Inleiding (Toledo) Opzet: Situering van het fenomeen godsdienst. Woordjes: Religie is een complex van ervaringen, voorstellingen en handelingspatronen van individuen en gemeenschappen, die vorm geven aan hun betrokkenheid op een hogere werkelijkheid en antwoorden op hun vraag naar zinvol leven en handelen. Het begrip 'religie' komt van het Latijns woord 'religio'. Men is niet zeker van welk latijns woord 'religio' komt: ofwel van 'religere' (herlezen, nauwgezet in acht nemen), ofwel van 'religare' (zich weer binden). In dit vak is 'godsdienst' synoniem voor 'religie'. Mythen zijn verhalen die vertellen over een oertijd, voorafgaand aan de geschiedenis waarin de wereld en de mensen vorm kregen (vanuit het goddelijke). Bv. het scheppingsverhaal. Samenvatting: 1. Godsdienst en godsdiensten. Godsdienstwetenschappen bestuderen het fenomeen van de religie en levensbeschouwing vanuit verschillende disciplines. Zo zal de godsdiensthistoricus geïnteresseerd zijn in de historische ontwikkeling van een godsdienst en de impact ervan op de geschiedenis. Theologen daarentegen vertrekken van een breed interdisciplinair kader om van binnuit reflexief de godsdienst waartoe ze behoren te verkennen. De godsdienstwetenschappen vervullen hierbij de rol van hulpmiddel. Men kan trachten de religies op een of andere manier te classificeren, bijvoorbeeld degene die het goddelijke identificeren met de natuur (natuurreligies) t.o.v. zij die dit niet doen, profetische religies t.o.v. wijsheidsreligies, volgens geografische locatie,... Echter, zo'n classificatie is altijd problematisch, want: 1) er is altijd nog een onderscheid te maken op vlak van geschiedenis, vorm, inhoud. 2) vele religies hebben duidelijk (deel)stromingen 3) religies zijn dynamische werkelijkheden (d.w.z. zijn zelf in verandering). De vraag rijst dan: is er een alternatief voor deze (problematische) classificeringen? Ja! We kunnen spreken over "familiegelijkenissen tussen de verschillende religies", die het totaalomvattend karakter van een religie weergeven. Dit zijn: 1) 2) 3) 4) 5) 6) Doctrines of leerstellingen Mythen en funderende verhalen Richtlijnen voor een ethisch leven Rituelen Mystiek en spiritualiteit Gemeenschapsordening door institutionalisering 1 7) Symbolische expressie in religieuze kunst 2. Het christendom. Toegepast op het christendom: 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) Credo (catechismus) Het scheppingsverhaal 10 geboden Sacramenten Gebed De Kerk als organisatie Sixtijnse kapel Merk op dat we niet zomaar kunnen praten van 'het' christenom; immers, er bestaat een veelheid van kerken en groepen onder dezelfde noemer. Zo is er de katholieke kerk (850 miljoen mensen), de protestantse kerken (400 miljoen mensen), de orthodoxe kerk (150 miljoen mensen) en talloze andere kleinere bewegingen. Er zijn echter wel familiegelijkenissen (zie hierboven). Bijvoorbeeld, in elke subgroep zijn de leerstellingen de dogma's en men gebruikt allen als funderende verhalen de Bijbel en de testamenten. 3. Religie en christelijk geloof. In het christendomis God de totaal 'Andere' van de wereld; er is een radicaal onderscheid tussen Schepper en schepping. Dit heeft twee dingen tot gevolg: 1) Een resolute ontgoddelijking van natuur en cultuur. God is niet langer aanwezig in de natuur of in de cultuur; het binnenwereldse kan hoogstens naar God verwijzen. 2) Een radicale breuk met de culturele religie. Religie en cultuur vallen niet langer samen, culturele religie (religie inherent aan cultuur) wordt geloofsreligie. Geloven is "de persoonlijke instemming van de mens, die zich vrij voor zijn overtuiging inzet en die zich in zijn instemming impliceert, in het bewustzijn daartoe opgevorderd te worden voor een boodschap die ruimte laat voor een niet-gelovig antwoord".Echter, in cultuurreligies is er geen optiemogelijkheid want men is er bevangen in een religieus netwerk waar men niet buiten kan treden; cultuur en religie hangen volledig samen. Een aantal kenmerken van het christendom als geloofsreligie: 1) Het christendom en cultuur zitten niet naadloos op en in elkaar vastgekleefd, zodat er mogelijkheid is tot religieus gemotiveerde cultuurkritiek. 2) Bij het verdwijnen van een bepaalde cultuur kan het christendom, doordat het niet vastzit aan die cultuur, zich doorzetten in een àndere cultuur; i.e. er is mogelijkheid tot inculturatie of recontextualisering. 3) Het christendom is volgens Antoon Vergote (=een Leuvense professor) pas in de moderne tijd echt een geloofsreligie geworden, nu er in toenemende mate nood is aan “a leap of faith”. 2 Inleiding boek: p11-19 Woordjes: Pluralisme (=veelvoud) is een systeem of leer die het bestaan van verschillende overtuigingen naast elkaar als uitgangspunt neemt. Deze verscheidenheid wordt niet alleen herkend, maar ook erkend. Dat wil zeggen: pluralisten vinden het goed dat er een verscheidenheid aan overtuigingen bestaat. Hiermee is het pluralisme tegengesteld aan het monisme, dat stelt dat de feitelijke verscheidenheid aan opvattingen tot één principe kan worden herleid. Het pluralisme is een positie die in meerdere wetenschappen en deelgebieden van de filosofie terugkomt. Het kan bijvoorbeeld betrekking hebben op zowel epistemologische of ethische overtuigingen. Secularisering (=verwereldlijking) is de reductie van religie tot het private terrein en de afname van de maatschappelijke invloed van religie. Recontextualisering (=betekenisverruiming) is het verbreden van betekenis van concepten door in andere context te werken Samenvatting: In de huidige tijd is er een pluralisme (dwz veelvoud) aan religie’s en zinsbeschouwingen. Deze plurariteit roept vragen op, vb. kan één traditie nog “De Waarheid” claimen, kan er dus nog een omvattende en verenigende superreligie zijn? Het pluralisme staat ook in verband met de secularisering van het Christendom bij ons: er is een alsmaar groeiende kloof tussen het Christelijk geloof en de actuele cultuur. De reacties zijn dat men ofwel het Christendom moet hervormen (moderner maken) ofwel net teruggrijpen naar meer klassieke tradities, en alles wat tussen deze twee uitersten ligt. Wat moet er nu juist veranderen om ervoor te zorgen dat het Christendom overleeft? Daarover gaat het boek eigenlijk. Dit gebeurt in 3 delen: - Eerst kijken we hoe het Christendom is geworden wat het is, hoe de Christelijke tradities zijn ontstaan.. Hierbij staat het woord recontextualisering centraal: naarmate de tijden veranderen, verandert de context waarin het Christendom zich bevindt, en dus moet het Christendom zijn tradities aanpassen (verbreden) om mee te gaan met zijn tijd. - Daarna bekijken we het kritische bewustzijn dat in onze postmoderne tijd ontwikkeld werd (/wordt). Hoe gaan we om met het pluralisme? Hierbij staat het woord ‘verhaal’ centraal en gaan we het hebben over ‘open’ en ‘gesloten verhaal’. Welk van de twee is het Christendom? (antw: open verhaal is noodzakelijk om te overleven) - Wat zijn de theologische gronden die ervoor zorgen dat we het Christelijk verhaal ‘open’ mogen noemen? We onderzoeken hievoor het fundament van het Christelijk verhaal: Jezus. Er wordt een Jezusbeeld gegeven dat een ‘open’ verhaal legitimeert. Ook het vraagstuk van ‘wat is God’ wordt behandeld. Daarna wordt de relatie van het Christendom met de andere wereldgodsdiensten bekeken, en op het einde komt er nog ‘de positie van de Christen vandaag’. Antoon Vergote gaf zijn visie van de kenmerken van een religie: mythen, gebeden, riten, symbolen, ethiek en de algemene religieuze beleving. Religie is een totaalomvattend karakter 3 dat alle dimensies van het leven bepaalt. (Vergelijk met een taal, deze hoort ook bij een gemeenschap). Het Christendom heeft een God die bovennatuurlijk is. Dit maakt van de religie een ‘geloof’, en zorgt er ook voor dat dit ‘geloof’ een cultuur kan overleven: het kan meeëvolueren. De sprong tussen religie en ‘geloof’ is vooral vanaf de 16 e eeuw gekomen omdat door de opkomst van de wetenschap het bovennatuurlijke karakter duidelijker werd. 4 Hoofdstuk 1: Traditie en traditieontwikkeling (p19-33) Opzet: Nagaan hoe de christelijke traditie zich heeft ontwikkeld doorheen de eeuwen heen. Woordjes: Traditie is de inhoud van een overlevering: de kennis, de verhalen, de gebruiken, de instelingen en organen van een bepaalde gemeenschap. (vb. de 7 sacramenten bij het Christendom) Traditie is echer ook ‘het overleveren’ zelf. Doctrine is verzameling leerstellingen of dogma's die niet ter discussie staan Samenvatting: