waar gezondheid begint

advertisement
1
WAAR GEZONDHEID BEGINT
Rien Verdult
psycholoog-psychotherapeut
Inleiding.
In 1986 werd de serie ‘De baby is al een mens’ uitgezonden op de Nederlandse televisie. Het was
misschien wel de eerste ontdekkingsreis in de moederschoot die op de Nederlandse televisie werd
uitgezonden. Voor het eerst werd er aandacht besteed aan de betekenis en de bevindingen van de
prenatale psychologie. De serie werd voorgesteld als een ontdekkingsreis in de moederschoot. In deze
bijdrage hoop ik met u een ontdekkingsreis te maken naar het begin van ons leven, naar het begin van
onze gezondheid. Maar, om met de Franse auteur Marcel Proust te spreken: De echte ontdekkingsreis
bestaat niet uit het zoeken naar nieuw land, maar uit het zien met andere ogen. Via deze bijdrage hoop
ik dat u met andere ogen gaat zien naar het begin van ons bestaan, naar het begin van ons psychisch
leven.
In deze bijdrage komen de volgende onderwerpen aan bod: wat is gezondheid?, het nature/nurture
debat,
de prenatale gezondheid, prenatale hechting, én geboorte en levensscripts.
Wat is gezondheid?
Het is niet gemakkelijk om gezondheid te omschrijven. Individuen, groepen of culturen hebben er
verschillende opvattingen over. Dit is ook zo over wat een gezonde zwangerschap is en wat een
natuurlijke of gezonde bevalling is. Gezondheid en gezonde zwangerschap zijn complexe begrippen.
Het zijn ook socio-culturele begrippen, dat wil zeggen, ze worden bepaald door een soort geloof dat
in een bepaalde groep overheerst. Zo heeft in onze westerse cultuur eeuwen lang het geloof overheerst
dat de baarmoeder per definitie een paradijs is en dat de foetus in dit paradijs niets anders ervaart dan
gelukzaligheid. Dit geloof wordt op dit moment erg in twijfel getrokken door de prenatale
psychologie. Er is een nieuw beeld rond het prenatale leven in ontwikkeling: de foetus blijkt een
‘Waar gezondheid begint’
Rien Verdult
2
sensitief, actief en communicatief wezen te zijn dat invloeden vanuit zijn omgeving niet alleen kan
ondergaan, maar ze ook kan vasthouden in een vorm van impliciet geheugen (Chaimberlain, 1992).
De Wereld Gezondheid Organisatie (WHO) heeft geprobeerd een definitie te geven van gezondheid.
Alhoewel deze definitie veel kritiek heeft gekregen en soms als vaag wordt afgedaan, wil ik ze hier als
uitgangspunt gebruiken. De WHO stelt dat gezondheid meer is dan het ontbreken van ziekten en
handicaps, en dat het een toestand is van compleet lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden.
Iedereen zal zich akkoord verklaren dat gezondheid meer is dan het ontbreken van ziektes en
handicaps.
Maar wat is een toestand van lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden? Hier gaan de wegen uit
elkaar. De vragen naar wat welbevinden is en welke factoren ertoe bijdragen worden zeer verschillend
beantwoord. Duidelijk mag zijn dat lichamelijke gezondheid en psychisch welbevinden onlosmakelijk
met elkaar verbonden zijn.
Laat ik proberen dit holistisch concept van gezondheid toe te passen op de gezondheid van het
prenatale kind. De gezondheid van de foetus krijgt een steeds groter gewicht. Niet alleen zijn medici
tot steeds meer diagnostiek en behandeling in staat en dit steeds vroeger in de zwangerschap, of zelfs
daarvoor. Ook vrouwen of koppels hechten steeds meer belang aan de gezondheid van hun kind. Met
de daling van het aantal zwangerschappen per vrouw, lijken de medische interventies rond
zwangerschap en geboorte omgekeerd evenredig toe te nemen. Maar welke gezondheid wordt
gecontroleerd? Het accent lijkt ontegensprekelijk te liggen op de lichamelijke gezondheid. Steeds meer
vrouwen staan afwachtend in hun zwangerschap. Ze zijn niet in blijde verwachting van hun kind,
maar in afwachting van het groen licht dat door de arts moet worden gegeven. Zwanger zijn en het
krijgen van een kind zijn steeds meer losgekoppeld (Dehaene, 2000). De prenatale diagnostiek heeft
ertoe geleid dat vrouwen steeds meer voorwaardelijk zwanger zijn, namelijk op voorwaarde dat er
sprake is van een lichamelijk gezond kind. In deze afwachtende opstelling blijft het emotioneel
welbevinden van het prenanatale kind grotendeels buiten beschouwing, sterker nog de prenatale
psyche wordt nog altijd ontkend: de foetus is alleen lichaam en heeft geen geest.
