Introductiecursus Bouwchemie: Inleiding VOOR WIE? INLEIDING INTRODUCTIECURSUS BOUWCHEMIE Studenten met een gebrekkige voorkennis van chemie om het vak Bouwchemie met succes te starten D.w.z. studenten met een beperkte scheikundige vooropleiding of studenten die het pakket scheikunde van 1 uur in het secundair onderwijs niet beheersen Zowel voor opleiding Architectuur als Interieur-architectuur ORGANISATIE EN AANPAK 2 TIJDSSCHEMA INHOUD 15 uur lessen en oefeningen 1. Inleiding – moleculen en atomen 2. Atoombouw en chemische binding 3. Stoichiometrie 4. Indeling van de minerale chemie 5. (Milieuproblematiek) 6. Organische chemie Maandag Dinsdag Donderdag Vrijdag 09/09/2013: 10/09/2013: 12/09/2013: 13/09/2013: 9u00 – 13u00 9u00 – 13u00 9u00 – 13u00 9u00 – 12u00 3 4 OPBOUW SLIDES EN LESSEN Steeds in blauw en vet vermeld → nieuwe begrippen • Na ieder deeltje wordt de theorie door de student toegepast in enkele oefeningen → oefeningen staan op slides met een lichtrode achtergrond • Op het einde van elk hoofdstuk staan er enkele herhalingsoefeningen om na te gaan of de leerstof begrepen en gekend is • Na iedere les wordt de aanwezigheidslijst verplicht gehandtekend Afwezigheid enkel gewettigd indien doktersattest 5 1 Introductiecursus Bouwchemie: Moleculen en atomen OVERZICHT INTRODUCTIECURSUS BOUWCHEMIE HOOFDSTUK 1: INLEIDING – MOLECULEN EN ATOMEN 1. Zuivere stof, moleculen en atomen 2. Elementen 3. Atoomtheorie van Dalton 4. Atoommassa 5. Moleculemassa 6. De mol 7. Moleculeformules 8. Wetten van Avogadro 9. De chemische reactie 10. Het periodiek systeem 2 1 ZUIVERE STOF, MOLECULEN EN ATOMEN ZUIVERE STOF, MOLECULEN EN ATOMEN Heterogeen materiaal: geen homogene samenstelling, eigenschappen kunnen verschillen van monster tot monster 3 4 ZUIVERE STOF, MOLECULEN EN ATOMEN ZUIVERE STOF, MOLECULEN EN ATOMEN Zuivere stof Onzuivere stoffen of mengsels van zuivere stoffen • Elk monster heeft dezelfde samenstelling en eigenschappen • Niet door fysische middelen te scheiden tot eenvoudigere stofen = wel door fysische middelen te scheiden (bv. destillatie, filtratie, kristallisatie,…) Vastomlijnde eigenschappen • • • • Smeltpunt Kookpunt Brandbaarheid … Voorbeelden • • • • • Water Marmer Zink Keukenzout … Voorbeelden • Zoutoplossing • Melk 5 6 1 Introductiecursus Bouwchemie: Moleculen en atomen ZUIVERE STOF, MOLECULEN EN ATOMEN ZUIVERE STOF, MOLECULEN EN ATOMEN Zuivere stof Zuivere stof → moleculen of atomen = verzameling van dezelfde deeltjes die de fysische en chemische eigenschappen van die stof dragen → moleculen of atomen Molecule bestaat uit atomen Voorbeelden molecule • H2O (water) • CaCO3 (calciumcarbonaat) • NaCl (keukenzout) Zn H 2O Let op notatie: aantal elementen in subscript! Voorbeelden atomen NaCl CaCO3 • Zie periodiek systeem der elementen (PSE) 7 8 ZUIVERE STOF, MOLECULEN EN ATOMEN Zuivere stof → enkelvoudige stof of samengestelde stof Enkelvoudige stof → slechts één atoomsoort Voorbeelden • H2 • O2 • Ne ((di)waterstof) (zuurstof) (neon) Samengestelde stof → twee of meer atoomsoorten Voorbeelden • H2O • NaCl (water) (keukenzout) 10 9 ZUIVERE STOF, MOLECULEN EN ATOMEN OEFENINGEN ELEMENTEN Waar of niet waar? ± 110 gekende elementen 1. Een atoom kan uit meerdere moleculen bestaan. 2. Een zuivere stof kan enkel op chemische wijze gescheiden 3. Destillatie is een manier om een onzuivere stof op fysische wijze 4. Een samengestelde stof bestaat steeds uit twee of meer atomen. 5. Hg (kwik) is een zuivere stof en ook een enkelvoudige stof. worden. te scheiden. 11 12 2 Introductiecursus Bouwchemie: Moleculen en atomen ELEMENTEN ELEMENTEN Grove indeling → metalen en niet-metalen Metalen • Geleiden warmte en elektriciteit • Zijn pletbaar en rekbaar • Kunnen positieve deeltjes vormen Niet-metalen • Geleiden warmte en elektriciteit nagenoeg niet (isoleren ze) • Zijn bros • Kunnen negatieve deeltjes vormen 14 13 ELEMENTEN: OEFENINGEN 1. ATOOMTHEORIE VAN DALTON Zoek de notaties van de volgende 13 elementen en bepaal of het een metaal of een niet-metaal is (tip: zie het PSE) H 2O Lood, zink, waterstof, koolstof, stikstof, tin, calcium, helium, aluminium, kalium, zwavel, koper 2. Waarvoor staan de volgende 13 symbolen? Zijn het metalen of nietmetalen? (tip: PSE) Cd, O, Ag, Cl, Hg, Li, Ne, Ar, Na, Fe, I, Mg, F 15 ATOOMTHEORIE VAN DALTON 16 ATOOMTHEORIE VAN DALTON • “Alle materie is opgebouwd uit atomen (kleine deeltjes)” • “Atomen zijn ondeelbaar en onafbreekbaar (noch vernietigd, noch geschapen worden)” • “Alle atomen van een gegeven element zijn identiek (grootte, massa, eigenschappen). Atomen van verschillende elementen hebben een andere massa en eigenschappen” • “Tijdens een chemische reactie worden atomen niet gevormd, vernietigd of omgezet in andere types atomen (atomen zijn onveranderlijk), maar treedt er een hergroepering van atomen op” • “Verbindingen worden gevormd door de combinatie van gehele aantallen atomen van verschillende elementen. Dezelfde elementen kunnen meer dan één verbinding vormen” Scheikundige reactie: hergroepering van atomen om nieuwe moleculen te vormen Voorbeeld Mg + 2 HCl → MgCl2 + H2 + → + “Knikkermodel” 17 18 3 Introductiecursus Bouwchemie: Moleculen en atomen ATOOMTHEORIE VAN DALTON ATOOMTHEORIE VAN DALTON: OEFENINGEN Kritiek op atoomtheorie van Dalton Waar of niet waar? • Atomen zijn niet de kleinste deeltjes (bv. protonen, elektronen, neutronen,…) • Atomen zijn veranderlijk: bepaalde atomen kunnen in andere atomen omgezet worden door radioactieve ontbinding (vb. uranium) • Atomen zijn wel deelbaar (kernsplijting) • Atomen blijven niet behouden: bepaalde atomen kunnen vernietigd worden met vrijstelling van energie in kernreacties • Atomen van eenzelfde element zijn niet altijd identiek in massa aangezien er “isotopen” bestaan 1. Dalton stelt dat atomen onveranderlijk zijn. 2. Dalton werkte in een kerncentrale. 