Filosofie als spirituele oefening

advertisement
Filosofie als spirituele oefening
Epiktetos over autonomie van de mens in het leven van alledag
Werkstuk te afronding van de
Bacheloropleiding Wijsbegeerte aan de Faculteit der Filosofie van de
Radboud Universiteit Nijmegen
Door Farida Nabibaks
maart 2009
Begeleider: Prof. dr. J. M. M. H. Thijssen
Inhoudsopgave
Inleiding
pg. 1
pg. 2
Hoofdstuk I
I Filosofische scholen en de spirituele oefening
pg. 5
§1.1 Introductie filosofische scholen
pg. 5
§1.2 De spirituele oefening
pg. 7
Hoofdstuk II
II De filosofie van Epiktetos
pg.10
§2.1 Epiktetos en zijn tijd
pg.10
§2.2 Het Stoïcisme
§2.2.1 Het Stoïsche ‘Eudaimonia’
pg. 12
pg. 12
§2.3 De filosofie van Epiktetos
§2.3.1 ‘Phantasia’ en de representatie van het Zelf
§2.3.2 De realisatie van de volwaardige mens
pg. 14
pg. 18
pg. 19
of: autonomie van het leven van alle dag
Hoofdstuk III
III
§3.1
Hedendaags belang van Epiktetos
Hedendaags belang van de filosofie van Epiktetos
pg. 21
Conclusie
pg. 23
Bibliografie
pg. 25
2
Inleiding
Niet de dingen brengen mensen in de war, maar de denkbeelden die ze daarover hebben. De dood,
bijvoorbeeld, is niets verschrikkelijks, anders zou ook Socrates daar zo over hebben gedacht. Maar de
gedachte dat de dood iets verschrikkelijks is, dát is pas verschrikkelijk. Als wij dus tegenwerking
ondervinden, in de war zijn of gekwetst worden, moeten wij nooit een ander beschuldigen, maar
onszelf, dit wil zeggen: onze eigen denkbeelden. 1
Filosofie beoefenen is tegenwoordig een academische discipline die aan een select groepje
bevoegde mensen is voorbehouden. De filosofische training is een specialisme, om andere
specialisten te trainen. Men houdt zich bezig met een filosofische exegese; de waarheid lag in
de tekst. De filosofische discussie lijkt niet anders dan de filosofische discussie tot doel te
hebben. Filosofie bedrijven is dus een cognitieve vaardigheid, die niet voor iedereen
toegankelijk is.
In de Oudheid was dit anders. De basis van filosofie vanaf Socrates was het onderzoeken en
het vormen van het eigen leven. Filosofie ging over de mens zelf in relatie tot Zijn. De
beoefening van filosofie had derhalve een theoretische deel en een praktisch deel. Men paste
de theorie toe, om de theorie tot zich te nemen, te verinnerlijken. De filosofische training
ging over het volledig worden van bewuste mensen.
In de Oudheid was het wereldbeeld antropocentrisch, vanuit de mens op de wereld gericht.
Maar men zag de mens niet los van de wereld. Alle in de Oudheid ontstane filosofische
stromingen hebben een wereldvisie ontwikkeld, waarin de mens als een onderdeel van de
natuur werd gezien.
Sinds Descartes, die de moderne tijd inluidde, gaan we uit van een mechanistisch
wereldbeeld. We zien de wereld als een groot mechanisch geheel en we maken de distinctie
subjectief en objetief als we iets bekijken vanuit de mens zelf of vanuit een algemeen punt.
Dit algemene punt, veronderstelt een objectief oog in de buitenwereld.
Tegenwoordig wordt van een filosoof verwacht, dat hij puur theoretische concepten kan
verwerken, dat wil zeggen dat hij de leerstof van buiten kent. We gaan er van uit dat extreme
cognitieve vaardigheden, de hoogste mate van ‘kennis bezitten’ is. Als filosoof is men kundig
en hoopt men een objectief oordeel over de dingen te hebben, maar van de filosoof wordt niet
verwacht dat men, als men na een lange werkdag thuis aangekomen is en de deur achter zich
heeft dichtgetrokken, zich hoeft te gedragen naar de kennis die men lijkt te bezitten. Door ons
op het objectieve te richten, doorleven we de wijsheid, die we begeren, niet. We leren van
buiten en komen niet tot een punt van verinnerlijking.
Dus, als we de filosofie uit de Oudheid en filosofie zoals we die nu beoefenen tegenover
elkaar zetten, dan blijkt dat deze in de Oudheid tweeledig was: men had een theoretisch
gedeelte en men had een praktische beoefening, de filosofische oefening, door Pierre Hadot 2
spirituele oefening genoemd, die de theorie als basis nam. Terwijl de filosofische beoefening
tegenwoordig eendimensionaal is; een denk-act, een theoretische, cognitieve actie, gericht op
de filosofische exegese.
Met deze wetenschap op de achtergrond kan men zich afvragen of we recht doen aan onszelf,
de mens, om de ‘wijs begeerte’ als eendimensionale activiteit, los van ons individuele leven,
te zien. Het eerste deel van onze vraag is: Wat was het belang van deze spirituele filosofische
1
Alle begin teksten in dit werkstuk komen, tenzij anders vermeld, uit het Encheiridion van Epiktetos, vertaald in
het Nederlands in en gebundeld in een boekje, Epiktetos, Over Geluk
2
Filosoof Pierre Hadot (1922) zegt dat de filosofische oefening uit de antieke wereld meer behelst dan een ons
bekende cognitieve oefening. Om dit verschil te maken, bestempelt hij deze tot een spirituele oefening. Het
woord spiritueel geeft aan dat er meerdere lagen van de menselijke intelligentie bedoeld worden. Verderop in dit
werkstuk komt een uitleg van deze term aan de orde.
3
oefening. Wat maakte precies dat de antieke mens door deze oefening niet alleen wijsheid
begeerde, maar ook naar wijsheid kon leven.
Om de spirituele oefening op waarde te kunnen schatten, moeten we ons verplaatsen in de
Oudheid, waar de filosofie een ervaring (en verinnerlijking) van de kennis om onszelf als deel
van het geheel te weten. Filosofie was een doorlopende oefening tot samenvallen met de
wereld om de mens heen. Dus, in plaats van theoretische kennis over wijsheid hebben om een
tot een zgn. objectief oordeel te komen, moeten we (het antieke focuspunt) aannemen en van
het objectieve, naar het subjectieve doorleven van de theorie overstappen.
Dit was waar het de Ouden om ging. Zo ook de Griekse filosoof Epiktetos. Ondanks zijn
moeizame leven in een moeilijke, roerige tijd, het Rome van de eerste en tweede eeuw na
Christus, bleef hij trouw aan zijn filosofie en leefde hij consciëntieus naar zijn eigen leer.
Voor Epiktetos zou het eerste oogpunt onmogelijk zijn. Epiktetos is Stoïcijn en zijn filosofie
ligt ingebed in de omvangrijke filosofie van het Stoïcisme, maar hij heeft ook een eigen
‘pointe’. Deze gaat over die kwaliteit van de mens, die, anders dan al het ander bezielde leven
(volgens Stoïcisme de natuur, planten en dieren), maakt dat hij zijn reflectieve gaven kan
gebruiken om moreel en ethisch de beste mens te worden die men in potentie zou kunnen zijn.
Wat mij boeit aan Epiktetos is, dat hij de rede niet los ziet van de ziel, apart van de ‘lagere’
mens, maar dat de mens geheel redelijk is. Alleen, de mens, die geen filosoof is, heeft zich
nog niet die kennis kunnen eigen maken of heeft de kennis nog niet bereikt om zijn
redelijkheid optimaal tot uiting te brengen. Zijn focus ligt dus niet op een hoger, bijna niet te
bereiken doel dat mensen vreemd is, maar hij richt zich op een dagelijkse werkelijkheid die
door deze spirituele oefening voor alle mensen verbeterd kan worden. Dit moet leiden tot de
autonomie en de verwerkelijking van de volwaardige mens, die íeder mens binnen zijn bereik
heeft, mits we daar het juiste voor willen doen.
Dit aspect van zijn filosofie is m. i. aantrekkelijk voor onze tijd.
De vraag die hieruit voorvloeit is: Hoe heeft de spirituele oefening bij Epiktetos vorm
gekregen zodat men tot autonomie van alle dag en tot volwaardig mens kan komen.
Alle filosofische stijlen in de Oudheid, hadden scholen die de leringen op een bepaalde
manier verspreidden. Om dit inzichtelijk te maken, introduceer ik eerst de filosofische scholen
en hun spirituele oefening, hun werkwijze in het algemeen in hoofdstuk I, alvorens ik naar de
behandeling van het Stoïcisme en de bespreking van Epiktetos ga.
In hoofdstuk II zal ik met een tijdsschets rondom Epiktetos beginnen en komt zoals
aangegeven het Stoïcisme aan bod als opmaat tot de filosofie van Epiktetos. Binnen de
filosofie van Epiktetos komt in de tweede paragraaf de kern van de filosofische leer van
Epiktetos aan de orde. Dit leidt tot de reflectie van het zelf van de mens. Hierdoor is men in
staat om, in de paragraaf daarna, uiteindelijk autonomie te bereiken en de volwaardige staat
van mens-zijn te bereiken.
In het laatste hoofdstuk neem ik de filosofie van Epiktetos als basis van een verandering van
focus in onze tijd, die ook voor ons ‘autonomie in het leven van alledag’ zou kunnen
betekenen. Als laatste vat ik het geheel samen en geef ik mijn uiteindelijke conclusie op de
vragen binnen deze studie.
Zoals aangegeven begin ik hoofdstuk I met de introductie van de filosofische scholen en de
spirituele oefening als inleiding tot een ondergrond, waarin/op de Stoïcijnen, en Epiktetos in
het bijzonder, geplaatst kunnen worden.
4
Hoofdstuk I
De filosofische scholen en de spirituele oefening
In theorie is het makkelijk of simpel om het leven van een onwetend iemand te beoordelen en
veroordelen, maar in het leven zelf wil niemand onderhevig zijn aan zo’n test en we zouden degene
haten die ons hiertoe zou dwingen. Maar, zoals Socrates al zei, een leven zonder zelfonderzoek is het
niet waard geleefd te worden.
Epiktetos3
§1.1
Introductie filosofische scholen
De beoefening van de filosofie heeft gedurende de afgelopen 1600 jaar, de vorm een
theoretische exegese aangenomen. Toch is aan deze lange periode het bestaan van filosofische
scholen die het gedachtegoed, de levenswijze en religieuze geschriften van hun meester
behelsde, voorafgegaan. De geschriften van de oprichter van de school dienden als basis voor
zijn leringen. De leringen werden onderwezen door een meester die zich deze wijsheid had
eigen gemaakt. Deze werden in schoolverband beoefend. De theoretische basis waren de
geschreven leringen of mondelinge instructies van de meester. Deze werden in praktijk
gebracht. Voor de leerlingen was het belangrijk om, als men de wijsheid van de leraar wilde
verwerven, behalve de theorie als theorie aan te nemen, deze ook in praktijk te brengen. Zo
werd de filosofische gedachte de basis van (de beoefening van) het leven voor de volgelingen
van een bepaalde filosofische school.
Het doel van deze filosofische praktijk was de verhoogde staat van Zijn van het individu. Men
kon van een niet-authentiek leven, door onbewustheid en zorgelijkheid achter zich te laten,
naar een authentieke staat van leven gaan. Dit laatste maakt dat men bewust is en een staat
van innerlijke vrede en vrijheid heeft. Deze transformatie, de omschakeling van niet bewust
naar bewust leven, is wat men met filosofie beoogde. De taak van filosofie was dus mensen te
leren om het goede in zichzelf te ontwikkelen en het kwaad voorbij te laten gaan. Dit is te
bereiken als men moreel kiest oor het Goede.