Voortuit lopend op de uitwerking van het thema van mijn lezing, wil ik op dit punt aandacht vragen
voor een belangrijke consequentie van deze afwachtende houding in de zwangerschap, en dat is: het
uitstellen van een emotionele investering in het prenatale kind. Vanuit de prenatale psychologie is
bekend dat een foetus zich kan hechten aan zijn moeder. In normale omstandigheden is de foetus met
heel zijn lijf en met heel zijn ziel verbonden met zijn moeder. In normale omstandigheden zijn haar en
zijn biologische programma’s zodanig op elkaar afgestemd dat er geen sprake kan zijn van een
bedreiging van zijn bestaan. Heel de psyche van de foetus is afgestemd op de psyche van zijn moeder;
‘Waar gezondheid begint’
Rien Verdult
3
wat zij voelt, voelt hij ook. Voelt de foetus zijn moeder niet, heeft hij geen echt contact met haar, dan
wordt dit door de foetus als een inbreuk op zijn veilige hechting ervaren. Het tast zijn emotioneel
welbevinden aan (Stroecken, 1994, 2000).
De
conclusie uit de nieuwe bevindingen van de prenatale psychologie is: voor een gezonde
ontwikkeling van de foetus is niet alleen een goede lichamelijke groei van belang, maar ook een goede
psychische ontplooiing.
Nature / nurture.
Het nieuwe beeld van de foetus heeft grote consequenties. De biologische én psychische ontwikkeling
van de mens begint bij de verwekking en zeker niet na de geboorte, zoals voor de psychische
ontwikkeling altijd gedacht werd. De foetus is niet alleen een lichaam in ontwikkeling, maar ook een
psychè in ontwikkeling.
De foetus kan eerder en meer waarnemen dan ooit gedacht, én hij kan uit deze waarnemingen leren.
Zijn bewegingen zijn niet louter onwillekeurig, stereotiep of reflexmatig, maar ze zijn reactief,
doelgericht en een vorm van communicatie. De foetus heeft vormen van bewustzijn en van geheugen,
waardoor hij ervaringen kan vasthouden; hij heeft een eigen lichaamstaal en vertoont sociaal gedrag.
De foetus gebruikt al zijn mogelijkheden om de reageren op zijn omgeving; hij is dus in staat tot
interactie met zijn omgeving. Kortom: zijn psychische mogelijkheden zijn groter dan ooit vermoed
kon worden (Chaimberlain, 1999).
Deze ‘nieuwe’ mogelijkheden van de foetus werpen een ander licht op het nature/nurture debat. In de
menswetenschappen heeft zich altijd al een fel debat afgespeeld tussen wetenschappers die stelden
dat alle menselijk gedrag aangeboren of genetisch bepaald is en andere wetenschappers die stelden
dat menselijk gedrag aangeleerd is, bepaald wordt door omgevingsinvloeden. Deze discussie staat
bekend onder het ‘nature’/’nurture’-debat.
Het Human Genome Project, waarvan recent de resultaten via alle media bekend werden gemaakt, wil
ons doen geloven dat al ons gedrag terug te brengen is tot genetische aanleg, dat wil zeggen gebaseerd
op ingebouwde genetische programma’s die van toepassing zijn op alle leden van de soort, welke
onafhankelijk zijn van leren, en niet gebaseerd zijn op specifieke omgevingsfactoren.
Maar een ander wereldwijd onderzoeksproject, namelijk naar het ontwikkelen en het functioneren van
onze hersenen, komt tot een andere conclusie. De National Academy of Sciences in de USA hield in
1999 een symposium naar aanleiding van het einde van het ‘Decade of the Brain’.
