Het Nederlandse succes in de Gouden Eeuw was voor een

advertisement
Gouden
handel
Het Nederlandse succes in de Gouden Eeuw was voor een
belangrijk deel te danken aan inventieve scheepsbouwers.
Zij ontwikkelden schepen die goedkoop bulkgoederen konden
vervoeren. De handel met deze ‘ fluiten’ op het Oostzee-gebied
leverde grote winsten op.
Door Mirjam Janssen
N
icolaes witsen was
misschien niet helemaal objectief toen hij in 1671 schreef
dat álle Europeanen de Nederlandse schepen geweldig
vonden. Maar ver zat hij er
waarschijnlijk niet naast.
De regent Witsen – hij was dertien keer
burgemeester van Amsterdam – poneerde zijn
stelling in een standaardwerk over scheepsbouw, waarin hij de Nederlandse vloot prees. Er
was op dat moment ook veel om trots op te zijn.
De vloot was in anderhalve eeuw spectaculair
gegroeid. Rond 1530 voeren er voor het gewest
Holland 300 à 400 schepen; dertig jaar later was
dat aantal verdubbeld. In de tijd van Witsen
had de Nederlandse Republiek in totaal 2000
schepen, waarvan 700 zich op de handel met de
74
Historisch Nieuwsblad · december 2014
Oostzee richtten. Met gemiddeld tien bemanningsleden per schip betekende dat werk voor
7000 personen.
Die handel wop de Oostzee draaide voor een
belangrijk deel om graan. Sinds de Middeleeuwen haalden Nederlanders met schepen rogge
en tarwe uit de gebieden rond de Baltische Zee.
Die verkochten ze in Amsterdam en aan andere
West-Europese landen, en daarmee profiteerden ze van de prijsverschillen tussen oost en
west. Deze handel was essentieel voor de
Nederlandse voedselvoorziening en vormde de
belangrijkste bron van welvaart voor Amsterdam. Raadpensionaris Johan de Witt noemde
de vaart op de Oostzee niet voor niets ‘de
moeder aller handel’ – de moedernegotie.
De Nederlanders wisten de graanhandel in
de loop van de tijd steeds beter te organiseren.
‘Botervloot’
Model van een
fluitschip Ca.
1650. Foto Scheepvaartmuseum
december 2014 · Historisch Nieuwsblad
75
76
Historisch Nieuwsblad · december 2014
houthandel een fluitschip
in scandinavië
Schilderij door Andries van Eertvelt.
Afbeelding HH/
Bridgeman Images/NMM
Liever
tarwebrood
» Serie
100 jaar NEHA
Dit artikel is het
derde uit een
serie economische artikelen
ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van het
Nederlandsch Economisch-Historisch
Archief (NEHA) in Amsterdam. Het
NEHA is in 1914 opgericht om de economische geschiedschrijving te stimuleren. Inmiddels beheert het een van
de grootste bibliotheken ter wereld op
economisch gebied.
Eerder verschenen ‘Ondernemen voor het vaderland’ (Historisch
Nieuwsblad 2014/2) en ‘De eerste
bankencrisis’ (Historisch Nieuwsblad
2014/4).
Ruim 80 procent van de graanhandel via de Sont bestond tot het
begin van de zeventiende eeuw uit
rogge. In tarwe (ongeveer 9 procent), gerst en mout (samen ongeveer 6 procent) werd veel minder
gehandeld. Maar geleidelijk veranderden de verhoudingen. Er werd
steeds meer tarwe geëxporteerd,
want de West-Europeanen kregen
een voorkeur voor tarwebrood.
Deze verandering in het eetgedrag
begon in Engeland, waar halverwege de zeventiende eeuw al de
helft van het brood met tarwe werd
gebakken.
Een eeuw later bestond een derde van de graanexport via de Sont
uit tarwe. En ook gerst en mout
werden steeds meer verscheept.
Gerst was geschikt als veevoer en
mout bleek een goede grondstof
voor bier en sterkedrank – voor Engelse gin en Nederlandse jenever.
Handelsland Nederland had belang
bij een machtsevenwicht tussen
Zweden en Denemarken. Om te
voorkomen dat een van de twee landen
te veel macht kreeg, steunde Nederland
afwisselend Zweden en Denemarken.
Bekijk een aflevering van de NTR-serie
De Gouden Eeuw hierover op
historischnieuwsblad.nl/links.
De
gelukkige
horige
Het graan dat Nederlanders uit het Oostzeegebied importeerden, werd geteeld door horigen.
Deze boeren zijn de geschiedenis in gegaan als
zielig en achter­gebleven. Maar was het echt zo
slecht met hen gesteld?
