Geachte aanwezigen, beste familie, vrienden en collega's, Ik ben blij dat u allen vandaag aanwezig kunt zijn bij de verdediging van mijn proefschrift. Zoals zojuist aangekondigd zal ik nu kort uitleggen waar mijn proefschrift over gaat. Zo’n uitleg voor niet-ingewijden heet een lekenpraatje en dat is in mijn geval geen eenvoudige opgave, want op het gebied van immigratie zijn er in Nederland geen echte leken te vinden. Iedereen, van parlementariër tot pizzakoerier heeft wel een mening over immigratie. Toch ga ik het proberen. Vroeger vond ik het lastig om te vertellen waar mijn proefschrift over gaat. Maar sinds de Partij voor de Vrijheid van Geert Wilders vorig jaar zomer kamervragen stelde over de kosten en baten van immigratie is dat niet meer zo moeilijk. Er ontstonden toen namelijk direct verhitte discussies. Evelien Tonkens - die als professor verbonden is aan deze Universiteit – schreef bijvoorbeeld in de Volkskrant: “deze zet van Wilders is fascistisch, op een manier die hij nog niet eerder heeft vertoond”. Daarbij maakte ze een vergelijking met de nazi’s en de Tweede Wereldoorlog. Kennelijk raakte de PVV met haar kamervragen een open zenuw. Wat het extra gevoelig maakt is dat veel deskundigen van mening zijn dat niet-westerse immigratie een negatieve bijdrage oplevert. En dat juist de PVV met die kamervragen kwam, legde een extra morele hypotheek op het uitvoeren van zo’n kosten-batenanalyse. Een econoom die dat doet en op een positief saldo uitkomt zal al snel een theedrinkende allochtonenknuffelaar worden genoemd. En een econoom die concludeert dat immigratie veel geld kost kan gemakkelijk ongewild in het Wilderskamp verzeilt raken. Het debat over immigratie is nu eenmaal sterk gepolariseerd. En daar gaat mijn proefschrift in de kern over: Hoe maken wetenschappers kennis over een onderwerp dat politiek en maatschappelijk zo omstreden is als de economische effecten van immigratie in Nederland? Om een eerste antwoord te geven: lange tijd is er heel weinig onderzoek gedaan naar die economische effecten van immigratie. Rond 1970 werd er een tijdje onderzoek gedaan naar gastarbeid, maar daarna was het vele jaren nagenoeg stil. Pas sinds de eeuwwisseling is het onderwerp serieus op de agenda van economen geplaatst. En dat is eigenlijk heel vreemd, want Nederland is een immigratieland bij uitstek. Nederland ontving de afgelopen 50 jaar bijvoorbeeld 2 1 tot 3 maal zoveel immigranten per 1000 inwoners als de Verenigde Staten en daar werd al sinds het begin van de 20e eeuw veel economisch onderzoek naar immigratie gedaan. Dat feit smeekte wat mij betreft om een verklaring. Niet in de laatste plaats omdat immigratie grote economische effecten heeft op Nederland – veel meer als sommige onderwerpen waar wél bergen economisch onderzoek naar wordt verricht. Om die verklaring te vinden heb ik eerst alle Nederlandse publicaties die ook maar een beetje gingen over de economische effecten van immigratie verzameld en bestudeerd. Daarna heb ik een aantal sleutelfiguren geïnterviewd. Dat ging om economen en minderhedenonderzoekers die daadwerkelijk onderzoek hadden gedaan, maar ook om mensen die er bijvoorbeeld bij nader inzien van af hadden gezien. Tijdens die interviews probeerde ik te achterhalen waarom deze onderzoekers er destijds voor hadden gekozen om een bepaald onderzoek wel of juist niet te doen. Uiteraard werkten de geïnterviewde wetenschappers niet in het luchtledige. Om hun beweegredenen echt goed te kunnen begrijpen, heb ik ook een negental invloedsfactoren bestudeerd, waaronder het migratiebeleid, de ontwikkeling van de economische discipline en de beschikbaarheid van statische gegevens over immigranten. In een later stadium heb ik ook nog enkele politici geïnterviewd om op een