Meer productiviteit en werkplezier in je organisatie Met het nieuwe feedback- en verbetermanagement door Wendy Geurkink Pleidooi én handvat om organisaties te kantelen naar een ‘open en sociale feedback- en verbetermanagement omgeving’ die zorgt voor een duurzaam succesvolle organisatie waar Passie, Innovatie en Transparantie hand in hand gaan. 1 Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Inleiding Het wezen van kwaliteitszorg De ontwikkeling van kwaliteitsdenken Employee engagement als bron voor kwaliteit en innovatie Customer engagement in een online wereld Het nieuwe feedback- en verbetermanagement Epiloog Biografie en geraadpleegde bronnen 3 4 7 9 11 15 21 22 2 1. Inleiding De huidige tijdgeest vraagt om het betrekken van klanten en medewerkers bij innovatie. Dit wordt extra aangewakkerd door technologische versnellers als social media. Co-creatie en open innovatie, beiden gebaseerd op communitybased werken en leren, zijn niet meer weg te denken. Klanten, gebruikers, leveranciers en organisaties werken samen aan de ontwikkeling en/of de verbetering van een product of dienst. Het is een nieuwe, meer sociale en daardoor verbindende werkwijze die aansluit bij wat organisaties nodig hebben (doeltreffend werken en innoveren) en wat mensen willen (zinvol werken en bijdragen). Organisaties - op zoek naar de juiste weg - worden bedolven onder abstracties als ‘Sociale Innovatie’ en ‘Het Nieuwe Werken’. Sommige organisaties negeren het. Anderen verdiepen zich in de beloofde voordelen als productiviteitsverbetering en meer klantbetrokkenheid die op internetfora worden bezongen. Daadwerkelijk begrip van de diepere betekenis ontbreekt en daardoor worden deze belangrijke ontwikkelingen - het zijn paradigmaveranderingen! - meestal weggezet als ‘kostenbesparende’ hypes. De link met feedback- en verbetermanagement, een verzamelnaam voor methodieken als klachtenmanagement, incidentmanagement en auditmanagement die in de kwaliteitshoek worden geplaatst omdat ze inzicht geven in de ervaringen en prestaties van de mensen in en om organisaties en dit inzicht te gebruiken als basis voor continu verbeteren, wordt nog niet gelegd. Dat is ook niet zo vreemd. Kwaliteitsdenken was van oudsher gericht op beheersing via regels, procedures en certificering. Bij sommigen bestaat daardoor het beeld dat kwaliteitstrajecten niet bol staan van enthousiasme en vitaliteit, maar eerder leiden tot bureaucratisering, irritatie en tijdverspilling. Of dat nu op echte feiten is gebaseerd of slechts een imagoprobleem: velen zullen het met mij eens zijn als ik zeg dat er in vrijwel iedere organisatie nog een wereld te winnen is als het gaat om doeltreffender met elkaar samenwerken en communiceren, laat staan innoveren. Het is mijn ervaring dat teveel nadruk leggen op doeltreffendheid via standaardisatie en controle juist ten koste kan gaan van de innovatiekracht en bovendien ten koste van het werkplezier van medewerkers. Hoe kan feedback- en verbetermanagement dan toch worden ingezet als aanjager en richting gever voor zowel kwaliteit als innovatie? 3 2. Het wezen van kwaliteitszorg Kwaliteitsmanagement draait om het voldoen aan de verwachtingen van klanten, bij minimale variatie (en dus zoveel mogelijk standaardisatie). Een organisatie die dat het beste lukt, werkt tegen de laagste kosten en maakt winst. Winst is een noodzakelijke randvoorwaarde om te overleven. Het is een indicator die aangeeft of een organisatie in staat is haar producten en diensten goed in de markt te zetten. Maar winst is niet het doel en ook niet het bestaansrecht van een organisatie. Het bestaanrecht heeft vooral te maken met de identiteit en ambitie van de organisatie, ofwel de manier waarop de organisatie op lange termijn zal voortbestaan. Dit wordt beschreven in de missie en visie van de organisatie. Winst is niet het doel en ook niet het bestaansrecht van een organisatie Om uit te leggen wat dit met kwaliteitsmanagement te maken heeft, nu eerst een samenvatting van de geschiedenis van kwaliteitszorg. Grofweg is die in te delen in de periode voor WOII en de periode na WOII. Professionele kwaliteitszorg De industriële revolutie leidde eigenlijk het begin in van professionele kwaliteitszorg. Naast mechanisatie van processen werd ook specialisatie van processen ingevoerd. De volgende stap was standaardisering. Deze stap wordt toegeschreven aan de Franse generaal Jean Baptiste de Gribeauval in 1776. Hij merkte dat zijn musketten op het slagveld stukgingen en niet te repareren waren omdat de onderdelen niet onderling uit te wisselen waren. Voor hem reden om een productiesysteem te ontwerpen waarin de verschillende onderdelen van het wapen werden geijkt volgens een standaard meetinstrument. Volgens dit principe werkt standaardisering. Toch werd dat idee niet bijster snel overgenomen. Pas een eeuw later waagde naaimachinefabrikant Singer zich er ook aan. En toen ging het sneller. Standaardisering betekent dus dat de eindproducten van een productieproces aan bepaalde vooraf vastgestelde standaarden moeten voldoen. Frederick Taylor trok die standaardisering rond 1900 net wat verder. Niet alleen de producten moeten aan een bepaalde standaard voldoen. Ook processen als de lengte van een werkdag, arbeidsvoorwaarden etc. moeten volgens een bepaalde standaard beschreven zijn. Dat was het begin van management als kennisdiscipline. Tot aan de Tweede Wereldoorlog werden deze ideëen verder uitgewerkt en doorgevoerd. En toen kwam er de oorlog tussen Japan en de VS, en natuurlijk de strijd die op het Europese vasteland woedde. Veel van de normale productie werd omgezet naar oorlogsproductie. Met die oorlogsproductie werden nieuwe, minimale kwaliteitsnormen voor de productie gesteld (Acceptable Quality levels). Daarnaast werd het hele bedrijfsleven gestimuleerd om cursussen kwaliteitsmanagement te volgen. Jammer genoeg kwamen daar voornamelijk ingenieurs en kwaliteitsspecialisten op af. Daardoor werd kwaliteitsmanagement nog niet breed doorgevoerd en gedragen binnen het Amerikaanse bedrijfsleven. 