Schonenberg, netwerker of pion? Diplomatieke netwerken in 17de-eeuws Spanje Naam: Machteld van Weede Cursus: Internationale betrekkingen in de vroegmoderne tijd Studentnummer: 3588513 Begeleider: D. M. L. Onnekink Einddatum: 27-1-2015 1 Inhoudsopgave Inleiding…………………………………………………………………………………................................blz. 3 Hoofdstuk 1: De contacten van Europese joden in de zeventiende eeuw …….......blz. 6 Schonenberg, een korte introductie Historische context Hofjoden Joods netwerk? Economische band Patronageband Familieband Hoofdstuk 2: De correspondentie van Schonenberg……………………………..……….blz. 12. Aanstelling van Franciscus van Schonenberg Verhoudingen Economische band Patronage band Familieband Vergelijkende analyse Hoofdstuk 3: Conclusie …………………………………………………………………………………blz. 26. Bronnen en literatuur …………………………………………………………………………………...blz. 27. 2 Inleiding ‘ Netwerkanalyse draagt bij aan historisch onderzoek. Er is te weinig van opgenomen in de bestaande literatuur, terwijl deze methode het beste werkt om het historische proces van sociale veranderingen te beschrijven.’1 Sinds 1670 onderhouden de meeste Europese staten al permanente diplomatieke betrekkingen met elkaar.2 De diplomatieke verhoudingen tussen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en Spanje kwamen in 1656 op gang. In 1665 zetelde er voor het eerst een Nederlandse ambassadeur in Madrid. 3 Franciscus van Schonenberg was een Nederlandse diplomaat uit een joodse familie, en leefde van 1653 tot 1717. Hij werd aangesteld als extraordinaris envoyé4 in Madrid op 15 juli 1680.5 Zijn belangrijkste taak aan het hof van de Spaanse koning was om te corresponderen met zijn opdrachtgever in de Republiek, stadhouder Willem III (1650-1702).6 Tot in de laatste decennia van de zeventiende eeuw was de correspondentie tussen gezanten van de Republiek onderling nog niet ver ontwikkeld. Gezanten probeerden los van elkaar zaken te bereiken, en zetten hun verdere contacten niet in.7 Dit veranderde met het uitbreken van de Negenjarige Oorlog ( 1688-1697). De Franse vorst Lodewijk XIV rukte op en claimde buitenlands territorium, waarop de anti-Franse mogendheden ( waaronder de Republiek) hun krachten bundelden. Lodewijk XIV beschouwde deze samenspanning als een agressieve coalitie, en hij verklaarde de Republiek de oorlog in november 1688. 8 Het is door de dreigende ondergang van de Republiek, en door de verschuiving van het machtsevenwicht, dat de onderlinge betrekkingen tussen de gezanten van de Republiek 1 M. Emirbayer, en J. Goodwin, ‘Network Analysis, Culture, and the problem of Agency’ in: American Journal of Sociology, Vol. 99, n. 6 (Chicago 1994) 1412. [ vrij vertaald] 2 H. Scott, Diplomatic culture in old regime Europe in: Scott, H. (ed.), Cultures of Power in Europe during the Long Eighteenth Century, (Cambridge 2007) 70. 3 J. Heringa, De Eer en Hoogheid van de staat , (Groningen 1961) 531. 4 Extraordinaris envoyé (ook wel buitengewoon gezant) is een vertegenwoordiger die anders dan de normale gezant ceremoniële bijeenkomsten mocht bijwonen en rechtshandelingen kon verrichten. uit: J.C.M. Pennings en T.H.P.M. Thomassen (red.), Archieven van Nederlandse gezanten en consuls tot 1813 (Den Haag 1994) 14. 5 O. Schutte, Repertorium der Nederlandse vertegenwoordigers, residerende in het buitenland 1584-1810 ( Den Haag 1976) 298. 6 J. Pennings en T. Thomassen, Archieven van Nederlandse Gezanten en Consuls tot 1813, (Den Haag, 1994) 47. 7 J. Pennings en T. Thomassen, Archieven van Nederlandse Gezanten en Consuls tot 1813, 63. 8 J. Black, European International Relations 1648-1815, ( Hampshire 2002) 97-100. 3 toenamen. Onder raadspensionaris Anthonie Heinsius zou zich zelfs een diplomatennetwerk gaan ontwikkelen, die uitvoerig met elkaar correspondeerden. 9 Over vroegmoderne diplomatennetwerken in het algemeen en specifiek in de Republiek is echter weinig geschreven. Studies naar de context en aard van diplomatieke relaties in de vroegmoderne geschiedenis zijn vrij recent. Dit komt doordat er vanouds een traditionele visie heerste waarin het handelen van diplomaten slechts in het licht van de algemene politieke en militaire geschiedenis werden gezien. 10 Dit onderzoek is gericht op de opkomst van diplomatennetwerken in de vroegmoderne geschiedenis. De correspondentie van diplomaten kan een interessant licht werpen op de politieke geschiedenis van vroegmodern Europa, vooral omdat het laat zien hoe groot de invloed van individuen was op politieke en economische besluiten. Concreet wil ik me verdiepen in de correspondentie van de joodse diplomaat Franciscus van Schonenberg. Het is bijzonder interessant deze gezant te bestuderen, omdat hij zich in de joodse entourage van stadhouder Willem III bevond en graag gebruik maakte van diens relatienetwerken, aldus historicus David Roorda.. 11 Mijn onderzoeksvraag luidt: was er in de diplomatieke uitwisselingscontacten van Schonenberg al sprake van een georganiseerd netwerk? Een antwoord op deze vraag geeft ons meer inzicht in de machtsverhoudingen binnen een vroegmodern hof zoals die van Willem III. Ik richt mij op zijn laatste jaren als extraordinaris envoyé, van 1690 tot 1700. De reden hiervoor is dat de meeste correspondentie van gezanten gedurende dit decennium plaatsvindt. Om een netwerkanalyse uit te voeren moet eerst het concept ‘netwerk’ afgebakend worden. Ik beperk me in deze scriptie tot de volgende definitie: Een netwerk van een persoon bestaat uit contacten die helpen bij de totstandkoming, het behoud en de ontwikkeling van zijn carrière. Er zijn door historici John Padgett en Christopher Ansell relatieverbanden opgesteld die veel kunnen zeggen over het netwerk van een individu12. 9 J. Pennings en T. Thomassen, Archieven van Nederlandse Gezanten en Consuls tot 1813, 36. 10 R. Adams, R. Scott e.a. ‘ Diplomacy and early modern culture’ ( Londen 2010) 7. 11 D. Roorda, Rond prins en patriciaat : verspreide opstellen, (Weesp 1984) 148. 12 F. Padgett, C. Ansell, ‘Robust Action and the Rise of the Medici, 1400-1434’ in American Journal of Sociology, vol. 98, (1993) :1259-1319. Zij gebruikten deze methode om de opkomst van de Medici in vroeg 15de eeuws Florence te verklaren. 4 Deze relatieverbanden wil ik toepassen op het netwerk van Schonenberg om erachter te komen hoe belangrijk elk netwerk was voor de ontwikkeling van zijn carrière. Ze zijn onder te verdelen in drie categorieën: Ten eerste de patronageband, welke de afhankelijkheidsrelatie tussen werknemer en werkgever beschrijft. In mijn onderzoek richt ik me op de patronageband tussen Schonenberg en prins van Oranje, stadhouder Willem III (1650-1702). in hoeverre had Schonenberg, in deze onderdanige positie, invloed op de ontwikkeling van zijn carrière? Hij stond in een patronageverhouding met zijn opdrachtgever Willem III, de StatenGeneraal en raadspensionaris Anthonie Heinsius (1641-1720). Hoe verhielden zij zich tot elkaar? Hierbij gebruik ik het archief Oranje Nassau. 