O
p grote landgoederen in onder meer
Polen, Pruisen, Estland,
Letland en Rusland werd
het graan voor de handel
met de Republiek verbouwd door horigen – een bevolkingsgroep die de geschiedenis in is gegaan als zielig en
onderontwikkeld. Zo bezien verdienden de Nederlanders hun kapitaal
over de ruggen van boeren die in achterlijkheid en rechteloosheid voortploeterden op landgoederen van
almachtige heren. Dat maakte de
Nederlandse handelaren vermoedelijk niet uit, maar als ze op de landerijen waren gaan kijken, hadden ze een andere situatie aangetroffen dan lang
is aangenomen. Want uit recent on-
derzoek blijkt dat de indruk van uitbuiting en achterlijkheid moet worden
bijgesteld.
Horigen waren hun heer pacht verschuldigd, in de vorm van geld of graan,
en moesten daarnaast een deel
van hun tijd op zijn land werken. Ook konden ze niet zomaar
vertrekken. Als ze het landgoed
wilden verlaten, moesten ze zich
uitkopen. De heer had alle
rechten – of dat was tenminste
lang de heersende opvatting.
Maar uit gedetailleerde
nieuwe onderzoeken blijkt dat
de invulling van de horigheid
per regio en per periode sterk
verschilde. Soms waren
boeren totaal onderworpen
9%
6%
85%
1600-’09
16%
62%
1700-’09
22%
13%
46%
1790-’95
Bron: The ‘Mother of all Trades’
Een van de succesfactoren was de fluit,
een scheepstype voor het vervoer van
bulkgoederen. De lange fluit ontstond
niet in één keer, maar was het resultaat
van geleidelijke aanpassingen in de
zestiende eeuw. Een beslissende stap was
te danken aan Pieter Jansz Liorne. Deze
zeer gelovige koopman en scheepsmagnaat bestelde in 1604 een paar fluiten
volgens de maten van de ark van Noach:
120 voet lang, 20 voet breed en 12 voet
hoog. Zijn tijdgenoten lachten hem uit,
want tot dan toe was de lengte-breedteverhouding van de fluit 4:1. Maar dit
vernieuwde model met een verhouding
van 6:1 bleek een prima schip, dat meer
vracht kon vervoeren met dezelfde
bemanning als de traditionele schepen.
Het ruim was bijna rechthoekig en heel
geschikt voor bulktransport.
De fluit had twee nadelen: hij was niet
elegant – de Engelsen spraken spottend
van ‘Nederlandse botervloten’ – en niet
snel. Toch werd dit type gebruikt voor
elke scheepsroute in het wereldwijde
handelsnetwerk van de Republiek. Wel
werd het per bestemming enigszins
aangepast. Schepen voor Zuid-Europa
waren bijvoorbeeld groter en voorzien
van meer wapens dan die naar de Oostzee. Voor de vaart op de Oostzee werden
fluiten met minder diepgang gebruikt
vanwege de ondiepe losplaatsen.
Doordat de schepen met relatief
weinig personeel konden worden bemand, waren de loonkosten in verhouding tot het vervoerde gewicht laag.
Vermoedelijk konden de Nederlanders
dankzij hun efficiënte schepen het graan
goedkoper vervoeren dan hun concurrenten, maar ook de betere organisatie van
de handel werkte in hun voordeel. Aan
het begin van de zeventiende eeuw waren
de Nederlandse vervoerders mogelijk tot
twee derde goedkoper dan hun concurrenten. In de loop van de eeuw liepen de
Engelsen hun achterstand in, maar in
1685 zouden Nederlanders nog altijd 10
procent goedkoper zijn geweest. Pas in de
achttiende eeuw verloor Nederland zijn
dominante positie in de Oostzeevaart. 41%
percentage rogge
percentage tarwe
percentage gerst en mout
december 2014 · Historisch Nieuwsblad
77
noorwegen
4
0O
os
t
700
- 80
sla
nd
Noordzee
Oost-Polen
Rogge-export
Tarwe-export
1751-’60
1751-’60
86%
1
2
1
3
10
n|
le
Po
65%
Polen
al 7 landg
Tota
oe
de
re
Rogge-export
Tarwe-export
1791-’95
1791-’95
6
17.000
21.000
22.000
22.500
25.500
a
al 4 landgo
ota
ed
|T
e
2
25.000
22.500
20.000
17.500
15.000
1725
1770
1825
Aantal dagen dat
een horige op het
landgoed van een
heer moest werken
Het aantal dagen
dat een horige in de
16de eeuw op het
land van een heer
moest werken ver-
schilde. Het varieerde van twee tot vier
dagen per week.
In West-Polen
werd mogelijk een
Duur van
een brief
De belangrijkste
­handelsplaats in
Polen was lange tijd
Danzig. Een brief van
of naar deze stad
kon er tussen de 11
en 51 dagen over
doen.