In dit hoofdstuk gaat het over Christelijke tradities en het ontstaan ervan. Het Christendom (meer bepaald de Kerk) is niet alleen de drager, maar ook de beschermer van tradities. De tradities op hun beurt zijn immers ontstaan om het christelijke geloof te beschermen tegen dwaalleringen. (3e eeuw n.C.) De Kerkvaders (oude belangrijke bisschoppen) bepaalden welke verhalen nu canon waren en welke niet, om zo de Kerk te beschermen tegen ketterij. Ze formuleerden symbolen en geloofsbelijdenissen. Ook startten ze de theologie op: het ‘filosoferen’ over het geloof. Deze ontwikkeling had als gevolg dat het Christendom heel wat weg kreeg van een doctrine. Tradities hebben zich moeten aanpassen aan de context. Dit is recontextualisering - merk op: er komt niet ‘meer’ traditie, er komt gewoon ‘andere’ traditie. Hierdoor kunnen we ons natuurlijk vragen stellen bij de waarheid die nog overschiet van deze tradities. Zo was bijvoorbeeld het sterven van Jezus aan het kruis als goedmaking van de zondes het idee van Anselmus (11e eeuw), die zich inspireerde op het toen van kracht zijnde feodale systeem van leenheer en leenman. Deze recontextualisering vond ook plaats in de theologie. Vb. God als schepper moest worden herzien door de Big Bang theorie. Ook de heersende filosofische denkbeelden hebben een sterke invloed gehad op de theologie (de filosofie als de dienstmaagd van de theologie). Een belangrijk voorbeeld hiervan is in de de 13e eeuw, Thomas van Aquino die het Aristotolisme introduceerde. De vraag dringt zich dan op of we door al dat recontextualisering eigenlijk nog wel geloven in dezelfde God en religie als pakweg 100 jaar geleden. Het antwoord is: ja en neen. Ja, omdat we nog nog altijd elementen van vroeger overhouden, en neen omdat we nu eenmaal leven in onze tijd. We zijn vast verbonden aan onze tijd en kunnen er niet los van oordelen: er is geen onafhankelijk toeschouwersperspectief, we staan midden in de geschiedenis. 5 Hoofdstuk 2: De moderniteit als breukmoment: haalt de discontinuïteit het? (p36-45) Opzet: Wat voor een verandering heeft de moderniteit in het bewustzijn aangebracht (bv. Conflicten tussen geloof en wetenschap) en welke reacties kwamen er vanuit het christelijke verhaal? Woordjes: Functionele differentiatie is een proces dat ontstaan geeft aan verschillende, gespecialiseerde subsystemen (politieke, economische, culturele, godsdienstige...) die functioneel autonoom zijn en eigen sociale rollen, regels en normen ontwikkelen. Waardegeneralisering betekent dat na het verlies van de overkoepelende functie van de religie, er enkel nog zéér algemene normen alle subsystemen overkoepelen. Groot verhaal is een ideologie. Samenvatting: We zagen eerder dat het christelijke verhaal zich alsmaar ‘recontextualiseert’ om mee te gaan met zijn tijd. Deze recontextualisatie verloopt zowel continu (doorheen de tijd) als discontinu (er moet worden beslist op Kerkvergaderingen wat er precies allemaal verandert – ‘vanaf nu is Genesis beeldspraak’ etc.). Bij het begin van de moderne tijd (denk 1600 e.v.) kwam de wetenschap en de industrie op en moest er wel heel erg veel veranderd worden. De vraag die ons dit hoofdstuk bezighoudt is of deze discontinuïteit geen te grote sprong was. Vanaf de 16e eeuw kwam er functionele differentiatie. Eerst waren de aparte subsystemen nog overkoepeld door het heersende wereldbeeld, maar geleidelijk aan kwamen ze hier los van te staan. (bv. Nu staat het kapitalisme los van ons geloof). Als gevolg dan deze functionele differentiatie verliest het Christendom dus zijn overkoepelende functie en treedt er secularisatie op. De Kerk mag zich dus steeds minder inmengen in bv. Politiek en er is meer mogelijkheid tot ‘conflicten’ tussen Kerk en bv. Wetenschap. Een ander gevolg dat hiermee samenhangend is dat als het Christendom geen overkoepelende functie meer heeft, het gedegradeerd wordt tot gewoon een van de vele subsystemen (zoals Economie, Wetenschap, …). De religie behartigt dus nog enkel de religieuze functie van de maatschappij. Omdat Religie niet meer overkoepelt, is er ook waardegeneralisering. Na het wegvallen van de religie komen er moderne grote verhalen waarin autonomie en verantwoordelijkheid centraal staan in het mensbeeld. De grote verhalen dienen dus om het streven naar kennis, vooruitgang en emancipatie te legitimeren. (18e eeuw) Dit gaat geleidelijk aan over naar meer maatschappelijke ideologiën (19e eeuw), de –ismes: kapitalisme, communisme, liberalisme, etc, … . Deze vertrekken uit één subsysteem (bv. Economie) om het hele wereldbeeld te verklaren. (denk aan marxisme/communisme). Er onstaat dus een enorm aanbod aan grote verhalen. In onze streek zorgde dit voor verzuiling (socialisten, liberalen, progressieven, conservatieven, hadden elk hun eigen vakbond enzo). De grote verhalen (waarvan Christendom er nu één is) worden concurrenten en stellen elkaar in vraag (de principiële bevraagbaarheid). Het Christendom kan grosso modo op twee manieren reageren: 6 - Conformeren, dwz het Christendom past zich zo goed mogelijk aan als het maar kan zonder de eigenheid te verliezen. Men conformeert door wat in de Bijbel staan en tegen de natuurwetten ingaat, te weren uit de Bijbel of een andere betekenis te geven (dit is dan recuperatie). Op die manier recupereert het Christendom de vermodernisering, deze staat dan zogezegd in teken van het Christendom. (vb. de wetenschap is uitgevonden door God). Men noemt dit theologische conformering en recuperatie. - Verwerping van de moderniteit, geconfronteerd met de moderne grote verhalen formuleert men een groot tegenverhaal waarin hardnekkig wordt vastgehouden aan de traditionele kaders en inhouden. Het resultaat is een volgehouden, verharde dogmatisering van het christelijke verhaal. Beide posities zijn uitersten en gaan daarom ook de in de fout. In het eerste geval is er niet genoeg aandacht voor de traditie en gaat men teveel op in de context, in het tweede geval wordt er teveel vastgehouden aan de traditie en wordt de context genegeerd. 7 Hoofdstuk 3: De postmoderne context: definitief einde van de traditie of een nieuwe kans? (p46-54) Opzet: Wat voor een verandering heeft de postmoderniteit in het bewustzijn aangebracht? Woordjes: Moderniteit/postmoderniteit is een cultureel/fiosofisch gedachtegoed dat een gerichtheid op vernieuwing, het moderne, de moderniteit en emancipatie (=gelijkgerechtigdheid). Dit vanuit de idee dat we met zijn allen ergens naar toe gaan, dat de geschiedenis steeds meer vrijheid en redelijkheid, waarheid en menselijkheid tot stand zou brengen. Het modernisme is fundamenteel bekritiseerd vanuit het postmodernisme: de twijfel aan het bestaan van een allesomvattende ideologie of een bepaalde orde in de wereld wordt radicaal . ALLE grote verhalen zijn gedoemd te eindigen. Lyotard is een postmodernist. Detraditionelisering is het moderniseringsproces waarbij de leefwereld van de mens meer en meer ontdaan wordt van alle verbanden met traditie. Omwille van een toegenomen welvaart, hogere scholingsgraad en meer mobiliteit worden traditioneel overgeleverde zekerheden, waarden en normen gerelativeerd. Individualisering betekent dat de sociale omgeving van het individu in toenemende mate detraditionaliseert. Reflexief is een bijvoeglijk naamwoord dat wil zeggen dat iets niet voorgegeven wordt, maar afhankelijk is van overwegingen/bedenkingen van het individu zelf. Traditionalisme is de stroming die teruggrijpt naar stilgezette traditie als verzekerde waarheid. Ze keren zich af tegen het wereld beeld 'à la carte' want dat leidt tot relativisme, indifferentisme en nihilisme. Leunt aan tegen het religieuze fundamentalisme. New Age is een gedachtegoed dat gelooft in het vrij kiezen uit fragmenten van zingeving voor de individuele religieuze persoonsvorming. Kort gezegd is er dus sprake van een zekere vorm van religieuze bricolage/knutselwerk. Tegenpool van traditionalisme. Open verhaal is een traditie die erin slaagt levend en succesvol te blijven in een gepluraliseerde wereld. In zekere zin wordt het grote verhaal uit het moderne kader vervangen door het open verhaal in het postmoderne kader. Het open verhaal respecteert de veelheid van mogelijke visies. Samenvatting: Geleidelijk was er een overgang van 'moderniteit' naar 'postmoderniteit', maar dit betekent allerminst dat de moderniteit afgelopen is. Onder andere de filosoof Lyotard beweert juist het tegendeel: de postmoderniteit wordt belangrijker naarmate de moderne grote verhalen van kennis