4 Kwaliteitszorg na WOII De oorlog was aflopen, half Europa lag in puin en krabbelde langzaam op. Japan was grotendeels verwoest en moest het land weer opbouwen en Amerika was een wereldmacht. Iedereen keek naar de grote verlosser en kocht zijn producten. En dat maakte de Amerikaanse productiesector lui. Iedereen kocht hun aanbod toch wel, waarom zou je dan efficiënter en kosteneffectiever gaan werken? Dat ging prima tot de jaren ’60 en ’70. En toen waren daar ineens Japanse producten die kwaliteit hadden en ook nog eens ruim onder de gemiddelde Amerikaanse prijs verkocht werden. Paniek in de VS! Hoe waren die Japanners vanuit hun geweldige achterstand ineens op zo’n voorsprong gekomen? Het simpele antwoord is; door kwaliteitszorg. Natuurlijk kwam deze ‘invasie’ niet vanuit het niets. Hij was kort na de oorlog al ingezet en kwam tot volle bloei in die periode. Nadat de rookwolken in Japan waren opgetrokken, begon het land met de wederopbouw. Voor de opbouw van de industrie werd onder andere kwaliteitsgoeroe W.E. Deming (een Amerikaan!) aangetrokken door Generaal Douglas MacArthur. Hij was bewust bezig met hervormingen van het land in zijn rol als militair toezichthouder na de oorlog. MacArthur zorgde dat Japanse industriëlen op bezoek gingen bij Amerikaanse fabrieken om te zien hoe de productieprocessen in elkaar staken. Daarnaast was het grote voordeel van Japan dat niet enkel ingenieurs en kwaliteitsmanagers hun pijlen op kwaliteitszorg richtten maar dat het hele bedrijfsleven dat deed. Het draagvlak voor kwaliteitszorg was dus in Japan vele malen groter dan in de VS. Deming reisde door het land en gaf voordrachten en trainingen om zijn theorie over te brengen. Zijn lezingen gingen over de rol en de verantwoordelijkheden van het management, over natuurlijke oorzaken van variatie en bijzondere oorzaken van variatie, over zingeving, motivatie en vooral over het wegnemen van non-kwaliteit. Variatie verminderen Dit motiveerde de Japanse industry leaders om producten te maken die goedkoper waren maar die daarnaast bestaande producten in kwaliteit overtroffen. Hoe ze dat deden? Door het verminderen van variatie. De faalkosten werden teruggebracht. Faalkosten zijn volgens de Dikke van Dale; onkosten ten gevolge van blunders. Dat is voor de kwaliteitszorg te kort door de bocht. Maar kosten die ontstaan doordat een proces inefficiënt verloopt, of kosten die een producent moet maken als het eindproduct niet aan de afgesproken kwaliteitseisen voldoet komt een stuk dichter in de buurt. Deming noemt dit variatie. Door faalkosten te voorkomen, kun je de kosten van productie al flink naar beneden brengen. Natuurlijk kun je niet alle varatie vermijden. Die is er altijd maar je kunt hem wel zo klein mogelijk maken. Daarom maakte Deming onderscheid in ‘bijzondere oorzaken van variatie’ en ‘natuurlijke oorzaken van variatie’. Onder bijzondere scharen we alles wat ‘binnen’ onze controle valt zoals machines die uitvallen, werknemers die ziek worden, foute instellingen op een apparaat etc. 5 Natuurlijke oorzaken zijn zaken die standaard anders zijn. Geen product is exact hetzelfde dus dat is een natuurlijke variatie. Besteed je aandacht aan het wegnemen van die variabelen dan ben je eigenlijk continu bezig om de productiviteit te verbeteren en de kosten te verlagen. Die aanpak vatte Deming samen in zijn PDCA-cirkel (Plan-Do-Check-Act). Wat zijn aanpak tot zo’n succes maakte in Japan is dat dit gedachtegoed breed werd gedragen door het management. In Japan waren ze bereid geld te steken in kwaliteit omdat het voor hen betekende dat ze eindelijk een concurrende voorsprong konden behalen. Het was dus iets wat in alle lagen van het Japanse bedrijfsleven werd doorgevoerd. De verantwoordelijkheid voor kwaliteit werd bij de directie gelegd die dat weer opsplitste en bij de verschillende managers binnen hun aandachtsgebied weglegde. Die managers belastten ieder van hun uitvoerders met het bewaken van de kwaliteit waardoor ook daar de verantwoordelijkheid voor het slagen van kwaliteitsmanagement werd gevoeld. Zo sijpelde die verantwoordelijkheid door heel de organisatie wat het kwaliteitsproces alleen maar ten goede kwam. Later werd deze manier van organiseren betiteld als de Kaizen filosofie. ‘Kaizen is gebaseerd op het geloof dat ieder mens verlangt naar kwaliteit en innerlijke waarde en managers moeten geloven dat het op lange termijn vruchten af zal werpen’ (Imai, 1991, P. 115). Deze manier van kwaliteitszorg organiseren oogstte wereldwijd veel lof en is tijdloos. Immers: ook vandaag hebben alle organisaties ‘last’ van variatie. Dat het reduceren van variatie gelijk staat aan het verlagen van kosten, verhogen van de productiviteit en verbeteren van de kwaliteit (conform de specificaties van de klant) is het fundament van procesmanagement en van kwaliteitsmanagementsystemen als ISO9001, HKZ en INK. 6 3. De ontwikkeling van kwaliteitsdenken Kwaliteitsmanagement bestaat dus niet alleen uit handboeken, formulieren en borgen. Het is feitelijk: leveren wat de klant heeft gevraagd (Verberk, J. (2008)). Voldoet dat wat het primaire proces voortbrengt niet aan de wensen, eisen of verwachtingen van de afnemer, dan zal er geen transactie plaatsvinden en daarmee eindigt het bestaansrecht van de organisatie. Kwaliteit is daarom een van de belangrijkste verantwoordelijkheden van directies. Veel directies realiseren zich dat niet: zij denken dat ze worden ingehuurd om business plannen te maken, te verkopen, risicomanagement uit te voeren of de kosten te verlagen. Op zich is dat juist, zolang het maar ten dienste is van het bestaansrecht: het leveren van kwaliteit gekoppeld aan de identiteit en ambities van de organisatie. De drie fasen van kwaliteitszorg Hoewel de verantwoordelijkheid voor kwaliteit eigenlijk niet door directies kan worden gedelegeerd of worden verschoven naar bijvoorbeeld stafafdelingen, kwaliteitsmanagers of een kwaliteitshandboek is dat wel wat er vaak gebeurd. De manier waarop bedrijven in Nederland kwaliteitszorg de afgelopen decennia hebben ingezet (onderverdeeld in drie fasen) laat dit zien (Gerritsen, R en Berg, O. Van der (2005)): 1. Kwaliteitsinspectie In eerste instantie concentreerde de 'kwaliteitsafdeling' zich voornamelijk op het uitvoeren van metingen en controles. De kwaliteitsmanager was vooral verantwoordelijk voor de controles. Men probeerde te voorkomen dat aan een klant een ‘kapot product’ werd verkocht. 2. Kwaliteitsbeheersing Toen aan het einde van de jaren ‘80 de ISO 9001-norm werd geïntroduceerd verschoof de taak van kwaliteitsmanager naar systeemverantwoordelijke. De kwaliteitsmanager ontwikkelde procedures en hield het handboek up-to-date. Men probeerde te zorgen dat tijdens het productieproces zelf zo min mogelijk fouten zouden worden gemaakt waardoor er zo min mogelijk kapotte producten gemaakt zouden worden. 