13 Ten tweede de economische band. Ik zet de economische band tussen Schonenberg en de Nederlandse kooplieden uiteen. Waren deze connecties van belang voor de ontwikkeling van zijn carrière? Hierbij gebruik ik het Nationaal Archief. 14 Ten derde de familieband, de contacten binnen zijn familie. Waren deze connecties van belang voor zijn carrière? Hiervoor gebruik ik secundaire literatuur, te weten ‘ The belmont-belmonte family’15 en ‘Rond prins en patriciaat: verspreide opstellen16. Om het netwerk van Schonenberg nog beter in kaart te brengen maak ik in hoofdstuk twee ook een vergelijkende analyse: ik kijk naar de correspondentie van zijn voorganger Coenraad van Heemskerck, extraordinaris envoyé in Madrid van 1680 tot 1686 en naar de correspondentie van zijn collega Pieter Battier, extraordinaris envoyé van 1686 tot 1690 in Madrid. Zijn in hun correspondentie ook bovengenoemde relatiebanden te ontdekken? 13 Archives ou correspondance inédite de la maison d’Oranje Nassau (http://resources.huygens.knaw.nl/retroboeken/archives) Vanaf nu zal ik hieraan refereren als Archief Oranje Nassau 14 Nationaal Archief, Den Haag, Schonenberg, 1678-1702, nummer toegang 1.02.04, inventarisnummer 26. 15 R. Gottheil, The Belmont-Belmonte family: a record of 400 years, ( New York 1917). 16 D. Roorda, Rond prins en patriciaat : verspreide opstellen,( Weesp 1984). 5 H1: De contacten van Europese joden in de zeventiende eeuw Als Franciscus van Schonenberg twee eeuwen eerder had geleefd, lag er voor hem in Spanje geen diplomatieke carrière in het verschiet. Komend uit een joodse familie zou hij ten prooi zijn gevallen aan de inquisitie, of zelfs verbannen worden. In het Spanje van de vijftiende eeuw werd het joden onmogelijk gemaakt hun beroepen uit te oefenen. Toch krabbelde de Joodse bevolking in Spanje weer op in twee eeuwen tijd, en zien we ze in de zeventiende eeuw op prominente plekken in de Europese samenleving terugkomen. 17 Het was vanwege hun contacten dat joden in het algemeen interessant werden voor bestuurders, en ik stel dat het door hun contacten is ( zowel door hun economische- als familiebanden) dat joden in Europa zich zo hebben weten op te werken tot invloedrijke joden aan Europese hoven. In dit hoofdstuk zet ik uiteen waarom joden zo gewild waren aan het hof, en behandel ik drie joden die onmisbaar waren voor Willem III. Maar alvorens dit te doen introduceer ik Franciscus van Schonenberg, en ga ik in op zijn geschiedenis. Franciscus van Schonenberg, een korte introductie. Franciscus van Schonenberg werd geboren in 1653, en was de zoon van Bartholomeu de Schonenberg, die koopman was in Lissabon en Amsterdam. Zijn moeder heette Violanta, ook wel Sara Carvalho genoemd. Hij stamde af van een joodse familie. Schonenberg bracht zijn jeugd door in Lissabon en leefde de rest van zijn leven afwisselend in Lissabon en Madrid. 18 Zijn carrière als diplomaat begon in januari 1680, toen stadhouder Willem III hem benoemde tot extraordinaris envoyé in Madrid. 19 Hij kreeg deze baan door een familieconnectie. Baron Manuel de Belmonte ( … -1705) was een familielid van Schonenberg, en woonde in Amsterdam. Deze relatie, die onderdeel was van de informele contacten van Schonenberg, was dus van essentieel belang voor zijn carrière. De baron had al een zekere autoriteit en aanzien in de stad Amsterdam, hij was 17 M. Thulin, ‘Jewish Networks’, in European History Online [EGO] ( Mainz 2010) 20. http://ieg-ego.eu/en/threads/european-networks/jewish-network 18 R. Gottheil, The Belmont-Belmonte family: a record of 400 years, 46. 19 O. Schutte, Repertorium der Nederlandse vertegenwoordigers, residerende in het buitenland 1584-1810 , 393. 6 namelijk vanaf 1674 al gezant van de koning van Spanje in de Nederlandse Republiek en had dus veel connecties en geld, welke hij deelde met zijn ‘neefje’. 20 (De woorden ‘uncle’ en ‘nephew’ in de primaire literatuur behoeven niet te duiden op familiebetrekkingen, vaak werden de termen gebruikt om een relatie in zijn breedste zin te gebruiken. In dit geval was er wel sprake van een familieband, want Schonenberg heette eigenlijk Jacob Abraham Belmonte, zijn naam is vertaald. 21 ) Willem III en Manuel de Belmonte waren bekenden van elkaar, en Willem III koesterde zelfs warme gevoelens voor de baron. Om deze reden is Schonenberg mogelijk aangesteld als diplomaat in Madrid. 22 Schonenberg zou de functie van extraordinaris envoyé behouden tot 1687. 23 Deze functie behelsde meer dan informatievoorziening alleen. Alle envoyé’s werden geacht de goede betrekkingen tussen vorsten te onderhouden, maar de extraordinaris envoyé mocht ook ceremoniële bijeenkomsten bijwonen en rechtshandelingen verrichten. 24 Op 10 maart 1690 werd Schonenberg benoemd tot zaakgelastigde van de Republiek in Madrid, de belangen van de Staten-Generaal moesten door de diplomaat tijdelijk beschermd worden. 25In datzelfde jaar werd hij extraordinaris envoyé van Engeland. Bij het uitbreken van de Spaanse successieoorlog in 1702 zocht Schonenberg zijn toevlucht in Portugal, waar hij ook een diplomatieke functie uitoefende, die van minister plenipotentiaris.26 Schonenberg stierf in Portugal, op 13 maart 1717. 27 Historische context: de ontwikkeling van de positie van Joden in de Spaanse samenleving In 1492 werden de joden door koning Ferdinand van Aragón ( 1452-1516) van het Spaanse vasteland verbannen. Ook de Portugese joden zouden slachtoffer worden van de uitsluitingspolitiek van hun vorst, in 1497 werden zij bannelingen. Volgens historica Mirjam Thulin namen de handelscontacten van de Sefardische joden hierdoor juist toe.28 20 R. Gottheil, The Belmont-Belmonte family,48. Idem. 22 R. Gottheil, The Belmont-Belmonte family, 54. 23 O. Schutte, Repertorium der Nederlandse vertegenwoordigers, 393. 24 J. Pennings en T. Thomassen, Archieven van Nederlandse Gezanten en Consuls tot 1813, 14. 25 J. Pennings en T. Thomassen, Archieven van Nederlandse Gezanten en Consuls tot 1813, 15. 26 Minister plenipotentiaris betekent letterlijk gevolmachtigde minister. Dit was de hoogste diplomatieke functie. Uit: J. Heeringa,, De Eer en Hoogheid van de Staat, (Groningen 1961) 28. 27 O Schutte, Repertorium der Nederlandse vertegenwoordigers, 393. 28 Sefardische joden zijn joden met een Spaanse, dan wel Portugese achtergrond, in: M. Thulin,’ Jewish Networks’, in EGO, 19. 21 7 Over de handelspositie van deze verbannen joden schrijft Thulin: ‘Even though they were forbidden to step into Spanish soil, they maintained contacts with the merchants of the Iberian Peninsula while forming new relationships with the America’s. The expulsion forced jewish merchants to build up new centres of trade in England, the Netherlands, Italy and France and to learn new languages in addition to Spanish, Portugese (…) ‘ 29 Ook historicus Jonathan Israel erkent deze bijzondere ontwikkeling. Hij trekt de lijn door naar alle joden in West-Europa: de joden ondergingen volgens hem in de zestiende eeuw een grote sociale verandering. De omwenteling van uitsluiting naar herintegratie is te dateren rond het jaar 1570, en tussen 1650 en 1713 zouden de Joden zelfs de grootste invloed op het westen tot dan toe hebben. 