Thema 21 Algemene ziekteleer - Profi

advertisement
Verwerkingsopdrachten
Maatschappelijke Zorg; saw 3
ISBN 97890 8524 1515
Thema 21 Algemene ziekteleer
Opwarmen en oriënteren
Opdracht 1
Het doel van deze opdracht is dat je je voorkennis over algemene ziekteleer opfrist.
1 In je werk zul je ook te maken krijgen met mensen met lichamelijke ziektes. We
beginnen met je kennis op te frissen. Hieronder staat een lijstje met ziektes. Noteer
bij elke ziekte die je kent in trefwoorden wat je er al van weet.
 een hersenbloeding
 een TIA
 afasie
 epilepsie
 Ziekte van Parkinson
 hogebloeddruk
 hartaanval
 astma
 bronchitis
 diabetes
En… weet je zo op het eerste gezicht al wat van? In dit thema worden ze allemaal
besproken.
2 Nog een kleine opfrisser. Lees het tintvlak van paragraaf 21.1. Wat is er met
meneer Jansen aan de hand, denk jij?
Herkennen en onderscheiden
Opdracht 2
Het doel van deze opdracht is dat je de juiste betekenis van de begrippen uit dit
thema kent.
Geef de juiste betekenis van de volgende begrippen door:
 het begrip in eigen woorden te formuleren;
 een voorbeeld te geven waarbij je het begrip toepast.
3 ziekteleer
4 gezondheid
5 endogene factor
6 exogene factor
7 symptoom
8 syndroom
9 typisch symptoom
10 atypisch symptoom
11 ik-vreemde gevoelens
12 anamnese
13 acuut
14 chronisch
14 remissie
15 regressie
16 degressie
17 complicatie
18 neurologische ziekte
19 motoriek
20 sensoriek
21 CVA
22 TIA
23 hemiparese
24 tonus
25 hypertonie
26 hemianopsie
27 afasie
28 apraxie
29 gegeneraliseerde epilepsie
30 partiële epilepsie
31 tonisch-clonische aanval
32 absence
33 status epilepticus
34 motorische neuropathie
35 sensibele neuropathie
36 atrofie
37 auto-immuniteit
38 autonome verschijnselen
39 dopamine
40 tremoren
41 akinese
42 rigiditeit
43 mictieproblemen
44 obstipatie
45 incontinentie
46 residu
47 interne ziekteleer
48 preventie
49 bloeddruk
50 atherosclerose
51 hypertensie
52 hypotensie
53 systolische bloeddruk
54 diastolische bloeddruk
55 RR
56 angina pectoris
57 ECG
58 by-pass-operatie
59 stil infarct
60 cara
61 COPD
62 sputum
63 longemfyseem
64 glucose
65 diabetes mellitus
66 polyurie
67 polydipsie
68 hyperglykemie
69 hypoglykemie
70 micro-organismen
71 incubatietijd
72 antibiotica
73 resistentie
74 koorts
Begrijpen en toepassen
Opdracht 3
Deze vragen gaan over ziekteleer in 21.2.
75 Welke evenwichtsmechanismen van je lichaam ken je?
76 Geef drie voorbeelden van endogene factoren en drie voor beelden van exogene
factoren die het lichaam uit balans kunnen brengen.
77 Noem drie atypische symptomen.
78 Noem drie typische symptomen van griep.
79 Je kunt pijn op drie manieren onderverdelen. Op welke manieren?
80 Waaronder valt de pijn die hieronder genoemd wordt?
Kiespijn, steken, steken in de zij, menstruatiepijn, jeuk, branden, zenuwpijn, oorpijn.
81 Waarom is het vaak moeilijk om met pijn van een ander om te gaan?
82 Noem vijf manieren om aan pijnbestrijding te doen.
83 Geef twee voorbeelden van een ziekte met een acuut karakter en twee
voorbeelden van een chronische ziekte.