3. Een scheikundige reactie is een hergroepering van moleculen. 4. Dalton stelt dat atomen ondeelbaar zijn. Kernfysica: atoomtheorie van Dalton is onbruikbaar Gewone scheikunde: atoomtheorie van Dalton grotendeels bruikbaar 19 20 ATOOMMASSA ATOOMMASSA Hoeveel weegt 1 atoom H? (Absolute) atoommassa m van enkele atomen A. B. C. D. E. 1,67 g 0,00167 g 0,00000167 g 0,00000000167 g 0,00000000000000000000000167 g •H •C •N = 1,67.10-3 g = 1,67.10-6 g = 1,67.10-9 g = 1,67.10 -24 g → → → 1,67 x 10-27 kg 20,04 x 10-27 kg 23,38 x 10-27 kg → Veel te klein om mee te werken! Relatieve atoommassa Ar 1 unit = 1,67 x 10-27 kg = 1 u 21 22 ATOOMMASSA ATOOMMASSA: OEFENINGEN Formules 1. Relatieve atoommassa Ar = matoom/u Voorbeelden • H • C • N → → → Geef de relatieve atoommassa van volgende 10 elementen (Tip: PSE) He, Li, Be, B, C, N, O, F, Ag, Pb Wat valt er op in relatie met het atoomnummer? 1,0079 12,011 14,0067 2. Geef de absolute atoommassa van volgende 5 elementen (Tip: PSE) He, C, N, O, Pb Absolute atoommassa 3. matoom = Ar . u Voorbeelden • H • C • N → → → 1,67 x 10-27 kg 20,04 x 10-27 kg 23,38 x 10-27 kg OF OF OF Hoeveel is 1,67 x 10-27 kg in g? 1,0079 u 12,011 u 14,0067 u 23 24 4 Introductiecursus Bouwchemie: Moleculen en atomen MOLECULEMASSA MOLECULEMASSA: OEFENINGEN (Absolute) moleculemassa m en relatieve moleculemassa Mr 1. Geef de relatieve moleculemassa van volgende 5 moleculen Optellen van atoommassa’s naargelang aantal atomen 1. 2. 3. 4. 5. Basiskennis! Voorbeeld: moleculemassa van water H2O • Absolute atoommassa’s m • H: 1,67.10-27 kg • O: 26,78.10-27 kg • Relatieve atoommassa’s Ar • H: 1,0079 • O: 15,999 • Relatieve moleculemassa Mr • 2 * 1,0079 + 15,999 ≈ 18 2. HCl H2 HNO3 NaCl C8H18 (zoutzuur) ((di)waterstof) (waterstofnitraat) (keukenzout) (octaan) Geef de absolute moleculemassa van volgende 2 moleculen 1. 2. O2 CH4 (zuurstof) (methaan) 26 25 DE MOL DE MOL: OEFENINGEN Aanduiding aantal deeltjes 1. Waarvoor staan de volgende 3 symbolen 1. 2. 3. 1 mol = 6,02 x 1023 deeltjes → getal van Avogadro NA Welke deeltjes? m Mr Ar Blijft gelijk: atomen, moleculen, ionen, elektronen, ... 2. Wat is de eenheid van volgende 3 grootheden: 1. 2. 3. Massa van 1 mol deeltjes Massa van 1 mol deeltjes (molaire massa M) = Ar of Mr uitgedrukt in g Molaire massa Relatieve deeltjesmassa Absolute deeltjesmassa Voorbeeld 3. 1 mol water (H2O) • 6,02 x 1023 deeltjes • Relatieve moleculemassa Mr (H2O) = 18 • M (H2O) = 18 g/mol Hoeveel gram weegt 1. 2. 3. 2 mol H2 4 mol HCl 10 mol Pb? 28 27 MOLECULEFORMULES MOLECULEFORMULES: OEFENINGEN 1. 4 H2CO3 2. Index Waar of niet waar? 1. De index wordt steeds vóór de molecule geschreven 2. De coëfficiënt geeft aan hoeveel moleculen er zijn Hoeveel atomen zitten er in 3 moleculen H2SO4? Coëfficient = aantal moleculen Index = aantal atomen in molecule 29 30 5 Introductiecursus Bouwchemie: Moleculen en atomen WETTEN VAN AVOGADRO LET OP ! 1 mol is steeds 6,02 x 1023 deeltjes, van om het even welke stof Diatomaire gassen H2, N2, O2, F2, Cl2 1 mol van gelijk welk gas neemt steeds eenzelfde volume in bij gelijke temperatuur (T) en druk (p): 22,42 l Edelgassen: niet diatomair bij 0 °C en atmosferische luchtdruk (101300 Pa = 1 bar) He, Ne, Ar, Kr, Xe, Rn DUS bij 0 °C en 101300 Pa: • • • • 1 mol H2 neemt 22,42 liter in 1 mol He neemt 22,42 liter in 1 mol O2 neemt 22,42 liter in ... Diatomaire stoffen die niet gasvormig zijn Br2, I2 31 WETTEN VAN AVOGADRO: OEFENINGEN 32 CHEMISCHE REACTIE Waar of niet waar? 1. Bij 0 Pa en 101300 °C neemt 1 mol van om het even welk gas exact 22,42 liter in 2. Een luchtdruk van 101300 Pa komt overeen met 1 bar aA + bB → cC + dD Reactieproducten Reagentia Stoichiometrische coëfficiënten Evenveel atomen links als rechts! Coëfficiënt 1 wordt weggelaten Mg + 2 HCl → MgCl2 + H2 34 33 CHEMISCHE REACTIE CHEMISCHE REACTIE Richtlijnen Hoe een chemische reactie balanceren? • Eens de moleculeformules juist zijn (correcte indices), mogen deze niet meer veranderd worden 1. 2. Voorbeeld Mg en HCl Bepaal hoeveel atomen van iedere soort er links en rechts zijn Zoek één atoom (of complex ion zoals SO4) dat links in slechts één molecule staat en rechts ook in slechts één molecule staat • reageren tot 3. MgCl2 en H2 • • • Vervolgens dient enkel m.b.v. de coëfficiënten het gelijk aantal atomen links en rechts bereikt te worden 4. Wacht met waterstof (H) en zuurstof (O) tot op ‘t laatste Balanceer dat atoom Vermenigvuldig desnoods niet-gehele getallen (bijv. 2,5) Breng daarna alles naar gehele getallen (vermenigvuldig bijv. ganse reactie met 2) Zoek het volgende atoom in onevenwicht en herhaal stap 3 voor dat atoom Voorbeeld Mg + 2 HCl → MgCl2 + H2 35 36 6 Introductiecursus Bouwchemie: Moleculen en atomen CHEMISCHE REACTIE: OEFENINGEN PERIODIEK SYSTEEM Zoek de juiste coëfficiënten bij de volgende reacties Rangschikking van de elementen NaOH → 1. HCl + 2. CaO + H2O → Ca(OH)2 3. HNO2 + 4. Na + 5. SO3 + 6. 