Ruimtefiguren Inhoudsopgave Ruimtefiguren ............................................................................................................................. 1 Inhoudsopgave ....................................................................................................................... 1 Woordenlijst ........................................................................................................................... 2 Verschillende soorten ruimtefiguren ...................................................................................... 2 Kubus ................................................................................................................................. 2 Balk .................................................................................................................................... 3 Bol ...................................................................................................................................... 3 Cilinder ............................................................................................................................... 3 Kegel .................................................................................................................................. 3 Piramide ............................................................................................................................. 3 Prisma ................................................................................................................................. 3 Ribben, vlakken, hoekpunten ................................................................................................. 3 Overzichtstabel ................................................................................................................... 4 Uitslagen ................................................................................................................................. 4 Cirkel ...................................................................................................................................... 4 Driehoeken ............................................................................................................................. 5 Gelijkzijdige driehoek ........................................................................................................ 5 Rechthoekige driehoek ....................................................................................................... 5 1 Woordenlijst Diagonaal Een lijn van een hoekpunt van een figuur naar het hoekpunt dat er recht tegenover ligt. Diameter De afstand in een figuur van de ene kant tot de overkant. Bij een cirkel gelijk aan twee keer de straal. Gebogen vlak Een gebogen vlak is dan ook een vlak dat gebogen is. De naam zegt het al. Een cilinder heeft bijvoorbeeld twee platte én een gebogen vlak. Gelijkzijdig Figuur waarvan alle zijden even lang zijn. Grensvlak Een zij-, voor- of achterkant van een figuur. Een vlak. Elke zijde van een dobbelsteen is bijvoorbeeld een grensvlak. De naam van een grensvlak zijn de letters van de hoekpunten die het grensvlak aangeven achter elkaar, op volgorde waarvan je ze tegenkomt, dus niet kriskras door elkaar! Bijvoorbeeld: grensvlak ABCD. Grondvlak Het vlak dat als de figuur rechtop staat op de grond ligt. Hoekpunt Punt waar in een figuur meerdere ribben samenkomen. Uitzondering: de kegel heeft ook een hoekpunt! Letters Hoeken of hoekpunten in een figuur krijgen altijd namen. Dit zijn hoofdletters. Elk hoekpunt krijgt een andere letter als naam. Bijvoorbeeld: hoekpunt A. Plat vlak Een plat vlak is een vlak van een ruimtefiguur dat helemaal plat is. Als je het op tafel zou leggen komt het nergens van het tafelblad af en ligt het er plat op. Rechthoekig Figuur met ten minste 1 rechte hoek. Ribbe Vouwlijn van twee vlakken. Een ribbe is een lijn in een figuur waar twee vlakken tegen elkaar lopen. De naam van een ribbe zijn de twee letters van de hoekpunten waar de ribbe tussen ligt, bijvoorbeeld ribbe AB. Ruimtelijk Niet plat, in de ruimte. 3-dimensionaal. Straal De afstand van het middelpunt van een cirkel tot de buitenkant. Uitslag Een bouwplaat van de ruimtefiguur. Langs verschillende ribben is de figuur opengeknipt zodat er een bouwplaat ontstaat. De figuur wordt dan uitgelegd. Als je er plakrandjes aan maakt kun je de figuur uitknippen en in elkaar zetten. Vlak Zie grensvlak. Verschillende soorten ruimtefiguren Er zijn veel verschillende soorten figuren. Sommigen zijn plat, zoals een cirkel, vierkant, rechthoek, driehoek, etc. en anderen zijn ruimtelijk. Deze figuren zijn de ruimtefiguren. Een aantal daarvan moeten we kennen. Bij het tekenen van deze figuren stippelen we normaal gesproken alle lijnen die we niet echt kunnen zien omdat ze aan de achter- of onderkant zitten. Kubus De kubus is een ruimtefiguur die bestaat uit 6 precies even grote vierkanten. Een kubus is óók een balk en een prisma. 