30 Hij verklaart deze positieverandering door de opkomst van het protestantisme, die de bestaande scheidslijnen tussen groepen en de traditionele denkbeelden over staat en samenleving volledig op zijn kop zette. 31 De .filosoof Yirmiyahu Yovel is het eens met Israel dat er zich een emancipatieproces aftekende wat betreft de positie van joden in de zestiende eeuw, maar hij stelt dat in Spanje de joden in deze tijd al geassimileerd waren in de katholieke samenleving. 32 De diplomatieke functie die Schonenberg uiteindelijk zou bekleden in de zeventiende eeuw in Spanje was volgens Israel niet meer uniek. Wel meer Portugese en Spaanse joden bekleden in de zeventiende en achttiende eeuw invloedrijke posities bij Europese vorsten, en waren actief op diplomatieke en economische gebieden. 33 Dit zou kunnen komen door hun commerciële connecties. 34 Echter, in Spanje was het nog steeds risicovol om het Joodse geloof openlijk uit te dragen. Al in de de zestiende eeuw was er binnen het jodendom volgens Jonathan Israel een onderscheid te maken tussen de ‘marraan’ en de jood. De marraan was een afstammeling van de Joden die in 1492 waren verdreven, maar zich voor de buitenwereld bekeerd had. De ‘marraan’ was dus voor de 29 M. Thulin ’ Jewish Networks’, in EGO, 19. J. Israel, De Joden in Europa 1550-1750, (Franeker 2003) 11. 31 J. Israel, De joden in Europa 1550-1750, 11. 32 Y. Yirmiyahu, Spinoza and other heretics: the marrano of reason, ( Oxford 1989) 19. 33 J. Israel, De joden in Europa, 48. 34 J. Israel, De joden in Europa, 49. 30 8 buitenwereld christelijk, maar behield het Joodse geloof. 35 Schonenberg viel zelf in deze categorie. 36 Hofjoden Door Europese bestuurders werden joden in de loop van de zeventiende eeuw in toenemende mate getolereerd, maar slechts als ze van politieke en economische waarde bleken te zijn werden er hoffuncties toegekend. De ‘hofjoden’ konden vaak goed uit te voeten komen in zo’n politieke omgeving. Ze vervulden allerlei functies. Joodse bankiers, distributeurs en adviseurs stabiliseerden de uitgaven van het hof en waakten over het nationale budget. 37 David Roorda spreekt hier ook over. Hij stelt dat absolutistische vorsten, vooral in de mercantilistische periode, voor economische aangelegenheden liever een jood hadden dan iemand anders. Hij zou een economisch netwerk hebben dat los stond van de gildes. 38 Maar niet alleen hun commerciële connecties maakten joden aantrekkelijk voor bestuurders. Joden hadden andere kwaliteiten, die het bijvoorbeeld voor stadhouder Willem III aantrekkelijk maakte hen in dienst te nemen als diplomaat. Onder zijn leiding ontwikkelde de diplomatie in de Republiek zich tot een functioneel diplomatiek apparaat, en tevens was het onder zijn regime dat Schonenberg zijn correspondentie schreef. 39 Kijkend naar de relatie tussen het Huis van Oranje en de joodse groep kan er vastgesteld worden dat er al vroeg een hechte relatie tussen beiden aanwezig was. 40 Dit kwam omdat de tolerantiegedachte in de Republiek ten opzichte van andersgelovigen veel sneller tot uiting kwam dan in andere landen. 41 Willem III was erg begaan met het lot van de joden in de Republiek, en verdedigde hun belangen zelfs ten koste van zijn goede betrekkingen met zijn anti-Franse bondgenoten tijdens de Negenjarige Oorlog, te weten Spanje en Engeland. 42 Waarom achtte de stadhouder joden ertoe in staat hoffuncties te vervullen, en geschikt te zijn voor de diplomatie? 35 J. Israel, De joden in Europa, 13. R. Gottheil, The Belmont-Belmonte family, 48. 37 M. Thulin, ‘ Jewish networks’, in EGO, 20. 38 D. Roorda, Rond prins en patriciaat, 147. 39 J. Pennings en T. Thomassen, Archieven van Nederlandse Gezanten en Consuls tot 1813, 9. 40 D. Roorda, Rond prins en patriciaat, 143 41 Idem. 42 D. Roorda, Rond prins en patriciaat, 146. 36 9 Ten eerste had Willem III een specifieke voorkeur voor hofjoden omdat zij weinig gebonden waren aan het land in kwestie of aan de instellingen van het desbetreffende land. De vriendschapsband die Willem III voelde bij zijn medewerkers was cruciaal. Op basis van deze vriendschapsband werden er door de stadhouder diplomatieke functies vergeven. David Roorda zegt hierover: ‘” De favoriet kon bij Willem III altijd meer bereiken dan de partijman, de Statenman, de toegewijde ambtenaar” 43 Als de stadhouder mensen nodig had voor zijn buitenlandse politiek, dan zocht hij zelf zijn mensen uit. Willem III onderwierp hen daarbij niet aan een ingewikkelde bureaucratie, integendeel. De diplomaten mochten hun correspondentie met andere diplomaten zelfstandig onderhouden. Het enige wat telde was dat de diplomaat aan hem was toegewijd en hem hielp zijn internationale politiek uit te voeren.44 Ten tweede leenden joden zich makkelijk voor de diplomatie. Dit kwam niet zozeer voort uit hun nationale gezindheid, maar uit hun internationale oriëntatie. 45 Deze internationale oriëntatie was volgens Thulin gefundeerd op familiebanden: ‘ As representatives, Court jews communicated Jewish interests to the rulers and acted as advocate for individual Jews or entire (jewish) congregations.’ 46 Belangenbehartiging van de joodse gemeenschap speelde dus ook een rol bij de keuze van hofjoden om diplomaat te worden. Ten derde waren joden welbespraakt, wat in een diplomatieke functie erg nuttig was. De gangbare diplomatieke voertaal was het Frans, maar Nederlandse diplomaten werden geacht in meerdere talen te kunnen corresponderen. De diplomaat kon zich zelden alleen in zijn moedertaal uitdrukken. 47 Joden hadden deze talenkennis. 48 Vanuit hun verleden als ballingen was deze groep toch al gewend zich aan te passen aan talen van andere landen. In de joodse entourage van Willem III waren er vier hofjoden van wie bekend zijn dat zij invloedrijk zijn geweest voor het functioneren van de stadhouder en zijn gevolg: 43 D. Roorda, Rond prins en patriciaat, 149. D. Roorda, Rond prins en patriciaat, 150. 45 D. Roorda, Rond prins en patriciaat, 148. 46 M. Thulin, ‘ Jewish networks’, in EGO, 20. 47 J. Pennings en T. Thomassen, Archieven van Nederlandse Gezanten en Consuls tot 1813, 38. 48 J. Israel, De joden in Europa, 49. 