en emancipatie hun legitimiteit en plausabiliteit (hun geloofwaardigheid in het algemeen dus) verliezen. Ze probeerden namelijk de moderniteit te sturen (bijvoorbeeld ideologie als communisme zien als nieuwe godsdienst!). Hierna werd het probleem radicaler: er is geen enkel perspectief dat de functionele differentiatie in zijn geheel nog kan 8 overkoepelen (het religieuze perspectief van weleer bijvoorbeeld slaagde erin om een alleroverkoepelend beeld te verstrekken, maar tegenwoordig is er geen één dergelijk verhaal meer). Dit verklaart waarom de postmoderniteit soms ook wel de 'geradicaliseerde moderniteit' wordt genoemd. We gaan in dit hoofdstuk eens bekijken waarop de overgang van moderniteit naar postmoderniteit nu eigenlijk neerkomt. De belangrijke processen die we hier moeten vermelden zijn enerzijds individualisering, persoonlijke identiteitsconstructie en detraditionalisering (ongeveer synoniemen) en anderzijds pluralisering. Individualisering leidt tot het feit dat het individu min of meer verplicht wordt zijn eigen identiteitsprofiel samen te stellen. Identiteit wordt reflexief en er is hier sprake van MOETEN kiezen. Dit alles betekent niet dat alle traditie uitgebannen is: mensen kiezen nog steeds op vrijwillige basis voor traditie. Aan de andere kant is er de pluralisering die in toenemende mate leidt tot een radicale pluraliteit: er zijn een hoop verschillende onverzoenbare perspectieven en geen enkele unieke waarheid meer. Het is belangrijk op te merken dat de pluralisering de keerzijde is van de individualisering: door de veelheid van mogelijkheden wordt het individu gedwongen om zelf na te denken over wie of wat hij is. Men spreekt dus ook wel eens van 'reflexief modernisme' in plaats van postmodernisme. Dit alles brengt ook een zekere vorm van instabiliteit met zich mee: waar vroeger keuzes makkelijk vanzelfsprekend waren moeten ze nu gemaakt worden. De Christelijke traditie heeft deels afgedaan. Er resten enkel nog gefragmenteerde stukjes op de culturele markt (bv. vroeger waren doop, vormsel, etc... vanzelfsprekend, maar tegenwoordig kiest men er soms voor enkel te laten dopen). De traditie neemt af in belang. Kort historische uitwerking: tijdens het modernisme hebben de subsystemen zich via het proces van functionele differentiatie losgemaakt van de religieuze koepel. Een neveneffect was de zuilvorming of ideologisering. Postmodern lopen ook deze laatste spaak en versnellen de processen uit de paragraaf hoger (pluralisering en individualisering) nog. Het omgaan met de overgeleverde Christelijke traditie kan op twee manieren: zoals de New Age (knutselen) of zoals het traditionalisme (vasthouden aan oude waarden). Deze twee reacties zagen we al bij het moderne denken, maar keren hier geradicaliseerd terug. Ter conclusie: betekent deze afname in traditie een toename van de onverschilligheid, zodat een nieuw groot verhaal nodig is? Nee, zegt Lieven. Er is weldegelijk vanalles veranderd, ook voor Christenen. Het belijden van het geloof is een keuze in plaats van een vanzelfsprekendheid geworden. Deze overwoekering van mogelijkheden brengt echter ook oriëntatieverlies met zich mee. Er is dus wel nog nood aan traditie: de oude moderne grote verhalen hebben afgedaan (tenzij misschien de economisering, zie verder (denk ik)) maar er is een nieuwe opkomst van traditie. Deze verhalen, die aangepast zijn aan de veelheid van de plurale samenleving, noemt men open verhalen. Het antwoord op de vraag hoger ligt dus in het feit dat zelfs vanuit de vrij keuze veel mensen nog steeds ervoor kiezen te geloven. Er IS dus nog zoiets als 'roeping'. Het verhaaltje van Moingt toont aan dat de moderne context met de Christelijke traditie kan samengaan. Moingt was een Jezuietmonnik die eerst les gaf door gewoon de dogma’s te geven. Later zag hij in dat men beter kan kritisch nadenken en vragen stellen. “Men moet kunnen twijfelen aan wat men gelooft, om te kunnen geloven.” 9 Inleiding Tweede Deel: Geloven in de postmoderne context: de weg van het open verhaal (p55-56) Samenvatting: In recente jaren is er een storm van verandering gebeurd. Commercie en zingeving gaan hand in hand en zijn big business geworden. Het is niet makkelijk voor de traditionele zingevingsinstituten zoals de Kerken om hierop te reageren.Het slechtste wat ze kunnen doen is meegaan in de golf van modernisme: het is geen goed idee om terug te plooien op de superioriteit van de eigen morele waarden, maar ook niet om actief deel te nemen aan de culturele supermarkt. De beste reactie is misschien wel niet te willen concurreren met de modernisering. Hoofdstuk 4: Identiteit en zingeving in de postmoderne context (p57-69) Woordjes: Estheticisme is het gedachtegoed waarbij vooral de esthetische kenmerken (=de schoonheid) van een object centraal staat en niet noodzakelijk het doel of nut van dat object. Narcisme is een term uit de psychologie en duidt op een vorm van gedrag dat gekenmerkt wordt door een obsessie van een persoon met zichzelf (vaak puur uiterlijk), egoïsme, dominantie en gebrek aan inlevingsvermogen. Neoconservatisme is een politiek-filosofische stroming dat steunt op een erg zwart-wit beeld van goed en kwaad, een weinig diplomatieke focus, een sterk militaire neiging en een afkeer van internationale organisatie. Vooral in de Verenigde Staten is de term 'neocon' erg belangrijk want bijvoorbeeld president Bush was een neoconservatief. Samenvatting: In dit hoofdstuk bekijken we de recontextualisering van de grote verhalen. De oorzaak van de noodzaak hiertoe is de opmars van de moderniteit en recenter de postmoderniteit. Vooral de radicale pluraliteit van de wereld om ons heen zal een grote rol spelen. Het levensbeschouwelijke vraagstuk komt neer op het zoeken van een weg tussen enerzijds traditionalistische verharding en anderzijds ultiem relativisme. In de postmoderne leefwereld worden immers nog steeds verhalen verteld: de essentiële vraag is dan hoe een persoon zich verhoudt tot deze pluraliteit. We nemen hier weer het concept van grote (=gesloten) verhalen. Deze hebben twee mogelijke reacties op de radicaliteit van de veelheid: afwijzen of ontkrachten. De verhalen van afwijzing zien de rol van de pluralisering maar vinden het een verkeerde ontwikkeling. Pluralisering leidt tot chaos, relativisme en a- en immoraliteit, tot vormen van estheticisme, individualisme, narcisme, oppervlakkigheid en nihilisme. Er zijn binnen de afwijzende verhalen nog verschillende stromingen. We hebben een tendens van terugkering naar oude eenheidsverhalen, dit zijn de anti-moderne verhalen. Onder andere (soms christelijke) vormen van neoconservatisme, fundamentalisme en ook nationalisme zijn anti-moderne voorbeelden. Een andere tendens is om de moderniteit op zich niet af te wijzen maar wel de onoverzichtelijke stuurloosheid van de pluralisering. 10 De verhalen van ontkrachting erkennen dat de pluralisering niet in één enkel eenheidsverhaal te zien is. Ze erkennen de radicale onherleidbaarheid van de veelheid. Dit leidt dan tot zekere vormen van onverschilligheid en relativering aangezien de veelheid niet te beheersen is. Binnen de ontkrachtende verhalen hebben we twee grote stromingen. Enerzijds is er de cynisch-apathische die onthutst achterblijft in de postmoderne bandeloosheid en anderzijds is er de ironisch-esthetische die er dan maar het beste van maakt. Dit laatste komt concreet neer op 'vrijheid blijheid' ofnog bricolage. Dicht aanleunend tegen deze laatste groep van verhalen is de neiging tot uniformisering en stroomlijning. Voorbeeld bij uitstek hiervan is de globalisering, meer bepaald de economisering, mediatisering en informatisering. Vorm heeft hierbij voorrang op inhoud. Enkele voorbeelden. Bij de economisering staat de geldwaarde boven de inhoud. Bijna alle business, ook adventure-vakanties zitten in deze dynamiek. Bij de mediatisering staat vooral de sensatiewaarde centraal. Bij de informatisering staat de digitale wereld op de eerste plaats. Het internet zorgt bijvoorbeeld voor een afvlakking van de veelheid. Dit alles leidt tot een vorm van indifferentie en relativisme: gewoon meekopen en mee-integreren is belangrijker dan een reden waarom. We bekijken de economisering naderbij. Deze teert op de uniformisering van de veelheid. Er zijn drie grote problemen met het verhaal van de economisering. Vooreerst wordt alles in marktperspectief aangeboden en de informatisering en mediatisering helpen hierbij: individuen worden kopers/consumenten, kiezen wordt kopen, economische