In alle filosofische scholen was het doel van de oefeningen: zelfverwerkelijking en
zelfverbetering. Ondanks de verschillen van de diverse filosofieën hebben ze allen een
contemplatieve aard, die op een eigen manier de goddelijkheid van de natuur of de aarde (en
dus ook de levende wezens van deze aarde) in ere houdt. Grote scholen uit deze tijd waren de
Platoonse school, de Peripatetische, de Stoïcijnse en de Epicureïsche school. Ze opereerden
allen volgens soortgelijke lijn. Alle scholen waren het er over eens dat de mens, vóór zijn
filosofische verandering, in een niet-gelukkige, zorgelijke of ongeruste staat is. Verteerd door
zorgen, verscheurd door passies, leeft hij geen authentiek leven, noch is hij echt zichzelf. Het
doel is dus zelfvorming (Gr.: ‘paideia’) wat zoveel betekent als de mens te leren leven
(opvoeden), maar niet door zich te conformeren aan sociale vooroordelen en maatschappelijke
conventies. Het sociale leven is zelf een product van de passies. Men moet zich losscheuren
van het alledaagse leven.
Er was een parallel tussen de fysieke en de filosofische oefening. Athleten maken lichamelijk
ook een transformatie door; ze geven nieuwe vorm en kracht aan hun lichaam. De filosoof
ontwikkelt zijn zielekracht en transformeert zijn visie op de wereld, en uiteindelijk zijn hele
Zijn. Het gymnasion, de plaats waar de fysieke oefening plaats vond, was ook de plaats waar
de filosofische lessen werden gegeven. Het was dus de plek voor de training in fysieke en
spirituele gymnastiek.
3
A. A. Long – Epictetus, A Stoic And Socratic Guide To Life, pg 70
5
Binnen de verschillende antieke filosofische scholen waren er, ondanks dat ze een zelfde basis
hadden toch enige verschillen. Volgens de Epicureërs is het de bedoeling van filosofie dat we
onze levens helen. Dit helen bestaat uit de eigen ziel terugbrengen van de dagelijkse zorgen,
naar een simpele, vreugdevolle manier van bestaan. Ze vonden dat het ongelukkig-zijn van de
mensen kwam, omdat ze bang waren voor dingen waar men niet bang voor hoefde te zijn.
Mensen verlangen die dingen die buiten hun boekje vallen en wordt daardoor geleefd door
zorgen over ongerechtvaardigde angsten en onvervulde verlangens. Het resultaat is dat men
gespeend is van het enige basale plezier dat we bezitten: het plezier van bestaan. Het
Aristotelisme (Peripatetische school) heeft in de natuur de basis van zijn contemplatieve
gedachten gevonden. De natuur die de levende wezens, waaronder de mens heeft
voortgebracht, geeft hen die binnen de studie van causatie of oorzaak en gevolg actief zijn,
veel plezier en voldoening. Bij de Platoonse en later Neo-platoonse school lag de nadruk op
de essentie van de ziel en zijn onstoffelijkheid. Twijfelen aan de onsterfelijkheid en
onstoffelijkheid van de ziel wil volgens neoplatonicus Plotinus (circa 205-270 na Chr.)
zeggen dat we gewend zijn geraakt aan de irrationele verlangens en gewelddadige
sentimenten en passies. Voor de Stoïcijnen betekende filosofie bedrijven, ‘oefenen in leven’;
dit betekende vrijelijk en bewust leven. Bewust leven betekent dat we verder dan onze
(individuele) beperking kijken om onszelf te herkennen als een deel van de met rede
begiftigde kosmos. Vrijelijk, in dat we alle begeerten, die niet bij ons horen en die buiten onze
controle vallen, opgeven. Zo binden we ons alleen aan dat wat van óns afhangt: handelingen
van onszelf die rechtvaardig en conform onze rede zijn. De fundamentele filosofische houding
voor Stoïcijnen (en Epicureërs) bestaat uit het ‘leven in het heden’. Het plezier van het heden
kan men ervaren, zonder dat men wordt afgeleid.
Hoewel hun methodes verschillen, zien we dat alle scholen zich bewust zijn, dat de kracht van
de mens zelf, datgene is, wat nodig is om zichzelf te bevrijden van alles wat hem vreemd is en
niet bij hem hoort. We komen dit tegen bij Socrates, het Cynisme, bij Aristoteles, bij Epicurus
en bij de Stoïcijnen.
Vóór de tijd van Plato werd er nog weinig op schrift gesteld, zo ook met het op schrift stellen
van de filosofische oefening. Eén van de vroegste geschriften van de filosofische beoefening
die ons is overgeleverd, komt van neo-platonicus Plotinus in de 3de eeuw na Christus. In een
getuigenis van zijn leerling en biograaf Porphyrius (circa 232 – 305 na Chr.), kunnen we een
indruk krijgen van zijn lessen.
Tijdens zijn lessen, was het gebruikelijk dat hij commentaren las, misschien van Severus of van
Cronius, of van Numenius of van Gaius of Atticus, of van Peripateten zoals Aspius, Alexander, of wie
dan ook ter hand kwam. Toch heeft hij nooit woord voor woord iets uit deze commentaren herhaald of
heeft hij zich alleen gehouden aan de restrictie van deze geschriften. Maar, hij gebruikte ze om in zijn
eigen woorden een algemene uitleg [theoria] van (Plato’s of Aristoteles’) teksten te geven, wat anders
was dan de geldende opinie.
Wat opvalt is dat Plotinus veel vrijheid neemt voor een interpretatie. Dit is een grotere
vrijheid dan die we tegenwoordig, ten opzichte van de autoriteit, zouden nemen.
Alle antieke filosofische scholen namen aan dat het bestaan van zwakheden uit de grootste
oorzaken van ziekte, lijden en onbewustheid van de mensheid waren ontstaan (zoals we ook al
bij de Stoa hadden gezien), uit de passie’s. De mens wordt verhinderd echt te leven omdat hij
zo beheerst wordt door zich zorgen te maken en te piekeren over de alledaagse dingen des
levens. Als mens hebben we alleen zeggenschap over onze passies en (zorgelijke) leefwijzen.
Alle andere domeinen, zoals het oorzaak en gevolg denken zijn niet controleerbaar voor ons.
Dit hoort bij het domein van de Natuur. We moeten ons er niet door uit het veld laten slaan,
we moeten dit accepteren. Een complete omkering van onze kijk op de wereld is hier voor
nodig. We moeten switchen van onze ‘menselijke’ kijk, waar onze waarden in onze passies
liggen, naar een ‘natuurlijke’ manier van kijken. Dit plaatst elke gebeurtenis in het perspectief
6
van de universele natuur. Deze verandering is niet makkelijk en dit is ook precies waar de
spirituele oefeningen beginnen.
Filosofie blijkt dus in dit tijdperk van de Oudheid, in eerste instantie, therapie voor de ziel te
zijn geweest.
§1.2 De filosofische, spirituele oefening4
Houding en gedraging van wie geen filosoof is: nooit verwacht hij voordeel of nadeel van zichzelf,
maar van de buitenwereld.
Houding en gedraging van een filosoof; voor- en nadeel verwacht hij enkel van zichzelf 5
Sinds de Socratische dialoog is er een soort ‘gemeenschappelijke spirituele oefening’
begonnen. Hierin wordt de gesprekspartner uitgenodigd om mee te doen aan innerlijke
spirituele oefeningen om zijn bewustzijn en aandacht voor zichzelf te onderzoeken. Met
andere woorden: hij wordt gevraagd de fameuze woorden ‘ken u zelf’ ten uitvoer te brengen.
Men wordt uitgenodigd om tot een relatie tot zichzelf te komen. Dit is de basis van elke
spirituele oefening.
Het woord ‘spiritueel’ impliceert tegenwoordig een domein dat niet als een filosofisch domein
wordt gezien. We hebben er door de eeuwen heen een negatieve klank aan over gehouden.
Toch beslaan de woorden ‘psychisch’, ‘moreel’, ‘ethisch’, ‘intellectueel’, ‘gedachten’, ‘mind’,
‘van de ziel’, niet geheel dat wat erte beschrijven valt. In deze oefeningen heeft de gedachte
zichzelf als zijn eigen onderwerp. Maar het woord ‘gedachte’ geeft niet genoeg de mate van
belang van imginatie en gevoeligheid aan die noodzakelijk is voor de oefeningen. Het woord
‘spiritueel’ maakt duidelijk dat het niet alleen om ons brein of de gedachte gaat, maar om ons
hele individuele psychsiche systeem. Wat ‘spiritueel’ nog meer aangeeft is dat het individu
zichzelf opheft tot een leven van de objectieve Geest. Dit is wat Epiktetos ‘God of Goddelijke
intelligentie die overal is’ zou noemen. Het individu verplaatst zichzelf binnen het perspectief
van het Geheel. Het individu ‘wordt onsterfelijk door zichzelf te overstijgen’; dit begint van
binnen uit.
De spirituele oefeningen waren goed bekend in de antieke Grieks-Romaanse wereld. Ze
waren een deel van het dagelijkse leven binnen de filosofische scholen. Ze werden beoefend,
zoals we in de vorige paragraaf hebben gezien, binnen een traditie van mondelinge instructies.
Dankzij Philo van Aexandrië (circa 20 v. Chr. – 50 na Chr.) hebben we een lijst van spirituele
oefeningen. Het geeft ons een beeld van de Stoïsch-Platonisch geïnspireerde filosofische
therapieën.
Deze lijst bevat de volgende elementen: Onderzoek (Gr.: ‘zetesis’), Grondig uitzoeken (Gr.:
‘skepsis’), Lezen (Gr.: ‘amagnosis’), Luisteren (Gr.: ‘akroasis’), Aandacht (Gr.: ‘prosoche’),
Zelfmeesterschap (Gr.: ‘enkrateia’), Onverschilligheid tot onverschillige dingen (dingen die
buiten onze controle vallen)(Gr.: ‘apatheia’). Anderen onderdelen zijn: Lezen, Meditaties
(Gr.: ‘meletai’), Therapieën van de passies, Herinneren van goede dingen, Zelfmeesterschap
(Gr.: ‘enkrateia’), Voltooiing van taken.
Met behulp van deze lijst van Philo van Alexandrië, komen we tot een beschrijving van het
verloop van de spirituele oefeningen.
4
Voor dit hoofdstuk baseer ik mij op de boeken van filosoof Pierre Hadot (1922), Filosofie als een manier van
leven en Philosophy as a Way of Life: Spiritual Exercises from Socrates to Foucault.
5
Epiktetos, Over geluk
7
Als eerste blijkt ‘aandacht’ (Gr.: ‘prosoche’) de fundamenteelste (Stoïsche) spirituele attitude.
Dit is een zich van zichzelf bewuste, constante alertheid van de geest. Hierdoor is de filosoof
zich volledig bewust van elk moment en zijn Wil in zijn handelingen. De Stoïcijn leeft dan de,
zoals we al eerder hebben gezien, fundamenteelste levensregel: het verschil tussen waar hij
als mens invloed op kan uitoefenen en waar hij geen invloed over uitoefent. Een fundamenteel
principe moet in een paar woorden te vormen zijn, zodat de geest dat kan opnemen en het zich
eigen kan maken, als een gewoonte, bijna als een reflex. Deze houding zouden we ook
kunnen omschrijven als ‘concentratie in het moment van nu’. Aandacht in dit moment, in het
heden, is de sleutel tot spirituele oefeningen. Dit maakt het heden altijd dragelijk en te
controleren, het maakt los van de passies en het maakt da we het kosmische bewustzijn
ervaren. Dit ligt in het feit dat we de oneindige waarde van elk moment van leven en dat we
elk moment accepteren zoals het is, vanuit het oogpunt van de universele wetten van de
kosmos. We hebben het hier niet slechts over kennis, maar over de transformatie van onze
persoonlijkheid. ‘Prosoche’ leidt uiteindelijk tot Zelfmeesterschap.
