- 1 - Betekenis van onderzoek voor nabestaanden Een van de initiatiefnemers voor het onderzoek naar rouw na moord voor nabestaanden, is de Vereniging Ouders van een Vermoord Kind, ofwel de VOVK geweest. De VOVK is in 1995 opgericht door een paar ouders die een kind door moord verloren hadden. De doelstelling was om als lotgenoten elkaar tot steun te zijn, zowel op het emotionele vlak als op het terrein van belangen behartiging. De reden voor deze ouders om een lotgenotenorganisatie op te richten lag in het simpele feit dat nabestaanden vrijwel geen formele positie hadden, noch in het strafproces noch in de hoofden van de overheidsinstanties waar je als nabestaande mee te maken had. Nabestaanden werden niet of nauwelijks gehoord. Er waren geen casemanagers van Slachtoffer Hulp Nederland die de nabestaanden konden bijstaan. Nabestaanden waren op zichzelf aangewezen en vonden elkaar in bijeenkomsten die door de lotgenotenorganisatie werd georganiseerd. Tijdens die bijeenkomsten kon je aan lotgenoten je verhaal kwijt, kon gesproken worden hoe je met je verdriet en pijn kon omgaan, wat anderen vonden van je wraakgevoelens maar kon je ook antwoorden krijgen op praktische vragen zoals over rechtsgang, financiële steun, omgang van kinderen met de gedetineerde ouderdader enzovoort. Het bestuur van de VOVK heeft altijd bestaan en bestaat nog steeds uit ouders die een kind door moord verloren hebben. Zij zijn geen professionele hulpverleners en kwamen regelmatig in aanraking met ouders die volledig vastgelopen waren in de verwerking van hun verdriet. Het was deze ervaring met complexe en diepe rouw, die binnen het bestuur van de VOVK destijds onder voorzitterschap van mw. Sophia Kammeijer, de gedachte deed ontstaan dat het nuttig zou zijn als er onderzoek zou komen naar rouwverwerking en de ontwikkeling van een therapie die nabestaanden zou helpen. Voor zover ik weet zijn de eerste ideeën over een onderzoek naar rouw na moord al in 2008 geopperd. In die tijd zou er ook een onderzoek gestart worden door het Wilhelmina Ziekenhuis in Utrecht onder leiding van professor Wolters. Dat onderzoek is echter niet doorgegaan omdat het ministerie van Veiligheid en Justitie ook al een onderzoek deed en Jos de Keijser aan de slag ging. Uiteindelijk is het onderzoek van Jos de Keijser het enige onderzoek dat van de grond gekomen is. Fonds Slachtofferhulp bleek in 2009 bereid het onderzoek te financieren en met een eigen bijdrage van de Rijks Universteit Groningen kon het onderzoek in 2010 gestart worden. - 2 - Er werd een begeleidingscommissie opgezet die bestond uit vertegenwoordigers van de VOVK, Fonds Slachtofferhulp, Slachtofferhulp Nederland en de Rijks Universiteit Groningen. Periodiek werd door de onderzoekers verslag gedaan aan deze begeleidingscommissie. Ook werden presentaties verzorgd op lotgenotenbijeenkomsten. Het onderzoek diende dus een antwoord te geven op de belangrijke vraag of familieleden van een vermoord kind behoefte hebben aan hulp en kan een preventieve behandeling effectief worden aangeboden voor gecompliceerde rouw en post traumatisch stress stoornis. De behandeling zou bestaan uit EMDR therapie en Cognitieve gedragstherapie In het onderzoek is nauw samengewerkt met de lotgenotenorganisaties en Slachtofferhulp Nederland om de relatie tussen het case-management van Slachtoffer Hulp Nederland en de interventie goed af te stemmen. De instroom van de deelnemers liep in eerste instantie deels via de VOVK en later ook deels via de andere twee lotgenotenorganisaties ADS en VVRS. Het belang van het