44 10 Ten eerste het duo Machado en Pereira49, die in Duitsland, de Zuidelijke Nederlanden en Ierland brood ronselden voor de soldaten van Willem III. 50 Ten tweede Franciscus van Schonenberg, wiens contacten met Willem III ik in hoofdstuk twee uitgebreid uiteenzet. Tenslotte de baron Francisco Lopez Suasso. Hij kwam uit een Sefardische bankiersfamilie die zich in de late zeventiende eeuw in Amsterdam had gevestigd. Suosso schonk Willem III twee miljoen, waarmee de stadhouder in 1688 zijn roemrijke revolutie in Engeland wist te bekostigen en zo koning van Engeland werd. 51 Joods netwerk? Volgens Roorda moet het ‘ haast wel tot het antwoord leiden dat er toen al internationale relatienetwerken hebben bestaan, en dat de joodse entourage van Willem III die wist te gebruiken.’52 Er was een joods netwerk. Zowel de economische- als de familiebanden droegen bij aan de totstandkoming en het behoud van de carrière van hofjoden. Thulin en Israel beamen de conclusie van Roorda in hun werken. Zoals gezegd, het economisch netwerk van joden was een van de redenen dat ze uitgekozen werden om te werken aan de Europese hoven. Ook familieconnecties speelden een rol. De belangenbehartiging van de Joodse gemeenschap was een de drijfveren van joden om diplomaat te worden. Tenslotte was de patronageband ook van belang, zoals de patronageverhouding tussen Francisco Lopez Suasso en Willem III aantoont. Ze waren elkaar goed gezind, Suasso hielp zijn werkgever koning te worden, en in ruil daarvoor kreeg de hofjood een vergoeding. 53 49 De voornamen van dit duo zijn niet bekend. D. Roorda, Rond prins en patriciaat, 143. 51 J. Israel, The Anglo-Dutch moment: essays on the Gorious Revolution and its word impact, ( Cambridge 1991) 440. 52 D. Roorda, Rond prins en patriciaat, 148. 53 J . Israel, The Anglo-Dutch moment: essays on the Gorious Revolution and its word impact, 440. 50 11 Hoofdstuk 2: De contacten van Schonenberg In dit hoofdstuk bespreek ik ten eerste de diplomatieke taken die Schonenberg als extraordinaris envoyé had aan het hof van Spanje. Daarnaast bekijk ik de correspondentie van Schonenberg, en bepaal ik welke van zijn contacten nuttig zouden kunnen zijn voor zijn carrière. Vervolgens ga ik in op de verhoudingen tussen Schonenberg en de kooplieden, Willem III en zijn familie. Ik zal deze contacten kort introduceren, om vervolgens hun band met Schonenberg uiteen te zetten. Daarna bekijk ik of de drie relatieverbanden destilleerbaar zijn uit mijn geselecteerde contacten van Schonenberg, en in hoeverre deze hem verder hielpen in zijn carrière. Tenslotte maak ik met de vergelijkende analyse het argument dat hofjood Schonenberg, als extraordinaris envoyé in Madrid eind zeventiende eeuw, uniek was in zijn uitgebreide netwerk. Aanstelling van Schonenberg, zijn functies In 1680 trad Schonenberg in functie aan het Spaanse hof. De Spaanse koning Karel II (1661-1700) maakte daar de dienst uit. Het was een gebruik dat de diplomaat bij aankomst geïnstalleerd werd aan het desbetreffende hof. In het Spanje van de zeventiende eeuw werd de buitenlandse diplomaat onthaald met eerbewijzen. De installatie zelf vond vaak vele weken later plaats. Bij deze installatie presenteerde de vreemde gezant zich aan het Spaanse volk. .54 Direct bij aankomst, na de installatie aan het Spaanse hof, kreeg Schonenberg al onenigheid met Karel II en zijn gevolg. De voor Schonenberg aangestelde secretaris zou zijn schulden niet hebben betaald, en was om die reden vastgezet. Schonenberg kwam verhaal halen en zou daarbij ‘eenige uitdrukkingen gebruikt hebben die men strijdig achtte met den eerbied die hij aan de koning verschuldigd was.’ 55 Om deze reden is hij volgens het naslagwerk Biografisch woordenboek der Nederlanden een aantal dagen verbannen uit Madrid. Schonenberg keerde echter snel weer terug naar het Spaanse hof. 56 In 1695 zou zijn ballingschap 54 J. Heringa, De Eer en Hoogheid van de staat , 163-165. P. Blok en P. Molhuysen (red.), Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek I-X (Leiden 1911-1937) 407. 56 Idem. 55 12 langer duren, hij werd vijf jaar lang het land uitgezet wegens geldconflicten met het hof. 57 Andere bronnen wijzen erop dat Schonenberg mogelijk slachtoffer is geworden van een Fransgezinde fractie aan het hof, en is hij om die reden verbannen. Pas in 1700 kon Schonenberg zijn functie als extraordinaris envoyé weer oppakken.58 De eerste en meest essentiële functie van de extraordinaris envoyé was het vertegenwoordigen van de vorst en het verstrekken van informatie59. Schonenberg stond in druk contact met zijn lastgevers door middel van diplomatieke brieven, waarin informatie verstrekt werd over politieke en economische zaken. Ook schreef hij persoonlijke brieven naar familieleden, welke ik helaas niet heb kunnen transcriberen. 60 Het lijkt er dus op alsof Schonenberg een goed lopend netwerk onderhield. Maar vele brieven werden niet eens beantwoord. Hierover klaagt Schonenberg zelf. 61 De tweede functie was de onderdanen van de vorst bescherming te bieden en diens belangen bewaken, 62 en als zaakgelastigde van de Republiek werd Schonenberg ook geacht de belangen van de Staten-Generaal te vertegenwoordigen. 63 Daarnaast werd hij geacht op de hoogte te zijn van de politieke en economische situatie van Spanje. Tenslotte moest hij van onderhandelingen tussen de Spaanse regering en andere diplomaten op de hoogte zijn, en hierop in kunnen spelen. 64 De correspondentie van Schonenberg De correspondentie van Schonenberg tussen 1690 en 1700 was omvangrijk. Bij het bestuderen van het archief van Schonenberg vallen twee zaken op. Ten eerste de grote hoeveelheid aan particuliere correspondentie, en ten tweede het gebrek aan officiële correspondentie met de Staten-Generaal. Er zijn maar enkele stuk archiefstukken waarin de griffier van de Staten-Generaal en Schonenberg direct met elkaar 57 D. Roorda, Rond prins en patriciaat, 153. D. Roorda, Rond prins en patriciaat, 154. 59 J. Pennings en T. Thomassen, Archieven van Nederlandse Gezanten en Consuls tot 1813, 14. 60 NL-HaNA, Schonenberg, 1.02.04, inv.nr.11. 61 C. Cole, Memoirs of Affairs of State containing letters written by ministers employed in foreign negotiations from the year 1697, to the latter end of 1708, (Londen, 1733) 399. 62 J. Pennings en T. Thomassen, Archieven van Nederlandse Gezanten en Consuls tot 1813, 14. 63 Roorda, Rond prins en patriciaat, 151. 64 J. Pennings en T. Thomassen, Archieven van Nederlandse Gezanten en Consuls tot 1813, 20. 58 13 corresponderen. 65 Er was veel meer contact tussen Schonenberg en zijn collegadiplomaten. 66 De onderlinge correspondentie tussen gezanten van de Republiek nam dus werkelijk toe door toedoen van de Negenjarige Oorlog, zoals besproken in de inleiding. Nu richt ik me binnen zijn correspondentie niet op deze relaties, maar op de economische, patroon- en familierelaties. Deze zijn ook terug te vinden in het Nationaal Archief. De economische banden van Schonenberg bestonden uit zijn contacten met kooplieden. Hij onderhield contacten met de kooplieden Lucas Suitquer en Everard Burgert. 67Deze briefwisseling zet ik later uiteen. Ook correspondeerde hij met Pieter Schilthouwer, die koopman was in Bilbao. Tenslotte had hij contact met de koopman Gijsberto Moons. 