‘Waar gezondheid begint’
Rien Verdult
4
De neurowetenschapper Dr Robert Malenka stelde er dat het debat over aanleg/omgeving,
nature/nurture definitief is afgelopen. In het blad Science lezen we de volgende uitspraak van hem:
‘Vanwege de wetenschappelijke vorderingen die er recent zijn gemaakt zijn de tegenstellingen tussen ‘nature’ en
‘nurture’, tussen biologie en psychologie verdwenen. Het is nu duidelijk dat omgevingsinvloeden gedachten en
gedrag modificeren en wel door het modificeren van hersenstructuren, dat ze het functioneren van de hersenen,
als ook de expressie van de genen bepalen’.
De conclusie lijkt te zijn dat, - al komt elke ontwikkeling voort uit een interactie tussen genetische
aanleg en omgevingsinvloeden-, de invloed van omgevingsinvloeden erg groot is.
De foetale ontwikkeling is niet alleen de uitdrukking van een genetisch vastgelegd programma, maar
ook en misschien wel vooral, het resultaat van omgevingsinvloeden.
Volgens Fedor-Freybergh (1988) moeten we het klassieke beeld van de menselijke ontwikkeling,
waarin de structuur vooraf gaat aan de functie, verlaten. Volgens hem gaat de functie vooraf aan de
structuur. De morfologische structuur, welke in potentie genetisch gegeven is, ontwikkelt zich maar,
omdat er een primaire functionele noodzaak bestaat in wisselwerking met de omgeving. Een orgaan
zou zich niet ontwikkelen als er geen functionele noodzaak zou zijn; de longen ontwikkelen zich maar
omdat er een noodzaak tot ademhalen is, tot opnemen van zuurstof uit de omgeving. Dit principe
geldt ook voor de psychische ontwikkeling. Omdat het prenatale kind voor zijn overleven is
aangewezen op contact met zijn moeder, is er een noodzaak tot het ontwikkelen van contact- en
communicatievaardigheden. Deze vaardigheden zijn in potentie genetisch aanwezig, maar zullen in
relatie tot zijn moeder tot ontwikkeling komen.
Dus: ook psychologische processen komen niet opgang ná, maar vóór de morfologische structuren
zich ontwikkeld hebben. Bekend is onder andere dat een foetus pijn kan ervaren, lang voordat de
structuren van zijn centraal zenuwstelsel zich ontwikkeld hebben, iets wat altijd ontkend is geweest
(Chaimberlain, 1999).
De foetale ontwikkeling kan dus gezien worden als het vorm krijgen door omgevingsinvloeden wat
genetisch in potentie aanwezig is. De foetus ondergaat sterke invloeden vanuit zijn omgeving, welke
zijn groei bepalen. Volgens mij ligt in de genetische programma’s van de mens de noodzaak tot
contact en communicatie vervat. Contact en communicatie zijn noodzakelijk om te overleven, om te
leven. Heel de foetale ontwikkeling is de uitdrukking van dit contact en leidt tot levensnoodzakelijke
communicatie met de omgeving, in casu de moeder en via haar ook met zijn wijdere omgeving,
waaronder de vader. De foetus exploreert zijn omgeving op een nog ongedifferentieerde manier; hij is
op allerlei manieren op zoek naar signalen uit zijn omgeving die zijn bestaan bevestigen of die zijn
bestaan kunnen bedreigen. Aanvankelijk is zijn exploratie gebaseerd op aktie, op bewegen. Het is van
‘Waar gezondheid begint’
Rien Verdult
5
belang dat we de kinestetische positie van het prenatale kind goed begrijpen: bewegen is psychisch en
de psychè is in beweging zijn. Reeds op 7 weken na de conceptie reageert de foetus al zichtbaar met
beweging op een aangeboden stimulus. Deze vroege exploraties leggen de basis voor perceptie en
waarnemen is weer de basis voor de verdere uitbouw van contact en communicatie. Aangezien voor
het overleven van de foetus, en nogmaals dit geldt zowel in fysiologische als in psychologische zin,
het contact met de moeder essentieel is, staat zijn gehele ontwikkeling in het teken van het vestigen en
handhaven van een symbiotische relatie met haar.