7. HF + 8. HBr + 9. Al + 10. P + Ca(OH)2 → O2 → Ca(NO2)2 + KOH → H2O H Ca(NO3)2 + KF + Ca(OH)2 → HCl → • Atomen geordend volgens toenemende atoommassa (eigenlijk atoomnummer = aantal protonen, zie later) • Periodisch weerkeren van eigenschappen H2SO4 Ca(OH)2 → O2 → H2O Na2O H2O → HNO3 + NaCl + H2O CaBr2 + AlCl3 + H2O He Li Be B C N O F Ne Na Mg Al Si P S Cl Ar K Ca Periode H2O H2 Groep P 2O 5 37 PERIODIEK SYSTEEM 38 PERIODIEK SYSTEEM: GROEPEN 39 PERIODIEK SYSTEEM: PERIODEN 40 ELEMENTEN UIT HOOFDGROEPEN 41 42 7 Introductiecursus Bouwchemie: Moleculen en atomen OVERGANGSELEMENTEN LANTHANIDES EN ACTINIDES 43 METALEN 44 NIET-METALEN 45 HALFMETALEN 46 EDELGASSEN 47 48 8 Introductiecursus Bouwchemie: Moleculen en atomen HALOGENEN ALKALIMETALEN 49 AARDALKALIMETALEN 50 PERIODIEK SYSTEEM: OEFENINGEN Waar of niet waar? 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Het element Zn bevindt zich in een a-groep Fe, Co en Ni zitten in dezelfde groep omdat ze grote horizontale verwantschap vertonen. Elementen in één periode bezitten bepaalde overeenkomsten in fysische en chemische eigenschappen. Elementen in één groep bezitten bepaalde overeenkomsten in fysische en chemische eigenschappen. Niet-metalen staan links in het PSE. De groep van alkalimetalen bevindt zich naast die van aardalkalimetalen. Het atoomnummer van een element kan afgeleid worden uit haar plaats in het PSE. 52 51 HERHALINGSOEFENINGEN HERHALINGSOEFENINGEN VRAAG 1: Geef de naam van de volgende elementen VRAAG 3: Bepaal de molaire massa van de volgende stoffen 1. 2. 3. 4. 5. C P Ca Ti Si ……………………………… ……………………………… ……………………………… ……………………………… ……………………………… A. B. C. Fe2O3 BF3 N 2O ……………………………… ……………………………… ……………………………… VRAAG 4: Hoeveel mol zitten er in 1 g van de volgende stoffen? A. CH3OH B. NH4NO3 VRAAG 2: Geef het symbool voor de volgende elementen 1. 2. 3. Lithium Chloor Magnesium ……………………………… ……………………………… ……………………………… ……………………………… ……………………………… VRAAG 5: Zoek de juiste coëfficiënten bij de reacties op p. 10 in de cursustekst 53 54 9 Introductiecursus Bouwchemie: Atoombouw en chemische binding OVERZICHT INTRODUCTIECURSUS BOUWCHEMIE 1. Elementaire deeltjes 2. Elektronen in schillen 3. Ionbinding – ionverbindingen 4. De covalente binding 5. Polaire covalente binding 6. Oxidatiegetal HOOFDSTUK 2: ATOOMBOUW EN CHEMISCHE BINDING 2 ELEMENTAIRE DEELTJES ELEMENTAIRE DEELTJES Vorige les: Atoomtheorie van Dalton Vorige les: Kritiek op atoomtheorie van Dalton • “Alle materie is opgebouwd uit atomen (kleine deeltjes)” • “Atomen zijn ondeelbaar en onafbreekbaar • “Alle atomen van een gegeven element zijn identiek (grootte, massa, eigenschappen). Atomen van verschillende elementen hebben een andere massa en eigenschappen” • Atomen zijn niet de kleinste deeltjes (bv. protonen, elektronen, neutronen,…) • Atomen zijn veranderlijk: bepaalde atomen kunnen in andere atomen omgezet worden door radioactieve ontbinding (vb. uranium) • Atomen zijn wel deelbaar (kernsplijting) • Atomen blijven niet behouden: bepaalde atomen kunnen vernietigd worden met vrijstelling van energie in kernreacties • Atomen van eenzelfde element zijn niet altijd identiek in massa aangezien er “isotopen” bestaan • “Tijdens een chemische reactie worden atomen niet gevormd, vernietigd of omgezet in andere types atomen (atomen zijn onveranderlijk), maar treedt er een hergroepering van atomen op” • “Verbindingen worden gevormd door de combinatie van gehele aantallen atomen van verschillende elementen. Dezelfde elementen kunnen meer dan één verbinding vormen” Kernfysica: atoomtheorie van Dalton is onbruikbaar Gewone scheikunde: atoomtheorie van Dalton grotendeels bruikbaar 4 3 ELEMENTAIRE DEELTJES ELEMENTAIRE DEELTJES Bouwstenen van een atoom Symbool Atoommassa [u] Lading • Protonen p+ • Neutronen n0 • Elektronen e- 5 e≈0 -1 p+ ≈1 +1 n0 ≈1 0 6 1 Introductiecursus Bouwchemie: Atoombouw en chemische binding ELEMENTAIRE DEELTJES ELEMENTAIRE DEELTJES Atoom is neutraal Voorbeeld Aantal elektronen = aantal protonen X elementsymbool A massagetal Z atoomnummer Alle atomen van een element hebben hetzelfde aantal protonen in de kern Atoomnummer Z = aantal protonen in de kern van een atoom van dat element Kern bestaat uit protonen en neutronen Bereken het aantal elementaire deeltjes Massagetal A = aantal protonen + neutronen in een atoom X elementsymbool A massagetal Z atoomnummer 8 7 ELEMENTAIRE DEELTJES: OEFENINGEN ELEKTRONEN IN SCHILLEN 1. Wat is het massagetal van een koper-atoom met 34 neutronen? Theorie van Rutherford 2. Hoeveel protonen, neutronen en elektronen zitten er in een 59Ni-atoom? • Elektronen bewegen rond de kern (positieve kern trekt negatieve elektronen aan) Baanbeweging • Ze vallen niet op de kerndoor hun bewegingsenergie 3. Geef