68 De belangrijkste patronagecontacten van Schonenberg bestonden uit die van Willem III en de Staten- Generaal. In principe verliep de officiële correspondentie van een gezant via de griffier of de raadspensionaris. maar Schonenberg onderhield ook met Willem III een intensieve correspondentie. 69 Dit was redelijk uniek, de stadhouder correspondeerde slechts bij hoogste uitzondering direct met zijn gezanten. 70 Daarnaast had Schonenberg ook contact met hogergeplaatste diplomaten. Als extraordinaris envoyé stond Schonenberg praktisch bovenaan de ladder, maar de ambassadeur was de hoogste in rang. 71 Schonenberg had contact met Arnout van Citters, die ambassadeur was in Spanje van 1695 tot 1696. 72 Ook Hans Willem Bentinck behoorde tot zijn patronagecontacten. 73 Deze Nederlandse ambassadeur leefde van 1649 tot 1709, en was een van de grootste vertrouwelingen van de stadhouder Willem III. 74 Het laatste patronagecontact betrof de correspondentie tussen Schonenberg en de autoriteiten van Engeland en Spanje. 75 65 NL-HaNA, Schonenberg, 1.02.04, inv.nr. 13 en 33. NL-HaNA, Schonenberg, 1.02.04, inv.nr. 7,8,11,20,21,25. 67 NL-HaNA, Schonenberg, 1.02.04, inv.nr 26. 68 NL-HaNA, Schonenberg, 1.02.04, inv.nr.28. 69 NL-HaNA, Schonenberg, 1.02.04, inv. nr. 4, 12. 70 J. Pennings en T. Thomassen, Archieven van Nederlandse Gezanten en Consuls tot 1813, 36. 71 De diplomatieke rangen zijn onder te verdelen in, in volgorde van belangrijkheid, ambassadeur, envoyé, resident en secretarisposten. Uit O. Schutte, Repertorium der Nederlandse vertegenwoordigers, x. 72 NL-HaNA, Schonenberg, 1.02.04, inv.nr.8, 20. 73 NL-HaNA, Schonenberg, 1.02.04, inv.nr.7,19. 74 P. Blok en P. Molhuysen (red.), Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek I-X, 336-337. 75 NL-HaNA, Schonenberg, 1.02.04, inv.nr. 19, 23. 66 14 Tenslotte had Schonenberg contact met familieleden. Dit contact is echter zeer beperkt, in de periode die ik van Schonenberg bestudeer is er maar één uitgaande brief naar een familielid gestuurd. Deze brief werd verstuurd naar Manuel de Belmonte, graaf Palaziono, in 1689. 76 Verhoudingen Alvorens de brieven van de kooplieden en de briefwisseling tussen Schonenberg, Heinsius en Willem III te analyseren, wil ik eerst de auteurs van mijn bronnen kort introduceren. Ik heb onderzoek gedaan naar de kooplieden Lucas Suitquer en Everard Burgert , van wie ik vier brieven ga bestuderen, maar er is niets over hen bekend in de secundaire literatuur. Van Schonenberg is wel bekend dat hij banden had met de koopmanswereld in Amsterdam. 77 Over Willem III is vanzelfsprekend genoeg te vinden. Als stadhouder bestuurde hij de Republiek van 1672 tot 1702. In de periode die ik van hem onderzoek ( 1691-1699) is hij koning van Engeland, en onderhield hij nauwe contacten met zijn binnenlandse en buitenlandse adviseurs, waarvan Heinsius er een was. 78 Anthonie Heinsius ( 16411720) werd na zijn studie in 1679 als pensionaris van Delft aangesteld. De “regering” van Delft stond aan de zijde van Amsterdam, die kritisch was over het de pro-Engelse (en dus anti- Franse) politiek van Willem III.79 Heinsius werd in 1682 naar Parijs gestuurd en bij terugkomst volgde hij plots de politiek van Willem III. De stadhouder had gelijk, de territoriale buitenlandse politiek van de Franse koning Lodewijk X1V was gevaarlijk. In 1695 vertrok hij naar Londen om te onderhandelen, en werd vrij snel daarna raadspensionaris. Op 26 mei 1789 werd hij door de Staten van Holland als raadspensionaris verkozen. Tussen Willem III en Heinsius ontstond een bijzondere band. Ze waren het vaak eens over Europese verhoudingen, en ondanks onenigheden konden zij toch door één deur. Het was niet altijd Willem III die sturing gaf in hun briefwisseling, Heinsius zette ook vaak zijn mening uiteen. Willem III vroeg ook vaak naar de gedachten van Heinsius bij verschillende zaken die hij van belang achtte. 80 Over 76 NL-HaNA, Schonenberg, 1.02.04, inv.nr.11. D. Roorda, Rond prins en patriciaat, 154. 78 Archief van Oranje Nassau, series 2 en 3. 79 W. Troost, Stadhouder-koning Willem III: een politieke biografie, ( Hilversum, 2001) 56. 80 , P. Blok en P. Molhuysen (red.), Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, 1059. 77 15 de verhouding tussen Schonenberg en Willem III is bekend dat het een werknemerwerkgever relatie betrof. Over de verhouding tussen Schonenberg en zijn familieleden is bekend dat het een goede relatie betrof. Schonenberg erkende zijn joodse afkomst, en stond in druk contact met zijn joodse familieleden. 81 Economische Band Ik onderzoek alle inkomende brieven van de kooplieden aan Schonenberg, die geschreven zijn door onder andere Lucas Suitguer en Everard Burgert, tussen 20 oktober 1695 en 5 april 1696. 82 Ik heb gekozen voor deze brieven omdat ze een beeld geven van de (economische) verhouding tussen kooplieden en diplomaat. Dat Schonenberg zoveel invloed had op de handelsbetrekkingen tussen Spanje en de Republiek kwam omdat hij grote kennis had van de Spaanse verhoudingen, zelf van Spaanse afkomst was, een neef had die diplomaat was in Spaanse dienst, en contacten had met de koopmanswereld in Amsterdam. 83 Vandaar dat de autoriteiten hem de taak toevertrouwden om te corresponderen met kooplieden. De eerste brief dateert van 20 oktober 1695. ‘(…) om daarmee ook een sein te geven van de veelvuldige moeiten, die wij genoodzaakt zijn geweest U wel. Ed. gestr. Van tijd tot tijd te vragen. Wij bidden ootmoedigheid, dat U wel edel. Gestr. met zijn goede offers en genegenheid naar ons toe gelieve te coöpereren., zoals wij daarentegen van onze kant altijd met behoorlijke erkentenis en vol respect zullen betonen te zijn. 84 Uit het citaat valt op te maken dat Schonenberg voor de kooplieden fungeerde als een vertrouwenspersoon, en dat hij op dit gebied voor hen een autoriteit was. De kooplieden spreken Schonenberg in al hun brieven ook consequent aan met ‘’ U weledele gestrenge heer’, een titel die mijns inziens blijkt geeft van respect voor iemand met een hogere rang. De kooplieden zijn tevreden over de samenwerking met Schonenberg, maar 81 D. Roorda, Rond prins en patriciaat, 155. NL-HaNA, Schonenberg, 1.02.04, inv.nr 26. 83 D. Roorda, Rond prins en patriciaat, 154. 84 NL-HaNA, Schonenberg, 1.02.04, inv.nr 26. 