3. Integrale kwaliteitszorg Toen in het jaar 2000 de ISO 9001:2000-norm werd geïntroduceerd, verschoof het takenpakket opnieuw: procesmanagement en klantgerichtheid werden de hoofdthema's. De perceptie van de klantvraag was het nieuwe onderzoeksterrein. Men probeerde te zorgen dat het product dát zou doen waar de klant ook daadwerkelijk (bewust of onbewust) behoefte aan had. Leidinggevenden gingen de kar trekken en de kwaliteitsmanager kreeg een meer motiverende en faciliterende rol toebedeeld. Kwaliteitszorg anno 2013, een nieuwe fase? Anno 2013 lijkt kwaliteit nog steeds een ‘blijvertje’. Vrijwel geen enkele organisatie ontkomt aan de 7 wedloop om de concurrentie een stap voor te blijven. Veel organisaties moeten certificeren, bijvoorbeeld volgens ISO, HKZ (Harmonisatie Kwaliteit in de Zorg) of andere normen. Soms vrijwillig maar meestal ook gestimuleerd of opgelegd door externe partijen zoals verzekeraars, toezichthouders of de overheid. Helaas heb ik in de praktijk ervaren dat zulke kwaliteitstrajecten niet altijd tot enthousiasme en vitaliteit leiden maar eerder tot bureaucratisering, irritatie en tijdverspilling omdat echt engagement ontbreekt. De volgende oorzaken liggen hieraan ten grondslag: Gestage toename kwaliteitseisen en –richtlijnen Er moet worden voldaan aan eisen van de overheid (wet- en regelgeving), klanten, medewerkers, verzekeraars en de maatschappij in het algemeen. Kwaliteitsmanagement speelt hierin een nadrukkelijke rol. Door de toegenomen hoeveelheid eisen hebben organisaties echter moeite dit bij te benen en blijven ze achter de feiten aanlopen. Instrumentele aanpak Het beheersen van een complex managementsysteem is een tijdrovende zaak. Hierdoor komt de kwaliteitsmanager niet toe aan de werkzaamheden die er echt toe doen: het samen met de organisatie doorvoeren van verbeteringen. Belangrijke zaken als leren, zingeving, innovatie, prestatie en vernieuwing raken ondergeschikt. Gedragsverandering, commitment, samenwerken en de ongeschreven regels ter discussie stellen, komt niet of nauwelijks aan de orde. Terwijl het daar wel om gaat als een organisatie echt resultaat- en kwaliteitsgerichter wil werken. Geen verbinding met de echte bedrijfsvoering Aan de ene kant wordt er hard gewerkt om de organisatiedoelen te halen, de klanttevredenheid te vergroten en het product te verbeteren. Aan de andere kant heeft een niet-geïntegreerd kwaliteitsmanagementsysteem niet echt goed toegang tot het beleid en de strategie van de organisatie. De kwaliteitsmanager bevindt zich dan op een eiland en het wordt een doel op zich om aan bepaalde normen of systemen te voldoen. Een model dat als geen ander deze problemen onderkent en een andere, op de fundamenten ‘Inspirerend leiderschap, Bouwen op vertrouwen, Samenwerking, Resultaatgerichtheid en Continu verbeteren en vernieuwen’ gestoelde, aanpak voorschijft is het INKmanagementmodel (INK (2013)). Het model gebruikt de Plan-Do-Check-Act-cyclus om sturing te geven aan het veranderproces en voegt hier de IMWR-cirkel (Inspireren, Mobiliseren, Waarderen en Reflecteren) aan toe om ook de mensgerichte aspecten voldoende aandacht te geven. Het is een ‘Rijnlands’ model waarbij de leiding ervoor zorgt dat de belangen van alle stakeholders met elkaar in evenwicht zijn. Dit in tegenstelling tot het Angelsaksische model waarbij het geld een overheersende rol vervult. Maar wat zijn eigenlijk de belangen van deze stakeholders? Laten we eens inzoomen op een belangrijke groep mensen die is betrokken bij elke organisatie: de medewerkers. Wat hebben zij nodig om beter te kunnen presteren? 8 4. Employee engagement als bron voor kwaliteit en innovatie Anno nu beseffen steeds meer organisaties dat ze zich met name onderscheiden door service, charisma en identiteit. Het wordt alsmaar duidelijker dat winst niet het doel en ook niet het bestaansrecht van een organisatie kan en mag zijn. Organisaties kampen op dit vlak echter met een hardnekkige vorm van wantrouwen (Boeyink, G. (2012). White Paper ‘Excellent Employee Engagement’). Het graai-imago en de afstandelijkheid van bestuurders lijken een toenadering tussen top-down en bottom-up in de weg te staan. Medewerkers zijn niet altijd ‘engaged’, met als gevolg dat een deel van het potentieel binnen organisaties onbenut blijft. Ook kunnen er fricties ontstaan die contraproductief zijn. Doeltreffend en zinvol werken Ik denk dat er in vrijwel iedere organisatie nog een wereld te winnen is als het gaat om doeltreffender met elkaar samenwerken en communiceren, laat staan innoveren. Het is mijn ervaring dat teveel nadruk leggen op doeltreffendheid via standaardisatie en controle juist ten koste kan gaan van de innovatiekracht en bovendien ten koste van het werkplezier van medewerkers. De meeste mensen willen graag werken en respect en waardering willen krijgen voor hun bijdrage. Of om met Maslov (1956) te spreken: mensen hebben een aangeboren drang zich verder te ontwikkelen. Daarvoor hebben mensen vooral ook beslissingsruimte nodig: de meeste mensen vinden het niet fijn als er vóór hen wordt gedacht. Juist door op deze ambities in te spelen, schep je de voorwaarden om niet alleen doeltreffend, maar ook met voldoening en plezier te (kunnen) werken. Vervreemding Echter: als mensen afstand houden van elkaar is dat niet bevorderlijk voor de betrokkenheid in bedrijven: het ondermijnt collegialiteit. Organisaties waar onderling wantrouwen overheerst hebben daardoor moeite hun mensen te motiveren. Er ontbreekt ‘voldoening en plezier’ in het werk. Om motivatie op te peppen kunnen incentives worden ingezet. Op de korte termijn kan dit extrinsiek motiveren. Maar echte betrokkenheid komt van binnenuit. Employee engagement is dan ook geen korte termijnzaak. Het vraagt tijd, overleg en gerichte aandacht. Er is een vonk nodig om zowel intellectuele als emotionele inzet tot leven te wekken. Een aansprekende visie, liefdevolle aandacht en veel communiceren maken de weg vrij naar meer zingeving en minder vervreemding. 