aantal nog onopgeloste punten helderheid te verkrijgen. Al doende kreeg ik zo een behoorlijk goed beeld en ... ook een behoorlijk dik boek trouwens. Al met al heb ik zo een redelijk omvattende verklaring kunnen vinden. Let wel, het is geen simpele verklaring. Er zijn veel factoren in het spel en voor elke periode is de verklaring weer anders. En niet onbelangrijk: ontwikkelingen in de ene periode werken ook steeds door in de volgende periode. Ik kan niet alles vertellen, maar zal nu kort ingaan op twee belangrijke perioden: het gastarbeiderbeleid van de jaren zestig en zeventig en de politieke correctheid rond het minderhedenbeleid van de jaren tachtig en negentig. Laten we om te beginnen eens kijken naar het onderzoek naar gastarbeid. In de jaren vijftig hield de Nederlandse regering de lonen heel erg laag. Dat deed men om de Nederlandse industrie en export te stimuleren. Als ik het economisch beleid van die tijd in Jip en Janneke taal samenvat als “wat goed is voor de bazen is goed voor Nederland”, dan zit ik er niet ver naast. En de bazen willen natuurlijk altijd 2 goedkoop personeel. De economie groeide destijds inderdaad als kool, maar het lage lonen beleid had echter wel een groot nadeel. Als de directeur van bijvoorbeeld een textielfabriek de productie wilde uitbreiden en hij kon kiezen tussen de aanschaf van een dure machine of een hok aan zijn fabriek bouwen en 100 man extra aannemen dan koos hij vaak voor het laatste. Logisch, want arbeid was toch spotgoedkoop. Dat remde natuurlijk de vernieuwing binnen het bedrijfsleven en was schadelijk voor de economische ontwikkeling van Nederland op de lange termijn. En dat is ook de strekking van het binnenkort te verschijnen proefschrift van Corina Hendriks - mijn paranimf ter rechterzijde - die het Nederlandse loonmatigingsbeleid van de afgelopen decennia heeft geanalyseerd. En een ander nadeel was dat de vraag naar arbeid zo groot werd, dat er in Nederland geen mensen meer te vinden waren. De bazen wilden gastarbeiders en die kwamen er ook. Voortaan werkten er in die nieuwe hal bij de textielfabriek mensen van rond de Middellandse Zee. De regering voelde weinig behoefte om onderzoek te doen naar de economische effecten van gastarbeid. Immers, als de bazen het nodig vonden, dan moest het wel goed zijn voor Nederland. Maar eind jaren zestig kwam er vanuit de linkse emancipatiebeweging forse kritiek op het gastarbeiderbeleid. Men wees op de uitbuiting van de gastarbeiders en meende dat het voor de herkomstlanden wellicht beter was om die textielfabriek dáár neer te zetten. Onder druk van ondermeer de linkse PSP kwam er een uiteindelijk in 1970 een regeringsnota over gastarbeid. Veel tweede kamerleden wilden vervolgens weten of gastarbeid echt wel zo gunstig was voor de Nederlandse economie en dat gaf weer aanleiding tot een kritische kostenbatenanalyse van het Centraal Planbureau. Dat is in historisch perspectief wel een aardig gegeven, want het laat zien dat het zeker niet altijd links is geweest die immigratie kritiekloos omarmde of economisch onderzoek tegenhield. Integendeel. Maar dit verhaal laat ook zien dat de regering veel te laat gebruik maakte van economische expertkennis. Het Centraal Planbureau – dat leidend was in de wereld op het gebied van macro-economisch onderzoek - werd pas achteraf ingeschakeld. De internationaal vermaarde topeconoom en Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen meende dat de wereldwijde welvaart zou toenemen als rijke landen hun arbeidsintensieve bedrijfstakken – denk weer aan die textielfabriek - zouden overplaatsen naar lage lonenlanden en zich zouden toeleggen op hoogwaardige productie. En econoom Hans Heijke becijferde later dat een dergelijke strategie 3 Nederland welvarender zou maken