82 16 voelen zich bezwaard dat er zoveel raadgevingen van de diplomaat nodig waren om hun problemen op te lossen. De tweede brief dateert van 14 november 1695. Uit onderstaand citaat wordt duidelijk dat naast Schonenberg, ook God voor de kooplieden als een vertrouwenspersoon fungeerde. Ook benadrukken de kooplieden dat Schonenberg voor hun zaak moest blijven strijden. Net als in de eerste brief vragen Everard Burgert en Lucas Suitguer om de volledige inzet van de diplomaat. (..) ‘ daarbovens zeer gedienstig verzoekende, dat het u wel ed. gestr die tot nu toe aan onze rechtmatige zaken met zoveel ijver en genegenheid heeft voorgedaan / waarvoor wij u. Wel. Ed. Gestrenge niet genoeg kunnen bedanken/ doch niet gelieve te verveelen, van desselve noch verder en tot den eynde toe in zijn bescherming te nemen. Wij wensen van harten, dat den Hemel u Wel ed. gestr. Over zijne en onze vijanden gelieve te laten triomferen., en verblijven met een diep en nederig respect, 85 De derde brief dateert van 6 maart 1696. Uit dit citaat wordt duidelijk dat naast Schonenberg, ook ambassadeur Citters tot hun lastgevers behoorde. ‘(..) Twijfel nog met deze post aan den heer Envoye Citters, zeer serieuze aanschrijvens zullen laten afgaan, ten einde dat zijne ex. In allerkrachtigste termen bij zijn Kath. Majesteit om vergoedingen van de schade en geweld die ons aangedaan is, tegenhouden. (..) en bij deze nemen wij de vrijmoedigheid van u wel ed. gestr. Alle heil, voorspoed en Consentement in dit nieuwe en vele volgende jaren toe te wensen, verblijvende met een singulier respect, Amsterdam, 6 maart 1696. 86 De kooplieden twijfelen over het al dan niet inlichten van ambassadeur Citters. Lucas Suitguer en Everard Burgert zijn ambivalent over de meerwaarde van het inlichten van de ambassadeur. Volgens hen zouden er serieuze briefwisselingen op volgen. Als Citters bij de katholieke majesteit Karel II om vergoeding van de schade zou vragen, was de kans groot dat dit verzoek niet gehonoreerd zou worden. De koopmannen hebben niet veel vertrouwen in het optreden van Citters. Het is mij onbekend om welke ‘schade en geweld’ het in deze brief precies gaat, maar ik kan me zo voorstellen dat er genoeg 85 86 NL-HaNA, Schonenberg, 1.02.04, inv.nr 26. NL-HaNA, Schonenberg, 1.02.04, inv.nr 26. 17 strubbelingen waren tussen Spaanse en Nederlandse handelaren. Overigens spreken de kooplieden de ambassadeur aan met zijne excellentie, wat blijkt geeft van hun respect voor deze diplomatieke functie. De laatste brief tenslotte dateert van 5 april 1696. ‘’ Zedert onze laatsten aan U wel ed. Gestr. Van den 6 pasato hebben wij de openstaande zaken van Bilbas op de voorlagen van die van de Duytsche Natie aldaer aan de Heeren Burgemeesteren alhier gedaan, en op den raed en recommandatie van deze heren Burgemeesters, mits gader met goedvinden van dezen Staet, gejusteerd en dat voor een som 68500 rijksdaalders, te betalen in banes deze stad. Wij zouden niet in gebreke gebleven zijn U wel ed. gestr. Van de transactie eerder kennis te geven, t waren wijzelf om gewichtige redenen, die u wel ed. gestr. wel zal gissen, hadden moeten nalaten. En hoewel dan in het volgende accoord is getroffen buiten U wel ed. gestr. Om, zo zullen wij egten, de penningen alhier te hebben getoond.87 Uit dit citaat blijkt dat er onderhandelingen zijn getroffen tussen de burgemeester van Bilbas en de kooplieden, met tussenkomst van de Duitse natie. Schonenberg is niet op de hoogte van deze onderhandeling. Lucas Suitguer en Everard Burgert leggen de schuldvraag van het gebrek aan informatie niet bij zichzelf neer, maar bij Schonenberg. ‘Om gewichtige redenen’, die ‘ u wel ed. gestr. wel zal gissen’, hebben de kooplieden hem niet ingelicht. Lucas Suitguer en Everard Burgert verantwoorden zichzelf door wel de penningen te tonen, waarmee de transactie betaald is. Concluderend stel ik vast dat de kooplieden nauwelijks invloed hadden op de carrière van Schonenberg. In de brieven is wel te zien dat de kooplieden zich liever tot Schonenberg wenden dan tot ambassadeur Citters, die hoger in rang stond dan hij. Of dit is iets zegt over het functioneren van Citters, laat ik in het midden. Anderzijds speelden de economische contacten van Schonenberg wel degelijk een rol van betekenis bij de ontwikkeling van zijn carrière. Het was dankzij zijn kennis van de koopmanswereld dat hij betrokken werd bij de economische contacten tussen Spanje en de Republiek. Ook blijkt uit de eerste brief dat de kooplieden vertrouwen hadden in het functioneren van 87 NL-HaNA, Schonenberg, 1.02.04, inv.nr 26. 18 Schonenberg. Zij vertrouwden hem hun twijfels toe. Helaas neemt dit vertrouwen af, in de laatste brief worden er zaken buiten Schonenberg om geregeld. Deze analyse is slechts gebaseerd op de inkomende brieven van kooplieden in een afgebakende periode. Ik kan geen uitspraken doen over de economische contacten die Schonenberg voor 1690 en na 1700 onderhield. Daarnaast is deze analyse eenzijdig, de brieven geven inzage in de verhouding tussen Schonenberg en de kooplieden vanuit de positie van de kooplieden. Brieven van Schonenberg aan Lucas Suitguer en Everard Burgert zijn in het archief helaas niet aanwezig. Patronageband De relatie tussen Schonenberg en de Spaanse koning Karel II kan geen goede zijn geweest, direct bij aankomst van het hof waren er al moeilijkheden zoals genoemd in hoofdstuk één, de diplomaat werd van diefstal beschuldigd door het hof. Vijf jaar later werd Schonenberg zelfs verbannen, van 1695 tot 1700 is hij Madrid uitgezet door een conflict over schulden met de regering. In de Republiek werd dit nieuws met weerzin ontvangen. Willem III betaalde de Spaanse vorst met gelijke munt terug, hij liet zijn Spaanse diplomaten Den Haag uitzetten en dreigde met een oorlog als Schonenberg zijn functie aan het Spaanse hof niet zou mogen hervatten. 88 Dit geeft aan hoe belangrijk Schonenberg voor Willem III was en hoeveel belang er werd gehecht aan deze patronageband. Ik onderzoek vijf brieven, die gedateerd zijn van januari 1691 tot augustus 1700. Ik heb voor deze tijdsafbakening gekozen omdat het precies de periode bevat waarin Willem III koning is van Engeland en de Negenjarige oorlog woedde, goede informatie uit het buitenland was van groot belang. Willem III kon daarop zijn strategie bepalen. Deze vijf brieven heb ik gekozen omdat Schonenberg alleen in deze briefwisseling wordt genoemd, ik heb dus alle correspondentie tussen Heinsius en Willem III inzake Schonenberg onderzocht. Ik behandel ze op chronologische volgorde. De eerste brief die ik behandel dateert uit 1691, hierin wordt gesproken over de financiën van de Spaanse Nederlanden door Heinsius, hij schrijft aan Willem III: 88 D. Roorda, Rond prins en patriciaat, 153. 19 ‘De Heer Colomma heeft mij gisteren specialijk komen sien, ende mij gesegt dat ordre hadde van den koning om alhier bekent te maken, dat deselve alles genegen was voor de gemene sake op te zetten, ende specialijk dat aan de marquis de Gastanga een goeie somme van penningen in korte soude overmaken; de brieven nogtans van den heer Schonenberg schijnen daartoe geen de minste apparentie te geven. 