84 Welke fasen zie je bij een chronische ziekte?
85 Geef twee voorbeelden van een complicatie bij een ziekte.
Opdracht 4
Deze vragen gaan over neurologische ziekteleer en het CVA in 21.3.
86 Van waaruit komen neurologische ziekten?
87 Wat is het verschil tussen een herseninfarct en een hersenbloeding?
88 Hoe kun je een TIA zien?
89 Hoe kun je de kans op een hersenbloeding verkleinen?
90 Welke symptomen kunnen er zijn bij een CVA? Noem er drie.
91 Geef drie voorbeelden van een cognitieve stoornis.
92 Hoe uiten persoonlijkheidsproblemen zich?
93 Hoe kan geconstateerd worden dat iemand een CVA heeft gehad?
94 Wat voor nadere onderzoeken kunnen er gedaan worden?
95 Wat voor medicijnen krijgt iemand die een herseninfarct heeft gehad?
Opdracht 5
96 Waar hoort het bij? Epilepsie, Polyneuropathie of Ziekte van Parkinson? Zie
paragraaf 21.3.
 De medicijnen voor deze ziekte hebben vervelende bijwerkingen als
verwardheid, slapeloosheid, obstipatie.
 Een EEG kan de diagnose helpen stellen.
 Een grote aanval verloopt in drie fasen.
 Een tekort aan dopamine veroorzaakt de symptomen.
 Alcoholmisbruik kan een aanval veroorzaken.
 Symptomen kunnen zijn: een maskergezicht, trillende handen, tremoren,
speekselvloed, spraakstoornissen.
 Het is een aandoening aan de uiteinden van de zenuwen bij armen en benen.
 Tijdens een aanval is er sprake van verstijving en schokken.
 Er is hier sprake van afsterven van cellen in de hersenen die
lichaamsbewegingen controleren.
 Bewustzijnsdaling is een kenmerk van deze ziekte.
 Een aanval is een symptoom van deze ziekte.
 Verschijnselen bij deze ziekte kunnen ook zijn: gestoorde nagelgroei, dunner
worden van de huid, stoornissen in zweetafscheiding.
 De prikkeloverdracht in de zenuwcellen is verstoord.
 Symptomen en neurologisch onderzoek kunnen tot een diagnose leiden.
 Oorzaken van deze ziekte kunnen zijn: alcoholmisbruik, ondervoeding, diabetes,
vergiftiging, auto-immuniteit.
 Iemand kan verward zijn tijdens een aanval.
 Prikkelingen, tintelingen, slapend gevoel of kramp, krachtsverlies zijn
symptomen van deze ziekte.
 Een neurologisch onderzoek en observatie kunnen bijdragen aan het stellen van
de diagnose.
 Behandeling van deze ziekte gebeurt met medicijnen.
 Een mogelijke oorzaak is een hersenbeschadiging.
Onderzoeken, oefenen, presenteren
Deze opdracht doe je in viertallen.
Opdracht 6
De interne ziekteleer, paragraaf 21.4.
97 In deze paragraaf worden vier ziektebeelden besproken. Verdeel deze vier
ziektebeelden onder elkaar in je groepje. Bereid de stof uit jouw subparagraaf voor.
Het is de bedoeling dat je de andere leden van jouw groepje op de hoogte gaat
brengen van alles wat ze moeten weten over de ziekte, denk aan:
 Wat is het/welke vormen zijn er,
 Oorzaken,
 Preventie, leefregels,
 Symptomen,
 Diagnostiek en behandeling,
 Belangrijke begrippen.
Je bent de ‘specialist’.
98 Eventueel kun je nog wat vragen stellen ter controle. Hebben jouw groepsgenoten
alles goed begrepen? Ze kunnen jou ook nog vragen stellen.
99 Bespreek naderhand met je groepsgenoten hoe de uitleg van ieder ging.
100 Lever je voorbereiding in bij de docent. Doe het commentaar van je
groepsgenoten erbij.
Download