terwijl de inzet van gastarbeiders overbodig zou zijn. Zo bezien was het gastarbeiderbeleid vanaf het allereerste begin een fiasco dat alleen de bazen wat winst bracht en Nederland remde in haar economische ontwikkeling. Het interessante is dat de overheid dat zelf in 1970 min of meer toegeeft. Maar helaas was het Centraal Planbureau in de jaren zestig te weinig onafhankelijk om daar iets tegen te doen. Dat laat eens te meer zien dat in een moderne maatschappij het maken van goed beleid alleen mogelijk is als de juiste experts er op de juiste manier bij betrokken worden. We maken nu een sprong naar begin jaren tachtig. Toen lag de verhouding tussen beleid en wetenschap juist helemaal andersom. De overheid ontwikkelde in die tijd het zogenaamde minderhedenbeleid. Dat beleid moest er voor zorgen dat etnische minderheden - zoals allochtonen toen nog heetten - emancipeerden en een gelijkwaardige plek minderhedenbeleid kregen werd voor in een een multiculturele groot deel samenleving. uitbesteed aan Dat sociale wetenschappers. Met had toen de illusie dat die als een soort sociale ingenieurs maatschappelijke problemen konden oplossen. Er kwam één commissie die al het minderhedenonderzoek centraal aanstuurde – de Advies Commissie Onderzoek Minderheden. En die commissie had een blinde vlek voor economisch onderzoek. Daarvoor zijn verschillende redenen. Zo drukten antropologen – ik ben zelf antropoloog - een stevig stempel op het werk van die commissie en antropologen hebben nu eenmaal sterk de neiging om zich te vereenzelvigen met de mensen die ze onderzoeken, in dit geval de etnische minderheden. Ook keek de overheid destijds totaal niet met een economische bril naar migratie. Een belangrijke achterliggende reden is echter politieke correctheid - om maar een inmiddels wat versleten term te gebruiken. Er zijn interessante parallellen en verschillen met onze tijd. Onlangs is in Almere de PVV tot schrik van velen de grootste partij geworden. In 1983 kreeg de extreemrechtse Centrum Partij 9% van de stemmen in Almere en er ging een schok door Nederland. Dat maakte allerlei herinneringen aan het trauma van de Tweede Wereldoorlog wakker. En als we ons weer even proberen voor te stellen hoe verschrikkelijk die oorlog was dan is dat ook wel begrijpelijk. Maar angst is een slechte raadgever. En de angst voor extreemrechts kreeg in de jaren tachtig een fobisch karakter. Onze elites kozen er daarom voor om alles wat koren op de molen van extreemrechts was te mijden. Hans Janmaat, het boegbeeld van 4 extreemrechts gebruikte regelmatig economische argumenten tegen immigranten. Daarom ging er een taboe rusten op economisch onderzoek naar immigratie. Hetzelfde gold voor statistische gegevens over immigranten. Zelfs simpele cijfers over werkloosheid of uitkeringgebruik waren er nauwelijks. Dan wordt het doen van economisch onderzoek natuurlijk lastig. Wat er in feite gebeurde is dat wetenschappelijke kennis en data niet meer op hun waarheid of onwaarheid werden beoordeeld, maar om hun vermeende sociale en politieke gevolgen. In mijn proefschrift noem ik dat verschijnsel moral reading (moreel lezen/interpreteren). Ik heb die moral reading altijd kortzichtig en arrogant gevonden, want je kunt alle sociale en politieke gevolgen van een bepaald stuk kennis helemaal niet overzien. OK, voor de korte termijn was die economische kennis over immigratie wellicht voer voor extreemrechts geweest, omdat met name niet-westerse immigranten het op veel vlakken niet goed deden. Maar op lange termijn was het wellicht beter geweest als er heel veel economisch onderzoek naar immigratie was geweest. Het probleem is dat politici in Nederland door het ontkénnen van de problemen ook ontslagen waren van de plicht om ze op te lossen. En