logica heerst! Vrijheid krijgt een negatieve lading omdat de economisering teert op het oriëntatieverlies veroorzaakt door een toenemende pluralisering. Ten tweede is er een schijn van onbevraagbaarheid: de economisering profileert zich als enige denkbare link tussen plurale werkelijkheid en individu en slaagt er zo in zijn principiële bevraagbaarheid achter zich te laten. Ten slotte, en aansluitend met het tweede punt, moeten we echter opmerken dat het economische verhaal hoe langer hoe meer een godsdienst is geworden. Een voorbeeld hiervan is de schoonheids- en gezondheidscultus. De problematiek van de levensbeschouwing speelt een almaar grotere rol. Deze vloeit voort uit het verlies aan geloofwaardigheid van de moderne grote integrerende verhalen en de bewustwording van radicale pluraliteit. De mens staat immers hoe langer hoe meer alleen in de wereld en dit creeert een sfeer van onzekerheid en instabiliteit. Mogelijke reacties is enerzijds traditionalisme (afwijzing van de pluraliteit) en anderzijds bricolage (ontkrachten, de 'kick-cultuur'). Ook de religie deelt in de klappen van de toenemende onzekerheid. Ze dreigt meer bepaald in marktperspectief te vergaan. De uitdaging is om de radicale pluraliteit ernstig te nemen op zich. Bemeesterend omgaan met de veelheid is niet langer een mogelijkheid. 11 Hoofdstuk 5: De weg van het open verhaal (p70-81) Woordjes: Grenservaringen zijn momenten van ontmoeting met jezelf en uitnodiging tot verdere groei Kritische praxis is het kritisch bewustzijn dat hoort bij een open verhaal, waarbij men door in aanraking te komen met andere verhalen zelfkritisch is, maar men ook wereldkritisch is (ten opzichte van de andere verhalen). Samenvatting: In het vorige hoofdstuk zagen we hoe de verhalen van afwijzing en ontkrachting plurariteit niet respecteren omdat ze geen oog hebben voor andersheid. Hoe moet het dan wel? 1. Ervaringen van het andere als postmoderne ervaringsmodus De postmoderne mens lijkt verslaafd aan kicks, de echte ervaring lijkt weggevallen (echte ervaring vereist een verhaal om hem te situeren). Men kan de kick zien als de poging om zijn eigen identiteit vast te houden in de snel verglijdende en verbokkelde Veelheid, als een soort zelfbevestigingservaring: “Dit ben ik”. De grenservaringen zijn geen zelfbevestigingservaringen maar Alteriteitservaringen: “Dit ben ik niet” De sterkste ervaringen zijn die van het doorbroken worden van het bestaand eigen verhaal. Zulke radicaal openbrekende gebeurtenissen zijn vooral negatief maar kunnen ook positief zijn.Vb: verhaal van sociale zekerheid stort in als ziek kindje geen geld voor operatie krijgt omdat de kans op slagen te klein is. Slechts in het steeds opnieuw weggeroepen worden uit de beslotenheid van het eigen verhaal vinden individu en gemeenschap identiteit. (Opm: Jezus zal in een van de volgende hfdst. graag zulke openbrekende dingen doen). Het verschil tussen de kick en de alteriteitservaring is dat kicks gezocht worden, en alteriteitservaringen overvallen. 2. De sleutel van het postmoderne kritische bewustzijn Hoe men ook de veelheid in zijn verhaal opneemt, er is altijd nog iets anders. Postmodern lijkt er enkel plaats te zijn voor verhalen die zich rekenschap geven van hun eigen specifieke en beperkte perspectief. 3. Het model van het open verhaal Een open verhaal is in essentie een geheel van kenmerken en criteria die een verhaalstructuur die de actuele situatie van pluraliteit ernstig neemt. Hoe zo’n open verhaal eruit ziet schetsen we alsvolgt: 1) Het kader: Eerst en vooral is er erkenning van het feit dat er vele verhalen zijn, en het besef van de particulariteit van het eigen verhaal. Bovendien is men zich bewust dat men even goed in een ander verhaal terecht gekomen had kunnen zijn, zodat het geloof iets contingents, iets toevallig krijgt. Het toebehoren tot een verhaal is echter niet onbelangrijk, het vormt namelijk een perspectief. Er is een belangrijk onderscheid tussen ONS verhaal en de ANDERE verhalen. Het plurale 12 levensbeschouwelijke veld is volop in beweging, en er zijn conflicten en onverzoendheid tussen de verschillende open verhalen. 2) De verhaalstructuur: Er heerst een open basishouding voor het andere: men heeft oog voor grenservaringen, voor ervaringen die aangeven dat ons verhaal niet klopt. Enerzijds is er dus ontvankelijkheid, gevoeligheid voor wat kan voorvallen, anderzijds is er de principiele weigering om al wat voorvalt onmiddelijk zomaar in eigen verhaal op te nemen Een open verhaal legt getuigenis af van het andere dat in deze openheid verschijnt, men erkent de grenzen van het eigen verhaal. De eigenheid en het beperkend karakter worden beklemtoond. De kritische praxis van een open verhaal maakt attent op en verzet zich tegen het negeren van de andersheid. Concreet wil dit zeggen dat men weigert om in de grote verhalen zoals de economisering mee stappen, hoe moeilijk dit ook is. Dit slaat soms om in een kritiek ten aanzien van gesloten verhaalpatronen 3) Van model naar werkelijkheid Hét open verhaal bestaat niet, bestaande traditities, levensbeschouwingen,... kunnen zich wel zo herstructureren. Openheid maakt verdraagzaamhed en dialoog mogelijk. Openheid stelt particuliere verhalen in staat niet-totaliserend met veelheid en andersheid om te gaan. Openheid spreekt zowel “anything goes” als relativisme tegen want deze beiden verhalen nemen het andere niet ernstig. 4. De waarheidsvraag Open verhalen claimen geen omvattende objectieve waarheid. Dit betekent NIET dat alles waar is. Verhalen verblijven in de waarheid wanneer ze precies blijven verwijzen naar het onvatbare andere. 5. Besluit Particuliere tradities zijn nog steeds belangrijk. Ze overleven als ze niet opgaan in veelheid en zich er niet tegen verzetten. Als ze overleven (door zich steeds te recontextualiseren) bieden ze oriëntatie, en een tegengewicht voor het verhaal van de economisering. 13 Hoofdstuk 6: Een christelijk open verhaal? (p82-88) Samenvatting: We zullen het christelijk verhaal toetsen aan het kritisch bewustzijn van deze tijd. Dit doen we om de mogelijkheden te onderzoeken van een christelijk open verhaal. 1. Ter inleiding: de pluraliteit herkenbaar In de postmoderne samenleving is het bewustzijn gegroeid dat anderen op een andere manier naar religieuze vervulling zoeken, hetzij in andere godsdienst, of binnen de eigen godsdienst. Hierdoor kwamen er conflicten, als gevolg van de confrontatie tussen verschillende opvattingen. Zo noodzaakt de pluralisering een nieuwe christelijk verhaaltraditie, ten aanzien van het hedendaagse grote aanbod van verhalen., maar ook ten aanzien van de eigen geschiedenis. We vinden pluraliteit overal terug. Eerst bekijken we het diachroon. Binnen de eigen godsdienst merkt met dat er geen continuiteit kan zijn zonder discontinuiteit. In de geschiedenis heeft het christendom vaak verschillende vormen aangenomen, die onderling niet altijd verzoenbaar zijn. Gedurende de kerkgeschiedenis zijn verschillende mensen ook als ketter afgewezen geweest, terwijl hun mening later werd gerecontextualiseerd. (bv. Thomas van Aquino). Vervolgens bekijken we het synchroon. In het christendom zijn er verschillende christelijke Kerken met andere visies. Meer algemeen wijst het bestaan van andere wereldgodsdiensten de christenen erop dat hun verhaal slechts één van de vele is. 2. Sensibiliteit voor het andere: herkenbare ervaringsmodus voor christenen? Er is een valkuil om God te betrekken in het christendom. Omdat het ‘onze’ god is, lijkt dit te wijzen op een geslotenheid. Later zullen we zien dat het Jezusverhaal zich niet laat sluiten. Opmerking: niet elke alteriteitservaring is een religieuze ervaring. Er moet een verhaal aanwezig zijn om open te breken. 3.Vandaag in de Christelijk boodschap geloven: naar een Christelijk open verhaal Het Christelijk verhaal wordt geen open verhaal omdat de context dit zou dicteren, maar omdat het zichzelf - in termen van het eigen verhaal - als een open verhaal ontdekt en theologisch weet de legitimeren. De Christen leert dat zijn verhaal particulier is en hij weet dat hij geen absoluut perspectief kan claimen omdat dit tot totalitarisme leidt. Het Christelijk verhaal mag niet enkel contextueel onderbouwd worden maar moet ook theologische geldigheid bezitten. Dit onderzoeken we in volgend deel. 14 Hoofstuk 7: Jezus de onderbreker van Godswege (p90-114) Woordjes: Genoegdoening is eerherstel, schadeloosstelling. Kerygma is een expliciete getuigenis. Messiasgeheim is dat er moest gezwegen worden over Jezus, er mocht niet openlijk gepraat worden over Jezus. Paradigma is een model. Samenvatting: In het derde deel van het boek gaat men in op de theologische recontextualisering van het christelijke verhaal in de actuele context. Twee vragen staan hier centraal: “Kan theologisch gezien het christelijke verhaal ‘open’ genoemd worden?” en “Wat zijn hiervan de theologische consequenties van?” In hoofstuk 7 beantwoorden we deze vragen via een onderzoek naar het fundament van het christelijke verhaal: het geloof in Jezus Christus. We onderzoeken de verhaaltraditie. In hoofdstuk 9 gaan we in op de theologische gevolgen die de erkenning van de veelheid aan godsdiensten heeft. 