9 De waan van de dag Zingeving bieden is misschien wel de moeilijkste opgave voor ondernemers/bestuurders. Het vraagt tijd en aandacht. Beiden zijn een schaars goed. De financiële doelen en de waan van de dag slurpen alle energie weg. Men komt er niet aan toe om erover na te denken. De door doeltreffender werken gerealiseerde vrijgekomen tijd wordt bovendien meestal ingezet voor het nastreven van hogere productie of het vergroten van de winst. Waarom zou je een deel daarvan investeren in de toekomst? Voor nadenken is geen tijd, want tijd is geld. De klantenservice verbeteren? Daar gaan de winst en de bonussen en wat zullen de aandeelhouders zeggen? Dit willen ombuigen is moeilijk, want ‘winst en bonussen zijn sterker dan tien paarden’. Ethiek integreren Organisaties moeten allereerst gaan inzien dat juist de gerichte inzet van tijdbesparingen, die ontstaan door doeltreffender werken, het verschil kan maken. Deze besparingen inzetten om medewerkers te betrekken is niet alleen maatschappelijk verantwoord maar ook praktisch gezien wijs: het voorkomt namelijk verloop van kostbare, talentvolle mensen. Door tijd vrij te maken en medewerkers te betrekken, wordt hen een eerlijke kans gegeven hun aangeleerd gedrag zelf te gaan verbeteren en beter te gaan communiceren. Dit geeft hen voldoening en betaalt zich terug in doeltreffender werken. Sociale Innovatie Organisaties worden nog veelal ‘cijfers’ geleid. Paradigmaveranderingen zoals Sociale Innovatie en Het Nieuwe Werken worden daardoor eerder als hypes gezien waarmee geld verdiend kan worden dan als echt andere - meer plezierige - manieren van werken. Een door louter cijfers ‘overbelast’ bestuur is een risico voor de continuïteit van de organisatie. Om duurzaam succesvol te kunnen zijn, is het noodzakelijk dat het management zich vrij maakt voor ‘de waarom-vraag’. Waarom bestaat onze organisatie? Het management dient er tevens voor te zorgen dat de medewerkers hierbij aanhaken. Dat creëert draagvlak en bepaalt uiteindelijk de cultuur van de organisatie. Zingeving wordt pas realiteit door met elkaar over die zingevingsvraag na te denken. Een win-win situatie die het gewenste commitment opwekt en de gewenste intellectuele en emotionele kwaliteiten in het leven roept. Zo worden doeltreffend en zinvol werken met elkaar verbonden. Employee engagement is een zaak van mensen. Het kan niet afgedwongen worden. Focus op de zingevingsvraag gerelateerd aan het bestaansrecht en de doelen van de organisatie is onontbeerlijk. Er is daarnaast heel veel transparantie nodig en dat vraagt om delen, delen en nog eens delen. Naarmate er meer in de organisatie gedeeld wordt, over alle lagen heen, neemt het momentum toe en groeit het draagvlak. Dat ‘delen’ overstijgt ook de grenzen van de eigen organisatie. Dat brengt ons bij een andere groep mensen die nog nauwelijks aan bod is gekomen: de klanten. Welke rol spelen zij in dit verhaal? 10 5. Customer engagement in een online wereld Ook klanten willen vooral respect en waardering. In het verleden waren een telefoonnummer, een vriendelijke stem en hulpvaardig gedrag voldoende voor een eerste, goede indruk. Die vlieger gaat tegenwoordig niet meer op. Websites en online communicatiemiddelen kunnen een dikke muur vormen die de natuurlijke afstand tussen mensen eerder versterkt dan vermindert. Sales & marketing zijn van nature ‘zenders’: websites en serviceportalen groeien daardoor uit tot een bonte verzameling van informatie. Van een strategische focus op customer engagement komt dan niets terecht. Het compromis is een callcenter in combinatie met een website die het onvermogen tot aandacht moet aanvullen. Deze mist echter de extra aandacht van betrokken medewerkers. Technologische versnellers als CRM-systemen en selfservice-tools worden vooral ingezet om de productiviteit te verbeteren. De visie om die investering er tevens voor te laten zorgen dat deze primair een betere klant- en medewerker tevredenheid inhoudt, ontbreekt dan. Die balans maakt het verschil. Het ontbreekt de medewerker aan middelen om vragen in één keer goed af te handelen en aan tijd om een één-op-één relatie te bewerkstelligen. De beller wordt boos uit frustratie en reageert dit op de medewerker af. Het gevolg is een bovengemiddeld ziekteverzuim en dito verloop. Het onvermogen om met aandacht te kunnen werken, tast de reputatie zo meer aan dan veel organisaties beseffen. De vier muren van wantrouwen Hoe komt het toch dat het voor bedrijven zo moeilijk is om klanten de aandacht te geven die ze wensen en verdienen? Een eerlijke analyse van de harde feiten over vervreemding in de vorm van ‘de vier muren van wantrouwen’ geeft een goed inzicht: Muur 1: vervreemding tussen de top en de vloer Zolang aandeelhouderswaarde en korte termijn winst de agenda’s van directies (blijven) bepalen, zal aan de vervreemding tussen vloer en top geen einde komen. Aantoonbare aandacht en respect voor beider bijdrage is de weg uit het dal. Muur 2: vervreemding tussen mensen op de werkvloer en tussen afdelingen Deze vervreemding is van nature aanwezig en belast de productiviteit in negatieve zin. Zinvol werken, iets wat mensen drijft en waarvoor ze erkenning hopen te krijgen, loopt vast in zinloze rivaliteit. Voldoening en plezier zijn afwezig. Er ontbreekt een gemeenschappelijk hoger doel dat de kleine individuele- en afdelingsbelangen overstijgt. Incentives en peptalks brengen daar geen fundamentele verbetering in en verbloemen het onvermogen. Door medewerkers te betrekken bij het bestaansrecht en de doelen breek je deze muur steen voor steen af. Muur 3: vervreemding door internet Als iets het van nature aanwezige wantrouwen tussen mensen kan versterken, is dat internet. Veel eenrichtingverkeer, niets kunnen vinden, geen duidelijke contactpersoon, belust op je gegevens, kortom falende websites voeden het wantrouwen. Toch kan internet - mits strategisch 11 ingezet - juist heel goed zijn voor engagement. Met behulp van transparante en interactieve sites, opgezet vanuit een community-gedachte, kunnen organisaties een stap zetten in de goede richting. Hierover later meer. Muur 4: vervreemding door mondige, kritische en boze consumenten Klanten zijn gauw geschoffeerd door ondoorzichtige productaanbiedingen, onbereikbare verantwoordelijken, ingewikkelde procedures, onredelijke behandeling van klachten, op eigen belang gerichte voorstellen en onheuse bejegening of afschepen. Organisaties worden tegenwoordig door mondige, kritische en vooral ook wantrouwende consumenten publiekelijk aan de schandpaal genageld. Transparantie, aandacht schenken en adequate (na)zorg keert de zaak ten goede. Acht waarden voor customer engagement Om deze muren van wantrouwen te doorbreken en klanten echt toegevoegde waarde te kunnen bieden, is het nuttig om meer inzicht te krijgen in de acht waarden voor customer engagement. Waarde 1: multi-toegankelijk zijn De