We moeten de ‘levensregel’ (Gr.: ‘kanon’) heel concreet voor onszelf formuleren. We moeten
ons de gebeurtenissen des levens ‘voor ogen houden’ en ze in het licht van de fundamentele
regel zien. Dit is de oefening van het ‘herinneren’ (Gr.: ‘mneme’) en ‘mediteren’ (Gr.:
‘melete’) op de regel van het leven. De oefening van meditatie maakt dat we op elk moment
gereed zijn voor een onverwachte, dramatische gebeurtenis. In de oefening genaamd
‘praemeditatio malorum’, moeten we onszelf armoede, lijden en dood voorstellen. We moeten
confrontaties met de moeilijkheden van het leven niet uit de weg gaan; ze zijn geen kwaad,
want ze zijn niet afhankelijke van ons, ze zijn deel van de natuur. Wanneer de tijd daar is,
kunnen de oefeningen ons helpen door moeilijke tijden heen te komen.
De beoefening van meditatie en herinnering vergt voeding, zorg. Volgens Philo betekent dat
‘luisteren’, ‘onderzoeken’, en ‘nasporing’. Het is relatief makkelijk om voor voeding voor
meditatie te zorgen: men kan de gezegden van de dichters en filosofen lezen. Hier werd de
specifieke filosofische teksten geschreven door de leraren van de filosofische scholen, mee
bedoeld. Deze teksten konden gelezen of gehoord worden binnen het raamwerk van de
filosofische instructie van de leraar. ‘Onderzoek’ en ‘nasporing’ zijn de resultaten van het in
praktijk brengen van de instructies. Daarmee komen we aan de praktische beoefening om
gedragsgewoonten te creëeren.
Als eerste moet men van tevoren ’s morgens de dag door nemen en de principes bekijken die
ons gedurende de dag zullen leiden en inspireren. ’s Avonds moeten we ons gedrag weer
evalueren, om de fouten die we hebben begaan of de vooruitgang die we hebben gemaakt te
constateren. Ook moeten we onze dromen onder de loep nemen.
We kunnen de oefening tot meditatie zien als een poging tot het controleren van onze
innerlijke dialoog, ons innerlijk beraad of overleg. Het doel is om deze te ordenen rond het
simpele, universele principe: het verschil tussen vrijheid en natuur. Wie zich wil ontwikkelen,
kan dat doen door de dialoog met zichzelf of met anderen – ook door te schrijven – aan te
gaan, om zijn overpeinzingen of reflecties in de juiste orde te krijgen. Uiteindelijk kan men tot
een complete transformatie van zijn voorstelling van de wereld, zijn innerlijk klimaat en zijn
uiterlijk gedrag, toe werken. Van een visie van indviduele passies kunnen we naar een
representatie van een wereld die door universaliteit en objectiviteit van gedachten kan worden
ingericht. Dit vergt een omschakeling (Gr.: ‘metastrophe’) die door de gehele ziel tot
uitdrukking kan komen. Zo kunnen we het gebruik van levensregels en principes, zoals de
handleiding van Epiktetos, in de Oudheid zien als uispraken, idiomen, waar gedragingen uit
voort komen, waar de ziel vertrouwd mee moet raken om het van de lagere passies te
bevrijden. Porphyrius vertelt ons twee oefeningen (Gr.: ‘meletai’) te doen die noodzakelijk
zijn. Als eerste moeten we onze gedachte zien weg te leiden van alles wat sterfelijk of
stoffelijk is. Ten tweede moeten we terug gaan naar de activiteit of het Intellect. Bij deze
8
oefeningen horen streng ascetische voorschriften zoals onder andere een vegetarische dieet.
Porphyrius maakt duidelijk dat deze oefeningen erg belangrijk zijn, want contemplatie die
geluk tot doel heeft, zit niet in een opeenstapeling van dialogen of verhandelingen en abstracte
leringen, ook al gaan ze over authentiek Zijn. Maar, eerder moeten we ervoor zorgen dat onze
studies gepaard gaan met een inspanning om deze leringen ‘natuurlijk en levend’ binnen in
ons te laten ontstaan. Het lijkt alsof Porphyrius zich direct tot ons in deze tijd richt, want in
onze tijd is de zoektocht naar kennis en wijsheid precies verworden tot wat hij noemt ‘een
opeenstapeling van dialogen of verhandelingen en abstracte leringen’. Dit wil dus zeggen dat
wij onze kennis niet verinnerlijken. Het blijft een kennen van buiten.
Alle spirituele oefeningen zijn een terugkeer naar het Zelf. Het Zelf wordt bevrijd uit de staat
van vervreemding waar het zich in bevind door zorgen, passies en verlangens. Als het Zelf op
bovenstaande manieren bevrijd is, is het niet meer egoïstisch, gepassioneerd en individueel,
maar dan is het moreel en staat het open voor het universele en objectieve. De filosoof is geen
wijze, maar degene die naar wijsheid streeft. Daarom is de filosofische oefening een steeds
terugkerende inspanning. Het geheel van de contemplatieve benadering van de filosoof wordt
een spirituele oefening, omdat hij zijn gedachten op het Geheel richt en het van de illusies van
de individualiteit vrijmaakt. De essentie van de spirituele oefening: alleen hij die zichzelf
bevrijdt en zuivert van de passies, die de waarheid van de ziel verbergen, kan de
onstoffelijkheid en onsterfelijkheid van de ziel ervaren. Anders dan in onze tijd, is kennis hier
een spirituele oefening in plaats van een cognitieve vaardigheid.
De bovenstaande beschrijving van de spirituele oefening, doet mij denken aan een oefening
uit oosterse religies zoals bijvoorbeeld het boeddhisme. Hier staat ook de ‘meditatie’ en ‘in
het moment van nu’ zijn, in het ‘nu’, centraal. Alleen wat hier geopenbaard wordt, is onze
eigen vergeten westerse erfenis.
Zoals we gezien hebben, is voor de Stoïcijnse filosofische methode ‘prosoche’: aandacht voor
zichzelf en alert, waakzaam op elk moment, de leefregel. Men is zich in dit moment bewust
van zijn plaats in het universum en zijn relatie met het goddelijke. Aandacht voor het moment
van nu, is dus tegelijk controle van de eigen gedachten en acceptatie van de goddelijke Wil.
‘Prosoche’ brengt op deze manier de mens terug tot zijn eigenlijke Zijn; zijn relatie tot het
goddelijke. Zijn zelfbewustzijn is een moreel bewustzijn.
Na deze uiteenzetting over de spirituele oefening, wil ik deze studie naar de betekenis van
deze praktische oefening toespitsen op Epiktetos. In het nu volgende hoofdstuk richten wij
ons op hem.
9
Hoofdstuk II
De filosofie van Epiktetos
Mens, onderzoek eerst wat het betekent filosoof te zijn.
En leer daarna je eigen aard kennen om te zien of je daartoe in staat bent.
Wil je meedoen aan de vijfkamp of een worstelaar zijn? Bekijk je armen, je dijbenen, onderzoek je
lenden, want ieder heeft van nature talent voor iets anders.
Epiktetos was een Griekse filosoof en Stoïcijn, die in Rome woonde in de 1ste en 2de eeuw na
Christus. Hij heeft mijn bewondering gewekt omdat hij in een tijd waarin de mens
gewelddadig en egocentrisch lijkt te zijn geweest, zijn leerlingen heeft kunnen motiveren en
kunnen leren om hun potentie als goed en volwaardig mens, te willen realiseren. Ook het
weinige dat we van hem weten, is bewonderenswaardig. Epiktetos dwingt bewondering en
respect af door van manke slaaf tot leermeester van de allergrootsten opgeklommen te zijn en
tegelijkertijd heeft hij zijn eigen morele leer tot uiting gebracht door in goedheid, vrijheid en
rijkdom te leven in een integere en sobere leefwijze. Deze feiten maken Epiktetos geschikt
voor dit werkstuk; hij is een voorbeeld van de Stoïsche, morele aanpak tot het vervolmaken
van het goede leven en zijn leringen zijn de ‘vleesgeworden’ materialisatie die de filosofische
oefening zelfs voor ons, nu, nog zou kunnen zijn. We maken eerst globaal een tijdsschets van
de tijd waarin hij geleefd heeft en vervolgens bekijken we het Stoïcisme, de bakermat van
Epiktetos om ons daarna geheel aan zijn leringen te weiden. De leringen van Epiktetos zijn als
bron van Stoïsche doctrines belangrijk. Maar, hun waarde gaat nog verder dan de doctrines
van het Stoïcisme; Epiktetos’ persoonlijkheid, markante uitspraken, zijn analyses en
teruggrijpen op Socrates, maken hem tot een van de meest influentiëele of memorabele
personen uit de Grieks-Romaanse Oudheid.
§2.1 Epiktetos en zijn Tijd
In het begin van de tweede eeuw na Christus in het Rome onder de keizer Trajanus, kwamen
een aantal jonge mannen samen in de Griekse stad Nicopolis, gesitueerd ten noorden van de
haven Préveza aan de Ionische zee.De tijd waar Epiktetos in leefde, was een smeltkroes van
filosofische stromingen. Men noemde het zelfs de Tweede Sofistische periode, waar
professionele rhetorici floreerden. Religieus gezien was het traditionele Grieks-Romaanse
geloof, met keizerlijke verering, gebruikelijk, maar degenen die aangetrokken werden door
een religie die hun redding propageerde, wendden zich tot de cultus van Isis, en ook tot het in
opkomst zijnde Christendom. Epiktetos (ca. 55-135 n. Chr.) was afkomstig uit het Frygische
Hiërapolis. Hij verbleef lange tijd als slaaf in Rome bij Nero’s bekende rijke vrijgelatene
Epaphroditos. Deze Epaphroditos stond de keizer bij toen hij zelfmoord moest plegen. De
manke Epiktetos mocht van zijn meester de lessen van de stoïcijn Musonius Rufus volgen. Na
zijn vrijlating in 68 begon hij zelf filosofie te doceren. Maar toen keizer Domitianus in ca. 90
alle wijsgeren uit Rome verbande, week Epiktetos uit naar Nikopolis in Epirus, noordGriekenland. Hier zette hij zijn onderwijs voort. Epiktetos heeft zelf niets op papier gezet,
maar zijn leerling Flavius Arrianus heeft uitgebreide notities nagelaten van zijn colleges. Deze
Flavius Arrianus was van geboorte een Griek, maar werd ook Senator en Consul in Rome en
10
oorlogscommandant. Van de Uiteenzettingen van Epiktetos of Diatriben in acht boeken
bleven de eerste vier bewaard.
Behalve de Uiteenzettingen of Diatriben heeft Arrianus een samenvatting gemaakt van een
aantal leefregels die Epiktetos ten beste gaf. Dit is een handleiding geworden voor het leven
van alle dag. De Griekse titel is Encheiridion: dit betekent ‘wat men in de hand houdt’, een
handboekje dus. Dit bevat geen overzicht van de stoïcijnse leer, maar alleen de belangrijkste
gedachten van Epiktetos met de nadruk op de praktische moraal, gericht tot een denkbeeldige
jij, de lezer van toen en van vandaag.