1 Inleiding: Jezusbeelden en postmoderne context Typisch voor christenen is het dat hun verhaal aan de persoon van Jezus gekoppeld wordt. Ze speuren naar verhalen, metaforen, beelden om van hun geloofservaring te getuigen. Jezusbeelden evoceren, appeleren en dagen uit tot navolging. In de tekst wordt verder een belangrijk voorbeeld gegeven waarin duidelijk wordt dat het verschil tussen de vroegere context en de hedendaagse zeer groot is geworden: Anselmus, aartsbisschop van Canterbury (1100) vraagt zich af hoe we de verlossen in of door Jezus zijn kruisdood moeten beschouwen. (Waarom wordt God mens?). Hij beantwoordde zijn visie op basis van het toenmalige systeem van feodaliteit (Eer, trouw, gehoorzaamheid aan de vorst). Anselmus komt aan het volgende Jezusbeeld: op het kruis is Jezus het zoenoffer geworden voor Gods gekwetste eer. Gods eer wordt onrecht aangedaan bij de zondeval, en eerherstel is enkel mogelijk door genoegdoening volgens het feodale rechtsdenken. Jezus neemt de plaats in van de mensen in en herstelt zo de (scheppings)orde. In het licht van het feodale leenstelsel kan men dit verhaal plaatsen en inzien dat het een voorbeeld is van Gods opperste barmhartigheid, niet van wreedheid. Besluit: Verhalen zijn contextafhankelijk, zij evoceren en appelleren niet (altijd) meer. Oplossing: op zoek naar nieuwe beelden die dit wel doen (d.i. recontextualisering) 2 Vragen: Wie is Jezus? Wat doet hij? 2 Jezus’ praxis van het open verhaal In deze sectie illustreert men met verhalen dat de 3 structuurelementen van het open verhaal: 1. Open basishouding 2. Getuigenis van het Rijk Gods 3. Zelf- en wereldkritiek sterk aanwezig zijn in Jezus’ praxis en onderling niet onlosmakelijk met elkaar verwoven zijn. 15 1. Jezus’ open abba-relatie als grondhouding Centraal is een open grondhouding, deze is typisch voor een authentieke (open) relatie tot God en medemens. Centraal staat het dubbele gebod: bovenal bemin God, en je naaste als jezelf. Ook: God God laten zijn. Er wordt aangeklaagd dat sommigen (schriftgeleerden, Farizeeeen) het woord van God voor eigenbelang, roem en aanzien gebruikt wordt. De grondhouding wordt zowel positief als negatief geevoceerd. (Positief: de bergrede; Negatief: de strafrede tegen de Farizeeen). Dit betekent de grondhouding wordt geassocieerd met radicale liefde, authenciteit bij het bidden, . . . (Nogal abstracte materie, lees p. 104-105 vluchtig) Dubbele kwetsbaarheid: Dit houdt in dat men geraakt en gekwetst kan worden, maar zelf ook opmerkzaam kan zijn (bijvoorbeeld tegen hegemonische of gesloten verhalen). 2. Getuigenis van het rijk Gods Veel (kleine) voorbeeldjes: het is met het rijk Gods als. . . Doel: Getuigen (evocerend-getuigend) ´en bewaren van Gods mysterie en reddende werking (heilswerking) Door parabels: kleine verhaaltjes, gelijkenissen • genereren nieuwe inzichten (vaak d.m.v. omkering van de situatie) • roepen op tot bekering en engagement Illustraties: De barmhartige Samaritaan, De verloren zoon, Lazarus en de rijke (concrete verhalen en uitleg volgen nog) 3. Kritisch-bevrijdende verhaal van Jezus’ open verhaal Jezus doorbreekt gesloten-verhaal structuren op 2 manieren: in woord en handelen. Woord: Overspelige vrouw, Belasting aan de keizer. Een vrouw wordt op heterdaad betrapt van overspel. Het verdict luidt dat zij gestenigd moet worden. Jezus antwoord echter:“Hij die zonder zonde is werpe de eerste steen”. Tegen de vrouw zegt hij:“Ga heen, en zondig niet meer”. Zo opent hij het gesloten verhaal van de wet en op deze manier pakt hij de rol van de aggressoren aan. Hij wijst op de repressieve inslag van de wet. Merk op dat hij ook de adressorspositie, diegene die hij aanspreekt, open laat. Bovendien geeft hij de overspelige vrouw (haar verhaal) een nieuwe richting/toekomst. ‘Het gaat niet om de veroordeling, maar om de roeping van de zondaren’. De Farizeeen probeerden Jezus in de val de lokken met de vraag of het geoorloofd is belasting te betalen aan de keizer. Een positief antwoord zou hem ontmaskeren als valse messias; een negatief antwoord zou wijzen op rebellie tegen de keizer. Hij antwoord:“Geef aan de keizer wat de keizer toekomt, geef aan God wat aan God toekomt”. Jezus maakt hier een duidelijk onderscheid tussen het discours van het geld en het verhaal van God en de mens. Handelen: Tempelreiniging, wonderverhalen, Zacheuus Jezus verjaagt de handelaars uit de tempel en roept hen dat ze van het huis van gebed een markthal hebben gemaakt. Hier klaagt hij aan dat het huis van God gekoppeld wordt aan handel en gelduitwisseling (tempelbelasting om te mogen verhandelen in de tempel), waarbij winst meer belang heeft dan het gebed. Wonderverhalen: denk bv. aan de genezing van de lamme. Belangrijke punt is: vergeven staat voorop het genezen. Het vergeven staat voor het openbreken van de gesloten situatie waarin de mensen geraakt zijn. Zacheus werd verstoten van het woord omdat hij hoofdtollenaar was. Doel: • Opengooien van heersende gesloten verhalen (politiek,. . . ) 16 • Ruimte maken voor slachtoffers • Oproep tot navolging Resultaat: Enerzijds: tegenkanting Anderzijds: verwondering en navolging Algemeen besluit: Het open Jezusverhaal spitst zich toe op het redden van wat verloren gaat. Wie zich open stelt of wie gekwetst is wordt geholpen. 3 Het Jezusverhaal: Voltrekking en belofte vh open verhaal Jezus handelde zelf naar de praxis van het open verhaal. Sterker is het volgende: Het Jezusverhaal is zelf een open verhaal. Het verhaal van Jezus dient als bron voor een tweeledige ervaring: • Verrijzeniservaring: gebeurtenis bekeringservaring zoals E. Schillebeeckx het noemt. Jezus die aan het kruis gehangen is, leeft. Deze gebeurtenis, de verrijzenis, zorgt voor een ommekeer en engagement. De dood van Jezus die z’n hele leven als mislukking zou tekenen is nu omgekeerd. • Geloofservaring van de eerste leerlingen verandert het perspectief, doet getuigenis afleggen en doet een gemeenschap ontstaan. Dit is de sleutelervaring waarvan het christelijke geloof ervaring aflegt. De tekst voert ons verder naar de vraag Wie is Jezus? 4 Spreken over Jezus Christus in open verhalen Gaat verder op de vraag “Wie is Jezus?” Dit wordt toelicht in 3 secties. Parabels over Jezus De parabels, die dienen als getuigenis van het rijk Gods, worden voertuigen om ook van Jezus te getuigen. Illustraties: parabel van de pachters van de wijngaard, de domme en verstandige bruidsmeisjes, het laatste oordeel. De eigenaar van een wijngaard stuurt dienaars naar de pachters ervan, om zijn aandeel van de winst te halen. De pachters mishandelen p. 108 telken de dienaars en betalen de eigenaar niks. De eigenaar stuurt dan zijn zoon, in de overtuiging dat ze dan wel zullen betalen. De pachters vermoorden echter zijn zoon. Het moraal van het verhaal is dat ondanks al deze verschrikkelijke dingen, de pachters toch vergeven moeten worden. (dit was de reden waarom Jezus het verhaal vertelde). In de tekst echter wordt deze parabel toepast op het leven van Jezus: de pachters worden geidentificeerd met de mensen en schriftgeleerden die van Jezus af wilden, de dienaars met de profeten die God naar de mensen zond en Jezus met de zoon. Enkele andere voorbeelden Het evangelie van Marcus heeft een open einde: bij de opening van het graf van zien de vrouwen tot hun verbazing dat Jezus verdwenen is. Het laat het verhaal open voor het geloof. Messiasgeheim: er moest gezwegen, niet openlijk gepraat worden over Jezus. Het model staat voor het onbegrip van al wie te vlug het Messias-zijn van Jezus wil verklaren en het onbegrip van iedereen die de openheid van het christelijk verhaal wilt “sluiten” (uit misverstand of zelfbehoud). Het voorbeeld van het transfiguratieverhaal benadrukt dat de verrezen Jezus niet in het aardse te vatten is, maar tegelijk ook niet compleet losstaat van de aardse Jezus. Het verhaal van de Emmausgangers doet dit ook. 17 Pluraliteit als middel tot een resultaat Vele titels, vele heilsdefinities (bv. Christus, Messias, Heilszoon. . . ), vier evangelies, vele genres. Dit alles illustreert dat Jezus niet zomaar te vatten is in 1 beeld. Dit getuigt van de openstructuur van het verhaal. (zie hoofdstuk over open verhalen) Het open verhaal bestaat niet, er is ruimte voor pluraliteit. Iedere tijd zoekt naar de gepaste vorm om het open verhaal van Jezus verder te vertellen. (cfr. de recontextualisering zoals besproken in het begin van dit hoofdstuk). 