89 Den Haag, 2 jan 1691. Uit deze brief blijkt verder dat Willem III van veel zaken niet op de hoogte is inzake de financiën van de Spaanse Nederlanden. Schonenberg wordt hier dus niet gebruikt als pion in het spel, maar is zelf degene die voor onduidelijkheid zorgt. Hij onderhoudt zijn netwerk niet goed, en faalt hierin in zijn eerste taak: het overbrengen van informatie. De tweede brief dateert uit 1698. Ook dit is een brief geschreven door Heinsius aan Willem III, en heeft als titel: ‘Moeilijkheden over Schonenberg. ‘’ Uit onderstaand citaat blijkt dat Schonenberg zich bewust is van zijn positie en verregaande voorstellen durft te doen. Schonenberg stelt voor dat het verplicht wordt voor de Spaanse ambassadeurs Marquis Canales (ambassadeur in Londen) en Don Quiros ( ambassadeur in de Republiek) om verantwoording af te leggen aan de ministers. Het feit dat Schonenberg zo’n voorstel durft te doen getuigt mijns inziens dat hij zich vertrouwd voelt in zijn relatie met zijn opdrachtgevers. ‘ Rakende de differenten van Schonenbergh, sal U.M. apparent een brief van deselve ontfangen hebben. Hij doet een voorslagh, die hij voor de gemackelijckste houd, maar die, mijnes ordeels, evenwel eenighsints smaeckt na zijn temperament, te weten: dat men de marquis de Canales en don Quiros soude onthouden de franchises en immuniteiten, die sij als ambassadeurs trecken, en dat men haer soude verbieden niet uyt England nog Holland te vertrecken, sonder dat alvorens satisfactie aen U.M. en den staet hadden gegeven, ofte dat men selfs geobligeert soude wesen sich regt te doen jegens deselve ministers. . 90 Den Haag, 11 feb. 1698 Heinsius heeft zijn bedenkingen bij dit voorstel, zo blijkt later in de brief. Hij is bang dat het werk hierdoor vertraagd wordt. 91 89 Archief Oranje Nassau, serie drie, deel 1, (1689-1697) 152. Archief Oranje Nassau, serie drie, deel 2, (1697-1700) 35-36. 91 Archief Oranje Nassau, serie drie, deel 2, (1697-1700) 36. 90 20 De bedenkingen van Heinsius zijn goed te plaatsen in de traditionele Europese opvattingen over de diplomatieke administratie in de zeventiende eeuw. Schonenberg roept hier in feite op tot hervorming van de administratie, diplomaten moesten zich volgens hem aan meer ambtenaren verantwoorden. Maar dit botste met de traditionele opvattingen van de overheid, waar Heinsius deel van uitmaakte. De traditionele opvattingen waren gestoeld op privileges en rechten, die ingebakken waren in het sociale systeem. ‘Het kost teveel tijd’, is mijns inziens een excuus van Heinsius om niet onder ogen te hoeven zien dat verandering noodzakelijk was. Europese heersers varieerden in hun bereidheid om hun traditionele visies op macht en autoriteit los te laten en open te staan voor nieuwe inzichten. Dit gold ook voor de diplomatie. 92 De derde brief is geschreven door Willem III aan Heinsius, in 1699. Uit deze brief blijkt dan weer dat Schonenberg gebruikt wordt als pion. Het lijkt er niet op dat hij vinger in de pap heeft in zijn eigen werksituatie. ‘Ick sie uyt de brieven van Schonenberg, dat dese laeste voorslagh (..) quaet heeft gedaen, want die saeck was op een goede voet om geaccomodeert te worden. 93 Kensington, 17 januari 1699 De vierde brief is geschreven door Heinsius aan Willem III. De datum is onbekend. Onderstaand citaat toont aan dat er gepoogd werd alle diplomaten hetzelfde te behandelen. ‘ (..) dat het beeter was geweest dat Schonenbergh mede was uytgeset geweest, om haer alle egael te handelen, supponerende dat men nu meer moeyte soude hebben met de questie van Schonenbergh als anders. 94 De laatste brief tenslotte is geschreven door Willem III aan Heinsius. Onderstaand citaat toont aan dat de verantwoordelijkheden en taken van Schonenberg, als diplomaat geminimaliseerd dreigden te worden: ‘ (..) behelsende d’ordes aen de heeren Hop ende Schonenberg wegens een reciproque verbintenisse om niets feytelijck t’ondernemen gedurende het leven van den coninck van 92 J. Black, A history of diplomacy, ( Londen 2010) 89. Archief Oranje Nassau, serie drie, deel 2, (1697-1700) 286. 94 Archief Oranje Nassau, serie drie, deel 2, (1697-1700) 526. 93 21 Spagne, dewelcke ick t’enemael aprobeere, ende sal dien conform oock mijne ministers tot Madrid ende Wenen doen instrueren. 95Loo, 26 aug. 1700 Uit deze vijf brieven blijkt dat de patronageband met Willem III voor Schonenberg niet altijd gunstig was. Enerzijds deed Schonenberg een verregaand voorstel, wat betekent dat hij rekening hield met de mogelijkheid dat het gehonoreerd zou worden. Schonenberg voelde zich in zijn relatie tot zijn lastgevers dus vrij om initiatief te nemen. Aangezien initiatief vaak beloond wordt, hoopte Schonenberg wellicht op uitbreiding van zijn functies. Anderzijds kende Willem III hem weinig verantwoordelijkheden toe, zoals de laatste brief bewijst. Zo sterk was die band tussen Willem III en Schonenberg blijkbaar niet. Toch ging Willem III ver om de carrière van zijn diplomaat aan het Spaanse hof te beschermen. Het was dankzij de onverbiddelijke opstelling van de stadhouder dat Schonenberg terug kon keren naar het Spaanse hof. Concluderend stel ik dat de patronageband met Willem III geen grote rol speelde bij de ontwikkeling van de carrière van Schonenberg. Echter, de totstandkoming van die diplomatieke carrière was wel te danken aan Willem III, hij had de hofjood tenslotte in dienst genomen. Ook het behoud van de carrière van Schonenberg was te danken aan de stadhouder. Willem III nam harde maatregelen om de Spaanse vorst tot rede te brengen, zodat Schonenberg zijn functie aan het Spaanse hof weer kon vervullen. 95 Archief Oranje Nassau, serie drie, deel drie (1700-1702) 205. 22 Familieband Het grootste argument voor het bestaan van het belang van de familieconnecties voor de carrière van Schonenberg is dat hij dankzij deze connectie de geschiedenis is ingegaan als extraordinaris envoyé van Willem III, Stadhouder van de Republiek en koning van Engeland sinds 1688. Zoals vernoemd in hoofdstuk één was het door de Baron van Belmonte dat Schonenberg in contact kwam met Willem III. Recent onderzoek van Snow, Zurcher en Ekland Olson (1980) heeft uitgewezen dat individuen met banden in werkgelegenheidsnetwerken sneller worden aangenomen. 96 Dat was in deze tijd niet anders. Daarnaast erkende Schonenberg zelf ook het belang van zijn joodse afkomst, en stond hij blijkbaar in druk contact met zijn gelovige familieleden. Sommigen ervoeren dit netwerk echt als een bedreiging, wat aangeeft dat er een netwerk was. Er werd gesproken van een internationale joodse samenzwering. Schonenberg liep geen direct risico om hierop afgerekend te worden, zijn familieconnecties werkten niet tegen hem. Dit kwam omdat Schonenberg er nooit openlijk voor uitgekomen is dat hij het Joodse geloof aanhing, hij was een marraan. 97 Tenslotte zorgden zijn familierelaties er niet alleen voor dat Schonenberg in eerste instantie werd aangesteld als diplomaat, het hielp hem ook in zijn verdere carrière. Dankzij een neef die werkzaam was als diplomaat in Spanje, werden Schonenberg de handelsbetrekkingen tussen Spanje en de Republiek toevertrouwd. 98 Concluderend stel ik dat de familiebanden een grote rol speelden voor de carrière van Schonenberg. Deze waren onmisbaar voor de totstandkoming en de ontwikkeling van zijn carrière. Wat mij echter wel opvalt (en tegenvalt) is de beperkte correspondentie die er te vinden is tussen Schonenberg en zijn familieleden. 