het massagetal van beryllium met 5 neutronen 4. Geef het complete symbool voor argon met 21 neutronen 9 10 ELEKTRONEN IN SCHILLEN ELEKTRONEN IN SCHILLEN Theorie van Bohr Naast baanbeweging (rond de kern) is er ook tolbeweging van de elektronen rond hun eigen as (spin) • Elektronen in schillen (K, L, M, N, O, P, Q) • Aantal elektronen per schil is beperkt tot 2 n2 (n = schilnummer) K-schil n = 1 hoogstens 2 eL-schil n=2 • 2 mogelijkheden: wijzerzin of tegenwijzerzin • Aanduiding spin: ↑ of ↓ 8 e- M-schil n = 3 18 e- N-schil n = 4 32 e- In de volgende schillen voor bekende elementen maximaal slechts 32 e- Indien 2 e- (↑ en ↓) elkaar voldoende dicht naderen → aantrekking die afstoting door 2 negatieve ladingen overstijgt → doubletten of elektronenparen 11 12 2 Introductiecursus Bouwchemie: Atoombouw en chemische binding ELEKTRONEN IN SCHILLEN: OEFENINGEN ELEKTRONEN IN SCHILLEN 1. Waar of niet waar? 1. Rutherford beweert dat elektronen zich slechts in 7 schillen bevinden. 2. Elektronen bewegen rond de kern van het atoom, die bestaat uit protonen en neutronen. 2. Ga na hoeveel elektronen volgende atomen hebben in de buitenste schil? Hoeveel van deze elektronen zijn ongepaard? (Tip: zie PSE) Na, Ca, Al, Mg, C, N, P, O, F, Ar Wat kan je hieruit besluiten? 13 VALENTIE-ELEKTRONEN 14 VALENTIE-ELEKTRONEN Valentie-elektronen = elektronen uit de buitenste schil van een atoom Edelgassen 8 valentie-elektronen (m.u.v. He (2 e-): stabiele octetconfiguratie of edelgasconfiguratie Atomen van andere elementen Minder dan 8 valentie-elektronen: streven naar edelgasconfiguratie door bindingen aan te gaan met andere atomen 15 VALENTIE-ELEKTRONEN VALENTIE-ELEKTRONEN: OEFENINGEN Lewis weergave van valentie-elektronen 1. • Ongepaarde elektronen: punt • Gepaarde elektronen: streepje Geef de Lewis-voorstelling voor volgende atomen Ca, Mg, C, N, F, Ar Eerst maximaal 4 ongepaarde elektronen, pas dan vorming van elektronenparen! 17 18 3 Introductiecursus Bouwchemie: Atoombouw en chemische binding IONBINDING – IONVERBINDINGEN IONBINDING – IONVERBINDINGEN Edelgassen 8 valentie-elektronen (m.u.v. He (2 e-): stabiele octetconfiguratie of edelgasconfiguratie → “tevreden”, willen niet veranderen, i.e. willen niet chemisch reageren Ion • Als atoom één of meer e- afgeeft of opneemt → niet meer neutraal → ion • Reden: streven naar edelgasconfiguratie Metalen: leegmaken van buitenste schil (afgeven van e-)→ onderliggende schil wordt buitenste schil → positieve ionen (kationen) Atomen van andere elementen Minder dan 8 valentie-elektronen: streven naar edelgasconfiguratie door bindingen aan te gaan met andere atomen • Ionbinding • Covalente binding • Metaalbinding Streven naar configuratie van Ne Mg2+ Afgeven van 2 e20 19 IONBINDING – IONVERBINDINGEN IONBINDING – IONVERBINDINGEN Ion • Als atoom één of meer e- afgeeft of opneemt → niet meer neutraal → ion • Reden: streven naar edelgasconfiguratie Metalen: leegmaken van buitenste schil (afgeven van e-)→ onderliggende schil wordt buitenste schil → positieve ionen (kationen) Tweewaardig positief ion Driewaardig positief ion Positief éénwaardig ion IONBINDING – IONVERBINDINGEN IONBINDING – IONVERBINDINGEN Ion Ion • Als atoom één of meer e- afgeeft of opneemt → niet meer neutraal → ion • Reden: streven naar edelgasconfiguratie • Als atoom één of meer e- afgeeft of opneemt → niet meer neutraal → ion • Reden: streven naar edelgasconfiguratie Niet-metalen: aanvullen van buitenste schil (opnemen van e-) → negatieve ionen (anionen) Niet-metalen: aanvullen van buitenste schil (opnemen van e-) → negatieve ionen (anionen) Streven naar configuratie van Ar Cl- Opnemen van 1 e23 4 Introductiecursus Bouwchemie: Atoombouw en chemische binding IONBINDING – IONVERBINDINGEN: OEFENINGEN IONBINDING – IONVERBINDINGEN 1. Welke ionen zullen de volgende 5 elementen vormen? O, Mg, Cl, Al, K 2. Van welk edelgas hebben de ionen in de vorige vraag de elektronenconfiguratie? 26 IONBINDING – IONVERBINDINGEN Ion Voorbeeld Fe2+ ijzer(II)-ion en Cu+ koper(I)-ion en Monoatomisch kation = Naam van metaal + -ion Monoatomisch anion = Stam van niet-metaal + -ide • Sommige elementen kunnen verschillende ionen vormen (met een verschillende lading) Fe3+ ijzer(III)-ion Cu2+ koper(II)-ion • Polyatomische ionen = groepen van atomen met een lading Voorbeeld NH4+ CO32SO42- ammonium-ion carbonaat-ion sulfaat-ion Te kennen! 27 28 IONBINDING – IONVERBINDINGEN IONBINDING – IONVERBINDINGEN Ionbinding Ionverbinding is elektrisch neutraal Positieve ionen en negatieve ionen trekken elkaar aan → ionbinding Som van ladingen van kationen = som van ladingen van anionen Na+ + Cl→ 2 Na+ + O2- → Na+ Cl- NaCl Na2O Naamgeving <Naam kation><naam anion> Na2O → natriumoxide Ionverbinding Indien meerdere ionen mogelijk van element, wordt lading in de naam vermeld Verbinding waarin samenstellende deeltjes ionen zijn FeCl2 ijzer(II)chloride elektrontransferreactie Haakjes bij meer dan één polyatomisch anion 3 Ca2+ + 2 PO43- → Ca3(PO4)2 Formule van een ion moet de ionlading dragen Na+ Na ≠ Na+ Cl29 30 5 Introductiecursus Bouwchemie: Atoombouw en chemische binding IONBINDING – IONVERBINDINGEN: OEFENINGEN IONBINDING – IONVERBINDINGEN 1. Ionroosters → dichte bolstapeling Welke ionverbindingen worden gevormd door volgende ionen? Geef ook de volledige naam. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. F- en Cu+ K+ en OHClO- en Zn2+ Fe2+ en PO43Li+ en HSO4HSO3- en Ag+ SO32- en Al3+ NH4+ en CO32Ca2+ en IFe3+ en O2- 32 31 IONBINDING – IONVERBINDINGEN: OEFENINGEN 2. Edelgassen 8 valentie-elektronen (m.u.v. He (2 e-): stabiele octetconfiguratie of edelgasconfiguratie → “tevreden”, willen niet veranderen, i.e. willen niet chemisch reageren Identificeer de samenstellende ionen en geef de naam van de ionen 1. 2. 3. 3. COVALENTE BINDING NaF Cu(NO3)2 Mg3(PO4)2 Geef de chemische formule van 1. 2. 3. Kaliumsulfide Ammoniumfosfaat Calciumhypochloriet Atomen van andere elementen Minder dan 8 valentie-elektronen: streven naar edelgasconfiguratie door bindingen aan te gaan met andere atomen • Ionbinding • Covalente binding • Metaalbinding 33 34 COVALENTE BINDING COVALENTE BINDING Ionverbinding Twee types = uitwisselen van elektronen Gewone covalente binding = gemeenschappelijk maken van een ongepaard elektron van één atoom en een ongepaard elektron met tegengestelde spin van het andere atoom Vaak tussen metalen en niet-metalen Covalente binding = in gemeenschap stellen van elektronen Datief covalente binding = gemeenschappelijk maken van een elektronenpaar van het ene atoom (donor) met een ander atoom (acceptor) + Tussen atomen uit rechterbovenhoek van periodiek systeem onderling en tussen deze atomen met waterstof 35 36 6 Introductiecursus Bouwchemie: Atoombouw en chemische binding COVALENTE BINDING COVALENTE BINDING Gewone covalente binding Gewone covalente binding • Covalenten binding in enkelvoudige verbindingen → bestaan uit zelfde atomen Aantal covalente bindingen • Elementen uit de 7de hoofdgroep • Enkelvoudige binding 1 ongepaard elektron 1 covalente binding • Elementen uit de 6de hoofdgroep • Dubbele binding 2 ongepaarde elektronen 2 covalente bindingen • Elementen uit de 5de hoofdgroep • Drievoudige binding 3 ongepaarde elektronen 3 covalente bindingen • Covalente binding in samengestelde verbindingen → bestaan uit verschillende atomen • Elementen uit de 4de hoofdgroep 4 ongepaarde elektronen 4 covalente bindingen 37 38 COVALENTE BINDING COVALENTE BINDING: OEFENINGEN Twee types 1. Teken de volgende covalente verbindingen m.b.v. de Lewis-notatie O2, F2, N2, HBr Gewone covalente binding = gemeenschappelijk maken van een ongepaard elektron van één atoom en een ongepaard elektron met tegengestelde spin van het andere atoom 2. Vul aan Bij een gewone covalente binding worden ............................................. in gemeenschap gesteld; bij een datief covalente binding zijn dit ............................................. Datief covalente binding = gemeenschappelijk maken van een elektronenpaar van het ene atoom (donor) met een ander atoom (acceptor) + 40 39 POLAIRE COVALENTE BINDING POLAIRE COVALENTE BINDING Elektronegativiteitswaarde ENW Gewone covalente binding tussen atomen van eenzelfde element = maat voor de aantrekkingskracht van een bindend atoom om bindende elektronen naar zichzelf toe te trekken → Gelijke aantrekkingskracht op bindend elektronenpaar → Bindend elektronenpaar ligt exact tussen beide atomen in → Binding is apolair F Onbenoemd getal tussen 0.7 en 4.1 F Elektronegativiteitswaarde Gewone covalente binding tussen atomen van verschillende elementen → Ongelijke aantrekkingskracht op bindend elektronenpaar → Verschuiving van bindend elektronenpaar naar atoom met grootste aantrekkingskracht voor elektronen δδ+ → Binding is polair Hδ+ Clδ- 41 42 7 Introductiecursus Bouwchemie: Atoombouw en chemische binding POLAIRE COVALENTE BINDING POLAIRE COVALENTE BINDING Voorbeeld en aanduiding Polair covalente binding bevindt zich tussen • Ionbinding (uitwisseling van elektronen) • Covalente binding (elektronenpaar zuiver gemeenschappelijk) HCl ENW(Cl)=2.83 ENW(H)=2.1 Covalente binding Polair covalente binding Ionbinding δ+ δ- + - Hδ+ Fδ- Na+ Cl- Verschuiving naar Cl toe F F δ- δ+ Elektronenpaar wordt meer gelijkmatig gedeeld Binding wordt minder ionisch en meer covalent Hδ+ Clδ- 43 POLAIRE COVALENTE BINDING: OEFENINGEN 44 OXIDATIEGETAL Oxidatie van een atoom 1. Waarom hebben edelgassen geen E.N.W.? 2. Vul aan: metalen zijn elektro-... en niet-metalen zijn elektro-... 3. Waarom is dit zo? Duid met behulp van de notatie met δ aan waar de polariteit ligt van volgende bindingen = verwijdering van elektronen uit het atoom Reductie van een atoom = opname van elektronen door het atoom Oxidatiegetal of –trap van een atoom = lading die het atoom zou hebben als alle bindingen zuiver ionisch zouden zijn (als elektronenparen in elke binding zouden worden overgedragen naar het meer elektronegatieve atoom) HBr, O2 = (aantal elektronen dat uit een atoom verwijderd zou worden (positief) of aantal elektronen dat aan een atoom toegevoegd zou worden (negatief)) Schrijfwijze • Ladingen van ionen: getal + teken • Oxidatiegetallen: teken + getal O.T. van Cu2+ is +2 of +II 45 46 OXIDATIEGETAL OXIDATIEGETAL: OEFENINGEN = elektrische lading die een atoom heeft of schijnbaar heeft volgens onderstaande