5 Een tweeledig besluit Op de eerste vraag van dit hoofstuk moet duidelijk ‘Ja’ geantwoord worden: het christelijk verhaal kan open zijn. De structuur van het verhaal is niet alleen zichtbaar in de behandelde bronteksten, maar is zelf christologisch (= van uit de christelijke religie zelf) gemotiveerd. Op de tweede vraag (wat zijn de consequenties) is het antwoord dat christenen in het hedendaagse kritische bewustzijn een kans vinden om het engagement van het geloven blijvend aan te gaan. Jezus: paradigma van het open verhaal Jezus wordt erkend als maatgevende getuige van het open verhaal. Hij nodigt en daagt iedereen uit de gesloten verhalen te doorbreken en in het open verhaal gericht op God in te treden. imitatio Christi: navolging doorheen de praxis van het open verhaal Het christendom laat ons Jezus kennen als onderbreker van Godswege, laat ons zien wie Jezus is, wat hij doet en waarvoor hij staat. Erin besloten ligt de uitnodiging om deel uit te maken van de praxis van het open christelijke verhaal. Dit wil zeggen: 1. Actieve kwetsbaarheid, overgave, openstaan voor het onverwachte. 2. Nagaan waar ‘het andere’ in het eigen verhaal ontbreekt. 3. Net in de confrontatie met openbrekende andersheid komt Gods genade naar voor. 18 Hoofdstuk 9: In de ban van de ring: Christendom en wereldreligies (p127-141) Woordjes: Oecumenisch wil zeggen strevend naar eenheid van alle christenen; de eenheid van alle christelijke kerken betreffend Confessie is geloofsbelijdenis Dogma is een aan geen discussie meer onderhevige leerstelling Hegemonie is een opperheerschappij Samenvatting: Christenen worden vandaag de dag steeds meer geconfronteerd met een verscheidenheid aan godsdiensten en levensbeschouwingen. Dit roept vragen op zoals: wat leert de situatie van veelheid het Christendom over zichzelf? Hoe kan het Christendom communiceren met andere godsdiensten? Het Christendom als deel van een groter verhaal 1. De parabel van de olifant Op een dag liet een koning alle blindgeborenen van de stad samenkomen. Elke blinde moest een ander lichaamsdeel van een olifant betasten. Hierdoor zag de olifant volgens elke blinde er anders uit en konden de blinden het onderling niet eens worden over hoe de olifant eruit zag. Enkel de koning die niet blind is, weet hoe de olifant er echt uitziet. interpretatie voor de verschillende godsdiensten : Alle godsdiensten zijn waar, maar slechts gedeeltelijk. Ze zijn deelwaarheden van het 'echte' verhaal, een universele religie. problemen : – Vele godsdiensten hebben onverzoenbare verschillen. – Wie stelt de criteria op waaraan deze universele godsdienst moet voldoen? twee mogelijke houdingen voor de Christen : – De positie van een van de blindgeborenen : relativering van de eigen godsdienst, de eigen godsdienst aanvullen met elementen uit de andere godsdiensten – De positie van de koning : we beschouwen de eigen godsdienst als universeel, we kunnen dan de andere godsdiensten verwerpen als onwaar, of de andere godsdiensten beschouwen als deel van de Christelijke waarheid, het Christendom wordt hier beschouwd als een universele metagodsdienst. 2. De parabel van de dauwdruppel Een meester gaat wandelen met zijn zeven leerlingen en laat hen elk vanuit een andere plaats naar een dauwdruppel kijken. Elk zien ze een andere kleur en menen elk te weten welke kleur de dauwdruppel heeft. Daarna liet de meester hen van plaats wisselen en zagen de leerlingen in dat ze allemaal gelijk hadden. twee mogelijke houdingen voor de Christen : – De positie van de leerling : het Christendom is slechts een perspectief , dat samen met de andere godsdiensten tot de volle waarheid combineert 19 – De positie van de meester : de Christen is degene die het gehele licht van de dauwdruppel kan zien en het Christendom is het universele geloof. Het Christendom naast de andere godsdiensten De parabel van de ring Een man had een ring die de eigenschap had dat iedereen die de ring droeg graag gezien werd door God en elke andere mens. De ring werd steeds doorgegeven van vader op zoon. Op een moment had een vader drie zoons die hij alle drie even graag zag, dus liet hij twee identieke ringen bijmaken en gaf elke zoon een ring. De drie zoons eisten nu elk om hoofd van de familie te worden aangezien ze elk de ring hadden en kregen ruzie. Een rechter moest beslissen wie van de drie zoons hoofd van de familie zou worden. De rechter zei echter dat hij geen uitspraak kon doen. Omdat de drie zoons zo'n felle ruzie maakte, kon het onmogelijk zijn dat een van hen de ring droeg die juist de geheime kracht had dit te verhinderen. De oorspronkelijke ring moest dus verloren zijn gegaan. interpretatie voor het Christendom: Het Christendom is net als de andere godsdiensten een van de ringen. Het verwijst naar de onuitspreekbare waarheid, een oerverhaal. Deze waarheid wordt door het Christendom relationeel benaderd. Het Christendom relativeert zichzelf omdat het slechts een getuigenis is van de veel grotere God. Niettegenstaande deze relativering, neemt het Christendom zichzelf ook bijzonder serieus. 20 Hoofdstuk 10: Conflict tussen geloof/theologie en wetenschap? Is er een dialoog mogelijk? Wenselijk? Klassieke modellen Harmoniemodel Dit is het model van de twee boeken. Het ene boek is het geloof, de andere natuur. God is de auteur van beide boeken, dus er kan geen conflict ontstaan tussen beiden. Beiden kunnen samengebracht worden tot een synthese. Middeleeuwse theologen, zoals Thomas van Aquino, zien een verregaande convergentie tussen beiden. God is de causa prima, een onbewogen beweger. Hij brengt de rest in beweging en laat alles zijn beloop gaan en vertrouwt erop dat het zijn ontwerp met alles rekening houdt. Overgang Opkomst van moderne wetenschap maakte een einde aan de synthese, maar niet aan het samengaan van beiden. Galileo Galilei bijvoorbeeld met zijn heliocentrisme (dacht uiteindelijk ook nog wel in het twee-boeken-model). Newton dacht ook nog aan een hand van god achter het geheel. Laplace was dan ook de eerste die God 'verwierp', die God niet meer nodig heeft, maar God blijft hier ook nog altijd degene die het horloge, de wereld in gang duwde. Conflictmodel Dit is gebaseerd op een verkeerde inschatting van beide discours. Er onstaan conflicten door dat zowel geloof als wetenschappen elkaar bestreden. In geloofsbronnen staat bijvoorbeeld een schepping van 7 dagen. De evolutieleer legt dit anders uit. Andere voorbeelden zijn geocentrisme versus heliocentrisme. Het geloof brak hier de grenzen van het wetenschappelijke domein binnen. Vanuit de wetenschap was men echter iets voorzichtiger. Echter door het succes van de wetenschap, kreeg het een unieke status: het positief-wetenschapelijke denken is de enige ernstige manier van zoeken naar de waarheid. Dit wou ook het geloof elimineren, niet meer nodig hebben. Dit wordt ook wel sciëntisme genoemd. Dit is het toepassen van wetenschappelijke methoden en denkwijzen op andere domeinen, zoals de taalfilosofie met het logisch positvisme. Geloof en wetenschap staan hier dus tegenover elkaar, ze kunnen niet naast elkaar bestaan. KloofModel Geloof en wetenschap hebben niets met elkaar te maken. Religie leert ons niet over de realiteit, maar over hoe we er tegenover staan. Wetenschap leert ons dus over de realiteit. Het kloofmodel gaat dus over dat tussen religie en wetenschap gaapt er een diepe, onoverbrugbare leegte. De cognitieve en zingevende interesse hebben niets met elkaar te maken. Dialoog Kritiek op het kloofmodel 21 Vanuit de theologie Het onderscheid tussen kennis en zingeving wordt meestal niet betwist: Religie moet wetenschap niet vrezen (volgens (laat)moderne theologen). De scheiding tussen de twee zorgt er wel voor dat er minder aandacht is voor zingeving, waar een theoloog niet mee kan leven. Wetenschap(sfilosofie) De wetenschapsfilosofie zegt dat de grens tussen wetenschap en religie zeer