Hij werd al in zijn tijd, maar ook daarna, alom gerespecteerd als een groot filosoof. Door
Aulus Gellius wordt hij ‘de grootste Stoïcijn’ genoemd en Marcus Antoninus geeft aan erg
tevreden te zijn over een vriend die Epiktetos aan hem heeft aanbevolen. Origenes geeft toe
dat zijn nagelaten werk meer goed heeft gedaan dan het werk van Plato en Simplicius zegt dat
wie niet beïnvloed is geraakt door de manier van werken van Epiktetos, alleen maar door een
tuchtiging van een andere wereld verbeterd kunnen worden.
Epiktetos’ mentaliteit kan als nuchter en realistisch worden omschreven, ook al spreekt hij
vaak over God en heeft hij veel Stoïsche en Socratische vroomheid wat een diep persoonlijk
geloof aangeeft. Hij gelooft dat mensen worden geboren met alle capaciteiten die ze nodig
zullen hebben om de wereld te begrijpen. De manier om tot goed leven te komen gaat over de
juiste richtlijnen volgen en zelf discipline te betrachten. Hij leverde door zijn eigen ervaring
het bewijs dat de filosofie die hij predikte, goed werkte. Epiktetos gebruikte de Stoïcijnse
filosofie op een selectieve en creatieve manier zoals hij, als Stoïcijnse filosoof en leraar, goed
achtte.
In Encheiridion behandelt Epiktetos herkenbare thema’s waarmee hij de lezer in diverse
levensomstandigheden het juiste gedrag wil voorhouden. Het karakter van de lessen is gericht
op nederigheid, bescheidenheid en naastenliefde, maar ook op de mogelijkheid en de plicht
van de mens om zijn eigen karakter zo te vormen tot men autonomie verkregen heeft.
Uiteindelijk zou men door deze autonomie, goed en gelukkig kunnen leven, onafhankelijk van
uiterlijke factoren. Epiktetos’ Uiteenzettingen laten een unieke mix van filosofie, pedagogie,
satire, berispingen en ongeremde dialogen zien. De Uiteenzettingen waren voor keizer Marcus
Aurelius een grote inspiratiebron voor zijn eigen Meditaties.
Epiktetos schildert zichzelf vaak als niet-geleerd af. Dit doet hij om te laten zien dat waar men
vandaan komt niet het belangrijkste is, het is van groter belang te laten zien dat men zichzelf
kan trainen om goed te leven. De populariteit van de zelf-hulp boeken en therapeutische
sessies van tegenwoordig lijken hun voorloper in zijn antieke prototype van lesnemen en
handboekje te hebben.
De Stoïcijnse filosofische beweging, die bijna 400 jaar eerder dan Epiktetos begon, is vaak
door moderne historici verdeeld in een vroege, midden en late periode. Musonius, Seneca,
Epiktetos en Marcus Aurelius, tweede en derde eeuw na Christus, horen bij deze laatste groep.
Vanaf het begin bood de school een systematisch plan van het leven, dat doelgerichtheid,
sereniteit en waardigheid beoogde gedurende de gehele dag, los van externe invloeden. De
Stoïcijnen baseerden dit plan op hun kijk op de natuur (de fysieke wereld) en de menselijke
natuur in het bijzonder. De basis van de filosofie van Epiktetos ligt bij de Stoïcijnen. Om deze
goed uiteen te zetten, is een schets van de Stoïsche wereldvisie zinvol. Hierdoor wordt deze
begrijpelijker, mits we de accentverschillen met onze moderne tijd kunnen plaatsen.
Deze verschillen zijn: een ander wereldbeeld nu, dan in de Oudheid; een technische,
systematische en conceptuele manier van filosofie bedrijven nu, tegenover een levenswijze
naar een bepaalde theorie van wijsheid in de Oudheid; Vanuit de rede; een klein deel van ons
brein wat voornamelijk met het geheugen samenhangt, tegenover een rationaliteit waar
zintuigelijke of niet-zintuigelijke informatie, innerlijk weten en droominhouden hier in de
Oudheid deel van uitmaken.
11
§2.2 Het Stoïcisme6
Vraag er niet om dat de dingen gaan zoals je dat wenst, maar wens dingen te gaan zoals ze gaan en je
zal je er goed door heen slaan. (ench. 8)
‘Stoïcijns’ heeft als bijwoord in onze taal de betekenis van ‘het onderdrukken van emoties,
onverschilligheid tegenover pijn of plezier en geduldig ondergaan’. Dankzij recente studies, is
duidelijk geworden dat onze clichématige kijk op de Stoïcijnen ons een vertekend beeld
oplevert. Het leven, zeker in de Oudheid, was onzeker; rijkdom, gezondheid, faam en familie
succes waren zo gering en het verkrijgen hiervan lag niet in het bereik van ieder mens. Voor
de Stoïcijnen was de logische stap om te stellen dat het domein waar de mens invloed op kan
uitoefenen om enige vorm van geluk te verkrijgen, het domein van de geest is.
De essentie van het Stoïcisme begon met Zeno van Elea, Cleanthes en Chrysippus in de derde
eeuw voor Christus, waar weinig tot geen originele teksten van bewaard zijn gebleven. Dit
feit alleen al maakt de leringen van Epiktetos van belang. De Stoïcijnen hebben de kosmische
orde relevant gemaakt voor de mens. Ze zijn van alle Griekse scholen het meest ambitieus
geweest in hun zoektocht een systeem te ontwikkelen waar de menselijke soort in het grote
plan van de wereld past. De kosmos, de wereld en haar fenomenen waren voor de Stoïcijnen
het effect van een kosmische orde, een oer-principe, door hun God, Zeus, rede, oorzaak, geest
en lot (doel) werd genoemd. Dit oer-principe is goddelijk maar niet supernatuurlijk; het is de
natuur zelf, die zich manifersteert in zoveel verschillende dingen als de bewegingen van de
planeten, de struktuur van mineralen, planten en dieren. Alles is een expressie van dit ene
principe, dat door zijn inwerken op de stof, de materie, zichzelf door het hele universum als
een gigantisch organisme uit. God/rede/doel (lot) is overal aanwezig. Als mens maken we ook
deel uit van de manifestatie van God/rede/lot. Door onze rede kunnen we onze plek in de
kosmische orde opeisen en ons leven zo inrichten dat we elkaar respecteren als rationele
participanten in de orde der dingen, in het systematische plan. Door onze natuur zijn we
uitgerust om elke situatie die we tegenkomen via reflectie, actie en vertrouwen tegemoet te
gaan.
De Stoïcijnen gaan ervan uit dat het rationele principe in de mens, zijn ‘logos’, een deel is van
het oer-principe, het rationele principe dat het grote plan van de wereld regeert. Dus, zijn de
mens en de natuur fundamenteel gelijk of één, of ze zouden één moeten zijn. Dit is een
holistische wereldvisie. De Stoïcijnen vonden dat de mens er niet in slaagde om gelijk naar
hun eigen intelligentie en die van de wereld te leven.
§2.2.1 Stoïsche ‘Eudaimonia’
Als iemand je lichaam aan een voorbijganger had overgeleverd, zou je daar niet mee eens zijn. Ben je
dan niet beschaamd dat je je geest en gedachten maar aan iedereen geeft om je verongelijkt en verward
te voelen als deze persoon je beledigd? (ench. 28)
De kern van de Stoïsche leer is het ‘Eudaimonisme’, het Stoïcijnse geluk, het doel van leven.
‘Eudaimonia’ is dus Zeno’s definitie van gelukkig zijn, van een goede of harmonische manier
van leven. Dit betekent dat we in harmonie moeten zijn met het ritme van het leven, om
gelukkig te zijn.
Hoe bereikt men deze harmonische en gelukkige staat van leven?
6
Voor de tekst van dit hoofdstuk baseer ik mij op A. A. Long, Stoic Studies en A. A. Long, From Epicurus to
Epictetus
12
De menselijke natuur is een onderdeel van de natuur van het universum. De natuur heeft,
volgens de Stoïcijnen, een rationele of intelligibele structuur. Wij, de mens, kunnen de natuur
begrijpen, door te erkennen dat het de goddelijke intelligentie aan het werk is. Deze
goddelijke intelligentie is niet aan een bepaalde plek gebonden, ze is alom in het universum
aanwezig. Een actief deelnemen is meewerken en samenvallen met deze goddelijke
organisatie van de wereld. We verkrijgen een leven in harmonie, door ons te conformeren aan
de regels van de goddelijkheid van het universum. Onze rationaliteit kan aangewend worden
om op dezelfde golflengte van de natuur te komen. De essentie van het woord ‘logos’, is
rationaliteit of gedachte. De term ‘logos’ kan op 3 manieren uitgelegd worden: als taal, rede
en het actieve principe van de wereld. ‘Phantasia logike’ is bij de Stoïcijnen een algemene
naam voor het bewustzijn van een volwassen mens. De definitie van dat deel van de ziel,
‘lekta’, waar phantasia logike deel van uitmaakt: is ‘dat wat bestaat in samenspraak met een
rationele impressie’. ‘Phantasia’ is de basis van de Stoïcijnse ziel. De betekenis van Lekta: dat
waar alles onder valt van ervaringen tot representaties of abstracte concepten. Het kan gezien
worden als de manier waarop de ziel gevormd wordt door de informatie die het krijgt door de
vijf zintuigen. De manier waarop we met deze informatie omgaan, zonder dat we hierbij ons
emotioneel uit het veld laten slaan, is leven in harmonie met de natuur.
Om zover te komen moeten we twee dingen begrijpen, namelijk:
1) Alles dat buiten ons mentale en karakteristieke bereik valt, is niet onze zorg, maar valt
onder een ander deel van het kosmische plan. Ons welzijn is niet afhankelijk van deze
toevalligheden. Ons welzijn is afhankelijk van ons goede karakter (deugden), waarmee
we ons constant moeten richten op het beste te doen in verschillende situaties, door via
het gebruik van onze rationele instantie te kiezen voor het moreel goede.
2) Het tweede gaat over onze verlangens en emoties. Verlangens en emoties die buiten
ons domein als rationele dieren, en dus buiten ons controle gebied vallen
corresponderen niet met onze natuur of met het kosmische plan.
Zoals hierboven duidelijk is geworden, hebben we volgens de Stoïcijnse leer geen controle
over zaken die buiten onszelf zijn, maar hetgeen waar we wel controle over hebben, is onze
mentale kijk op de wereld. Als we de stoïcijnen mogen geloven, dan hebben we veel meer
macht om onze emoties te begrijpen en te controleren dan onze culturele conventies en
alledaagse gedrag tegenwoordig doet vermoeden.
De Stoïcijnse filosofie heeft een omvangrijk theologisch en universeel plan. In het Stoïcisme
was filosoferen een permanente actie, identiek met het leven zelf, die op elk moment
vernieuwd moest worden. Deze permanente actie is de filosofische oefening. Dit kan als een
oriëntatie van de aandacht omschreven worden. De aandacht was gericht op iemands puurheid
van intenties. Het doel was het samenvallen van de individuele wil met de rede of met de wil
van de universele natuur. Het Stoïcisme adviseert om in het moment van nu te leven, door ons
niet af te laten leiden door het verleden, noch ons zorgen te maken over een onzekere
toekomst. Volgens hen is het heden de enige realiteit die we ter beschikking hebben én die
van ons afhangt. Ze herkennen de oneindige waarde van elk moment. Wijsheid is voor hen net
zo compleet in één moment als in de eeuwigheid.
De filosofie van Epiktetos kan gezien worden als een uiting van de langdurige Stoïsche
traditie. Niets buiten de geest/ziel en onze Wil, kan ons raken of frustreren zonder dat we
toestemmen dat het ons raakt of frustreert. Geluk en een goed leven stellen ons in staat om
ons mentale zelf gedurende de gehele dag in de gaten te houden. Zo kunnen we ontdekken en
zorgen dat buiten ons mentale zelf, niets externs of materieels verantwoordelijk is voor al het
goede en het slechte dat we ervaren in ons leven.
