt door kleinere dieren zoals kikkers, padden en dassen. Het aanleggen van ‘stapstenen’ is een haalbare methode om gebieden die verder uit elkaar liggen met elkaar te verbinden. Door op verschillende plekken de natuur zijn vrije gang te laten gaan moeten dieren die willen oversteken minder lange afstanden afleggen en hebben ze meer plaatsen om zich onderweg veilig terug te trekken. __ 5 __ Nationaal Park Hoge Kempen Zoogdieren De 10 soorten van de poster: Ree – Capreolus capreolus L. Leeft alleen of in kleine groepjes in bossen en struikgewas. Bij valavond verlaten ze hun schuilplaats om te grazen, maar vluchten bij het minste onraad weg. De volwassen mannetjes dragen in een klein gewei, dat ze elke winter verliezen en de volgende lente terug aangroeit. Voeding: planteneter Biotoop: lichte bossen met ondergroei en open plekken; broekbossen Maten: 110-­‐130 cm lang; schouderhoogte 70-­‐75 cm; gewicht 18-­‐25 kg Leeftijd: tot 10 jaar Eekhoorn – Sciurus vulgaris L. Een echte acrobaat in de boomtoppen. Zijn pluimstaart helpt hem het evenwicht te bewaren als hij van tak naar tak springt. Bouwt zelf zijn nest in de toppen van dennenbomen. Het nest ziet er uit als een bolvormig, gesloten vogelnest en is te herkennen aan de groene dennentakjes die hij er in verwerkt. Voeding: planteneter Biotoop: bossen op zandgronden met oude, hoge loof-­‐ en naaldbomen Maten: 20-­‐25 cm lang; staartlengte 15-­‐20 cm; gewicht 300-­‐400 g Leeftijd: 7 tot 12 jaar Everzwijn – Sus scrofa L. Hoewel in de Hoge Kempen en Voeren altijd kleine aantallen everzwijnen hebben geleefd, is deze soort in heel Vlaanderen, en vooral in Limburg, aan een opmars bezig. Door zijn gewroet met zijn krachtige snuit op zoek naar regenwormen, eikels en ander eetbaars, creëert hij de ideale omstandigheden voor het kiemen van boom-­‐ en plantenzaden. Voeding: alleseter Biotoop: loof-­‐ en gemengde bossen met moerassige plaatsen Maten: 120-­‐160 cm lang; schouderhoogte 80-­‐95 cm; gewicht 70-­‐200 kg Leeftijd: 9 tot 10 jaar Konijn – Oryctolagus cuniculus L. Dit knaagdier leeft in kleine groepen en heeft een voorkeur voor zandgronden. Hier is het immers gemakkelijk om holen uit te graven. Oorspronkelijk kwamen konijnen enkel voor in Spanje, maar ze werden door de mens over de hele wereld verspreid. Voeding: planteneter Biotoop: droge gebieden met zachte bodem, heuvels, velden, bossen… Maten: 35-­‐45 cm lang; staartlengte 4-­‐8 cm; gewicht 1,5-­‐2 kg Leeftijd: tot 9 jaar __ 6 __ Nationaal Park Hoge Kempen Zoogdieren Haas – Lepus capensis L. In tegenstelling tot een konijn, graaft een haas geen hol en zijn jongen worden grootgebracht in een ondiep kuiltje op de grond. Hij leeft in graslanden en naast zijn groter postuur en langere oren, is verschilt hij van het konijn doordat hij rent in plaats van huppelt. Voeding: planteneter Biotoop: open akkers en graslanden Maten: 50-­‐70 cm lang; staartlengte 7-­‐11 cm; gewicht 3-­‐7 kg Leeftijd: 4 tot 5 jaar Boommarter – Martes martes L. Deze marter is heel wat groter dan de andere marters zoals bijvoorbeeld de bunzing. Hij heeft een bruine vacht en opvallende licht gekleurd borst. Hij jaagt op grotere dieren zoals bijvoorbeeld eekhoorns. Voeding: alleseter Biotoop: rustige loofbossen en gemengd bos, ook in rotsige streken Maten: 40-­‐58 cm lang; staartlengte 20-­‐28 cm, gewicht ca. 1,3 kg Leeftijd: 8 tot 10 jaar Rosse Vleermuis – Nyctalus noctula Schreb. Door een dun huidvlies tussen de lange vingers van de armen, zijn vleermuizen zoogdieren die net als insecten en vogels kunnen vliegen. Vleermuizen jagen ‘s nachts op insecten en gebruiken daarvoor een eigen radarsysteem: ze zenden geluids-­‐ of ultrasone golven uit en door de weerkaatsing van deze golven op te vangen met de grote oren, weten ze precies waar hun prooi zich bevindt. Voeding: vleeseter Biotoop: holle bomen, onder daken en in torens Maten: 7-­‐8cm lang; spanwijdte 36cm; gewicht 15-­‐40g Leeftijd: tot 8 jaar Vos – Vulpes vulpes L. Als enige grote ‘roofdier’ in onze natuur, speelt de vos een essentiële rol. Hij jaagt vooral op zieke of verzwakte dieren en bewijst daarmee de soort waartoe die behoren een dienst: zo blijft de populatie gezond en wordt overpopulatie vermeden. Voeding: alleseter Biotoop: terrein met veel dekking zoals bossen, ook open gebied Maten: 50-­‐90 cm lang; staartlengte 35-­‐50 cm; gewicht 3-­‐10 kg Leeftijd: 3 tot 7 jaar __ 7 __ Nationaal Park Hoge Kempen Zoogdieren Wezel – Mustela nivalis L. Dit is de kleinste van onze roofdieren. Nochtans durft hij prooien aan te vallen die groter zijn dan hemzelf, zoals konijnen. Wezels, met hun bruine rug en witte buik lijken op de grotere hermelijn. Naast de grootte, onderscheidt die zich van de wezel door een zwarte punt aan de staart. Voeding: vleeseter Biotoop: droog terrein met voldoende schuilmogelijkheden Maten: 15-­‐25 cm lang; staartlengte 3-­‐9 cm; gewicht 40-­‐110 g Leeftijd: 2 tot 5 jaar Bosmuis – Apodemus sylvaticus L. De bosmuis is bruiner en heeft opmerkelijk grotere oren en ogen dan de meer gekende huismuis. Die is grijzer, heeft kleinere oren en ogen en heeft een voorkeur voor schuurtjes en huizen. De bosmuis is zeer algemeen, maar blijft liever in het bos, heggen en houtkanten Voeding: alleseter Biotoop: bossen, open terrein met schuilmogelijkheden, ook in veengebieden Maten: 8-­‐10 cm lang; staartlengte 7-­‐11 cm; gewicht 20-­‐30 g Leeftijd: 1 tot 4 jaar __ 8 __