Daarmee wordt de (baar-)moeder, het eerste milieu dat invloed uitoefent op de ontwikkeling van het
prenatale kind. In de baarmoeder leeft het kind samen met zijn moeder in een symbiose. Zijn bloed is
haar bloed, haar hormonen en chemie worden ook de zijne. Het drinkt mee, rookt mee, het eet mee. Ze
hebben een gemeenschappelijk bewustzijn: zijn psyche is haar psyche, haar gedachten zijn zijn
gedachten, haar gevoelens zijn zijn gevoelens. Dit is het ecologische vertrekpunt van de prenatale
psychologie (Schindler, 1983).
Nogmaals: prenatale gezondheid.
Keren we terug naar ons thema van de prenatale gezondheid. Gezondheid moeten we niet alleen
negatief definiëren in termen van het ontbreken van ziekte of handicaps, en dus zou het accent niet
alleen moeten liggen op het opsporen van deze ziektes of handicaps, maar we moeten ons ook de
vraag stellen welke positieve aspecten bijdragen tot een betere gezondheid van het prenatale kind. Een
goede lichamelijke gezondheid van de foetus wordt bevorderd door de gezondheid van de moeder.
De gekende factoren zijn: een gezonde en afwisselende voeding, voldoende rust, geen alcohol of
andere drugs gebruiken en niet roken.
Maar er is meer. Zo heeft recent onderzoek naar de ontwikkeling van de hersenen aangetoond, dat de
kwaliteit van het ontwikkelingsproces van de hersenen, dat vóór de geboorte begint, wordt bepaald
door omgevingsinvloeden, én dat één van deze invloeden de kwaliteit van de relationele ervaringen
van het prenatale kind betreft. De kwaliteit van de relatie met zijn moeder en van de manier waarop
zij het contact van de baby met zijn omgeving medieert, beïnvloeden de ontwikkeling van de hersenen
en met name de vorming van neurale netwerken en verbindingen in de hersenen (Eichhorn en Verny,
1998). De ervaringen van het prenatale kind en de baby van de kwaliteit van de relatie met zijn
moeder bepaalt mede de verbindingen tussen de hersencellen en de mogelijkheden om informatie te
verwerken. Een goede emotionele binding tussen moeder en kind bepaalt dus in positieve zin de
gezondheid van de foetus en de baby.
‘Waar gezondheid begint’
Rien Verdult
6
Wat voor de ontwikkeling van de hersenen geldt, geldt ook voor andere systemen in ons lichaam. De
bekende Franse gynaecoloog Odent benadrukt dat gezondheid betekent dat ons adaptief systeem
goed werkt. Ons hormonaalsysteem, ons immuumsysteem en ons zenuwstelsel zijn nauw met elkaar
verbonden en werken als een eenheid om ons overleven te waarborgen. In dit primair adaptief
systeem werken lichaam en psychè samen, op basis van ingewikkelde en nog lang niet doorgronde
interactieve mechanismen. Essentieel is dat de verschillende onderdelen van dit basale adaptief
systeem zich gelijktijdig ontwikkelen tijdens de zwangerschap en de babytijd. Bovendien is dit basale
adaptief systeem niet alleen van belang voor een afweer tegen lichamelijke bedreigingen, maar helpt
het ook bij de afweer tegen psychologische bedreigingen, zoals stress. Daarbij moeten we ons
realiseren dat dit adaptief systeem aanvankelijk nog erg kwetsbaar is en niet in staat is om sterke
bedreigingen te weerstaan. Prenatale overbelasting van dit systeem leidt tot een ondermijning van de
lichamelijke en psychische weerbaarheid van de foetus en van het latere kind. Als dit primair adaptief
systeem té vroeg té grote belastingen moet verwerken zal dit de lichamelijke en geestelijke
gezondheid ondermijnen. Een veilige baarmoeder moet overbelasting van het primair adaptief
systeem voorkomen en daarmee de gezondheid beschermen.