richtlijnen 1. Bepaal het oxidatiegetal van het onderlijnde element Al2O3 H2SO4 De algebraïsche som van de O.T. in een neutrale verbinding is 0, in een polyatomisch ion gelijk aan de lading van het ion HClO3 Voor ionen bestaande uit één enkel atoom is het O.T. gelijk aan de lading van het ion PO43- Elk atoom in elementaire toestand heeft een O.T. = 0 (H2, Na) Ca O.T. van H is +I (tenzij 0) in de meeste verbindingen Fe2+ O.T. van O is –II (tenzij 0) in de meeste verbindingen O.T. van alkalimetalen is +I (tenzij 0), aardalkalimetalen +II (tenzij 0) 47 48 8 Introductiecursus Bouwchemie: Atoombouw en chemische binding HERHALINGSOEFENINGEN HERHALINGSOEFENINGEN VRAAG 1: Geef het massagetal van volgende atomen VRAAG 4: Geef de formule van A. Titanium met 26 neutronen B. Gallium met 39 neutronen ………………………………………… ………………………………………… Waterstofnitraat Koper(I)sulfiet VRAAG 5: Geef de naam van VRAAG 2: Hoeveel elektronen, protonen en neutronen zitten er in een atoom A. B. C. 40Ca 119Sn 244Pu ………………………………………… ………………………………………… (NH4)2CO3 Mg(NO2)2 ………………………………………… ………………………………………… ………………………………………… ………………………………………… ………………………………………… VRAAG 3: Geef het aantal valentie-elektronen voor Ba, As en Br. Teken de Lewis formule voor elk element. 50 49 HERHALINGSOEFENINGEN HERHALINGSOEFENING VRAAG 6: Welk van onderstaande formules is niet correct? VRAAG 7: Vul onderstaande tabel in KCl MgCl2 CuSO4 Ba+2O-2 CaS ZnBr2 AgBr2 Al2(SO4)3 BaOH2 nitraat sulfaat chloride Na+ Ca2+ Fe3+ 51 52 HERHALINGSOEFENING VRAAG 8: Bepaal de O.T. van het onderlijnde element MnO4CO32Cr2O72ClO4Fe Fe2O3 H3PO4 + NO2 53 9 Introductiecursus Bouwchemie: Stoichiometrie OVERZICHT INTRODUCTIECURSUS BOUWCHEMIE 1. Basisgrootheden en eenheden 2. Berekening van het aantal mol 3. Berekening in niet-normale omstandigheden 4. Oplossingen 5. Berekeningen met reactievergelijkingen Hoofdstuk 3: oefeningen HOOFDSTUK 3: STOICHIOMETRIE 1 2 BASISGROOTHEDEN EN EENHEDEN BASISGROOTHEDEN EN EENHEDEN: OEFENINGEN Herhaling 1. Massa Vul volgende tabel aan u = 1,67.10-27 kg • Atoomniveau • Absolute atoommassa m • Relatieve atoommassa Ar Opzoeken in tabellen [kg], [g] of [u] Geen eenheden • Moleculeniveau • Absolute moleculemassa m [kg], [g], [u] • Relatieve moleculemassa Mr Geen eenheden Optellen van absolute en relatieve atoommassa's Grootheid Symbool Eenheden HCl NH4+ Absolute deeltjesmassa m kg, g of u ... ? ... ? Relatieve deeltjesmassa Ar, Mr - ... ? ... ? Molaire massa g/mol ... ? ... ? Mol 1 mol = 6,02 x 1023 deeltjes MolairemassaM Tip: voor ionmassa’s neemt men de atoommassa’s van de aanwezige atomen en houdt geen rekening met de afgestane of opgenomen elektronen, omdat hun massa toch verwaarloosbaar is (Getal van Avogadro NA) 1 mol gas bij 0 °C en 1,013 x 105 Pa → 22,42 l = 0,02242 m³ M 4 3 BEREKENING VAN HET AANTAL MOL BEREKENING VAN HET AANTAL MOL: OEFENINGEN Delen van massa door de molaire massa 1. Vul volgende formules aan 2. Hoeveel mol is 100 g NaCl? 3. Hoeveel mol is 6 l O2 onder normale omstandigheden? 4. Hoeveel mol is 20.10 moleculen water? n= m[g] = M[ ] Delen van volume (gassen) door molvolume (22,42 l/mol onder n.o.) n= V[] = VM[ ] 20 23 Delen van het aantal deeltjes door het molgetal (6,02.10 deeltjes/mol) n= N[] = NA[ ] 5 6 1 Introductiecursus Bouwchemie: Stoichiometrie BEREKENINGEN IN NIET-NORMALE OMSTANDIGHEDEN BEREKENINGEN IN NIET-NORMALE OMSTANDIGHEDEN: OEFENINGEN Normale omstandigheden 1. Hoeveel m³ is 10 l? 2. Hoeveel K is 20 °C? 3. Hoeveel Pa is 2 bar? 4. Wat is het volume van 1 mol O2 bij 0 °C en 101300 Pa? 5. Is het volume van 1 mol O2 bij 20 °C en 2 bar kleiner of groter dan dit uit oefening 4? 6. Leid de waarde van de gasconstante af uit het feit dat je weet dat 1 mol gas bij 0 °C en 1 bar 22,42 l inneemt. • Temperatuur: 0°C (273.15 K) • Druk: 101300 Pa • 1 mol gas → 22,42 l Niet-normale omstandigheden: gaswet of n: aantal mol R: universele gasconstante T: temperatuur (Kelvin) V: volume (m³) p: druk (Pa) p. V n. R. T 8,31 J/mol.K → T [K] = T [°C] + 273,15 → V [m³] = V [l] / 1000 → p [Pa] = p [bar] x 101300 8 7 BEREKENINGEN IN NIET-NORMALE OMSTANDIGHEDEN: OEFENINGEN 7. BEREKENINGEN MET REACTIEVERGELIJKINGEN Waar of niet waar? 1. 2. 3. Reactievergelijking Bij stijgende temperatuur en gelijkblijvende druk krimpt een gas in volume. Bij stijgende druk en gelijkblijvende temperatuur neemt een gas minder volume in. Wanneer een gas bij gelijkblijvende druk compacter gemaakt wordt, neemt de temperatuur van het gas toe. Verhouding waarin de deeltjes met elkaar reageren of gevormd worden Voorbeeld Zn + 2 HCl → ZnCl2 + H2 Hoeveel g HCl is er nodig om 5 g zink volledig te laten weg reageren? 9 BEREKENINGEN MET REACTIEVERGELIJKINGEN: OEFENINGEN 1. 12 HERHALINGSOEFENINGEN VRAAG 1: Wat is de massa in g van 2.5 mol aluminium? Bereken hoeveel g koolstof (C) en zuurstof (O2) er nodig is om 44 g CO2 te vormen. VRAAG 2: Hoeveel mol zit er in 454 g zwavel? Tip: bepaal eerst de reactievergelijking en vervolgens met hoeveel mol 44 g CO2 overeenstemt VRAAG 3: Wat is de massa in g van 1. 2. 3. 