Woordweb 1

advertisement
1
De Nederlandse economie
Woordweb 1
productie in vier sectoren
primair
...........
...........
productiefactoren
...........
...........
bedrijfstakken
...........
...........
...........
...........
...........
plus afschrijvingen
=
BRUTO BINNENLANDS PRODUCT
BRUTO BINNENLANDS INKOMEN
rekening houdend met bevolkingsomvang = per ..............................
rekening houdend met prijsinflatie
= per ..............................
..........
...........
beloningen
toegevoegde waarde bedrijven
=
.......................................................................................
toegevoegde waarde overheid
=
.......................................................................................
...........
Budgetonderzoek + prijspeiling
rekening houdend met verdeling = .............................. inkomensverdeling
Lorenzcurve
nivellering
..................
2
De Nederlandse economie
Woordweb 1 + antwoord
productie in vier sectoren
primair
secundair
tertiair
productiefactoren
kwartair
arbeid
natuur
bedrijfstakken
loon
huur
rente
plus afschrijvingen
=
BRUTO BINNENLANDS PRODUCT
BRUTO BINNENLANDS INKOMEN
rekening houdend met bevolkingsomvang = per hoofd
rekening houdend met prijsinflatie
= per reëel inkomen
CPI
ondernemerschap
beloningen
toegevoegde waarde bedrijven
=
verkoop – inkoop
toegevoegde waarde overheid
=
waarde ambtenarensalarissen
kapitaal
Budgetonderzoek + prijspeiling
rekening houdend met verdeling = primaire inkomensverdeling
Lorenzcurve
nivellering
denivellering
winst
Bron 21 Woordweb hoofdstuk 2
totale winst
=
..................
–
..................
..................
x
..................
..................
..................
rechtsvorm
...........................
onderneming
..................
..................
stroomgegevens
voorraadgegevens
wel rechtspersoon
géén rechtspersoon
..................
..................
..................
..................
..................
..................
rechsvorm:
..................
inkomsten
..................
..................
..................
..................
..................
..................
leiding:
..................
..................
..................
vlottend
..................
aandeelhouders op naam
..................
..................
eigendom
langlopende
schulden
..................
..................
..................
..................
..................
risico:
3
De Nederlandse economie
Bron 21 Woordweb hoofdstuk 2 + antwoord
=
TK
–
TO
totale winst
afzet
x
prijs
TCK
TVK
rechtsvorm
jaarrekening
onderneming
vraag
aanbod
stroomgegevens
voorraadgegevens
wel rechtspersoon
géén rechtspersoon
resultatenrekening
balans
NV
BV
firma
eenmanszaak
rechsvorm:
uitgaven
inkomsten
passiva
activa
directie
directie
eigenaars
eigenaar
leiding:
vreemd
vermogen
eigen
vermogen
vast
vlottend
aandeelhouders
aandeelhouders op naam
eigenaars
eigenaar
eigendom
langlopende
schulden
kortlopende
schulden
aandeelhouder
aandeelhouder
eigenaars
eigenaar
risico:
4
De Nederlandse economie
Bron 25/26 Woordweb hoofdstuk 3
...................
...................
...................
...................
ov. dir. bel.
...................
...................
ov. incl. bel.
.............................
...................
...................
...................
boetes
inkomsten
Rijksoverheid
.............................
.............................
–
=
...................
.............................
...................
uitgaven
.............................
collectieve sector
=
.............................
individuele goederen
zoals paspoorten
.............................
.............................
.............................
.............................
.............................
5
De Nederlandse economie
Bron 25/26 Woordweb hoofdstuk 3 + antwoord
retributies
loon- en inkomstenbelasting
vennootschapsbelasting
ov. dir. bel.
btw
accijnzen
ov. incl. bel.
begrotingssaldo
direct
belastingen
indirect
boetes
niet-belastinginkomsten
inkomsten
Rijksoverheid
Provincies en
gemeenten
Sociale Verzekeringsinstellingen
–
=
overheidsoverdrachten
aflossingen
overheidsbestedingen
uitgaven
financieringssaldo
collectieve sector
=
staatsschuld
individuele goederen
zoals paspoorten
quasi-collectieve
goederen
collectieve goederen
profijtbeginsel
draagkrachtbeginsel
gevangenendilemma
6
De Nederlandse economie
Bron 12 Woordweb hoofdstuk 4
................................
................................
................................
samenwerkingsvormen om
internationale handel
te bevorderen
................................
................................
................................
................................
...........................................
...........................................
andere factoren
of
...........................................
................................
................................
................................
................................
................................
...........................................
................................
................................
................................
................................
................................
protectie
7
De Nederlandse economie
Bron 12 Woordweb hoofdstuk 4 + antwoord
economische unie
douane-unie
vrijhandelszone
samenwerkingsvormen om
internationale handel
te bevorderen
loonkosten
per product
loonmatiging
toenemende
welvaart
specialisatie
internationale
handel
open economie
andere factoren
of
handelsquote
aanbod van die munt
importwaarde
koers (van een munt)
vraag naar die munt
exportwaarde
gesloten economie
andere factoren
protectie
exportsubsidie
non-tarifaire
belemmering
contingent
invoerrecht
8
De Nederlandse economie
Download