moeilijk te trekken is. Dit wijst op een grens aan het eigen kennen en kunnen. Voorwaarden voor een dialoog Onherleidbaarheid We nuanceren de kloof, maar heffen hem niet op. Onderscheid Taal verschilt: Wetenschap beschrijft en Gelooftstaal probeert rond het mysterie te cirkelen en poogt dit gepast te evoceren. (objectiviteit versus subjectiviteit) Voorbeeld: evolutieleer en dialoog Wetenshap en evolutie De mens is de voorlopig laatste sprong in de evolutie. Verklaringen Het evolutieproces is iets raar: Hoe komt het proces van aanpassingen aan de omgeving op gang? Is dit louter toevallig? Wetenschappers willen liever niets onbepaald. De theoloog ziet hier maar al te graag de hand van God in. Theologen proberen dus het wetenschappelijke discours op te heffen: - de toevalligheid aan God toeschrijven en dus hun eigen verhaal in te schakelen - het uit te schakelen door hun eigen verhaal (creationisme) Een open dialoog Wat doet de theoloog nu juist? - Gaat kijken naar zijn eigen verhaal en bekijkt dit kritisch. vooral omdat dit sporen zijn van vroegere dialogen met de wetenschap (of oudere vormen hiervan) - De theoloog schrijft niet meer alles wat toevallig kan zijn aan God toe - De theoloog kijkt waar wetenschappers misschien wel hun eigen discours overschrijden. - De theologie leeft van openheid. 22 Theologie duidt dan wel het element in het wetenschappelijke dat ze aanduiden met het toeval. Wetenschappers krijgen hier geen vat op. Hierover heeft de wetenschapper verwondering. De theoloog duidt hier op en evoceert dus de 'eenheid in de spanning' die geloof en wetenschap kenmerkt, een funderende passiviteit, openheid, die zowel wetenschap als geloof voortstuwt. Besluit: vooruitzichten Verder kan de dialoog niet gaan. Er is wel wat onderlinge uitwisseling van metaforen, denkmodellen,... Een hogere synthese die wetenschap en geloof bundelt en in elkaar vervlecht, zal vervallen in iets dat geen recht doet aan de pluralistische wereld waar we in leven (geen harmoniemodel dus). De oplossing is dus een wel verstaan differentiemode, dat de eigenstandigheid van beide bevestigt, zoekt naar structurele affiniteit, vermijdt onvruchtbare geschillen en zorgt voor nadenken over het mens-zijn. Wetenschap en geloof worden hierin open verhalen. Extra: over het differentiemodel: Het differentiemodel stelt dat er noch een diepe kloof heerst tussen geloof en wetenschap, noch een hogere synthese tussen beide is. Ze zijn geen concurrenten van elkaar, en toch op elkaar betrokken, ook al gaan ze nimmer in elkaar op. 23 Hoofdstuk 10: Lezing van T. Smedes Samenvatting: Middeleeuwse synthese De geschriften van Aristoteles en de bijbel werden gezien als 2 bronnen om tot kennis over god te komen: de natuur is gods schepping, dus kennis over de natuur is kennis over god. Er was dus sprake van harmonie tussen geloof en "wetenschap". Hierbij zijn wel enkele bedenkingen te maken: "Wetenschap" was er toen nog niet, enkel natuurfilosofie (Aristoteles). Er was toch wel discussie over de rol van de rede in de theologie. De dialectici (Thomas van Aquino, Anselmus van Canterbury) waren pro-rede. De antidialectici (Tertillianus) waren anti-rede. De synthese tussen geloof en wetenschap bij de dialectici is toch een voorwaardelijke synthese: de rede moet wat in toom gehouden worden door het geloof. De splitsing Vanaf de 17e eeuw (verlichting) gaat men op zoek naar een fundament voor staat & moraal dat universeler is dan de godsdienst (om toestanden zoals de 30-jarige oorlog te vermijden). Dit fundament is de rede. In de 17e eeuw is er ook de opkomst van de mathematische wetenschap. Volgens Descartes, Galileo, Newton en anderen is de wiskunde de natuurlijke taal om wetenschap in te formuleren. Dit is een breuk met de natuurfilosofie van Aristoteles. Fysico-theologische verwondering De fysico-theologie is een stroming die beweert dat wetenschap bedrijven een ervaring van het goddelijke is. Wetenschappers zoals BoerHave en van Leeuwenhoek zagen in wetenschap een vorm van godsdienst. Empirische kennis is voor hen kennis over god. De verwondering die ze ervaarden bij hun ontdekkingen speelde hierin een belangrijke rol. Het probleem is echter dat verwondering niet goed samen gaat met het wetenschapperlijk ideaal van koel afstand nemen van het object van studie. Natuurlijke theologie Paley (18e en 19e) introduceerde het ontwerpersargument. Voorbeeld: het menselijk oog is zo complex dat het wel door iets/iemand ontworpen moet zijn. (eigenlijk is dit dus al een vorm van ID). Algemeen idee van Paley: wetenschap is niet alleen een ervaring van god (zoals bij de fysico-theologen), maar door wetenschap te doen kan men ook tot kennis over god komen. Dus voor Paley is er niet alleen de verwondering. Wetenschap levert ook harde bewijzen voor het bestaan van god. Kritiek op Paley 24 Volgens Paley is god aanwezig in datgene wat de wetenschap niet kan verklaren (zoals het oog). Naarmate de wetenschap vordert, gaat het geloof dus achteruit. Darwin Was eerst een groot aanhanger van Paley, heeft later de theorieen van Paley verworpen. Hij had ook twijfels over het bestaan van een goede en almachtige god. Deze twijfels werden vooral veroorzaakt door de dood van zijn dochter en doordat de evolutietheorie zegt dat evolutie een willekeurig proces is (dus geen goddelijk ingrijpen) . Darwin was een agnost maar geen atheist. Hij weigerde om te zeggen dat god niet bestaat. In ieder geval rekent Darwin voorgoed af met het concept van de ontwerper-god. ID is dan ook niet verdedigbaar. Noch vanuit de wetenschap, noch vanuit de theologie. Inderdaad, iedereen is het er mee eens dat de wetenschap vooruit gaat en steeds meer zal verklaren. Het is dus niet slim om zoals Paley en ID-aanhangers god te zoeken in de gaten van onze kennis. Het is beter om god te zoeken in datgene wat we wel kennen. Beginnen bij wat er is Voorbeeld van 3 wetenschappers die theologen zijn geworden en die proberen om het dialoog tussen geloof & wetenschap aan te gaan. Barbour beschrijft 4 mogelijke standpunten. Conflict boedelscheiding (=kloofmodel) dialoog (=differentiemodel) integratie Karl Barth en De Dijn zijn aanhangers van het kloofmodel. Het nadeel van het kloofmodel is echter dat het geloof in dit model iets puur praktisch is. Het is niet mogelijk om (op een cognitieve manier) na te denken over het geloof. De theologie past dus niet in dit model. Barbour en Peacock proberen de theologie weer een plaats te geven. Het gevaar is wel dat we niet terug kunnen naar een synthese tussen geloof en wetenschap. Bij een poging om tot een synthese te komen moet altijd het geloof of de wetenschap "op maat gesneden worden" (procrustusbed). Voorbeelden van zulke foute pogingen tot synthese: god leeft op kwantumniveau intelligent design chaostheorie geeft aan waar de absolute grens van de menselijke kennis ligt (en voorbij die grens leeft god) Distantie en integratie Het geloof en de wetenschap mogen hun respectievelijke grenzen niet overschrijden. Maar dat betekent niet dat er een onoverbrugbare kloof is tussen beiden. Constitutief verschil 25 Wetenschap en godsdienst verschillen te veel om met elkaar in conflict te komen. Ze gebruiken verschillende taalregisters. Dus geen harmoniemodel, geen conflictmodel. Het kloofmodel gaat echter ook te ver: religie & wetenschap hebben iets te vertellen over een en dezelfde werkelijkheid. Ze doen dit alleen op een totaal andere manier. Voorbeelden die het constitutief verschil illustreren: 2 verschillende kaarten van hetzelfde terrein musicale & amusicale persoon 2 visies op verliefdheid Conclusie van die voorbeelden: het zijn telkens 2 totaal verschillende manieren om naar hetzelfde te kijken. Zo is het ook (tot op een zekere hoogte) met geloof & wetenschap. besluit: dialoog Een dialoog voeren is eigenlijk de enige oplossing. Dit is ook een puur praktische zaak, je moet het gewoon doen. Voorbeeld van hervormde kerk: Het is moeilijk om een gesprek op te starten: er is een constitutief verschil. Toch is er zeker geen sprake van een conflict. Het is moeilijk om de juiste vragen te stellen. In ieder geval kunnen er al veel nutteloze vragen uit de weg geruimd worden. Conclusie: Geloof OF wetenschap is een vals dilemma. Er is een constitutief verschil ("verschillende taalregisters") maar geen conflict. Toch moet de dialoog worden aangegaan. 26 Ten uitgeleide (p141-145) Samenvatting: We omschrijven de positie van de christen vandaag de dag in zes puntjes. 