14 5 mol O2 2 mol NaOH 3 mol NO2 15 2 Introductiecursus Bouwchemie: Stoichiometrie HERHALINGSOEFENINGEN HERHALINGSOEFENINGEN VRAAG 3: Hoeveelheid stof Los de volgende oefeningen op op p. 32 van de cursus Een regendrup bevat ongeveer 0.05 g water en dus • Hoeveel moleculen water? • Hoeveel atomen O? Begin met 1, 3, 7, 9, 13, 14, 15, 16 VRAAG 4: Hoeveelheid stof Vinylchloride CH2CHCl vormt de basis van verschillende belangrijke plastics (PVC) en vezels A. Bepaal de molaire massa B. Hoeveel g koolstof zitten er in 454 g vinylchloride? 16 17 3 Introductiecursus Bouwchemie: Chemische functies OVERZICHT INTRODUCTIECURSUS BOUWCHEMIE 1. De zuren 2. De basen 3. De zouten 4. De oxiden HOOFDSTUK 4: CHEMISCHE FUNCTIES 2 ZUREN ZUREN Zuren bevatten waterstof en vormen in water H+-ionen Eigenschappen en toepassingen in bouw Voorbeelden HCl → HNO3 → H2SO4 → • Reageren met indicatoren → bepaalde kleur → kunnen zo gedetecteerd worden H+ + ClH+ + NO32 H+ + SO42fenolftaleïne lakmoes • Tasten sommige metalen aan (i.e. reageren ermee) Mg + 2 HCl → MgCl2 + H2 4 3 ZUREN BASEN Eigenschappen en toepassingen in bouw Basen bevatten meestal hydroxide-ion(en) en vormen in water OH--ionen • HCl tast cementverbindingen aan → mortelresten verwijderen Voorbeelden NaOH KOH NH3 + H2O → → Na+ + OHK+ + OH- → NH4+ + OH- (opm.: NH3 bevat geen OH-, maar maakt dit wel vrij in water) • Zuren tasten CaCO3 (o.a. in marmer en kalkzandsteen) aan 5 6 1 Introductiecursus Bouwchemie: Chemische functies BASEN ZOUTEN Eigenschappen en toepassingen in bouw Bij zouten wordt de waterstof van de zuren vervangen door een metaal • Reageren met indicatoren → bepaalde kleur → kunnen zo gedetecteerd worden lakmoes Voorbeelden NaCl K2SO4 Vorming van zouten zuur + base → zout + H2O HCl + NaOH → zuur + metaal → zout + H2 fenolftaleïne 2 HCl + Zn • Lossen vetten op → zepen • Logen van hout → NaCl + H2O ZnCl2 + H2 Toepassingen in de bouw • Gips (CaSO4) • Hoofdbestanddeel van marmer en kalkzandsteen (CaCO3) 7 8 OXIDEN HOOFDSTUK 4: OEFENINGEN Oxiden zijn binaire zuurstofverbindingen 1. Binair = twee atoomsoorten, waarvan één dus O Voorbeelden Waar of niet waar? 1. 2. 3. 4. CaO: calciumoxide (ongebluste kalk) CO2: koolstofdioxide CO: koolstofmonoxide Zuren kunnen metalen aantasten. Zuren reageren met vetten tot zepen. Een zout kan met een zuur reageren tot een base. Metaaloxiden vormen samen met water basen; dit komt doordat metaalionen positief geladen zijn en de hydroxide-groep van een base negatief geladen. Eigenschappen Metaaloxiden + water → base 2. Voorbeeld: “blussen” van ongebluste kalk CaO + H2O → Ca(OH)2 Schrijf de reactie tussen diwaterstofsulfaat en calciumhydroxide Niet-metaaloxiden + water → zuur Voorbeeld: SO2 → ... → H2SO4 (zure regen) 9 10 2 Introductiecursus Bouwchemie: Organische chemie OVERZICHT INTRODUCTIECURSUS BOUWCHEMIE 1. Structuur van het koolstofatoom 2. Isomerie 3. De verzadigde koolwaterstoffen of alkanen 4. De alkenen 5. De alkynen 6. De alcoholen 7. Alkanalen en alkanonen, of aldehyden en ketonen HOOFDSTUK 5: ORGANISCHE CHEMIE 2 STRUCTUUR VAN KOOLSTOFATOOM STRUCTUUR VAN KOOLSTOFATOOM Koolstof heeft 4 ongepaarde elektronen in buitenste schil Meest eenvoudige structuren Covalente bindingen van C en H → koolwaterstoffen C zal zich omringen door 4 covalente bindingen C’s kunnen onderling ook dubbele en zelfs driedubbele bindingen hebben • met andere C’s • met O, N, halogeen (groep VIIa, bijv. Cl), S, ... → Organische chemie 4 bindingsstreepjes in structuurformules ! 3 4 STRUCTUUR VAN KOOLSTOFATOOM: OEFENINGEN CHEMISCHE FORMULES 1. Moleculaire formule Op het C-atoom worden, naast H-atomen, soms ook O-, N-, S- of halogeen-atomen gebonden. Geef de Lewis-notatie voor deze atomen en geef aan door hoeveel bindingsstreepjes zij omringd moeten worden. Gecondenseerde structuurformule O, N, S, Cl 2. Structuurformules Waarom is de binding tussen 2 koolstofatomen zuiver covalent? Stereo projectie Moleculair model 5 6 1 Introductiecursus Bouwchemie: Organische chemie CHEMISCHE FORMULES: OEFENINGEN ISOMERIE 1. Anorganische scheikunde Geef de structuurformule van • Meestal eenvoudige moleculaire structuur • Chemische formule geeft CH4 CH3CH2CH2CH3 CH3OH • Atoomsoorten • Onderlinge verhouding • Geen aanduidingen over de manier waarop en volgorde waarin de atomen onderling gebonden zijn Voorbeeld NaCl H2SO4 Organische scheikunde Vaak zelfde moleculaire formule voor verschillende stoffen met totaal verschillende eigenschappen 7 8 ISOMERIE CHEMISCHE FORMULES Voorbeeld: Moleculaire formule C2H6O Dimethylether Gecondenseerde structuurformule CH3 - O - CH3 • Gas • Behoort tot dezelfde reeks stoffen als het farmaceutische ontsmettingsmiddel "ether" Structuurformules Ethanol Stereo projectie CH3 - CH2 - OH • Vloeistof • Alcohol in dranken Moleculair model Isomerie = stoffen met dezelfde moleculaire formule maar verschillende structuurformule 9 VERZADIGDE KOOLWATERSTOFFEN OF ALKANEN ISOMERIE: OEFENINGEN 1. 2. 2. = verbindingen, die uitsluitend C en H bevatten, terwijl de molecule geen waterstofatomen meer kan opnemen en dus verzadigd is met waterstof Waar of niet waar? 1. 