De algemene conclusie met betrekking tot de ontwikkeling van prenatale gezondheid moet dan ook
zijn:
- dat de foetus zich ontwikkelt in actieve wisselwerking met zijn omgeving, én
- dat een veilige, niet belastende omgeving zijn prenatale en postnatale gezondheid bevordert.
Prenatale hechting.
Waaruit bestaat deze veilige, niet belastende omgeving? Voor mij is het meest wezenlijke van deze
veilige omgeving, welke de lichamelijke en psychische gezondheid van de foetus moet waarborgen,
de prenatale hechting. Deze prenatale hechting wordt ook wel bonding genoemd (Klaus en Klaus,
1998). In de verbondenheid met een sensitieve en responsieve vrouw die hem in haar lichaam draagt,
kan de foetus zich in alle veiligheid ontwikkelen. Als zijn psyche en haar psyche verbonden zijn en
blijven, zal hij zich veilig voelen, zullen zijn psychologische functies en morfologische structuren zich
gezond ontplooien. Oftewel, om een goede lichamelijke en psychische gezondheid te waarborgen, is
een goede prenatale hechting van levensbelang.
‘Waar gezondheid begint’
Rien Verdult
7
De grondlegger van de hechtingstheorie, de Engelse psychiater John Bowlby (1983), heeft voor jonge
kinderen aangetoond dat een veilige basis in de concrete nabijheid van sensitieve en responsieve
hechtingsfiguren noodzakelijk is voor een gezonde en evenwichtige ontwikkeling van het kind.
Trekken we deze opvatting door naar het prenatale kind, dan wordt een gezonde en evenwichtige
ontwikkeling bepaald door de band die de moeder en via haar de vader met het prenatale kind
opbouwt.
Zoals we reeds zagen staat de foetus in voortdurend contact met zijn omgeving en communiceert hij
actief. Daarmee ondergaat de foetus veel invloeden, en misschien wel de belangrijkste is de houding
van zijn moeder tegenover zijn bestaan. Elk onbewust aspect uit de psyche van de vrouw heeft de
potentie in zich om door te dringen tot in de psyche van het prenatale kind.
Wijst een vrouw bewust, maar ook onbewust haar zwangerschap af, - heeft zij het moeilijk met haar
zwangerschap, omdat het kind haar belast, kan zij de veranderingen in haar lichaam niet accepteren -,
dan kan dit door de foetus ervaren worden als een bedreiging van zijn bestaan.
Is zij emotioneel op afstand van of afgesloten voor haar kind, doordat ze geen tijd heeft om bij haar
zwangerschap stil te staan en deze te beleven, of stelt zij haar emotionele investering uit uit angst voor
een nieuwe miskraam of een erfelijk belast kind, dan kan dit door de foetus als een isolement ervaren
worden;
Wenst de vrouw op helemaal niet zwanger te zijn, verwerpt zij haar zwangerschap en is het kind
ongewenst, dan wordt dit door de foetus ervaren als een ontkenning van zijn bestaan.
Massale afwijzing, verwerping en isolement vormen een bedreiging van de prenatale hechting en
verstoren de emotionele zekerheid, het basaal vertrouwen in het leven van de foetus. Zijn psychisch
overleven kan in gevaar komen.
Immers, prenatale bonding is essentieel voor een psychisch gezonde ontwikkeling van het prenatale
kind.
Met betrekking tot de prenatale ontwikkeling kunnen we het volgende concluderen: de (baar)moeder
en het prenatale kind vormen een dynamisch systeem. In de baarmoeder is er sprake van een aktieve
dialoog tussen moeder en kind. Leven is communiceren en communiceren doet ontwikkelen, doet
leven. De communicatiemogelijkheden van de foetus zijn psychosomatisch van aard. Of om met
Brazelton (1990) te spreken: de preverbale taal is affect en gedrag. Dit affectief lichamelijke contact
vormt de link tussen de buitenwereld en zijn binnenwereld. Heel het functioneren van de foetus is
afgestemd op het in stand houden van de levensnoodzakelijke symbiose met zijn moeder, die hem het
leven schenkt. Haar emotionele betrokkenheid is van grote invloed op de ontwikkeling van de
psychologische functies van haar foetus en daarmee op zijn mogelijkheden om een affectief contact
‘Waar gezondheid begint’
Rien Verdult
8
met haar op te bouwen. Deze affectieve band, deze veilige hechting of bonding, is bepalend voor de
ontwikkeling van onder andere hersenstructuren en hersenfuncties, is bepalend voor de intellectuele,
sociale en affectieve ontwikkeling van haar (prenatale)kind. Zijn basisgevoel, waarmee hij in het leven
komt te staan, van gewenst te zijn, echt gezien en gehoord te worden, geliefd te voelen,
zelfvertrouwen te hebben of tegenovergesteld ongewenst te zijn, belast te zijn, niet geliefd te zijn,
verlamd te zijn, worden in deze periode voorgevormd.
