- Scholieren.com

advertisement
H1 Vacaciones en la playa
werkwoorden
voy
vas
vamos
van
tengo
tiene
tenemos
me llamo
se llama
te llamas
vivo en
hablas
inscríbete
se encuentra con
cantar
ganar
mira
¿quieres?
Mannelijk
el presentador
el participante
el chico
el hermano
el amigo
el hijo
el premio
el camping
el pueblo
el número de teléfono
Vrouwelijk
la participante
la chica
la hermana
la amiga
la hija
la cancíon
la cacíon preferida
la ciudad
la piscina
la playa
la tienda
las vacaciones
los padres
Kleuren
verde
violeta
rosa
ik ga
jij gaat
wij gaan
zij gaan
ik heb
hij/zij heeft
wij hebben
ik heet
hij/zij/u heet
jij heet
ik woon in
je spreekt
schrijf je in
hij/zij ontmoet
zingen
winnen
kijk
wil je?
de presentator
de deelnemer
de jongen
de broer
de vriend
de zoon
de prijs
de camping
het dorp
het telefoonnummer
de deelnemer
het meisje
de zus
de vriendin
de dochter
het liedje
het lievelingsliedje
de stad
het zwembad
het zwembad
de tent
de vakantie
de ouders
groen
paars
roze
marrón
naranja
gris
azul
amarillo
negro
blanco
rojo
Landdingen
Holanda
holandés
holandesa
Inglaterra
inglés
inglesa
inglés
España
español
española
Francia
francés
francesa
Alemania
alemán
alemana
México
mexicano
mexicana
Italia
italiano
italiana
Overig
¡hola!
buenos diás
buenas noches
hasta luego
¡hasta pronto!
no
sí
vale
bien hecho
no hay problema
¿y tú?
maravilloso, fantástico
muy
bien
grande
primer, primero/-a
último/-a
cerca de
bruin
oranje
grijs
blauw
geel
zwart
wit
rood
Nederland
Nederlander
Nederlandse
Engeland
Engelsman
Engelse
Engels
Spanje
Spanjaard
Spaanse
Frankrijk
Fransman
Française
Duitsland
Duitser
Duitse
Mexico
Mexicaan
Mexicaanse
Italië
Italiaan
Italiaanse
hallo!
goedendag
goedenavond
tot ziens
tot gauw!
nee
ja
oké
goed gedaan
geen probleem
en jij?
fantastisch
heel, erg
goed
groot
eerste
laatste
vlakbij, dichtbij
pues
también
nuestra propia tienda
¿dónde?
en Barcelona
dus/dan
ook
onze eigen tent
waar?
in Barcelona
Grammatica
Het lidwoord
ev
mv
ev
mv
de/het
de/het
een
een paar
mannelijk
el
los
un
unos
vrouwelijk
la
las
una
unas
Meervoud
Klinker
Medeklinker
-o
-a
M
V
-> +s
-> +es
(meestal)
Zijn/ser + persoonlijke voornaamwoorden
ik
jij
hij/zij/het/u
wij
jullie
zij/u
soy
eres
es
somos
sois
son
Je gebruikt de pers. vnw bijna
Nooit.
Frases clave
¿Qué tal?
Muy bien.
¿Cómo te llamas?
Me llamo Rosa.
¿Eres español/española?
No, soy holandés/holandesa.
¿Hablas español?
No, hablo holandés.
¿Dónde vives?
Vivo en Sibrandabuorren, está en Holanda.
¿Es una ciudad?
No, es un pueblo.
¿Dónde está?
Cerca de Sneek.
¿Cuántos años tienes?
Tengo 14 años.
¿Cuál es tu número de teléfono?
Es el 06 12234567.
ik
jij
hij
zij
u
wij
jullie
zij
u
yo
tú
él
ella
usted
nosotros, -as
vosotros, -as
ellos, -as
ustedes
Hoe gaat het?
Heel goed.
Hoe heet je?
Ik heet Rosa.
Ben jij Spaans/Spaanse?
Nee ik ben Nederlander/Nederlandse.
Spreek je Spaans?
Nee, ik spreek Nederlands.
Waar woon je?
Ik woon in Sibrandabuorre, dat ligt in Nederland.
Is het een stad?
Nee, het is een dorp.
Waar ligt dat?
Vlakbij Sneek.
Hoe oud ben je?
Ik ben 14 jaar.
Wat is je telefoonnummer?
Het is 06 12234567.
Download