11 Met moleculaire formules alleen kun je in de organische scheikunde niet altijd op eenduidige wijze een stof bepalen. De moleculeformule C3H8 kan met behulp van verschillende structuurformules worden getekend: isomerie is van toepassing. • Enkel C en H • Enkel enkelvoudige bindingen CnH2n+2 Bepaal het aantal structuurisomeren van C5H12 en teken de structuurformules ervan. • Niet-vertakt of vertakt 12 13 2 Introductiecursus Bouwchemie: Organische chemie VERZADIGDE KOOLWATERSTOFFEN OF ALKANEN VERZADIGDE KOOLWATERSTOFFEN OF ALKANEN Naamgeving bij niet vertakte ketens Naamgeving bij niet vertakte ketens n=1 CH4 2 C2H6 ethaan 3 C3H8 propaan 4 n=5 C5H12 pentaan 6 C6H14 hexaan 7 C7H16 heptaan 8 C8H18 octaan 9 C9H20 nonaan 10 C10H22 decaan methaan C4H10 butaan Te kennen! Te kennen! 14 15 VERZADIGDE KOOLWATERSTOFFEN OF ALKANEN VERZADIGDE KOOLWATERSTOFFEN OF ALKANEN Alkylgroepen Normale ketens = atoomgroepen, die 1 waterstofatoom minder bevatten dan de alkanen CnH2n+1 Naamgeving • Algemene naam: alkyl • Uitgang -aan vervangen door -yl Voorbeelden Vertakte koolstofketens • CH3- methyl- • C 2H 5- ethyl- De alkylgroepen kunnen nooit zelfstandig bestaan, komen alleen voor in een verbinding 16 17 VERZADIGDE KOOLWATERSTOFFEN OF ALKANEN VERZADIGDE KOOLWATERSTOFFEN OF ALKANEN Geen isomerie bij Wel isomerie bij andere alkanen CH4 methaan C2H6 ethaan C3H8 propaan C4H10 18 Butaan Methylpropaan Kookpunt: 0,6 °C 19 -10,2 °C Kookpunt: 19 3 Introductiecursus Bouwchemie: Organische chemie VERZADIGDE KOOLWATERSTOFFEN OF ALKANEN VERZADIGDE KOOLWATERSTOFFEN OF ALKANEN: OEFENINGEN Naamgeving bij vertakte ketens 1. Wat is de naam van volgende stoffen? • Hoofdketen • Langste normale keten, die in de molecule voorkomt • Naam is hiervan afgeleid • Koolstofatomen van deze keten worden genummerd • Zijketen • Plaats van zijketen wordt aangeven door het laagste nummer van het koolstofatoom in de hoofdketen, waaraan de zijketen verbonden is 2-methylpentaan 21 20 VERZADIGDE KOOLWATERSTOFFEN OF ALKANEN: OEFENINGEN ALKENEN 2. = bevatten een dubbele C-C-binding (onverzadigd) Waarom? • Waarom komen alkylgroepen nooit zelfstandig voor? CnH2n • Waarom gebruik je voor methylbutaan geen nummering om aan te duiden waar de methylgroep zich bevindt? Naamgeving Afgeleid van alkanen: -aan vervangen door -een 3. Teken de structuurformule van volgende stoffen 3 methylpentaan 2,2,4 trimethylheptaan n=2 C 2H 4 CH2 = CH2 etheen n=3 C 3H 6 CH3 - CH = CH2 propeen 22 23 ALKENEN ALKENEN 2 mogelijkheden tot isomerie Toepassingen en eigenschappen • Door de plaats van de dubbele binding Polymerisatie → aan elkaar rijgen van monomeren: dubbele binding van monomeer valt hierbij uit elkaar nA CH2 = CH - CH2 - CH3 1 buteen CH3 - CH = CH - CH3 2 buteen • Door vertakkingen → An polymeer Na polymerisatie → PE (polyetheen of polyethyleen) CH3 - CH = CH - CH3 2 buteen Voorbeeld Etheen n monomeren CH2 = CH2 + CH2 = CH2 + CH2 = CH 2 + … 2 methylpropeen Dubbele binding krijgt voorrang bij keuze van nummering: dubbele binding krijgt kleinste getal 24 en langste keten moet dubbele binding bevatten → … CH2 - CH2 – CH2 - CH2 - CH2 … of - [ CH2 – CH2 ]n 25 4 Introductiecursus Bouwchemie: Organische chemie ALKENEN: OEFENINGEN ALKENEN 1. Waarom gebruik je voor propeen geen nummering om aan te duiden waar de dubbele binding zich bevindt? 4. Geef de naam van volgende molecule 2. Vanaf welke alkeen is dit wel noodzakelijk? 3. Teken de structuurformules van de volgende stoffen 5. Stellen onderstaande formules dezelfde stoffen voor? Welke? 2-penteen 2-methyl-2-buteen 26 27 ALKYNEN ALCOHOLEN = bevatten een drievoudige C-C-binding = alkanen waarbij 1 (of meerdere) waterstoffen vervangen zijn door een - OH groep CnH2n-2 CnH2n+1 - OH Naamgeving CH3OH methanol CH3 - CH2OH ethanol Afgeleid van alkanen: -aan vervangen door -yn n=2 n=3 C2H2 C3H4 ethyn propyn Isomerie mogelijk door • Plaats van de drievoudige binding • Vertakkingen 28 29 ALCOHOLEN ALCOHOLEN: OEFENINGEN Isomerie mogelijk door 1. Welke van de volgende alcoholen is giftig en welke is drinkbaar: methanol en ethanol? Schrijf de structuurformules 2. Geef de structuurformules van volgende stoffen: • Door de plaats van de OH - groep CH3 - CH2 - CH2 - OH 1-propanol CH3 – CHOH - CH3 2-propanol 1. 2-butanol 2. 3-methyl-2-butanol 3. Waarom is 3-ethyl-2-butanol geen correcte naam? Hoe heet deze stof dan wel? • Door de plaats van de vertakking OH-groep krijgt voorrang bij keuze van nummering : Langste keten moet OH-groep bevatten en OH-groep krijgt kleinste getal 30 31 5 Introductiecursus Bouwchemie: Organische chemie ALDEHYDEN (ALKANALEN) KETONEN (ALKANONEN) Aldehyde groep Carbonyl groep C=O C-O dubbele binding Midden in de keten R Naamgeving R’ Naamgeving Naam van overeenkomstige alkaan met uitgang –al Naam van overeenkomstige alkaan met uitgang -on H - CO - H methanal (formaldehyde) CH3 - CO - CH3 propanon of aceton CH3 - CO - H ethanal CH3 - CO - CH2- CH3 butanon (acetaldehyde) 33 32 HERHALINGSOEFENINGEN HERHALINGSOEFENINGEN VRAAG 1: Teken de structuurformule van volgende stoffen: VRAAG 4: Welke stoffen worden voorgesteld? A • 3 ethyl 2,2,5 trimethylheptaan • 4 ethyl 5 methyl 2 hexyn • 4,4 dimethyl2 pentanol VRAAG 2: Welke alcoholen beantwoorden aan de formule: C4H9OH ? C B VRAAG 3: Geef de naam van alle structuurisomeren van het alkeen C5H10 en teken de structuurformules. 34 D 35 6