De geboorte.
De prenatale ontwikkeling houdt ook een voorbereiding in op het geboorteproces. Zijn ontwikkeling,
in biologische en psychologische zin, staat ook in het teken van de grote stap: de eerste voorzichtige en
voorlopige scheiding van zijn moeder, én de overgang naar een nieuwe wereld.
Het geboorteproces is teamwerk. Vier à vijf weken voor de geboorte neemt de baby het initiatief. In
de foetale hersenen zit een soort klokmechanisme dat het signaal voor de geboorte geeft. De foetale
hypothalamus, hypofyse en de bijnier spelen een belangrijke rol. Het endocriene systeem van de
foetus speelt dus een hoofdrol in de sturing van het geboorteproces. De signalen die bij de baby
vertrekken zetten een hele reeks veranderingen bij de vrouw in gang.
Het geboorteproces vraagt een enorme gecompliceerde aanpassing van de baby. Het is een
ingrijpende milieuwisseling: van het watermilieu in de baarmoeder naar het zuurstofmilieu van de
buitenwereld. Het perinatale kind moet zijn ademhaling opgang brengen, zijn eigen bloedsomloop
vormen, zich aanpassen aan een grotere bewegingsruimte, alsook aan een andere temperatuur en het
moet andere zintuiglijke indrukken verwerken (Nathalientz, 1994).
Naast
de
ingrijpende
lichamelijke
veranderingen
treden
ook
belangrijke
psychologische
veranderingen op. We kunnen de geboorte niet alleen opvatten als een belangrijke milieuwisseling,
maar ook als een eerste scheidingservaring. In normale omstandigheden heeft de baby negen
maanden geleefd in absolute verbondenheid met zijn moeder. Hij leefde in een symbiotische relatie.
Door zijn geboorte komt daar verandering in. Volgens Sepp Schindler (1993) zijn er vier
psychologische fenomenen die bij de geboorte als overgangservaring een cruciale rol spelen:
- de ervaring van de bedreiging van zijn bestaan; in de baarmoeder heeft de foetus beschermd kunnen
leven, nu in de buitenwereld is hij meer op zichzelf aangewezen.
- het overwinnen van de tegenstellingen in het leven
- de ervaring dat behoeften en noden niet meer onmiddellijk, maar uitgesteld bevredigd worden
- het aangewezen zijn op hulp van buitenaf, waardoor een basale afhankelijkheid in de beleving komt.
‘Waar gezondheid begint’
Rien Verdult
9
We kunnen deze psychologische veranderingen samenvatten als een verandering in de symbiotische
relatie, welke voor de geboorte is ontstaan en die na de geboorte wordt doorgezet, maar van karakter
verandert, namelijk van absoluut naar relationeel. Door de geboorte is zijn moeder niet langer
onlosmakelijk met hem verbonden, maar komt zij voor het eerst buiten hem te staan.
In de ontwikkeling van het individu is de geboorte een kritisch moment, waarvan de uitkomst van
groot belang is voor de verdere ontwikkeling. De uitkomst van de geboorte heeft zijn invloed op
relatievorming, op coping met stresservaringen, op onze lichamelijke en geestelijke gezondheid. De
geboorte-ervaring kan voor de baby een positieve ervaring zijn als:
- hij op zijn eigen tijd geboren wordt,
- de baby actief kan participeren aan zijn geboorteproces,
- de baby een volledig geboorteproces doormaakt,
- de baby zich gesteund voelt door en verbonden blijft voelen met zijn moeder
- als de geboorte wordt gevolgd door een onmiddellijk herstel van het lichamelijk contact, nog vóór de
navelstreng is doorgeknipt
- als de geboorte gevolgd kan worden door self attachment behavior, zoals zoeken naar de
borst, op gang komen van het zuigen, zoeken naar oogcontact.