2 Balk De balk is een ruimtefiguur met 6 vlakken die niet even groot hoeven te zijn. Deze vlakken zijn allemaal rechthoeken. Let op: een kubus is wel altijd een balk, maar een balk hoeft geen kubus te zijn! Bol De bekendste bol is natuurlijk de bal. Haal deze namen niet door elkaar! Een bol is een compleet ronde figuur. Cilinder Een cilinder is een rond grondvlak met precies dezelfde vorm als bovenkant. Die twee vormen liggen recht boven elkaar. Kegel De kegel heeft een rond grondvlak en loopt spits toe in een punt. Piramide Een kegel maar dan niet met een rond grondvlak maar met een grondvlak met hoeken zoals een vierkant. Een piramide hoeft echter niet altijd 4 zijvlakken te hebben! Dit kunnen er ook 3 zijn, of meer dan vier! Prisma Een prisma is de lastigste vorm. Een prisma bestaat uit een grondvlak en een bovenvlak die recht boven elkaar liggen. Tussen die vlakken liggen alleen maar rechte verbindingen. Er zitten dus geen uitsteeksels aan de figuur. Een prisma bestaat alleen maar uit rechte vlakken. Een prisma kan dus ook veel verschillende vormen hebben. Een balk of kubus zijn ook voorbeelden van een prisma. Ribben, vlakken, hoekpunten Figuren hebben verschillende kanten. Een voorkant, achterkant, zijkanten… Deze kanten zijn ook wel vlakken. Een vlak van een ruimtefiguur wordt omgeven door ribben. Hoekpunten hebben altijd een letter als naam. In een kubus of rechthoek begint die belettering altijd bij de hoekpunt die het meeste linksonder vooraan ligt. Dat is hoekpunt A. Het volgende hoekpunt (B) ligt daar naast, tegen de klok in. Je blijft tegen de klok in doorgaan met nummeren tot je weer bij A bent. Dan komt er recht boven A het volgende hoekpunt te liggen, en weer tegen de klok in doorgaan. 3 Een ribbe krijgt de naam van de hoekpunten waar hij tussen in ligt. Zo heet de ribbe die tussen A en B ligt ribbe AB, of ribbe BA, dat is ook goed. Een grensvlak heeft ook een naam. Bij een grensvlak moet je vaak vier of meer hoekpunten opgeven. Die hoekpunten liggen wel vast in een bepaalde volgorde. De rechterzijkant van een kubus heet bijvoorbeeld BCGF. Je begint bij één hoekpunt (B) en gaat dan rond en schrijft op welke hoekpunten je tegen komt. BFGC is dan dus ook goed. Je mag NIET kriskras door de figuur gaan. BGFC is bijvoorbeeld dus niet goed. Overzichtstabel Hieronder kun je zien hoeveel vlakken, hoekpunten en ribben elke ruimtefiguur heeft. Wiskundige Aantal platte Aantal gebogen Ribben Hoekpunten Vorm grensvlakken naam vlakken vlakken 6 0 12 8 Rechthoek Balk 6 0 12 8 Vierkant Kubus 0 1 0 0 Bol 2 1 2 0 Cirkel / Rechthoek Cilinder 1 1 1 1 Cirkel Kegel Verschilt 0 Minstens Minstens 4 Driehoeken / Piramide 6 grondvlak verschilt Verschilt 0 Minstens Minstens 6 Rechthoeken / Prisma 9 grondvlak verschilt Uitslagen Een uitslag is een bouwplaat. Je kunt een figuur op verschillende manieren openknippen, en dus verschillende uitslagen krijgen. Zo zijn in de onderstaande figuur 8 uitslagen weergegeven. Echter, ze kloppen niet allemaal! Je kunt de bouwplaten uitknippen en in elkaar zetten. Dan zie je dat bij de linkse uitslagen er wél een kubus wordt gevormd en bij de rechtse twee niet. De twee rechtse zijn dan ook fout. Er zijn overigens nog meer goede (en foute) uitslagen mogelijk! Cirkel Een cirkel teken je met je passer. De afstand van de passerpunt tot het potloodje in je passer is de straal van de cirkel. De diameter is dan de afstand van de ene kant van de cirkel tot de overkant. Een cirkel met een straal van 5 cm heeft een diameter van 10 cm. 4 Driehoeken Alle driehoeken hebben drie hoeken en drie zijdes. Er bestaan verschillende soorten driehoeken. Zo zijn er onder andere gelijkzijdige en rechthoekige driehoeken. Gelijkzijdige driehoek Bij een gelijkzijdige driehoek zijn alle drie de zijdes van een driehoek even lang. Hierdoor zijn ook de hoeken van de driehoek precies even groot. Dit geven we aan door op elke zijde van de driehoek hetzelfde tekentje te zetten. Rechthoekige driehoek Bij een rechthoekige driehoek is er één hoek van de driehoek die precies recht is. Dat kun je controleren door de top van je geodriehoek in de hoek te leggen en kijken of het past. Dit geef je aan door een klein tekentje in de rechte hoek te zetten. (Zie plaatje.) 5