Tularemie Tularemie is een zoönose die veroorzaakt wordt door de bacterie Francisella tularensis. Dit is een van de meest virulente bacteriën. Er zijn twee subtypes (A en B) bekend. Knaagdieren zijn een natuurlijk reservoir voor de bacterie. Zoogdieren, vogels en de omgeving zoals water en modder zijn ook vindplaatsen voor deze bacterie. De bacterie kan zich lange tijd handhaven in een koele en vochtige omgeving. Hij kan niet tegen uitdroging. Tularemie komt in veel gebieden in het noorden, oosten en zuiden van Europa voor. Tussen 1953 en 2011 waren er geen meldingen van Tularemie bij mensen in Nederland. Sinds 2011 worden sporadisch besmette hazen gevonden. Deze hebben in enkele gevallen geleid tot infectie bij mensen. Waarschijnlijk vond de overdracht via insectenbeten. De kans op besmetting in Nederland blijft vooralsnog klein. Besmetting is mogelijk via direct contact met besmette dieren, via teken en insecten en via inhalatie. De bacterie kan via huid (ook onbeschadigd), slijmvliezen, maagdarmkanaal en luchtwegen binnendringen. Ook het eten van onvoldoende verhit besmet vlees en drinken van besmet water vormt een risico. Overdracht van mens op mens is nog nooit vastgesteld. In Nederland is geen vaccin tegen Tularemie beschikbaar. Wel in de Verenigde staten en in Rusland. Daar wordt deze gebruikt om bevolkingsgroepen in tularemie-endemische gebieden zoals laboratoriummedewerkers te vaccineren. Om een besmetting te voorkomen is van belang om de volgende maatregelen in acht te nemen: - hanteer karkassen met handschoenen en mondmasker zorg voor door en door verhitting van wildbraad of kook het minstens 1 uur. Het invriezen van het vlees doodt de bacterie niet vermijd contact met mogelijk besmet oppervlaktewater (rivieren, sloten, meren) en het drinken van ongezuiverd water neem algemene hygiënemaatregelen om het contact met evt. besmette knaagdieren met water- en voedselbronnen te beperken vermijd insectenbeten door gebruik van DEET en het dragen van goed gesloten kleding als je onderzoeksmateriaal naar het laboratorium stuurt, vergeet niet vooraf te vermelden dat het materiaal afkomstig is van een patiënt waar de diagnose Tularemie overwogen wordt hou de opslag van hooi en stro droog Incubatieperiode is meestal 3 tot 5 dagen (varieert van 1 tot 21 dagen). De ernst waarmee de ziekte zich manifesteert hangt af van de virulentie van het organisme, de dosis, de porte d’entree en de immuunstatus van de patiënt. Zowel asymptomatisch en subklinisch beloop als foudroyant verloop met sepsis en algeheel orgaan falen zijn mogelijk. De ziekte begint gewoonlijk met abrupte temperatuurstijging , hoofdpijn, spierpijn, koude rillingen en keelpijn. Respiratoire symptomen, buikpijn en diarree zijn mogelijk. Onbehandeld kan de koorts een maand aanhouden. Algeheel malaisegevoel, gewichtsverlies en klierzwellingen kunnen meerdere maanden aanhouden. Diagnostiek is mogelijk door middel van anamnese (contact met besmette dieren, gecontamineerd water, teken/insectenbeten), bacteriële kweek, serologie en PCR. De infectie is meestal goed te behandelen met antibiotica. Tularemie is niet meldingsplichtig. Bij serieuze verdenking van tularemie dient de arts infectieziektebestrijding van de GGD te worden gewaarschuwd om een opzettelijke verspreiding en het inzetten van de bacterie als biologisch wapen uit te sluiten. Tularemie bij dieren Hazen en knaagdieren kunnen worden samengevat als behorende bij verschijnselen vertonen van lethargie, een opstaande vacht, verminderde eetlust en ataxie (wankelend gedrag, alsof ze dronken zijn). Het ziektebeeld bij andere diersoorten is afhankelijk van de gevoeligheid voor deze infectie en varieert van een ernstige bloedvergiftiging tot vrijwel geen symptonen. Verschijnselen die kunnen optreden zijn onder andere koorts, stilzitten, verminderde eetlust, stijfheid en algehele malaise. Hoesten of diarree kunnen ook voorkomen. Opvallend is vaak een verdikking van de lymfeknopen vlak bij de plaats waar de bacterie via wondjes of insectenbeten via de huis is binnengedrongen. Tularemie is beschreven bij honden, al zijn deze veel minder gevoelig voor de bacterie. Als ze worden geïnfecteerd, zijn de ziekteverschijnselen meestal mild. Ze kunnen een paar dagen weinig eetlust en eventueel koorts hebben en minder fit zijn. In Noorwegen en Zweden, waar tularemie endemisch voorkomt, zijn ziekteverschijnselen beschreven van honden na contact met besmette knaagdieren of hazen. Ook in Nederland is een geval bekend waarbij een hond (lichte) ziekteverschijnselen vertoonde na het oplikken van bloed van een besmette haas. Bij katten is tularemie beschreven met anorexia, gewichtsverlies en braken, maar onbekend is in hoeverre katten gevoelig zijn voor het bacterietype dat in Europa voorkomt. Ook onder landbouwhuisdieren is incidenteel melding gemaakt van tularemie, maar onduidelijk is om welk type het gaat. Schapen zijn waarschijnlijk gevoeliger voor de bacterie, runderen worden als vrijwel ongevoelig beschouwd voor tularemie. Er zijn geen aanwijzingen dat tularemie een rol speelt bij paarden.