We kunnen gerust stellen dat geboren worden een stressvolle ervaring, maar ze hoeft niet per definitie
traumatiserend te zijn. Een geboorte kan ook een essentiële ervaring zijn, een nieuwe stap in de
ontwikkeling van een veilige hechting. Als het geboorteproces aan de eerder genoemde voorwaarden
voldoet dan geeft dit de baby een gevoel van:
- controle over een intern proces dat hij zelf op gang heeft gebracht
- meesterschap en competentie over zijn eigen mogelijkheden
- ontlading van spanning en angsten die eventueel tijdens het geboorteproces zijn opgelopen.
Helaas is het zo dat veel geboorten op psychologisch vlak een traumatisch aspect in zich hebben.
William Emerson (1998), een gerenomeerd onderzoeker van geboortetrauma’s die al meer dan 25 jaar
over de hele wereld geboortetrauma’s bestudeert, wijst erop dat geboortetrauma’s algemene en
specifieke
kenmerken
hebben.
De
algemene
kenmerken
van
geboortetrauma’s
zijn:
de
bondingsmoeilijkheden, het shock-syndroom en het controleverlies-complex. Daarnaast zijn er
specifieke kenmerken, welke samenhangen met de aard van de traumatiserende factor. Zo leidt een
instrumentele bevalling tot een ander soort traumatisering dan een keizersnede.
‘Waar gezondheid begint’
Rien Verdult
10
Ik wil mij hier beperken tot een aspect van het geboortetrauma, namelijk het shock-syndroom. De
intensiteit van de ervaren stress tijdens de geboorte kan zo groot zijn dat de foetus overspoeld wordt
door angst. De foetus raakt in fysiologische en in psychologische zin geblokkeerd en moet zich
afsluiten voor nieuwe indrukken. Shock is een vorm van afsplitsing: de foetus probeert geen
lichamelijke sensaties meer te ervaren. De Engelse prenataal psychotherapeut Frank Lake zou dit
transmarginale stress-ervaring noemen (Maret, 1997). De stress door de traumatisering is zo groot dat
heel het organisme van de foetus verlamd geraakt. In geboorteregresies komt dit terug als uitputting,
verlamming, verlies van bewustzijn of overgeven aan een toestand tussen leven en dood.
Daarmee zijn we aangeland aan een belangrijke consequentie van geboortetrauma’s. Geboortetrauma’s
hebben een uitwerking op de menselijke psychè, welke een leven lang merkbaar is. Geboorteervaringen vormen een soort levensscript. Dit is een soort van basisgevoel waarmee mensen naar hun
wereld kijken en waarmee ze in het leven staan. Ik wil hier één aspect van het levensscript
benadrukken, namelijk de manier waarop we met stress omgaan. De basis voor wat wordt genoemd
onze copingstijl, onze manier van omgaan met stress wordt gelegd in onze geboorte-ervaring. Op het
gevaar af van een veel te grote simplificatie geef ik hier toch de volgende levensscripts.
Geboorte
Natuurlijk en ongecompliceerd
levensscript
zelfvertrouwen, kracht, sterkte;
goed kunnen aanpassen aan veranderingen;
goed om kunnen gaan met stress.
Angstige geboorte
sterke onzekerheid bij veranderingen;
sterke twijfels en angsten bij stresssituaties, gepaard gaand met angstsymptomen als
verstikkingsangst en claustrofobie.
Premature geboorte
bij veranderingen te snel willengaan, te
gehaast , ongedurig, hyperactief, forcerend;
stress-ervaringen te snel willen afsluiten
Keizersnede
het vermijden van confrontaties, zeker als die
gepaard gaan met lichamelijk contact;
bij stress het gevoel hebben aan je lot
‘Waar gezondheid begint’
Rien Verdult
11
overgelaten te zijn.
Epidurale bevalling
aanvankelijk in stress-situaties energiek,
wat plotseling kan omslaan in verlamming.