onderzoek voor de positie van de nabestaanden is duidelijk: het gaat om de verbetering van de mentale en fysieke gezondheid van nabestaanden en het in kaart brengen van de behoefte aan hulp. Het is goed nieuws voor nabestaanden van geweldslachtoffers dat hun rouw nu wordt erkend als specifieke gecompliceerde rouw, anders dan rouw na een niet gewelddadige dood. Hiermee is de weg vrijgemaakt om gerichte behandelingen toe te passen als EMDR. In mijn persoonlijke situatie heeft EMDR behandeling ook een grote rol gespeeld. Dat was echter nog voor het onderzoek van de Rijks Universiteit Groningen startte. In 2005 is mijn dochter door haar partner vermoord en hebben mijn vrouw en ik de zorg op ons genomen van haar twee kleine kinderen. Ten tijde van de moord waren zij respectievelijk een half jaar en twee en een half jaar oud. Het vermoeden bestaat dat het oudste kleinkind bij een aanzienlijk deel van de moord aanwezig is geweest. Zij liet dagelijks post traumatisch spel zien en werd elke nacht angstig wakker. Hing letterlijk aan de benen van mijn vrouw bij elke stap die zij deed en plaste veel in bed. Op advies van de kinderpsychiater van Pleegzorg werd zij in februari 2007 doorverwezen naar de afdeling kinder- en jeugdpsychiatrie van Bavo Europoort in Rotterdam. Zij was toen 5 jaar. De behandeling bestond uit EMDR door middel van “storytelling”. Na de behandeling die slechts uit enkele sessies met de psycholoog bestond, is mijn kleindochter rustiger gaan slapen, plaste niet meer in bed, zat beter in haar vel, ook op school en verbeterden de sociale contacten. Er is tot op heden geen terugval geweest en ik ben de behandelaars nog steeds dankbaar dat zij de EMDR therapie op mijn kleindochter hebben toegepast. - 3 - Als ik mijn oor te luister leg bij lotgenoten hoor ik in het algemeen positieve verhalen over deelname aan het onderzoek en de EMDR therapie. Natuurlijk zijn er ook minder positieve ervaringen. Vaak ging het dan over reiskosten of de afstand naar de therapeut. Soms werden de gesprekken met de therapeut als te belastend ervaren en haakte men voortijdig af. De positieve ervaringen hebben echter bij verre de overhand en als men bereid was zichzelf open te stellen en kwetsbaar op te stellen, was er veel baat bij de gesprekken met de psychotherapeut. Ook de terugkoppeling naar de onderzoekers middels het regelmatig invullen van vragenlijsten, werd niet als vervelend ervaren. Het is belangrijk dat nabestaanden hun leven na een traumatische gebeurtenis als moord, weer oppakken. Ik twijfel niet aan de levenskracht van veel nabestaanden om er zelf weer boven op te komen maar bij sommigen lukt dat echter niet op eigen kracht en dan is het heel goed dat zij in hun specifieke rouwproces nu de juiste gereedschappen kunnen worden aangereikt. Ik prijs mij dan ook gelukkig dat ik namens de drie lotgenoten organisaties ADS, VVRS en VOVK, tegenwoordig samenwerkend onder de paraplu van de Federatie Nabestaanden Geweldslachtoffers, Jos de Keijser en Mariëtte van Denderen mag bedanken voor het onderzoek dat zij hebben uitgevoerd en dat de geboden behandeling veel lotgenoten heeft geholpen en nog zullen helpen, bij hun verwerking van het verdriet en de pijn na de moord op een dierbare. Ik mag natuurlijk niet eindigen zonder Mariëtte van Denderen veel succes te wensen met haar aanstaande promotie en Fonds Slachtofferhulp te bedanken voor het subsidiëren van het wetenschappelijk onderzoek in het belang van nabestaanden van geweldslachtoffers. Dank u wel. Jan van Kleeff, voorzitter VOVK/FNG Barendrecht, 21 oktober 2014