multi-toegankelijkheid van een organisatie is meer dan een visitekaartje. Het laat zien welke persoonlijkheid er achter de organisatie schuilgaat. Vertrouwenwekkende organisaties zijn de organisaties die in deze tijd van mondige klanten en social media zullen overleven. Deze organisaties staan klanten altijd beleefd en vriendelijk te woord, via medewerkers die plezier in hun werk hebben en beslissingen mogen nemen op basis van hun eigen fatsoensnormen. Waarde 2: vertrouwen schenken Organisaties die vertrouwen schenken aan hun medewerkers en klanten, zijn effectiever dan organisaties die verdrinken in wantrouwen en regelgeving. Doordat deze organisaties zelfvertrouwen uitstralen – namelijk het vertrouwen dat iedereen in de organisatie als vanzelf het goede doet – zullen zij eenvoudiger en voordeliger klanten en medewerkers aantrekken en behouden. Een verbeterde reputatie zorgt voor meer omzet tegen lagere kosten. Waarde 3: nauwkeurig zijn Organisaties die nauwkeurig werken omdat hun medewerkers hun werk als plezierig en zinvol ervaren, zijn effectiever en besparen uiteindelijk meer kosten dan organisaties die worden geregeerd door regeldwang en desinteresse. Succesvolle organisaties werken nieuwe collega’s goed in en kennen een feedbackprogramma voor structurele verbetering. De cultuur van succesvolle organisaties is er niet een van straffen, maar van voorkómen en leren. Waarde 4: kennis delen Organisaties die kennis delen, zowel intern als met de buitenwereld, bereiken meer dan organisaties die zich afsluiten en muren opwerpen tussen afdelingen. Kennis kan alleen groeien als een organisatie de ruimte biedt aan medewerkers om met hun gebundelde talenten tot verrassende oplossingen te komen. Wie de juiste kennis in huis heeft en die actueel houdt, kan bovendien de klant op maat van dienst zijn met de juiste antwoorden op hun vragen. 12 Waarde 5: doelgericht werken Organisaties die doelgericht werken vanuit het beginsel dat zij nakomen wat zij met de klant hebben afgesproken, zijn effectiever dan organisaties die hun doelen puur in termen van procedures en regeltjes hebben omschreven. Doelgericht werken scheelt geharrewar en ergernissen, zowel intern als met de klant, en versterkt het onderlinge vertrouwen. Het normale werk in één keer goed doen scheelt niet alleen FTE’s, maar schenkt de organisatie bovendien de tijd en rust om meer aandacht te schenken aan de andere klantwaarden. Waarde 6: aandacht schenken Organisaties die merkbaar hun goede wil tonen, zullen organisaties voorbijstreven die klanten in feite niet zo belangrijk vinden. Aandacht schenken vraagt om de juiste grondhouding vooraf: wie hoffelijk en uitnodigend aandacht schenkt, stelt klanten op hun gemak en laat het wantrouwen verdwijnen. Er is bovendien aandacht nodig om tot de kern van de behoefte van de klant door te dringen. Ook medewerkers verdienen aandacht: alleen betrokken medewerkers verzetten bergen om loyale klanten te kweken. Waarde 7: extra aandacht schenken Organisaties die klanten een bijzondere persoonlijke ervaring bezorgen, kunnen dat alleen volhouden vanuit een zinnige strategische intentie. Management dat puur met peptalk vraagt om klanten extra aandacht te schenken, wordt vroeg of laat geconfronteerd met opgebrande medewerkers. Het leidt tot meer resultaat als voor iedereen duidelijk is dat een extra stapje zetten voortkomt uit een visie en koers van de organisatie die goed zijn voor iedereen. Extra aandacht blijven schenken kan alleen door voortdurende innovatie. Waarde 8: leren van feedback Organisaties die kritiek durven te incasseren en leren van feedback, presteren beter dan organisaties die geen aandacht schenken aan klachten. Controle loslaten is daarbij van belang: goed luisteren naar klanten gaat samen met goed luisteren naar medewerkers. Wie hun de kans geeft om processen structureel te verbeteren, ziet de productiviteit stijgen, terwijl waardevolle klanten worden behouden. Een verbeterde cashflow maakt tijdige investeringen in mensen en middelen mogelijk. Lerende organisaties houden kortom structureel hun voorsprong in stand. Excelleren via engagement In deze roerige tijden worden organisaties uitgedaagd tot het combineren van kwaliteit én innovatie. Bestaande manieren van organiseren, samenwerken, leiding geven en leren lijken hiervoor niet langer te voldoen. Engagement creëren is voor organisaties van vitaal belang is om te kunnen excelleren Bedrijven die 'op de oude manier' werken hebben een top die de visie van het bedrijf bepaalt en de strategie uitzet. Vanuit hun ivoren toren negeren zij kennis en capaciteit van medewerkers en van klanten. Met als gevolg dat het nog maar de vraag is of dat wat door de top is bedacht, aansluit bij wat de markt vraagt en wat door de medewerkers wordt gedragen. Organisaties staan voor de uitdagende taak het vermogen te ontwikkelen de kennis en creativiteit van medewerkers optimaal te ontsluiten en extra aandacht te schenken aan klanten. 13 Een diepgaand inzicht in employee en customer engagement maakt duidelijk dat engagement creëren voor organisaties van vitaal belang is om hierin te kunnen excelleren. Eén van de belangrijkste engagers voor organisaties is ‘goed omgaan met feedback van klanten en medewerkers’ (bij waarde 8 al kort besproken). Hoe wordt omgegaan met zaken als klachten en ideeën is zeer bepalend voor klantbehoud, medewerkertevredenheid én voor het imago van de organisatie. Organisaties kunnen daarnaast ook veel leren van de input van klanten en medewerkers. Zij zien feilloos waar het mis gaat. Feedback fungeert als spiegel die laat zien waar verbeterpotentieel en kansen liggen. Structureel met feedback omgaan levert organisaties zowel de financiële voordelen van goede ideeën om doeltreffender te werken als de baten van werknemers die met meer plezier naar hun werk komen. 