De brieven werden
meegegeven aan
scheepskapiteins. De
bezorging ging over
het algemeen sneller in periodes dat er
druk op de Oostzee
werd gevaren – voorjaar en zomer – en de
wind gunstig was.
Bron: The ‘Mother of all Trades’
2 dagen
groter beslag op de
horigen gelegd dan
in de rest van het
land.
3 dagen
4 dagen
Aantal dagen onderweg:
Bron: The ‘Mother of all Trades’
1
Bron: Villagers and Lords
verhouding 6:1
21.500
|
7
verhouding 4:1
1630-’40 1680
l 3 landgoe
taa
de
To
landgoeder
en
aal 19
Tot
Maz
ov
i
Schepen naar de Oostzee
De Nederlandse vloot op de Oostzee groeide in de zeventiende eeuw
razendsnel. Aan het begin van de
eeuw voeren er zo’n 400 schepen
naar de Oostzee. Aan het eind was
dat aantal verdubbeld. Het aantal
schepen op Noorwegen en Rusland
nam in deze periode licht af.
|
en
ol
-P
st
Zu
id
-
Bron: Goud uit graan
nederland
Danzig
W
e
50
No
or
d
32-35
Noo
rdRu
1651-’60
Koningsberg
gen
rwe
Noo
0
35
wegen
Noor
300
Tarwe-export
1651-’60
55%
1699
1610
Rogge-export
Oostzee
n
re
Historisch Nieuwsblad · december 2014
e
ze
Amsterdam
Bron: Goud uit graan
78
e
nd
ze
st
sla
o
u
O
-R
00
1630-’40
totale werk­
gelegenheid
1610-1825 in de
koopvaardij
De overzeese handel binnen en buiten Europa leverde
veel werkgelegenheid op. Vooral in
de 17de eeuw.
Riga
n
Als de oogst
mislukte, wisten
horigen dat de
landheer hen te
hulp zou schieten
letland
Rogge- en tarwe-export
per stad in procenten
De handel op de Oostzee verschoof in de
loop der jaren. Het belang van Danzig nam
af, terwijl Koningsberg en Riga juist opkwamen als graanexporteurs.
n
re
aan een meedogenloze heer, maar vaak
ook niet. In de praktijk hadden ze dikwijls rechten en konden ze protesteren
tegen een eventuele slechte behandeling.
En in geen enkel gebied in Oost-Europa
bestond de boerenstand helemaal uit
horigen, want veel boeren waren helemaal niet gebonden aan hun heer. Ze
waren vrij om te gaan waarheen ze
wilden.
In de late Middeleeuwen was de
horigheid zelfs grotendeels verdwenen.
Maar vanaf de vijftiende eeuw vond een
belangrijke omslag plaats, als gevolg van
een sterk toegenomen vraag uit WestEuropa naar landbouwproducten. Zowel
de steden als de landheren in Oost-Europa wilden verdienen aan die toegenomen
vraag en de landheren wonnen de slag
door de horigheid te herintroduceren.
Door in deze dunbevolkte, Oost-Europese gebieden veel arbeidskrachten aan zich
te binden, zaten de landheren de steden
flink dwars. Die konden daardoor moeilijker uitbreiden en handeldrijven. De
heren konden zover gaan, doordat het
centraal gezag in Oost-Europa veel
zwakker was dan in West-Europa.
Volgens de nieuwe opvattingen over
horigheid had de herinvoering van dit
systeem niet alleen voordelen voor de
heer, maar ook voor de boeren. Horigheid bood hun namelijk zekerheid. Als de
oogst mislukte, of als de prijzen opeens
scherp daalden, konden ze ervan uitgaan
dat de landheer hen te hulp zou schieten
– hij had er immers niets aan als de
boeren verkommerden. Daardoor durfden de boeren ook zelf te handelen in het
graan dat ze na een goede oogst overhiel-
53%
Export vanuit:
Danzig
Koningsberg
Overige, onder andere Riga
van Delft naar Danzig
van Danzig naar Delft
4 aug 1580
8 feb 1583
31 mrt 1585
11 nov 1583
10 feb 1586
26 jun 1588
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
Infographic: Erik Flokstra, Pixels&inkt
ISBN 9789401903202
DE BOSATLAS
VAN DE GESCHIEDENIS VAN NEDERLAND
Nu tijdelijk:
€ 99,95
i.p.v. € 119,95
afhankelijk Horigen in Oost-europa buigen voor hun heer Afbeelding
Regionaal Museum, Torún
‘Serfs and the city: market conditions, surplus extraction institutions
and urban growth in the Kingdom of
Poland, 1500-1772’ (2013), een paper
van Mikolaj Malinowski, gaat in op de
economische relatie tussen horigheid
en de ontwikkeling van steden. Gepresenteerd tijdens het PEG-seminar
van de Rijksuniversiteit
Groningen.