Dus, dingen die goede of slechte effecten op ons hebben, zijn gebaseerd op onze eigen
overtuigingen (oordelen) en hoe we reageren op omstandigheden die ons gebeuren of
13
‘toevallen’. Epiktetos zet deze ideëen uiteen, maar hij is het meest geïnteresseerd in de
training en de implementatie van de ideëen om de gedachten te trainen op zichzelf te staan,
los van uiterlijke factoren. In het nu volgende hoofdstuk richten we ons geheel op de filosofie
van Epiktetos, waarvan de basis al besproken is.
§2.3 De filosofie van Epiktetos7
Om een goede start voor de filosofie te maken en om door de voordeur binnen te komen, moet iemand
zich bewust zijn van zijn eigen zwakheden en capaciteiten omtrent wat absoluut essentieel is.
Epiktetos ziet de stoïsche filosofie als de enige zekere manier om tot een goed leven in
vrijheid en authentiek geluk, te komen. Binnen de stoïcijnse ethiek waren de passies een
specifiek onderwerp. Epiktetos zegt dat de mens natuurlijkerwijs begiftigd is met een
bewustzijn dat ons in staat stelt om onze relatie tot de wereld te begrijpen en onze levens
overeenkomstig in te richten. Onze mentale kijk op de wereld is hierin heel belangrijk.
Voor Epiktetos waren slechts drie onderwerpen essentieel voor de filosofische praktijk: 1)
verlangens en waar men afkering van is; 2) positieve en negatieve impulsen tijdens sociale
interacties; 3) gevorderde logica, die een zekerheid binnen de twee eerste domeinen moet
brengen.
De verlangens en aversies zijn het belangrijkst omdat ze met de passies te maken hebben. Als
voorbeelden noemt hij opschudding, in de war raken, ongeluk, zorgelijkheid, gekerm, afgunst
en jaloezie. Deze maken dat we niet meer correct de werkelijkheid kunnen waarnemen, we
kunnen niet meer redelijk zijn. Bij het tweede punt is het niet de bedoeling dat men apatisch
wordt, maar dat men een natuurlijk ethisch persoon blijft (dus wel betrokken!)(bijvoorbeeld
een goede zoon, vader, burger) tijdens sociale interacties. Voor het derde onderwerp wordt
een mentale staat van goede emotionele response ook al is men dromende, dronken of
depressief. Het is niet de bedoeling dat men de emoties ontkent, maar binnen de stoïcijnse leer
is beven van angst, als we angst ervaren, reageren op een mentaal, imaginair beeld waarvan
we het idee hebben dat het ons zal schaden waardoor we dienovereenkomstig handelen. Dit
hoeft niet te corresponderen met de waarheid. De passies zijn ‘consensual’mentale acties en
impulsen, die zijn gegrond in onze verkokerde geloofsovertuigingen in wat we willen, omdat
we een oneigenlijk iets als ‘rijkdom’ als goed voor ons bestempelen en een even oneigenlijk
iets als ‘armoede’ zien we als erg slecht voor ons.
Dus: de eerste component van een passie of een mentale actie, is eerst een imaginaire
impressie van iets. Het tweede is de mentale interpretatie op deze impressies. Het
belangrijkste stoïcijnse punt is dat men zelf kan kiezen hoe men deze indrukken ervaart of hoe
men op ze reageert. De Stoïcijn ziet de passies als verkeerd ingeschatte mentale impressies.
Epiktetos zegt dat het meest belangrijke goed gebruik te maken van onze mentale indrukken
(Gr: ‘phantasiai’) is. Deze zijn van-moment-tot-moment ervaringen die via onze zintuigen of
onze verbeelding tot ons komen. Mentale indrukken geven ons zekerheid over de wereld,
maar ze zijn slechts beelden, schijn/verschijningen, iets wat lijkt te zijn.
Epiktetos zegt dat de mens natuurlijkerwijs begiftigd is met een bewustzijn dat ons in staat
stelt om onze relatie tot de wereld te begrijpen en onze levens overeenkomstig in te richten.
Onze mentale kijk op de wereld is hierin heel belangrijk.
7
Voor deze paragraaf baseer ik mij op A. A. Long, Epictetus, A Stoic and Socratic Guide to Life en A. A. Long,
From Epicurus to Epictetus
14
Voor Epiktetos is ‘lijden’ de belangrijkste emotie waarvan we ons zouden moeten ontdoen.
Epiktetos zal zich waarschijnlijk hebben gebogen over klassieke stoïcijnse teksten, waarin hij
de doctrine van de school uiteengezet zal hebben. Waarschijnlijk zal hij dit, zoals gebruikelijk
was, ook hebben afgezet tegen rivaliserende filosofen of filosofieën. Ook zal hij zijn pupillen
tot vragen hebben gestimuleerd
Hij wil ons doen inzien dat de oorsprong van alle ‘pathos’(Gr.), alle leed en ongerief ontstaat
doordat we onze verlangens buiten onszelf plaatsen. Deze verlangens kunnen niet
oorspronkelijk en langdurig zijn als ze alleen maar gebaseerd zijn op het bezitten van externe
objecten die onze eigenwaarde moeten verhogen. Het plezier in deze externe objecten kan niet
langdurig zijn, omdat we onmogelijk de rest van de buitenwereld kunnen buiten sluiten om te
genieten van dat wat we verkregen hebben. Er zullen altijd onzekere externe factoren blijken
te zijn die onze bezittingen weer van ons af dreigen te halen of pakken. Dit blijft voor de mens
een haard van angsten en zorgen. Epiktetos ziet het als onze taak om ons totale potentieel als
mens te gebruiken, om zo tot de realisatie van de volwaardige mens te komen; de beste mens
die we kunnen zijn in psychologisch en ethisch opzicht.
Hij vertelt zijn studenten steeds hoe ze zich in de sociale wereld zouden moeten gedragen in
situaties die voor de geweldadige Romeinse wereld zeer beangstigend en wreed moeten zijn
geweest. Epiktetos vertelt ons dat hetgeen waar we het meest bang voor zijn, angst zelf is.
Epiktetos is niet heel streng voor mensen die de fout in gaan, hij wijt het aan hun
onwetendheid van wat hun ware grond is. Zachtaardigheid naar anderen toe, zou meer
mannelijk zijn, omdat het meer humaan is. Woede is net zoveel een teken van zwakte als van
angst; want allebei zijn ze ontstaan uit een gewond mens die heeft toegegeven aan te reageren
vanuit die wond. Wraak is nooit gerechtigd, ook kritiek hebben op een benadering van een
ander die niet is zoals je graag zou willen is niet handig. Empathie hebben met anderen is
daarentegen te verkiezen boven andere benaderingen. Men kan werken aan zelfvertrouwen in
plaats van angst en aan kalmte, sereniteit in plaats van verdriet.
Door onze wensen, verlangens en emoties alleen naar onze lichamen en de buitenwereld te
vertalen, in plaats van naar de rationele uitdrukking van onze taak of mogelijkheid als mens in
zijn optimale vorm, verliezen we meer dan onze autonomie, we verliezen ook onze capaciteit
om van anderen te houden anders dan iets van ze te willen of ze ergens voor te gebruiken voor
ons eigen welzijn. Dit behoort tot de menselijke potentie; deze potentie werd (en wordt nog
steed niet) door de mens in het algemeen aangeboord.
Een voorbeeld van wat Epiktetos bedoelt, is als hij openlijk kritiek heeft op Homerus. Hij
haalt de passage uit de Odyssee aan, waar Odysseus uiting geeft aan zijn smart rondom het
verlies van Penelope, als een handeling vanuit leed, dus vanuit een wond en zwakte, die een
gebrek is in de mentaliteit of het karakter van de held. Dit is niet het wenselijke voorbeeld.
Als we in ons leed meegaan en onze omgeving, de samenleving, de mensen en individuen om
ons heen de schuld geven van dit leed, willen we ons revancheren, we willen wraak en we
willen dat de ander de zelfde pijn voelt als die wij lijden. Hierbij denken we ook nog dat deze
reactie niet emotioneel is, maar natuurlijk, menselijk én rationeel!
Epiktetos zegt dat mensen zich altijd gedragen en reageren vanuit de basis van bepaalde
waarden en oordelen, wat die ook mogen zijn, en dan denken dat deze natuurlijk en redelijk
zijn. Epiktetos vraagt van ons of we onze emoties willen begrijpen en ze goed willen
‘managen’, gebruiken, beheersen. Om dit te bereiken, voorziet hij ons, als een goede filosoof,
van gedachte-experimenten.
De filosofie van Epiktetos kan niet los gezien kan worden van het hele panorama, het
paradigma van de stoïsche filosofie. De stoïcijnse passiviteit, die gezien moet worden in dit
licht, is een ageren op de passies zoals het in bovenstaande tekst naar voren komt. Epiktetos is
15
binnen zijn antieke basis, een totale filosoof die de mensheid iets te bieden heeft dat de tijd
overstijgt.
Er zijn 4 elementen die de filosofie van Epiktetos tot een samenhangend geheel maken: 1)
vrijheid, 2) overtuigingen, 3) de Wil en 4) integriteit.
1)Vrijheid komt voort uit de stoïcijnse theologie en heeft niets te maken met ons idee van
vrijheid, wat een sociaal of politiek begrip, is noch gaat het over vrije tijd. Vrijheid op de
manier zoals Epiktetos het bedoeld is psychologisch van aard en ligt in de attitude, de houding
van de mens. Dit is een vrijheid die betekent dat men niet gehinderd wordt door externe
toevalligheden en of de eigen emotionele reacties daarop. De diagnose van ongelukkig zijn is
een aan mensen, gebeurtenissen, dingen, waarden en lichamelijke condities gerelateerd,
waardoor het individu zijn autonomie uit handen geeft en een slachtoffer wordt van zijn aan
de omstandigheden gerelateerde emoties.
Gelukkig zijn, betekent ongebondenheid, doen en ervaren wat men wil ervaren, sereniteit,
afwezigheid van denken dat dingen beter voor je zijn dan ze zijn. Deze vrijheid is voor
iedereen bereikbaar die de waarheid willen weten omtrent de natuur en hun eigen identiteit.
De basis voor dit ideaal van vrijheid brengt ons bij het volgende: onze overtuigingen. Naar
gelang onze ervaringen en dat wat we verlangen, hebben we gedurende ons leven een stel
oordelen gevormd over wat goed voor ons is en wat slecht is.
Hoe we de wereld ervaren en hoe we onszelf ervaren, hangt af van de oordelen die we tijdens
ons leven mentaal hebben gevormd, 2) het oordeel/overtuiging over hoe de structuur van de
wereld in elkaar zit, over de noodzakelijke condities van het leven van de mens, goedheid,
slechtheid en, heel belangrijk, wat psychologisch ons (aan)deel is. Als we geloven dat de
wereld ons alleen maar overkomt en wij zijn daar slachtoffers in, dan voel je je,(en bén je)
machteloos.
Wat de mens verstoort, is niet de gebeurtenis in de wereld, zoals ziekte of dood, maar ons
oordeel/overtuiging over die gebeurtenis; of we die zien als goed of slecht. Doodgaan is
bijvoorbeeld alleen maar iets natuurlijks, het is onze menselijke zienswijze die het ‘slecht’
maakt.
