aangepaste voorrangsregels

advertisement
BELGISCH STUURBREVET – STUDIEWIJZER STUURBREVET VOORRANGSREGELS ZOALS OPGENOMEN IN DE WET (CEVNI / APSB, BenZee, BVA) Deze pagina’s vervangen de voorrangsregels in het cursusboek. Algemeen • Varen op het water is iets heel anders dan autorijden op de weg. Het is dan ook niet zo vreemd dat de regels ook heel anders zijn. Dat geldt met name voor de voorrangsregels. • De regels zijn gebaseerd op ‘begrip voor elkaar’. Het vaargedrag van een schip wordt niet alleen bepaald door de stuurman, maar ook in belangrijke mate door factoren als stroom, wind en diepgang. • Een massa die door het water beweegt, rem je niet zomaar af door de schroef in z’n achteruit te zetten. Voorrang geven en nemen op het water • Voorrang nemen: als u voorrang hebt, moet u koers en snelheid behouden. Als u dat niet doet, weet de ander die voorrang moet verlenen niet meer wat hij moet doen. • Voorrang verlenen: als u voorrang moet verlenen, moet u tijdig koers en snelheid wijzigen zodat het andere schip kan zien wat u van plan bent. Begrippen Bij zeilboten bepalen het zeil en de wind wie voorrang heeft. Degene die over bakboord zeilt, heeft voorrang. De stand van het grootzeil is hier bepalend. Op veel vaarwateren bent u niet verplicht rechts te houden. U mag links, rechts en in het midden varen 3 VERSCHILLENDE SITUATIES = 3 VERSCHILLENDE SOORTEN REGELS * elkaar kruisen = kruisende koersen * recht tegen elkaar invaren = tegengestelde koersen * elkaar inhalen = oplopende koersen De voorrangsregels moeten toegepast worden van boven naar onder. Zodra men een regel “tegenkomt” die in een bepaalde situatie de voorrang éénduidig kan bepalen, wordt deze regel toegepast. Dit geldt bij alle verschillende situaties waar over een bepaalde voorrang kan gesproken worden. DEZE REGELS ZIJN GELDIG IN GEVAL VAN KRUISENDE KOERSEN ! • 1. STUURBOORDWAL / STUURBOORDZIJDE VAN DE VAARGEUL gaat voor • 2. GROOT gaat voor op KLEIN (groot = 20 m of meer) • 3. HOOFDVAARWATER gaat voor op NEVENVAARWATER • 4. ZEILBOOT gaat voor op SPIERKRACHT, SPIERKRACHT gaat voor op MOTORBOOT • 5. Motorboten onderling: STUURBOORD gaat voor ! • 6. Zeilboten onderling: GROOT ZEIL over BB gaat voor ! • 7. Groot zeil zelfde kant: LIJ gaat voor op LOEF (ofwel: LOEF wijkt voor LIJ ) DEZE REGELS ZIJN GELDIG BIJ TEGENGESTELDE KOERSEN ! • 1. STUURBOORDWAL / SB-­‐ZIJDE VAN DE VAARGEUL gaat voor • 2. GROOT gaat voor op KLEIN (groot = 20 m of meer) • 3. ZEILBOOT gaat voor op SPIERKRACHT, SPIERKRACHT gaat voor op MOTORBOOT • 4. Motorboten onderling: beiden naar STUURBOORD uitwijken • 5. Zeilboten onderling: Zeilen over BB gaat voor zeilen over SB DEZE REGELS ZIJN GELDIG BIJ OPLOPEN (INHALEN) EN VOORBIJLOPEN • Een schip mag pas inhalen als dat zonder gevaar kan gebeuren. • De inhaler moet dus altijd voorrang verlenen. • Het maakt daarbij niet uit of het schip een groot schip is, een kleine boot, een zeilschip of een motorboot. • Het is wel zo dat het schip dat ingehaald wordt, medewerking moet verlenen aan het inhaalmanoeuvre. • Zeilschepen die oplopen moeten dit doen aan de LOEFzijde van de opgelopene. (“iemand de loef afsteken”) DEZE REGELS ZIJN GELDIG IN GEVAL VAN EEN ENGTE ! • 1. STROOM MEE gaat voor op STROOM TEGEN • 2. GROOT gaat voor op KLEIN • 3. MOTORBOTEN: stuurboord-­‐wal vrij van obstakels gaat voor • 4. Bezeild hebbende zeilboot gaat voor op een motorboot • 5. Motorboot gaat voor op een niet-­‐bezeild hebbende zeilboot • 6. Zeilboten onderling: bezeild gaat voor op niet-­‐bezeild • 7. Bezeilde zeilboten onderling: BB-­‐zeil gaat voor op een SB-­‐zeil • 8. Goed zeemanschap GROOT GAAT VOOR KLEIN  Eén uitzondering: het luchtkussenvaartuig… • “Snelle schepen” moeten alle andere schepen voorrang geven. • “Snelle schepen” zijn grote schepen die sneller kunnen varen dan 40 km/u, bijvoorbeeld luchtkussenvaartuigen, motorschepen met meer dan één romp en draagvleugelboten. • Een snel schip is herkenbaar aan twee gele, snelle flikkerlichten boven elkaar. 
Download