› 576 pagina’s met meer dan 1500 kaarten
en beelden
› Over hunebedden, het Romeinse Rijk,
Vikingen, ontdekkingsreizen, VOC, Napoleon,
de Eerste en Tweede Wereldoorlog,
watersnoodramp, vredesoperaties en
nog honderden andere onderwerpen
Een helder overzicht van
alle theorieën over horigheid biedt Markus Cerman, Villagers and Lords
in Eastern Europe, 1300-1800 (2012).
Hij rekent af met de voorstelling dat
horigen altijd achterlijk en zielig zouden zijn geweest.
› Aandacht voor cultureel erfgoed:
ca. 1000 historische plekken in kaart gebracht
› Schitterende foto’s van Karel Tomeï
Geldig: t/m 31-12-2014
Ga naar historischnieuwsblad.nl/bosatlas
De Tachtigjarige Oorlog
in woord en beeld
HN_HN11_2014 60
50_HN10_adv.indd 50
De Opstand in de Nederlanden 1568-1648
geeft een aantrekkelijk en compleet
overzicht van een van de spannendste
tijdvakken uit de vaderlandse geschiedenis. De ingewikkelde politieke, sociale en
religieuze oorzaken van de Opstand en
de scheiding van de Noordelijke en
Zuidelijke Nederlanden worden door
Anton van der Lem op heldere wijze
toegelicht.
3 19,95
isbn 978 94 6004 192 1
paperback, 252 pagina’s
www.vantilt.nl
» meer lezen
21-10-14 13:32
16-09-14 12:50
den. Ze verkochten het op lokale markten, waardoor de inwoners van de steden
ook te eten hadden. In een harde ‘kapitalistische’ situatie zouden de boeren
daartoe minder geneigd zijn geweest; dan
hadden ze het extra graan zelf gehouden
voor slechtere tijden of alleen voor eigen
gebruik geproduceerd.
Als horigen wisten ze dat ze na een
misoogst altijd zaaigoed konden krijgen
uit de opslagplaats van hun heer. Situaties als in West-Europa, waar boeren na
een misoogst van pure ellende soms ook
hun zaaigoed opaten en dan helemaal
Er waren
regelmatig
opstanden van
boeren die hun
corvee niet wilden
vervullen
niet meer verder konden, werden zo
voorkomen.
Dat wil niet zeggen dat het OostEuropese systeem alleen maar voordelen
had. In perioden van hoogconjunctuur
had horigheid een remmend effect,
doordat de boeren niet de hele tijd voor
zichzelf werkten. Ze hadden immers
corveediensten op het land van hun heer.
De heren klaagden bovendien veelvuldig
dat de horigen op die dagen slecht hun
best deden, en er waren regelmatig
opstanden van boeren die hun corvee
niet wilden vervullen. Over het geheel
genomen was de productiviteit van de
boeren in Oost-Europa lager dan in
West-Europa, al waren er grote regionale
verschillen.
De vraag is hoe het eenzijdige beeld
van horigheid heeft kunnen ontstaan.
Mogelijk is het een gevolg van een
staaltje framing: rond 1800 werd in
Oost-Europa het landbouwsysteem
onder invloed van de verlichtingsdenkers
veranderd. De vernieuwers hadden er
belang bij de oude situatie erg negatief
voor te stellen. Zij stelden het voor alsof
Milja van Tielhof schreef
twee standaardwerken
over de handel op de
Oostzee: De Hollandse
graanhandel, 1470-1570
(1995) en The ‘Mother of all Trades’.
The Baltic Grain Trade in Amsterdam
from the Late 16th to the Early 19th
Century (2002).
Onder redactie van
Remmelt Daalder verscheen Goud uit Graan.
Nederland en het Oostzeegebied 1600-1850 (1998).
De handel met het Oostzeegebied
bracht meer op dan de VOC-handel.
Wilt u weten hoe dat zit? Op
historischnieuwsblad.nl/links vindt u
artikelen uit ons archief over onder meer
een Hollandse scheepsbouwer in Rusland
en het Amsterdam uit de Gouden Eeuw.
In 2009 werden voor de Zweedse
kust twee Nederlandse schepen uit
de zeventiende eeuw gevonden. Bekijk
ze op historischnieuwsblad.nl/links. Daar
vindt u ook een achtdelige serie van de
NTR over de Moedernegotie.
de horigen ongelukkig, lui en koppig
waren door het systeem waarin zij moesten werken. Latere generaties hebben dit
beeld wellicht al te makkelijk overgenomen. Met dank aan Mikolaj Malinowski.
december 2014 · Historisch Nieuwsblad
81
Download