14 6. Het nieuwe feedback- en verbetermanagement Feedback- en verbetermanagement worden in iedere organisatie gebruikt: je kunt er niet omheen. Het kent vele verschijningsvormen: binnen kwaliteitsprocedures en certificeringseisen, in het klachtenmanagementbeleid, bij de functionerings- en beoordelingscyclus in het HR-proces, in CRM-systemen, bij servicedesks, als kern van veiligheidsmanagementsystemen in de zorg en ga zo maar door. Organisaties zijn zich niet altijd bewust van feedback- en verbetermanagement, omdat het niet is ingebed in de strategie van het hele bedrijf en/of beperkt blijft tot een bepaald segment van de organisatie. Daardoor raakt feedback- en verbetermanagement versnipperd en mist het doeltreffendheid en zin. Een gemiste kans! Door de opkomst van social media realiseren organisaties zich meer en meer dat zij feedback- en verbetermanagement niet langer kunnen negeren. Marketing, bewaker van het imago, staat vooraan in de rij om die nieuwe, openbare feedback in goede banen te leiden. Goed bedoeld en uiterst noodzakelijk, maar als hun webcare-activiteiten niet strategisch zijn ingebed doet het meer kwaad dan goed. Het brandje wordt geblust, maar een volgende keer maakt de organisatie opnieuw niet waar wat zij belooft. Degene met de grootste mond, zeker als hij een bekende Nederlander is, krijgt voorrang. Klantenservicemedewerkers die al jaren hun best doen voor klanten raken gedemotiveerd omdat marketing ineens wel voor elkaar krijgt waar zij al jaren om roepen. Allemaal valkuilen die voorkomen kunnen worden door feedback- en verbetermanagement strategisch in dienst te stellen van het bestaanrecht en de doelen van de organisatie. De drie fasen van feedback- en verbetermanagement Al meer dan 10 jaar begeleid ik organisaties in diverse soorten en maten met het implementeren 15 van feedback- en verbetermanagement. Dit heeft mij ervan bewust gemaakt dat iedere organisatie die bewust met feedback- en verbetermanagement aan de slag gaat een aantal fasen of stadia doorloopt (Geurkink, W. (2012)): Fase I Registreren, verwerken en oplossen De feedback die in deze fase wordt geregistreerd is specifiek gedefinieerd. De data die wordt verzameld heeft meestal nog weinig structuur; vaak is het een verzameling van papieren formulieren, Excelsheets en een beperkt meldsysteem. Verwerking vindt plaats door een staforgaan of commissie. Door de versnipperde registratie en beperkte samenkomst van het staforgaan of de commissie duurt het soms erg lang voor er actie ondernomen wordt op een melding. Voor de melders en hun managers is het dan niet duidelijk wat er gemeld is en wat voor actie ondernomen is op die melding. Acute problemen worden uiteindelijk wel opgelost maar vergen veel inspanning en zorgen niet voor een structurele verbetering. De nadruk ligt op het maken van rapportages. Daar wordt heel veel tijd aan besteed. Deze fase past goed bij de principes van kwaliteitscontrole en -beheersing. Organisaties streven ernaar zo min mogelijk fouten te maken. Vanuit die gedachte worden zaken die onverhoopt toch misgaan geregistreerd, met als voornaamste doel verwerken (in rapporten) en oplossen. Opvallend feit: organisaties die zonder integraal plan inspelen op feedback via social media (een medium dat past bij fase 3), vertonen in veel gevallen kenmerken van deze fase. Kenmerken van deze fase: -Nauwe definitie van feedback -Ongestructureerde verzameling van feedback -Gebruik van fysieke formulieren en brieven -Omslachtige procedures -Geen centrale database -Behandeling door staforgaan of commissie -Lijn heeft geen inzicht in status -Geen trendinformatie -Nadruk op / veel tijd besteden aan (handmatig) rapporteren -Vooral brandjes blussen Fase II Melden, opvolgen en gecontroleerd verbeteren In deze fase vat een organisatie de meldcultuur al binnen een bredere definitie samen. Feedback wordt gestroomlijnd verzameld in een vast format binnen een online systeem. Melders en behandelaars hebben direct online toegang tot de status van meldingen. De verantwoordelijkheid voor het oplossen en opvolgen van een melding wordt bij leidinggevenden gelegd. Hierdoor wordt de totale procedure doeltreffender. Staforganen en commissies krijgen vooral opmerkelijke zaken om te behandelen. Uit het centrale systeem worden regelmatige trendrapportages gehaald om te zorgen dat proactief geacteerd kan 16 worden op meldingen. Het management doet op basis van die trends aanbevelingen voor verbeteringen. Deze verbeterinformatie blijft nog grotendeels ‘opgesloten’ binnen de kaders van de eigen afdeling. Deze fase sluit aan bij de idealen van integrale kwaliteitszorg en klantcontact-management. De melder / klant staat centraal. Registreren wordt daarom melden. Verwerken en oplossen wordt opvolgen en de eerste gecontroleerde stappen richting verbetering worden zichtbaar. Kenmerken van deze fase: -Bredere feedbackdefinitie -Gestructureerde verzameling van feedback -Direct online registreren door medewerker en klant -Uniforme procedures -Informatie in centrale online database -Directe opvolging door klantenservice en/of de lijn -Online real-time statusinzicht -Online trendinformatie & rapportage -Gecontroleerd verbeteren via het management -Iedere ‘afdeling’ doet met name zijn eigen ding Fase III Dialoog voeren, leren en organisch verbeteren Alle feedback die bij een organisatie binnenkomt wordt in deze fase gezien als zeer waardevol. De afhandeling van meldingen vindt snel plaats, maar is ondergeschikt aan het leereffect. Om de feedback richting/focus te geven en te verrijken wordt de feedback openbaar gemaakt: klanten en medewerkers worden actief uitgenodigd mee te denken over verbeteringen en veranderingen. Een online verbeter community faciliteert de dialoog en ontwikkelt zich zo tot een levende kennis- en innovatiebank, over de grenzen van afdelingen (en zelfs van de organisatie) heen. Klanten en medewerkers voelen zich betrokken bij de organisatie doordat zij mee mogen en kunnen denken. Managers ontdekken dat ze niet zelf de organisatie hoeven te verbeteren en zetten de wisdom van ‘de crowd’ ofwel de medewerkers en de klanten in. Zo ontstaat er ruimte om de dagelijkse kennis van de werkvloer te mixen met creativiteit. Dit staat garant voor een continue stroom van innovaties. Het nieuwe - mensgerichte - kwaliteitsdenken gebaseerd op engagement, is waar deze fase het beste door omschreven kan worden. Communitybased werken en leren speelt hierbij een grote rol. De vaart waarmee social media worden ingezet, plaatst veel bedrijven voor een uitdaging. De uitdaging om de kanteling naar deze vorm van het nieuwe feedback- en verbetermanagement te maken. Kenmerken van deze fase: -Organisatie kan feedback richting/focus geven -Individuele feedback wordt via dialoog verrijkt -Melders kunnen elkaars feedback inzien en reageren -Procedures ondergeschikt, van controle naar vertrouwen 17 -Informatie wordt (gedeelde) kennis -Snelle afhandeling, ondergeschikt aan leereffect -Iedereen kan trends inzien en reageren -Meer betrokkenheid van klanten en medewerkers -Communitybased