Volgens Epiktetos is ‘prohairesis’ (Gr.), 3) de Wil, het essentiëele Zelf van de mens, los van
het lichaam. De mens is niet zijn lichaam, we zijn er zelfs geen eigenaar van. Alleen in het
domein van de Wil, kunnen we vrij zijn. Omdat mensen zich met hun lichaam identificeren,
en met allerlei andere externe dingen, zoals andere mensen, politieke macht, luxe etc. Echte,
blijvende vrijheid is in deze domeinen niet voor de mens weggelegd. Diegenen die hiernaar
streven raken ‘constraint, thwarted’ en emotionele slaven door de verkeerde overtuiging
hieromtrent. De perfectie van deze Wil, is het doel van Epiktetos en is gericht op het Zelf.
Een aantal termen die belangrijk zijn voor 4), integriteit zijn: respect, rechtvaardigheid,
barmhartigheid, vertrouwenswaardigheid, geweten. In een goede Wil is integriteit ingesloten.
Integriteit is het honoreren van alle banden tot anderen; tot familie en de samenleving.
Integriteit is het concept waar voor Epiktetos de moraal naar voren komt. Zijn principe om het
Zelf, de Wil te cultiveren middels deze integriteit, door ieder mens met respect en alle egards
te bejegenen. Het interessante aan de aanpak van Epiktetos ligt in het feit dat hij voor zijn tijd
alledaagse gebeurtenissen als onderwerp neemt voor zijn leringen, die kunnen variëren van
een ontmoeting op straat, een ontmoeting op een feestje tot een dreiging tot verminking of
andere uiting van tirannie van de keizer.
16
De praktische spirituele oefening bij Epiktetos:
Epiktetos vindt dat ieder mens 1) vanuit zijn natuur, zijn aangeboren aard,
gemotiveerd is om gelukkig te zijn en goed boven slecht te verkiezen. Maar, dat
mensen 2) er geloofsovertuigingen op na houden die in conflict zijn met dit
uitgangspunt. Hij vindt dat hetgeen dat ons kan helpen om de eigenschappen genoemd
onder 1) te realiseren, door de filosofie gevormd kan worden.
Dus, de praktische filosofie in de vorm van de filosofische oefening is wat de mens nodig
heeft om zijn juiste zelf te worden, om zijn goede natuur tot uitdrukking te brengen en om
gelukkig te zijn. Het is de te volgen route voor iedereen die goed wil leven. De professionele
filosoof is voor Epiktetos alleen de naam ‘filosoof’ waardig als men zijn taak/ professie van
(juiste of goede) Mens-Zijn heeft vervuld. Hij noemt het verschil tussen iemand die kennis en
technische expertise heeft en iemand die een ‘geest in harmonie met de natuur’ heeft. Het doel
van filosofie is niet om goede filosofen te krijgen, maar om goede mensen, excellente
personen of persoonlijkheden, te worden.
Het eerste deel van de oefening van Epiktetos is introspectief, binnenwaards gericht. Het gaat
over het Zelf, jezelf, bevrijden van valse ideeën, overtuigingen van het goede en slechtheid en
van de hierbij horende frustraties, angsten en passies (verlangens). Het tweede is extravert,
naar buiten toe gericht. De focus ligt op de toepasselijke impulsen die we in onze relaties met
anderen hebben. Deze sociale interactie is belangrijk bij Epiktetos.
Zoals we reeds gezien hebben, is er voor de filosoof-in-spe voorwerk te doen, bijvoorbeeld
dat hij zich bewust wordt dat hij niet leeft zoals hij dat wenst. Hij moet een goed
oordeelsvermogen willen ontwikkelen en verinnerlijken; en hij moet willen begrijpen wat het
inhoud om een goed rationeel leven te leiden. Epiktetos beschrijft de mens als een ‘dier wat
van theoretiseren houdt’, maar het theoretiseren wat hij voor ons ziet weggelegd als ons
natuurlijke doel, kan niet los gezien worden van acties, maar houdt een studie van de natuur
(naar Stoïcijns model) in én houdt in dat men in harmonie hiermee leeft.
Een voorbeeld van hoe de dagelijkse filosofische spirituele beoefening eruit zou kunnen zien,
vinden we in onderstaande tekst:
Als ieder van jullie, zich weghoudt van externe dingen zich zou concentreren op zijn ‘prohairesis’,
ermee werkend en spelend om in harmonie te zijn met de natuur, verheven, vrij, waardevol en
respectvol; en als hij heeft geleerd dat niemand die dingen wenst, verlangd of schuwt die niet binnen
zijn macht liggen vrij of waardevol kan zijn, maar uiteindelijk verandert en met zich laat sollen door
deze dingen, en zichzelf uiteidelijk aan andere mensen overgeeft die de macht hebben om te zorgen
voor deze dingen of deze dingen juist bij hem weghouden; en als, tot slot, hij ‘s ochtends op staat en
zijn principes bekijkt, zijn bad neemt en dineert als een waardevol en respectvol mens, en tegelijkertijd
werkt aan deze fundamenten in elke materiële omstandigheid, als een hardloper of een stemtrainer doet
binnen zijn activiteit. Dit is degene die zuivere vooruitgang boekt, degene die niet voor niets gereisd
heeft. (Epiktetos, Discourse 1.4.18-21)
Door dit soort teksten geeft Epiktetos een voorbeeld van hoe men zou kunnen leven en zich
kan losmaken van de afhankelijkheid van de passies. Absolute autonomie (via de wil) is dat
waar de doctrine van Epiktetos over gaat. Dit kan men bereiken door het individuele zelf met
de capaciteit van de rede, verlangens, intentie en het reflectieve bewustzijn omdat Epiktetos
geloofde dat dit de goddelijke gift was aan de mensheid.
17
§2.3.1 ‘Phantasia’ en de representatie van het Zelf8
Mens, onderzoek eerst wat het betekent filosoof te zijn.
En leer daarna je eigen aard kennen om te zien of je daartoe in staat bent.
Wil je meedoen aan de vijfkamp of een worstelaar zijn? Bekijk je armen, je dijbenen, onderzoek je
lenden, want ieder heeft van nature talent voor iets anders.
De Stoïcijnen waren voornamelijk geïnteresseerd in de geest, mind, en dat deel van de geest
dat waarmee men het zelfonderzoek doet. Het zelf is een psychologisch en ethisch concept.
Wat we Stoïsche ‘filosofie van de geest’ noemen, is zeer creatief en gericht op het
onderzoeken, begrijpen en vormen van het individuele zelf. De geschriften van Epiketos
bevatten een krachtige ‘powerful’ filosofie van het zelf, helder en duidelijk. Met representatie,
bedoelen we de kijk van de individuele mens op zichzelf, of wat het betekent om een ervaring
in de eerste persoon, als individu, in de wereld te hebben. Het zelf is, in deze zin, is essentieel
individuele ervaring. Een uniek gesitueerde/gepositioneerde beschouwer, die op een bepaalde
manier contact heeft met zijn innerlijk, die voor niemand anders, behalve zichzelf,
toegankelijk is. Zo’n ‘zelf’ is altijd bij ons. Maar dit ‘zelf’ heeft een historie, die men altijd
meeneemt. Dit kan gezien worden als een nieuwe kijk op ons bewustzijn, door de
individualiteit van het waarnemende subject, de beschouwer, als het fundamentele deel van
het mentale te zien. Hierdoor wordt het begrijpelijker waarom de Stoïcijnen zoveel ethische
waarde hechtten aan het controleren en correct gebruiken van onze ‘representaties’. In het
Stoïcisme liggen psychologie en ethiek heel dicht bij elkaar. De Stoïcijnen zien ‘phantasia’ als
dé mentale faculteit waar alle onderdelen van gewaarzijn deel van uitmaken. Impressies door
de vijf zintuigen verkregen, zijn slechts een deel van wat de Stoïcijnen representationele
instantie noemen. Zintuigelijke-perceptie is dus slechts één manier van representatie:
‘phantasiai’. Gedachten zijn ook geen aparte mentale staat, maar een onderdeel van
‘phantasia’, ze zijn een niet-zintuigelijke manier van representatie. Filosoof A .A. Long vindt
dat filosofen in deze tijd meer ruimte voor het begrip ‘phantasiai’ in hun ‘philosophy of mind’
moeten maken. ‘Phantasiai’ staat voor de capaciteit om te visiualiseren (vandaar ook de
gewoonlijke vertaling hiervan als ‘imaginatie’). De Stoïcijnen classificeren alle voorkomende
sensaties en gevoelens, herinneringen, imaginaties en alle voorbijgaande gedachten als
‘representaties’. Er is geen andere instantie die deze mentale staat kan doen ontstaan dan het
zelf. De definitie van ‘phantasia’ luidt: ‘Een representatie is een affectie (‘pathos’, Gr.) in de
ziel, welke zichzelf en zijn oorzaak openbaart’. En ‘zichzelf openbaren’ moet worden opgevat
als dat elke ‘phantasia’ wordt ervaren als een gewaarzijn of perceptie van het object (zijn
oorzaak) dat het openbaart. Het geheugen is een opslag voor al onze concepten (herinneringen
ideeën. Als een ‘pathos’ is een representatie passief; het is een moment dat we beïnvloed zijn,
ingeprent, waardoor we ons bewust zijn van iets, bijvoorbeeld in het geval van iets zien of
pijn hebben, of angst. Maar, wat lijkt te zijn en wat realiteit is, hoeven niet samen te vallen.
Representaties kunnen dus ook niet waar en misleidend zijn. Maar, hoe dan ook, ze
presenteren altijd iets aan het innerlijk van de beschouwer. In het Stoïcisme heeft de ‘mind’
dus de basale functie van receptor, die constant wordt bezet door een opeenvolging van
indrukken of representaties. Ze vonden dat de externe wereld en iemands interne conditie
continu inspelen op de ‘mind’. De (menselijke) ziel is volgens de Stoïcijnen, anders dan bij de
Platoonse verdeling in een rationeel en irrationeel deel, geheel rationeel. Irrationaliteit is
volgens hen een verkeerd gebruik van de rationele ziel. Representaties worden simpel weg
gezien als de voorbij drijvende inhoud van gedachten. Ze kunnen bestaan uit álles dat
8
Voor deze paragraaf baseer ik mij op A. A. Long, Stoic Studies
18
verschijnt aan ons, alles dat in ons bewustzijn komt/aanwezig is. We gaan kijken wat de
aanpak van Epiktetos omtrent hoe om te gaan met de individuele representaties is.
Het reflexieve bewustzijn is geen zelfstandig zelf of een observeerder die geheel afgescheiden
is van alle ervaringen en is ook niet alleen een monitor van representaties. Het bestaat uit de
morele identiteit van een persoon die is gevormd door ervaringen tot een karakter/opstelling
om specifieke ‘commitments’ en keuzes te maken of van de hand te wijzen. Het is redelijk te
zeggen dat wat we in de hand hebben ‘lekton’ de descriptie/beschrijving is, die onze
individuele bijdrage is aan een representatie. Op deze manier krijgt de geest, die dan vrij is
van beperkingen, een transcendentale dimensie die door studenten van het Stoïcisme over het
hoofd gezien is. De Stoïcijnen hebben ontdekt dat de ‘mind’ het centrum van bewustzijn is.
We weten nog steeds niet wat bewustzijn is, maar het is duidelijk dat precies dit door de
Stoïcijnen met ‘representatie’ of ‘phantasia’ bedoelen.
Zoals reeds eerder is gezegd, identificeren de meeste mensen zichzelf, volgens Epiktetos, met
hun lichaam en jagen we externe dingen na of we ontwijken dingen ze, die niet bij ons horen,
zijn we gedoemd tot frustraties, onvrijheid, ongelukkig zijn en morele imperfectie. Deze zijn
allen, volgens hem, het misbruiken van onze rationaliteit. Niets anders dan onze menselijke
rationaliteit, maar dan wel op de goede manier gebruikt, is het enige wat ons toebehoort. Deze
zelfindenticificatie wanneer goed in praktijk gebracht dus, kan ons complete autonomie
verschaffen. Dit zou ons in staat stellen om alles wat we verlangen te verkrijgen en om alle
niet gewenste dingen de rug toe te keren, dit alles terwijl moreel goed handelen.