96 D. Snow, L. Zurcher, S. Ekland-Olson, ‘Social Networks and Social Movements: A Microstructural Approach to Differential Recruitment.’ In: American Sociological Review (1980) 787-801. 97 D. Roorda, Rond prins en patriciaat, 155. 98 D. Roorda, Rond prins en patriciaat, 156. 23 De vergelijkende analyse Coenraad van Heemskerck en Pieter Battier waren beide voorgangers van Franciscus van Schonenberg, en oefenden in die hoedanigheid dezelfde diplomatieke functie uit: die van extraordinaris envoyé. Ik zet kort uiteen in hoeverre bij deze gezanten de drie relatieverbanden aanwezig waren. Coenraad van Heemskerck was een katholieke diplomaat die leefde van 1646 tot 1702. 99 Hij werd in 1680 extraordinaris envoyé in Spanje, en zou deze functie behouden tot 1686. 100 In zijn archief is geen correspondentie te vinden die zou kunnen duiden op het bestaan van economische- en familiebanden. Vanzelfsprekend onderhield van Heemskerck wel contact met zijn lastgevers, de patronageband tussen hem en Willem III was aanwezig. 101 Pieter Battier was extraordinaris envoyé in Spanje van 1686 tot 1690. 102 Hij heeft helemaal geen archief achtergelaten. Mogelijk had Battier wel economische- en familiebanden, maar hebben wij er geen weet van. Alle diplomaten hadden een patronageverhouding met hun lastgever, maar beïnvloedde deze ook hun carrière? In het geval van Battier hoogstwaarschijnlijk niet. Kortom, op basis van deze vergelijking was Schonenberg in zijn tijd uniek in zijn correspondentie. Zijn collega’s van Heemskerck en Battier, beide extraordinaris envoyé in Spanje, hadden geen joodse contacten. Ook is er geen bewijs voor hun economische en familiecontacten. Battier heeft geen archief achtergelaten, en het archief van van Heemskerck geeft geen antwoord op deze vragen. Vanzelfsprekend hadden beide wel een patronageband met Willem III, maar op basis van het Nationaal Archief onderhield geen van beide een rechtstreekse briefwisseling met Willem III. 99 O, Schute, Repertorium der Nederlandse vertegenwoordigers, 25. O. Schutte, Repertorium der Nederlandse vertegenwoordigers, 392. 101 Nationaal Archief, Den Haag, van Heemskerck 1672-1701, nummer toegang 1.02.01. 102 O. Schutte, Repertorium der Nederlandse vertegenwoordigers, 392. 100 24 Hoe is dit verschil aan contacten te verklaren? Pennings zegt hierover: ‘Elke gezant moest een eigen net van correspondenten opbouwen, wat met de beperkte middelen die daarvoor beschikbaar waren, niet erg gemakkelijk was. Zo'n netwerk was persoonsgebonden, wat betekende dat zijn opvolger zijn eigen netwerk weer van de grond af opnieuw moest opbouwen.’ 103 103 J. Pennings en T. Thomassen, Archieven van Nederlandse Gezanten en Consuls tot 1813, 37. 25 Hoofdstuk 3: Conclusie Uit de secundaire literatuur blijkt dat er in de zeventiende eeuw sprake was van een joods netwerk. We zien de economische en patronagebanden duidelijk terugkomen, en deze hadden invloed op het ontstaan en de ontwikkeling van de carrière van hofjoden. Terugkomend op de hoofdvraag of er ook in de primaire bronnen in de contacten van Schonenberg een georganiseerd netwerk vastgesteld kan worden, antwoord ik: deels. Tussen 1690 en 1700 correspondeerde Schonenberg met zowel zijn economische, patronage-en familiecontacten over zijn diplomatieke werk, anderzijds speelde hij hierin zelf niet altijd een prominente rol. Zijn brieven werden vaak niet beantwoord en men kende hem niet veel verantwoordelijkheden toe. Ook was er, gebaseerd op het Nationaal Archief, in deze tijd niet veel contact tussen Schonenberg en zijn familie. Echter, het was dankzij zijn patronage-, economische en familiebanden dat de carrière van Schonenberg tot stand kwam. De familieband met Manuel de Belmonte bracht hem in contact met zijn opdrachtgever Willem III, de economische band met de koopmanswereld bracht Schonenberg de functie als commercieel bemiddelaar tussen de Spaanse en Nederlandse belangen. Dankzij zijn patronageband met Willem III behield Schonenberg zijn carrière. Ik ben me ervan bewust dat ik over zowel zijn volledige economische en patronagebanden geen sluitende conclusie kan en mag geven. Hiervoor is de bronnencollectie te omvangrijk en mijn tijdsafbakening te kort. In hoofdstuk twee heb ik met mijn vergelijkende analyse aangetoond dat hofjood Schonenberg, als extraordinaris envoyé in Madrid eind zeventiende eeuw, uniek was in zijn uitgebreide netwerk. Wellicht zou verder onderzoek naar hofjoden in de 18de eeuw interessante uitkomsten opleveren. 26 Bronnen Ongedrukt Nationaal Archief, Den Haag 1.02.04 ( Archief van Schonenberg, 1676-1702) 1.02.01 ( Archief van Coenraad van Heemskerck, 1672-1701) 1. 10.110 (Collectie Overige Gezanten en Legatiearchieven, Pieter Battier) Gedrukt Archief Oranje Nassau Serie drie, deel 1 (1689-1697) Serie drie, deel 2 (1697-1700) Serie drie, deel 3 (1700-1702) Literatuur Adams, R. en R. Scott e.a. Diplomacy and early modern culture, ( Londen 2010). Black, J., European International relations 1648-1815, ( Hampshire 2002). Black, J., A history of diplomacy, ( Londen 2010). Blok, P. en P. Molhuysen (red.), Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek I-X, (Leiden 1911-1937). Cole, C., Memoirs of Affairs of State containing letters written by ministers employed in foreign negotiations from the year 1697, to the latter end of 1708, (Londen 1733). Emirbayer, M. en J. Goodwin, ‘ Network Analysis, Culture, and the problem of Agency’ , in: American Journal of Sociology ( Chicago 1994). Gottheil, R., The Belmont-Belmonte family: a record of 400 years, ( New York 1917). Heringa, J., De Eer en Hoogheid van de staat , (Groningen 1961). Israel, J., De Joden in Europa 1550-1750 (Franeker 2003). 27 Israel,J., The Anglo-Dutch moment: essays on the Gorious Revolution and its word impact, (Cambridge 1991). Padgett, F. en C. Ansell, ‘Robust Action and the Rise of the Medici, 1400-1434’ in American Journal of Sociology, vol. 98, (1993) 1259-1319. Pennings, J. en T.H.P.M. Thomassen (red.), Archieven van Nederlandse gezanten en consuls tot 1813, (Den Haag 1994). Roorda, D., Rond prins en patriciaat, verspreide opstellen, ( Weesp, 1984). Schutte, O., Repertorium der Nederlandse vertegenwoordigers residerende in het buitenland 1584-1810, ( Den Haag 1976). Scott, H. ‘ Diplomatic culture in old regime Europe’ in Scott H., (ed), ‘Cultures of Power in Europe during the Long Eighteenth Century, (Cambridge, 2007). Snow, D., L. Zurcher en S. Ekland-Olson, ‘Social Networks and Social Movements: A Microstructural Approach to Differential Recruitment.’ In: American Sociological Review (1980) 787-801. Thulin,M. ‘Jewish Networks’, in European History Online [EGO] ( Mainz 2010). http://ieg-ego.eu/en/threads/european-networks/jewish-network Troost, W., Stadhouder-koning Willem III: een politieke biografie, ( Hilversum, 2001). Yirmiyahu, Y., Spinoza and other heretics: the marrano of reason, ( Oxford 1989). 28