verbeteren op de werkvloer -Transparant verbeteren over ‘afdelingen’ heen Communitybased werken en leren Communitybased werken en leren vormen het fundament van dit nieuwe feedback- en verbetermanagement. Een community klinkt spannend maar is niets nieuws. Het is een ander woord voor gemeenschap, een groep mensen die iets gemeen hebben, bijvoorbeeld een interesse of vraag. Een online community is een groep mensen die communiceren en/of samenwerken, met behulp van het internet of een andere informatietechnologie, in plaats van elkaar in levende lijve te ontmoeten. Dat communities zo populair zijn, heeft twee redenen: • De techniek die zich in een razend tempo ontwikkelt in combinatie met de mogelijkheden van internet. Zo kunnen communities bestaan zonder dat mensen fysiek bij elkaar zitten. • In communities gaat het over verbondenheid. Dat is wat veel organisaties kwijt zijn. Organisaties zijn gericht op functies en afdelingen. Terwijl communities dit soort structuren juist overstijgen. Vertrouwen in plaats van controle Een belangrijk kenmerk van communities is dat er wordt gewerkt en geleerd vanuit vertrouwen. Iedereen wordt ingezet vanuit zijn eigen kracht, onafhankelijk van achtergrond, functie of werkplek. Gebruik maken van de ‘wisdom of the crowd’ en het vraagstuk staan centraal. Halen en (vooral ook) brengen, is de basis. Co-creatie (open innovatie) is gebaseerd op communitybased werken en leren. Klanten, gebruikers, leveranciers en organisaties werken samen aan de ontwikkeling en/of de verbetering van een product of dienst. Uitgangspunt is een win-winsituatie. Lays scoorde op deze manier punten met 'Maak de smaak'. Een sprekend voorbeeld dat laat zien dat je de kennis van klanten op veel manieren kunt inzetten: ze denken maar wat graag mee over de bedrijfsvoering en alles wat er rondom hun favoriete producten en/of diensten gebeurt. Om hen daartoe de kans te geven moet je je natuurlijk wel open en kwetsbaar durven opstellen en dus de controle loslaten. Ook bij sociale innovatie speelt controle vervangen door vertrouwen een grote rol. Sociale innovatie is het vernieuwen van de wijze waarop de organisatie wordt bestuurd of de wijze waarop het werk en de samenwerking tussen werknemers wordt georganiseerd. 18 Een case uit mijn eigen praktijk In mijn eigen organisatie Smile ben ik in 2010 begonnen met het loslaten van diverse controlemechanismen. Als eerste zijn alle functies vervangen door rollen en is iedereen in één zelfsturend team gaan werken op basis van het uitgangspunt ‘iedereen mag doen wat hij of zij wil, als we er samen maar voor zorgen dat het werk gedaan wordt’. In het begin moesten de Smile medewerkers wennen aan hun nieuw verworven vrijheid en de daarbij bijbehorende verantwoordelijkheid. Tevens moest ik mijn angst voor het verlies van controle loslaten: de functies gaven mij een gevoel van schijnzekerheid. Wij waren er helemaal aan gewend geraakt dat alles op een bepaalde manier moest gebeuren zodat we ons niet meer afvroegen of dat wel de beste manier was. Het was alsof we opnieuw moesten leren denken. Het heeft 2 jaar geduurd voordat er een nieuw evenwicht was. Intussen is onze productiviteit met 25% verbeterd. Tegelijkertijd merkten we dat we met veel meer plezier en onstpanning aan het werk waren. Daardoor ontstond er ruimte om de principes van het nieuwe feedback- en verbetermanagement verder door te voeren. Concreet betekent dit dat retrospectives een standaard onderdeel van ons dagelijks werk zijn geworden. Elke maandag blikken we even met elkaar terug op de afgelopen week: was was er goed en wat kon beter. Ook met klanten worden regelmatig retrospectives gehouden: we zijn niet meer bang voor kritiek, maar zoeken deze feedback op omdat we weten en geloven dat het ons beter maakt. Ook mag iedereen een deel van zijn tijd besteden aan verbeteractiviteiten. De enige regel die daarbij geldt is dat de uitkomst van deze verbeteringen in lijn moet zijn met de visie, missie en doelen van Smile (waarover we samen regelmatig van gedachten wisselen). Wat er precies wordt verbeterd en hoe dat wordt gedaan kan helemaal naar eigen inzicht worden ingevuld. Ter ondersteuning van dit proces maken we gebruik van een online verbetercommunity waaraan ook klanten kunnen deelnemen. Het is prachtig om te zien dat er onder je klanten echte ‘fans’ zijn die dolgraag willen meedenken, dat werkt bijzonder stimulerend. Andere praktijkvoorbeelden Ook het Buurtzorg-model is een mooi concreet voorbeeld van een bedrijf dat het vervangen van controle door vertrouwen diepgaand heeft begrepen en doorgevoerd (Kniesmeijer, T. e.a. (2012). Artikel ‘TrendRede 2013’). Buurtzorg Nederland heeft een vernieuwend concept voor verpleging en verzorging aan huis ontwikkeld. Het is een écht ander concept gebaseerd op zelfsturende teams waarin medewerkers op alle vlakken hun eigen keuzes maken. Er is geen management, alleen een aantal coaches en een IT-systeem. De resultaten zijn verbluffend te noemen. De oprichter van Buurtzorg, Jos de Blok, verklaart dit als volgt (Kniesmeijer, T. e.a. (2012). Artikel ‘TrendRede 2013’): “Je moet het zelforganiserend vermogen van je medewerkers benutten, in plaats van ze voor de voeten te lopen. Vraag je mensen hoe ze hun werk beter kunnen doen. Hoe meer verantwoordelijkheid je medewerkers geeft, hoe meer ze zich verantwoordelijk voelen en zelf dingen oppakken.” 19 Ook de volgende uitspraak van Godfried Verkerk, lid van de Raad van Bestuur van Vivium Zorggroep én lid van de in mei 2009 opgerichte ActiZ Raad voor Sociale Innovatie vat het hoe en waarom van het loslaten van controle treffend samen (Actiz (2009)): "We zijn de afgelopen jaren met zijn allen de verkeerde kant opgegaan door het managementconcept van Taylor (1911) te omarmen. Door werkprocessen uiteen te rafelen en op te delen in gestandaardiseerde taken, alles gericht op efficiency. Daarmee is de nadruk te veel op doeltreffendheid komen te liggen. Ten koste van de kwaliteit en ten koste van het werkplezier van medewerkers. We moeten een andere weg inslaan. Medewerkers meer 'eigenaar' van hun werk laten zijn. Niet meer alles voor hen plannen en voorschrijven, maar hen weer eigen beslissingsruimte geven. De meeste mensen vinden het wel zo prettig als er niet vóór hen wordt gedacht." Een mooi voorbeeld buiten de zorg is dat van de Braziliaanse ondernemer Ricardo Semler van Semco (Semler, R. (2013)). Semco is in Brazilië het meest geliefde bedrijf om voor te werken. Bij Semco hebben ze geen secretaresses en zijn er geen vaste werktijden. Er bestaat geen verplichte bedrijfskleding. Sterker nog: velen bepalen zelf hoeveel ze verdienen, werknemers kiezen en beoordelen zelf hun baas, financiële informatie is beschikbaar voor iedereen, en er wordt winst gemaakt, veel winst. Bij Semco werken ze in Semco-stijl: een nieuwe menselijke, productieve, stimulerende en in alle opzichten lonende manier van werken. 