Voorzover we weten is Epiktetos de enige Griekse filosoof die de wil, ‘prohairesis’, zo
belangrijk maakt. Het is de kern van zijn filosofische oefening. De besturende instantie, in het
Grieks ‘hegemonikon’, werd meestal door de Griekse filosofen genoemd als belangrijkste
drijfveer voor filosofische verbetering. Maar volgens Epiktetos is onze geest via
‘prohairesis’(dat wat we kunnen doen, wat binnen onze macht ligt om te veranderen), de
geestelijke instantie die door ‘phantasia’ de capaciteit heeft om zintuig-impressie en andere
gedachte-inhouden te bevatten. Middels deze psychologisch ethische oefening via de
‘prohairesis’, onze wil, kunnen we de filosofisch spirituele ontwikkeling beoefenen. We
hebben geen autonomie over het feit dat we impressies hebben over de buitenwereld, waar we
autonomie over kunnen verkrijgen is hoe we de informatie van de impressies interpreteren en
de waarde die we aan die informatie hechten.
De interpretatie van de informatie verkregen uit de represetaties of impressies van zintuigen
en gedachte-inhouden hebben te maken met het interne domein van oordelen, ‘assent’ en
impulsen. We kunnen niet de verantwoordelijkheid voor de uiterlijke representaties die aan
ons verschijnen, nemen, maar we kunnen wél besluiten hoe we het beste op deze impressies
kunnen reageren.
§2.3.2 De realisatie van de volwaardige mens
(Of: de autonomie van het leven van alle dag)
‘Jij bent niet alleen vlees noch haar, maar ‘prohairesis’, wil: als je zorgt dat die mooi is/wordt, dan zul
jij mooi zijn’
Discourse III. I.40
Met dit hoofdstuk komen we aan de kern van dit werkstuk: als we onze representaties goed op
waarde schatten en correct gebruiken, kunnen we volgens Epiktetos de staat van volwaardig
mens bereiken. Hiervoor is goed leven in ethische zin belangrijk. Onze wil, ‘prohairesis’, is
het essentiele zelf, daar waar de persoonlijke identiteit zetelt. Deze ‘prohairesis’ of de wil, die
het morele karakter bepaalt, is een functie van de rede, dat deel van de ziel dat het
19
gezaghebbende deel is. Maar de rol van de rede of rationaliteit die Epiktetos voorstaat, is de
individuele autonomie en plicht, niet de rede of rationaliteit die normaliter wordt bedoeld. Het
is Epiktetos’ bedoeling dat bij de praktische beoefening van rationaliteit het selecteren van
zijn ‘commitments’ om zijn emotionele balans en zijn sereniteit te behouden door zichzelf
geen doelen en waarden te stellen die niet binnen zijn bereik, zijn controle gebied, liggen. De
denkwijze van Epiktetos is duidelijk. Als representaties door mij, het individu,
geïnterpreteerd, geaccepteerd of geweerd kunnen worden, dan moet er een mij zijn aan wie ze
verschijnen en een ik die op ze reageert. Epiktetos zegt dat we als rationele wezens, geen
genoegen kunnen nemen met alleen te reageren op representaties; we kunnen de
representaties, als met rede begiftigde wezens, niet ons leven laten bepalen. Om goed te
functioneren zoals het voor onze natuur bedoeld is, moeten we reflecteren op en evalueren
over de verschijningen/representaties die de wereld en ons intern beeld aan ons laten zien.
Epiktetos is zich bewust van het feit dat de mens meestal overweldigd wordt door
representaties en dat men zich gedwongen voelt te reageren zonder goed te kunnen
reflecteren. Zijn geschriften staan vol van analyses (psychoanalyses, zouden we bijna willen
zeggen) die gaan over verschillende omstandigheden waarin representaties zich voordoen en
hoe men ze/zich kan bedwingen.
Epiktetos laat in verschillende oefeningen zien hoe we onthecht kunnen raken van onze
representaties. Bijvoorbeeld door in plaats van meteen in een situatie of representatie op te
gaan, ons eerst af te vragen wat deze representatie voor ons betekent. Vervolgens moeten we
de representatie testen. Als er ons bijvoorbeeld iets plezierigs wordt voorgehouden, dan
moeten we bedenken of dit plezier van lange duur is. Ook moeten we de tijd incalculeren van
de walging die we naderhand zullen voelen, als we op het plezierige, maar niet authentieke –
zwakte bod- in zijn gegaan.
De mens gaat, volgens Epiktetos, vaak de fout in, door onze eigen overtuigingen en oordelen
niet te kunnen herkennen in de presentaties. Ongelukkige mensen falen te bemachtigen wat ze
graag willen of bemachtigen wat ze niet willen. Met andere woorden: hun verlangen naar
geluk ligt niet op één lijn met hun directe impressies van wat ze zouden moeten najagen of
wat ze links kunnen laten liggen. Als geluk een leven vrij van teleurstelling en frustraties is,
en als geluk ieders lange termijn doel is, dan is het vrij logisch om ongelukkige mensen hun
representaties te laten onderzoeken en te laten uitvinden of de impulsen die ze achterna gaan
ook kloppen met dat wat ze daadwerkelijk verlangen.
Epiktetos koppelt dus ethische sensibiliteit met correct gebruik van representaties.
Representaties zijn als gedachte-inhouden voor ons toegankelijk voor introspectie. De
representaties maken deel uit van onze redelijke faculteit en door onze rede kunnen we
zelfreflectie uitoefenen. Binnen onze representaties vinden we onszelf in één momentum van
bewustzijn. Maar, dat is niet alles wat we zijn. We kunnen de representaties, ons gedrag en
beweegredenen bestuderen. Onze natuur is zo dat we onszelf kunnen aansturen, modelleren,
opnieuw uitvinden. Correcte zelfsturing verlangt de bevragende en reflectieve taak die
hierboven beschreven staat. Dit is het werk van elk individu’s wil, morele karakter of
‘prohairesis’.
20
Hoofdstuk III
Hedendaags belang van de filosofie van Epiktetos9
Sommige dingen hebben wij in de hand, andere niet.
Wat wij in de hand hebben, is onze mening, onze neiging, ons verlangen, onze afkeer,
In één woord: alles wat wij zelf doen.
Wat wij niet in handen hebben, is ons lichaam, ons bezit, onze reputatie,onze positie,
In één woord: alles wat we niet zelf doen.
En wat wij in handen hebben, is van nature vrij, onbelemmerd, ongehinderd.
Wat wij niet in handen hebben is krachteloos, slaafs, belemmerd, niet eigen.
De Ouden wisten dat ze nooit wijsheid als vaststaande, definitieve staat konden krijgen, maar
ze hoopten dat wijsheid op bepaalde momenten hun acties zouden vormen. Wijsheid, was een
manier van leven die een vredige staat van geest bracht (Gr.: ‘ataraxia’), innerlijke vrijheid of
innerlijke zelfstandigheid (Gr.: ‘autarkia’) en een kosmisch bewustzijn. Hadot stelt dat de
vader van de moderne filosofie, Descartes, niet toevallig zijn filosofische bespiegelingen
Meditationes heeft genoemd. Descartes moet heel goed geweten hebben dat dit woord in de
antieke en christelijke spiritualiteit een oefening van de ziel aanduidt. In de persoonlijke
benadering van Descartes, als hij in de eerste persoon spreekt en zijn emoties beschrijft, wil
hij eigenlijk dat het de lezer is, die de fasen doorloopt van de innerlijke ontwikkeling die hij
beschrijft. Eigenlijk dus het ‘ik’ van Descartes in zijn Meditationes een ‘jij’ die zich tot de
lezer richt. Hier vinde we de in de Oudheid heel gebruikelijke verschuiving terug waarbj men
van het individuele overging naar een ‘ik’ wat het universele aangaf.
Ik zou graag zien, net als Hadot, dat het tijd wordt het antieke begrip ‘filosoof’ de levende,
kiezende filosoof, zonder wie het begrip ‘filosofie’, dus het begeren van wijsheid, zonder
betekenis zou zijn, opnieuw te ontdekken. De definitie van de filosofie zou weer kunnen
worden zoals het in de Oudheid gebruikelijk was, als een mens die een filosofisch leven leidt
en niet alleen als een leraar of een schrijver die een theoretisch betoog ontwikkelt.
In onze moderne tijd zouden we kritisch moeten nadenken over de oude, moderne of oosterse
filosofische betogen die een bepaalde levenswijze rechtvaardigen. Met Hadot, denk ik dat de
moderne mens zich bewust is van zijn eenzaamheid en zijn onvermogen in een wereld die
wordt verscheurd door de verheerlijking van geld en het lijden van miljarden mensen. De
oefening van wijsheid heeft een reeds eerder genoemde kosmische dimensie. Waar de
normale persoon het gevoel met de wereld verloren heeft en de wereld niet ziet als ‘wereld’
maar als middel tot het vervullen van zijn verlangens, verliest de wijze nooit de wereld als
geheel uit het oog. Hij heeft het gevoel tot het geheel te behoren, wat verder gaat dan zijn
eigen individualiteit. Binnen het technische geweld van onze wetenschappelijke wereld, kan
de persoonlijke ervaring van het individu ook geïsoleerd en verloren zijn. De wereld als
‘wereld’ ervaren zou voor de moderne mens de weg naar wijsheid ervaren openen.
Het is goed ons te realiseren dat onze manier van de wereld ervaren niet zo wetenschappelijk
is. We ervaren dat de zon elke dag opkomt en weer ondergaat en dat de wereld niet beweegt.
De wetenschappelijke en ook de filosofische beoefening is op deze manier eerder een
tegenhanger van het gewone, alledaagse leven dan een bevestiging hiervan. We zien de
wereld niet zoals ze in wezen is; we zien haar als nutig voor ons. De filosofische of spirituele
oefening kan onze manier van de wereld ervaren verdiepen en transformeren. Hierdoor
kunnen we ons bewustworden van het feit dát we de wereld ervaren, en dat de wereld dat is
9
Voor dit hoofdstuk baseer ik mij op Pierre Hadot, Philosophy as a Way of Life en Spiritual Exercises from
Socrates to Foucault, ch. 10§4
21
wat we ervaren. Het wonder van de perceptie zelf, stelt de wereld voor ons open. Maar dan
moeten we wel onze aandacht, onze blik naar de wereld veranderen. Maar, het nieuwe is
moeilijk omdat dit onze mentale gewoontes verstoort. Wanneer we eenmaal gewend zijn aan
het nieuwe, maken dezelfde mentale gewoontes het nieuwe ‘gewoon’, omdat we er weer aan
gewend geraakt zijn.
Het ziet ernaar uit dat de Ouden de paradox in de menselijke conditie al zagen; de mens leeft
in de wereld, zonder de wereld echt te zien. Het obstakel dat maakt dat we de wereld niet als
wereld kunnen zien, ligt niet in de moderne tijd op zich, het ligt in het feit dat wij, de mens, de
wereld niet op waarde kunnen schatten, door datgene wat in de mens zelf leeft. De spirituele
oefening is hiervoor de remedie. De geest kan vredig en sereen zijn, door zich bewust te
worden van de relatie met de wereld. Dit kan zelfs ledien tot een andere manier van zijn, een
andere perceptie hiervan, zodat we een andere plek krijgen binnen het kosmische perspectief.