Voor alle duidelijkheid: ik heb niets tegen levensnoodzakelijke interventies tijdens het geboorteproces.
Ik wil wel waarschuwen voor het feit dat interventies hun invloed nalaten en dat deze invloeden zo
groot zijn dat ze een leven lang door kunnen werken. Onnodige interventies moeten dus vermeden
worden
Conclusie.
De gezondheid en het welbevinden van moeder en foetus zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Omdat de psychè van de vrouw en de psychè van de foetus met elkaar verbonden zijn, omdat elk
onbewust aspect uit de psychè van de vrouw de potentie in zich heeft om door te dringen tot de
psychè van de foetus, is bewustwording van haar eigen kindertijd en van haar eigen geboorte van
essentieel belang voor het welbevinden van de foetus.
De hechting begint voor de geboorte. Prenatale hechting is levensnoodzakelijk voor de foetus en zal
zijn leven lang sporen nalaten. De begeleiding van de foetus is dus mogelijk via de vrouw. In de mate
dat zij zich goed voelt in haar vrouw-zijn, in haar lijf, in haar zwangerschap, zal zij het welbevinden
van de foetus mee bepalen.
Naast een veilige en efficiënte geboorte hebben we meer sensitiviteit nodig voor de ervaring van het
perinatale kind en voor zijn eventuele belastende ervaringen. De meest natuurlijke geboorte is het
beste voor de gezondheid en het welbevinden van de baby en van de latere volwassene. De basis voor
het optimaliseren van het geboorteproces en van de geboorte-ervaring voor het kind, is de
ondersteuning van de vrouw door haar partner en/of door geboortehelpers, die door hun empathische
betrokkenheid de vrouw helpen haar kind te begeleiden is deze belangrijke stap.
Literatuur:
Bowlby, J., Verbondenheid, Van Loghem slaterus, Deventer, 1983.
Brazelton, T., en Cramer, B., De eerste band, Bosch & Keuning, Baarn, 1990.
‘Waar gezondheid begint’
Rien Verdult
12
Chaimberlain, D., Life in the womb: dangers and opportunities. In: Journal of prenatal and perinatal psychology and health, 2,
1999.
Chaimberlain, D., Babies are not what we thought: call for a new paradigm. In: International Journal of prenatal and perinatal
studies, 3, 1992.
Chaimberlain, D., Babies don’t feel pain: a century of denial in medicine. In: Journal of prenatal and perinatal psychology and
health, 2, 1999.
Dehaene, T., Onzekere zwangerschap, Davidsfonds, Leuven, 2000.
Eichhorn, D., en Verny, T., The biopsychosocial transactional model of development: the beginning of the formation of an
emergent sense of self in the newborn. In: Journal of prenatal and perinatal psychology and health, 3,1999.
Emerson, W., Birth trauma: the psychological effects of obstetrical interventions. In: Journal of prenatal and perinatal
psychology and health, 1, 1998.
Fedor-Freybergh, P., en Vogel, V., Prenatal and perinatal psychology and medicine; encounter with the unborn, Partheon,
Lancs, 1988.
Klaus, M., en Klaus, Ph., Your amazing newborn, Perseus books, Reading, 1998.
Maret, S., the prenatal person; Frank Lake’s maternal-fetal distress syndrom, university Press of america, Boston, 1997.
Nathanieltz, P., Leven voor de geboorte, forum, Amsterdam, 1994.
Odent, M., Birth reborn, Souvenir Press, Londen, 1984.
Schindler, S., en Zimprich, H., Ökologie der Perinatalzeit, Hippokrates, Stuttgart, 1983.
Stroecken, G., Het miskende kind in onszelf, ACCO, Leuven, 1994.
Stroecken, G., Gezocht: pleitbezorgers voor het jonge kind, Garant, Leuven, 2000.
Corrspondentie:
Rien Verdult
Adres:
Opleeuwstraat 59, B 3840 Gors-Opleeuw (Borgloon)
Tel:
(0032) 012 67 19 35
Email:
[email protected]
Website: www.stroeckenvedult.be
‘Waar gezondheid begint’
Rien Verdult
Download