'Semco-stijl' inspireert en daagt uit tot een nieuwe manier van werken. \ Aan de slag De basisregels van het nieuwe feedback- en verbetermanagement zijn simpel. Vergeet systeemdenken en controle. Laat los! Je hóéft niet zelf je organisatie te verbeteren (Dansen, K. (2012)). Innovatie stimuleer je vooral door mensen richting te geven en over afdelingsmuren heen te verbinden. Wees transparant en communiceer veelvuldig over het bestaansrecht en de doelen van de organisatie. Realiseer een (online) verbetercommunity waar mensen in en om organisaties elkaar kunnen vinden. Zorg dat ze van elkaar kunnen zien wat hun expertise en interesse is en dat ze eenvoudig kunnen samenwerken aan het vormgeven van ideeën en het realiseren van verbetertrajecten. Zo creëer je op organische wijze een levende kennis- en innovatiebank, die ervoor zorgt dat expertise in huis blijft ook al vertrekt een medewerker. Laat feedback (waaronder klachten) ook zoveel mogelijk via deze community lopen. Als je als management hier bovenop springt – die neiging is sterk, zeker bij klachten – ontneem je medewerkers de kans het zelf goed op te lossen en er van te leren. Biedt hen de vrijheid om eigen verantwoordelijkheid te dragen. Je zult versteld staan van het positieve effect op de productiviteit en het werkplezier in jouw organisatie! 20 7. Epiloog We leven in een tijd vol verandering en concurrentie van opkomende markten. Het gevaar om als organisatie ingehaald te worden, is meer dan ooit aanwezig. Doeltreffend werken ofwel voldoen aan de verwachtingen van de klant in combinatie met het minimaliseren van variatie is niet meer toereikend voor een gezonde organisatie. In de praktijk merk ik dat kwaliteitstrajecten niet altijd leiden tot enthousiasme en vitaliteit, maar ervaren worden als bureaucratisering, irritatie en tijdverspilling. Mensen willen zinvol werken en bijdragen. Ze zijn meer dan ooit op zoek naar hun bestaansrecht en dat van de organisatie waar zij deel van uitmaken. Klanten eisen oprechte aandacht. Puur winstbejag en ‘graaien’ worden niet meer getolereerd. Dit alles maakt dat bestaande manieren van organiseren, samenwerken, leiding geven en leren niet langer voldoen. Steeds meer organisaties komen tot het besef dat ze zich met name onderscheiden door service, charisma en identiteit. Ze worden uitgedaagd in hun vermogen tot het combineren van kwaliteit én innovatie. Op dit vlak kun je als organisatie alleen excelleren door het vermogen te ontwikkelen de kennis en creativiteit van medewerkers optimaal te ontsluiten en extra aandacht te schenken aan klanten. Via engagement dus! En daar komt het nieuwe feedback- en verbetermanagement, gebaseerd op focus en vrijheid, om de hoek kijken. De praktijk laat zien dat open en transparant leren van feedback van klanten en medewerkers een van de belangrijkste en misschien ook wel eenvoudigste instrumenten is voor het creëren van meer betrokkenheid. Door de opkomst van social media komt iedere organisatie hier vroeg of laat mee in aanraking. Het nieuwe feedback- en verbetermanagement helpt organisaties meer betrokkenheid te realiseren en kwaliteit én innovatie succesvol te combineren. Het is gestoeld op vijf regels: • Realiseer je dat jij niet zelf je organisatie hoeft te verbeteren. Zet de ‘wisdom of the crowd’ in. • Zorg dat het bestaansrecht en hiervan afgeleide doelen van de organisatie voor iedereen duidelijk zijn. • Stimuleer innovatie door de mensen in en om de organisatie te verbinden in een online verbetercommunity gemaakt voor samenwerken en elkaar vinden. • Laat werknemers tijd nemen om creatief te zijn en de dingen die ze doen, doordacht en beter te doen. • Vraag je daarbij niet meer continu af wat het team gepresteerd heeft, maar kijk vooral naar wat het team geprobeerd heeft. Deze regels zijn niet methodisch maar zetten mensen en organisaties aan tot gedrags- en cultuurverandering. Ze dragen zo bij aan het creëren van een ‘open en sociale feedback- en 21 verbeteromgeving’ die zorgt voor een duurzaam succesvolle organisatie waar Passie, Innovatie en Transparantie hand in hand gaan. Auteur: Wendy Geurkink. Co-creatief ondernemer. Ontwikkelt concepten voor feedback & verbeteren om mensen en organisaties te laten groeien. Wendy is blij als de inhoud van dit workingpaper wordt gebruikt voor interne doeleinden of om er zelf iets van op te steken. Wil je de tekst voor commerciële doeleinden inzetten? Vraag dan eerst toestemming aan de auteur. Geraadpleegde bronnen Actiz (2009). Interview: Godfried Verkerk over sociale innovatie VVT. Geraadpleegd op 19-04-2012, http://www.actiz.nl Boeyink, G. (2012). White Paper ‘Excellent Employee Engagement’. Geraadpleegd op 19-04-2012, http://www.workimprovers.nl Boeyink, G. (2012). White Paper ’Online Customer Engagement’. Geraadpleegd op 20-04-2012, http://www.workimprovers.nl Dansen, K. (2012). Blog ‘Het hanteren van de superkracht van Creativiteit’. Geraadpleegd op 3003-2012, http://creativefrubser.blogspot.com/ INK (2013). Webpagina: PDCA, IMWR, Fundamentele kenmerken en Dimensies. Geraadpleegd op 11 februari 2013, http://www.ink.nl Gerritsen, R en Berg, O. Van der (2005). Wat wordt de toekomst van de kwaliteitsmanager? Kwaliteit in bedrijf, 3, pagina 6-9. Geurkink, W. (2012). Blog ‘De 3 fasen van feedback- en verbetermanagement’. Geraadpleegd op 18-04-2012, http://www.workimprovers.nl Kniesmeijer, T. e.a. (2012). Artikel ‘TrendRede 2013’. Geraadpleegd op 28-12-2012, http://www.trendrede.nl Maslov, A.H. (1956), Self-actualizing people: a study of psychological health. In C. E. Moustakas, The self; explorations in personal growth (Chapter XIV, pp. 160-194). (1st ed.). New York : Harper. Semler, R. (2013), Semo-stijl. 15e druk. Amsterdam: De Boekerij b.v. Taylor, F.W. (1911), Principles of Scientific Management. New York, London : Harper & brothers. Verberk, J. (2008). Geschiedenis van kwaliteitsmanagement en streven naar kwaliteitszorg. Geraadpleegd op 20-03-2012, http://www.managementkennisbank.nl 22