De concentratie op het moment van nu, laat ons onze oneindige waarde en wonderlijke
presentatie in de wereld zien. Door het bewust worden van één moment in onze levens,
kunnen we onszelf ervaren as tot-het-geheel-behorend. Het hele universum is aanwezig in elk
moment van realiteit. Het is binnen in onszelf dat we het ‘worden’ van de realiteit en de
‘aanwezigheid van Zijn’ kunnen ervaren. De filosofie van Epiktetos kan onze leidraad zijn
hierin. Het voorbeeld van een integer leven naar de leer heeft hij zelf al gegeven.
Samenvattend kunnen we stellen dat we binnen de filosofie van de Stoa, en van Epiktetos in
het bijzonder, een kans hebben om onze mentale indrukken die emoties teweegbrengen, onder
de loep te nemen. Het zelfonderzoek gaat over hoe we ons verhouden tot de wereld. Door de
wereld te ervaren als ‘wereld’ kunnen we onszelf ervaren als onderdeel van het geheel. In
deze ervaring kunnen we vaststellen dat we ons de waarde van de wereld niet meteen bewust
worden door datgene wat in ons zelf leeft. Dit komt omdat we geleefd worden door diezelfde
mentale indrukken, die niet mijzelf zijn, maar slechts affecties van de ziel. Door de spirituele
oefening kan men de wereld als ‘wereld’ ervaren, maar ook tot de ervaring komen dat ‘ik’ niet
mijn gedachten of representaties ben, maar het bewustzijn of de ‘observeerder’ die deze
ervaart. De ‘observeerder’, dit bewustzijn, ben ‘ik’. Ik ben niet de representatie of mijn
(geconditioneerde) reactie daarop, ik ben het reflectieve bewustzijn dat mijn acties
waarneemt.
Westerlingen wenden zich in onze tijd naar oosterse religies zoals het boeddhisme en
hindoeïsme, die een praktische spirituele oefening bevatten. Epiktetos stond dicht bij het
Oosten wat deze levensoefening betreft. De Chinese filosofen bijvoorbeeld leken allemaal in
meer of meerder mate op Socrates; in de persoon van de filosoof waren kennis en deugd niet
van elkaar te scheiden. Zijn filosofie moest door hem voortleven. Leven in overeenstemming
met je filosofische overtuigingen maakte deel uit van hun filosofie.
Er gaapt een afgrond tussen mooie uitspraken en de werkelijke beslissing om van leven te
veranderen, tussen woorden en daadwerkelijke zelfbewustwording of wezenlijke verandering
van jezelf. Een gevaar is te denken dat een filosofisch betoog op zichzelf kan staan. Men mist
de hier genoemde praktische invulling om echt tot zelfbewustwording of verandering van
jezelf te komen. Zonder filosofische beschouwing leven is ook gevaarlijk, omdat men
doelloos en stuurloos is en leeft volgens de lagere behoeften.
Men zou kritisch kunnen nadenken over de oude, moderne of oosters filosofische betogen die
een bepaalde levenswijze rechtvaardigen. Zo kunnen we, met behoud van de kennis van onze
moderne technische tijd, tot een integratie komen van het oude; de ervaringen van wijsheid
zoals de Ouden, en hierbinnen ook onze autonomie nu herontdekken. Niet afgescheiden van
de wereld, maar onszelf als deel van het geheel van de wereld wetend.
22
Conclusie
Houding en gedraging van wie geen filosoof is: nooit verwacht hij voordeel of nadeel van zichzelf,
maar van de buitenwereld.
Houding en gedraging van een filosoof; voor- en nadeel verwacht hij enkel van zichzelf
De diepte van de menselijke ratio lijkt groter te zijn dan we tegenwoordig aannemen of
kunnen begrijpen. Om met onze menselijke intelligentie binnen ‘de harmonie van het leven’
te vallen, zoals de Stoïcijnen en vooral Epiktetos dat graag zou zien, hebben we meer nodig
dan onze ratio, ons denkvermogen zoals we gewend zijn dat te zien. Op de manier van
Epiktetos bevat ons intelligibele gestel ook zintuigelijke en niet-zintuigelijke representaties,
innerlijk weten én dromen. Om alle ladingen van de geest te erkennen en te leren kennen is
het dus belangrijk onze intelligibele wereld groter te zien dan slechts ons denkvermogen. We
zouden de grootsheid van ons intelligibel gestel net als filosoof Pierre Hadot ‘spiritueel’
kunnen noemen; van de geest en meer. Om deze vertaalslag te maken, is het belangrijk dat we
het stoïcijnse model in gedachten houden. De kosmos is volgens hen een holistisch systeem
waarbij het universum, de aarde met zijn natuur, flora en fauna én de mens deel hebben aan
het intelligibele systeem waaruit deze kosmos is ontstaan. Als zodanig behoort de mens ook
bij dit systeem en heeft hij als extra zijn ratio meegekregen, niet om de aarde extra te belasten
of er zijn persoonlijk voordeel uit te halen, maar om samen te vallen met de harmonie van dit
universum of kosmos. De kosmos en zijn natuur (waaronder ook flora, fauna en de mens)
leven binnen een bepaald ritme dat in de orde der dingen door het intelligibele is bepaald.
Voor de mens is het de taak om via zijn ratio/rede in Stoïsche zin, en dus de grotere betekenis
van het woord, met deze orde, deze harmonie samen te vallen. Op deze manier werkt de
kosmos op alles in. Door onze ratio, dus een deel is van de wereldlijke intelligentie, zijn we in
staat om te reflecteren op onszelf en ons gedrag en ons bewust te worden van hoe we reageren
op onze representaties. Deze representaties zijn mentale gedachte-inhouden die uit
zintuigelijke- en niet-zintuigelijke impressies zijn ontstaan. Maar, ook onze overtuigingen
over hoe de buitenwereld is, zijn hier belangrijk in.
We hebben veel voordeel van onze grote technische kennis over de werking van de wereld en
de dingen, door de bloei van de wetenschap in de moderne tijd. Maar, kennen we ook onszelf,
niet mechanisch, in bijvoorbeeld het functioneren van spieren, maar kennen we onze geest of
ziel? De spirituele oefening van Epiktetos is hier volgens mij het antwoord op.
Zijn filosofie stelt de de menselijke waardigheid, autonomie en integriteit voorop en verwoord
dit. Zijn grootste project is om de mens te leren dat we geen macht hebben over externe
factoren. We hebben alleen macht over onze gedachten, onze overtuigingen en waarde
(voor)oordelen, verlangens en doelen. Zelfs ons lichaam en zijn lichamelijke processen en
bewegingen zijn niet geheel van ons. Niets buiten de geest/ziel en onze Wil, kan ons raken of
frustreren zonder dat we toestemmen dat het ons raakt of frustreert. Geluk en een goed leven
stellen ons in staat om ons mentale zelf gedurende de gehele dag in de gaten te houden. Zo
kunnen we ontdekken en zorgen dat buiten ons mentale zelf, niets externs of materieels
verantwoordelijk is voor al het goede en het slechte dat we ervaren in ons leven.
We kunnen zeggen dat dingen die goede of slechte effecten op ons hebben, zijn gebaseerd op
onze eigen overtuigingen (oordelen) en hoe we reageren op omstandigheden die ons gebeuren
of ‘toevallen’. Epiktetos zet deze ideëen uiteen, maar is het meest geïnteresseerd in de training
en de implementatie van de ideëen om de gedachten te trainen op zichzelf te staan, los van
uiterlijke factoren.
Mensen willen van nature allemaal tot bloei komen, willen hun wensen en verlangens vervuld
zien, en het goede doen, rechtvaardig zijn en het slechte, onrechtvaardige omzeilen. Epiktetos
23
zag het als zijn taak mensen erop te wijzen dat hun overtuigingen en vooroordelen ethisch niet
klopten met wat ze uiteindelijk willen. Zo slaagt de mens er niet in gelukkig te zijn en het
goede gedrag te bezitten of te laten zien wat ze van nature eigenlijk willen.
In een wereld waarin de wetenschapsbeoefening en de wereldproblemen zo complex zijn
geworden als de onze vandaag, lijkt de antiek- stoïsche vraag naar de regels tot goed leven,
bijzaak. Maar, hier zit mijns insziens de kracht van de filosofie van Epiktetos; het individu
kan zich ontwikkelen en beginnen met zelfonderzoek, voorál als we de uitspraak van
Socrates, dat het niet waard is een leven zonder zelfonderzoek te leven, serieus zouden
nemen. Deze praktische kennis uit de Oudheid, deze filosofische oefening zou, beginnend bij
de bewustwording en ontwikkeling van het individu, op grote schaal beoefend, in onze
moderne tijd misschien wel de oplossing kunnen zijn voor onze zucht naar materieel gewin,
oorlog, en andere wereldproblematiek.
Terwijl ik reeds bezig was met de ontrafeling van wat ik in deze studie over Epiktetos wilde
zeggen, kreeg ik een kadootje, een leuk boekje, van een vriendin die geen idee had dat ik dit
onderwerp gekozen had. Het zag er uit als een boekje met spreuken om ter inspiratie om
kleine stukjes door te lezen of om, door de fraaie vormgeving, gewoon naar te kijken. Een
week later, toen ik het boekje ter hand nam, zag ik tot mijn verbazing dat het teksten van
Epiktetos waren! Het feit dat ik in deze tijd zo’n boekje voor de aardigheid, deze levensregels
kado krijg, zegt wel iets over de populariteit van Epiktetos en zijn uitspraken. Zelfs
tegenwoordig kunnen we, zonder ‘filosoof’ te zijn, in de betekenis zoals we die gewoonlijk
hanteren, troost putten en richting nemen aan de geschriften van Epiktetos. Dit is eigenlijk
precies zoals hij zijn teksten bedoeld heeft: niet als cognitief studie object, maar als
levensregels om het eigen leven onder de loep te nemen en het te verinnerlijken en te
veranderen. Want, lezende, merk je dat er een waarheid inzit, waar we de ogen voor kunnen
sluiten omdat het niet past in ons huidige mens en wereldbeeld, maar tegelijkertijd is die
waarheid ook niet te ontkennen. En als we dit serieus zouden nemen en zouden toepassen,
zouden we misschien in staat kunnen zijn volwaardige, bewuste mensen te zijn die álle
mensen zien voor wat ze zijn, gelijkwaardig aan elkaar, zodat we geen geschillen of oorlogen
meer zouden hoeven ontketenen.
24
Bibliografie
-
-
-
Epictetus; Moral Discourses, Encheiridion and Fragments, Everyman’s Library,
Aldine press, London, 1966; translated from the Greek by Elizabeth Carter
A. A. Long, Epictetus; A Stoic and Socratic Guide to Life, Clarendon Press, Oxford,
2002
A. A. Long, Stoic Studies, Cambridge University Press, 1996
A. A. Long, From Epicurus to Epictetus; Studies in Hellenistic and Roman
Philosophy, Clarendon Press, Oxford, 2006
Pierre Hadot, Philosophy as a Way of Life: Spiritual Exercises from Socrates to
Foucault, Oxford – Blackwell, 1995 (original title: Exercise spirituels et philosophie
antique; etudes augustiniennes, Paris, 1987; translated from the French by Michael
Chase)
Pierre Hadot, Filosofie als manier van leven, Ambo/Amthos uitgevers, Amsterdam,
2003, 2008; vertaling Zsuzsó Pennings (originele titel: Qu’est-ce que la philosophie
antique?, Parijs, 1995)
Simon Blackburn, Oxford Dictionary of Philosophy, Oxford University Press, Great
Britain, 1994,2005
Epiktetos, Over Geluk, Uitgeverij Lannoo nv, Tielt, 2003; vertaling Patrick Lateur,
Calligrafie, Claude Mediavilla
25
Download