kijk naar de uitkomsten 30 jaar later. Er zijn weinig westerse landen waar immigranten het relatief zo slecht doen op de arbeidsmarkt als Nederland. Dat staat in schril contrast met landen als Canada en Australië, waar wel veel economisch onderzoek wordt gedaan. Ik durf de stelling aan dat er een direct verband is tussen de kop in het zand strategie van de elites in de jaren tachtig en negentig en het feit dat Wilders nu zo goed scoort in de peilingen. Overigens is een profetische voorspelling van die strekking eind jaren tachtig al gedaan door Professor Rob Hoppe die dadelijk deel zal uitmaken van de promotiecommissie. Een voorbeeld van een probleem dat de overheid de afgelopen decennia op de lange baan heeft geschoven is het feit dat grootschalige immigratie en een uitgebreide verzorgingsstaat niet goed zijn te verenigen. Professor Han Entzinger en Professor Joop Hartog - twee andere commissieleden die daar dadelijk zullen zitten - werkten met Arie van der Zwan en Coen Teulings - de huidige directeur van het Centraal Planbureau – begin jaren negentig bijvoorbeeld bij een advies om daar meer grip op te krijgen. Dat waren toch niet de minste deskundigen van Nederland, maar de overheid heeft met hun advies veel te weinig gedaan. 5 Andersom hebben de economen van Nederland en ook het Centraal Planbureau zelf het probleem ook heel langs links - of misschien moet ik wel zeggen - rechts laten liggen. Ook hier geldt weer: er zijn verschillende redenen. Zo blijkt zowel in de VS als in Nederland het aantal publicaties van economen sterk samen te hangen met de omvang van immigratie. Maar ook hier geldt weer – en dat laat ik op veel plaatsen in het proefschrift zien – dat onderzoek naar de economische effecten van immigratie in de jaren tachtig en negentig gefrustreerd werd door politieke correctheid ofwel moral reading. Ook na de eeuwwisseling liep een econoom van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid nog tegen een muur van onwil op toen hij de relatie tussen immigratie en verzorgingsstaat wilde analyseren. Het belangrijkste argument was dat immigranten dan de schuld zouden krijgen van de hervormingen van de verzorgingsstaat. Uiteindelijk is het Centraal Planbureau in 2003 met een grote studie gekomen, maar dat was voornamelijk het werk van één onderzoeker, Hans Roodenburg die meende dat het beleid ook op dit terrein met goed onderzoek bediend moest worden. Een van de directeuren verklaarde achteraf dat het Planbureau met dat onderzoek door een mijnenveld was gegaan. Dat tekent de situatie. Tot slot. Het is van groot belang voor Nederland dat het migratiebeleid mede gebaseerd wordt op een grondige en brede analyse van de economische effecten van immigratie, want dat is nog steeds veel te weinig het geval. Goed beleid kan in de ingewikkelde maatschappij van vandaag alleen tot stand komen als er een evenwichtige wisselwerking bestaat tussen democratische besluitvorming en de oordeelsvorming door experts. En bij het migratiebeleid is ook de inbreng van economen onontbeerlijk. Ik hoop dat die inbreng zal groeien en zal leiden tot een migratiebeleid dat - meer dan tot nu toe het geval is geweest - in het belang zal zijn van Nederland en van de immigranten die nog zullen komen. En dan gaat het om meer dan alleen de centen. Ons land is op dit moment politiek gezien extreem verdeeld ten aanzien van het thema migratie. Het blijven negeren van de economische effecten van migratie zal die sociale onrust met grote zekerheid doen toenemen. Ik hoop daarom uit de grond van mijn hart dat het niet zo zal zijn dat hier over zeg 15 jaar een andere promovendus probeert uit te leggen waarom de overheid er voor gekozen heeft stuk expertkennis te negeren dat cruciaal is voor het migratiebeleid. 6