1) Geloof is een keuze. Cultuurreligie wordt opnieuw geloofsreligie (cfr. Inleiding (toledo)); een vrijwilligerskerk in plaats van meerderheidskerk waarin men geboren wordt. Het geloven houdt het uitdrukkelijk kiezen voor het christelijk verhaal in, om denken, handelen en leven te duiden; men kiest bewust voor het geloof. 2) De gelovige kiest voor een particulier verhaal. Het geloof heeft, in tegenstelling tot wat vaak wordt aangenomen, geen absoluut filosofisch fundament in de werkelijkheid. Geloof blijft geloof; men treedt in een verhaal in waarbij men op een blijvende zoektocht naar God is, waarvan opduikende geloofstwijfel zeker deel uitmaakt. 3) Een 'geloofdskeuze' (zoals in 1)) impliceert een religieus gemotiveerd kritisch bewustzijn. God is voor de gelovige de/het a/Andere, niet om voor eigen nut te gebruiken; God glipt weg voor degene die het voor zich wil vastgrijpen of wil begrijpen. God wordt zichtbaar in de armen, kleinen en vervolgden ("de zwakken"). In deze context kan men zeggen dat, voor christenen, de theologie (het geloof) sensibilisering voor (en het verzet tegen) de/het bedreigde andere motiveert. 4) Wie het echte christelijke verhaal wil leren kennen, zal in concrete navolging moeten stappen om te (kunnen) leren wat het betekent te geloven dat God liefde is, dat in Jezus ons genade geschonken wordt,... In feite dienen christenen op het publieke forum opnieuw het 'arcanum' ('geheim', 'waarover men zwijgt') ingesteld te worden, uit respect voor wat hen ten diepste toe beweegt. Immers, het christendom is niet "onuitputtelijk" uitlegbaar, communiceerbaar, transparant te maken. (Dit probeerde men in de moderne tijd, wat tot gevolg had dat christendom al gauw tot ethiek (waardebeleving) werd herleid.) In de relatie tussen God en mens zijn er dimensies aanwezig die - op welke wijze dan ook - niet commmuniceerbaar zijn voor wie dit geloof niet deelt. 5) Geen functionele reductie. Christenen zijn geen christen omdat ze - geïndividualiseerd als ze als postmodernen zijn - actief hun identiteit willen construeren, zin willen geven aan hun leven, of omdat ze op kritisch-verantwoorde wijze structuur willen brengen aan de chaotische veelheid. Ze zijn christen omdat ze zich aangesproken voelen door de in Jezus Christus geopenbaarde God. Voor de christen kunnen het geloof en de traditie nooit tot een maatschappelijk-culturele functionalisering gereduceerd worden (waarbij enkel het zingevingskader en integratiepatroon van het christelijk geloof als relevant worden gezien). 6) Christenen zullen zich, door de ervaring van de rijkdom gekregen vanwege hun geloof, blijven geroepen voelen tot een missionair engagement (geloof doorgeven). Wanneer een gelovige, in respect voor het arcanum, over zijn geloof spreekt, dan heeft dit in de actuele context altijd ook iets van getuigenis. Iemand die levensbeschouwelijk anders is georiënteerd is het dan misschien niet eens met hem, maar de authenticiteit die er mogelijk uit spreekt, kan beklijven (blijven hangen). 27 Tot slot het verhaal van Hans: na jaren zwoegen krijgt hij een goudklomp, maar doet herhaaldelijk aan ruilhandel zodat hij op het einde slechts twee schamele stenen overhoudt. Maak nu de link met "het verloren gaan van de traditie": *Is het het christelijke geloof niet evenzo vergaan? *Zijn de talloze hertalingen van de geloofsinhoud, onder druk van de moderniteit, niet een voorgaande proces van relativering (zodat er in plaats van waardevol goud een slijpsteen rest die makkelijk kan weggegooid worden)? *Leeft men nu niet in het pijnlijk besef dat heel wat waardevolle traditie verloren is gegaan zoals ook Hans' tevredenheid zal omslaan in ontevredenheid, éénmaal hij ontdekt wat hij verkwanselde? Men zou kunnen argumenteren dat Hans helemaal niet zo ongelukkig zal zijn, immers, op een lange reis is een massief stuk goud (hoe waardevol ook) werkelijk een last. Analoog kan de traditie, begrepen als massief geheel van inhouden, de christen meer een last dan een zegen zijn. Echter, een open traditiebegrip laat zich niet vergelijken met een inerte klomp goud, maar eerder met een kompas dat, steeds, het noorden wijst en zo helpt de juiste richting te bepalen. 28 Zelfstudiemodule H9: Een vraag: Vandaag worden christenen wellicht scherper dan ooit geconfronteerd met de pluraliteit aan godsdiensten en levensbeschouwingen. Typerend voor de theologie van onze tijd is dat deze pluraliteit aanknopingspunt wordt voor de theologische reflectie. De religieuze verscheidenheid, en de in deze verscheidenheid beleefde religieuze authenticiteit, zet theologen aan het denken. Ze leggen zich toe op de studie van de andere wereldgodsdiensten om deze beter te begrijpen. Ze bestuderen de verhouding tussen de eigen godsdienst en de andere godsdiensten (in een 'theologie van de niet-christelijke godsdiensten'). Ze onderzoeken de mogelijkheden van het samengaan van verschillende godsdiensten op leerstellig en/of praktisch gebied in een oecumenische theologie - en denken hierbij in het bijzonder na over de voorwaarden voor de interreligieuze dialoog die aan de basis zouden kunnen liggen van zo'n samengaan. Vele standpunten omtrent de mogelijkheid, het belang, de opportuniteit, de concrete gestaltegeving en de te verwachten uitkomst van dergelijke ondernemingen werden reeds naar voor gebracht. De confrontatie met de andere godsdiensten nodigt christenen echter ook uit over hun eigen godsdienst en de claims (universaliteit, waarheid) die deze maakt, na te denken. Uitgangspunt van dergelijke reflectie is niet de vraag, bijvoorbeeld, wie de andere is, hoe christenen de andere kunnen kennen, of hoe zij zichzelf ten aanzien van de andere godsdiensten kunnen profileren, wat zij de andere kunnen leren en van de andere kunnen leren, hoe zij ermee kunnen communiceren en samenleven. Wel is de uitgangsvraag hoe christenen, gegeven de veelheid aan andere godsdiensten, zichzelf daarin situeren: wat leert de situatie van veelheid het christelijke verhaal over zichzelf; op welke manier kan het zich temidden van de veelheid staande houden zonder erin, ten diepste toe gerelativeerd, onder te gaan? Geef in uw eigen woorden aan waarom deze vraagstelling in de lijn ligt van wat we in de colleges Vraagstukken over godsdienstwetenschappen gezien hebben: Een antwoord: In uw antwoord moeten op één of andere wijze volgende elementen aan bod gekomen zijn. In de eerste plaats zal u verwezen hebben naar de situatie van levensbeschouwelijke veelheid die in onze Westerse context ontstaan is 1. door de moderniseringsprocessen van functionele differentiatie en secularisatie; 2. en vervolgens door het postmoderne geloofwaardigheidsverlies van de moderne grote verhalen, inclusief het christelijke verhaal. 3. Specifiek voor onze cultuur is dan ook het afbrokkelen van het christelijke monopolie inzake zingeving. Vele andere levensbeschouwingen en religies hebben zo voet aan de grond gekregen. 4. Dergelijke situatie van veelheid doet iedere individuele levensbeschouwing op zijn grenzen stoten: er is andersheid aan de grens van het eigene, die dit uitdaagt en bevraagt. Diverse reacties hierop zijn mogelijk, van recuperatie tot afwijzing. 5. Deze bevraging van de eigenheid is tegelijk de keerzijde van een grotere gevoeligheid en interesse voor andere religies en levensbeschouwingen: gaat het overal om hetzelfde, is er verschil? Hoe omgaan met dit verschil? 29 6. Het model van het open verhaal voorziet alvast in een structuur om met deze uitdaging van de veelheid en de andersheid om te gaan. Het is dan ook vanuit dit perspectief dat de rest van de oefening is opgezet: hoe reageert een individuele levensbeschouwing, hier in casu het christelijk geloof, op de uitdaging van de veelheid en de andersheid, die zichtbaar wordt in de andere religies? Enkele definities: (Christelijk) inclusivisme zegt: als andere religies waar zijn, dan enkel in relatie tot het christendom. Het christendom bezit de volle waarheid, de anderen kunnen erin delen. Opmerking: dit is de houding van de koning in de parabel van de olifant. Sinds het Tweede Vaticaans Concilie (1962-65) is dit ook grosso modo de positie van de katholieke kerk. De katholieke kerk houdt dus staande dat zij toegang heeft tot de waarheid in haar volheid, maar erkent ook sporen van waarheid in andere godsdiensten. Missioneren en evangeliseren gebeurt dan ook best door bij deze sporen aan te knopen, deze te verrijken en deze tot volle waarheid te brengen van het christelijk geloof. In de katholieke kerk geldt dit inclusivistisch beginsel niet alleen ten aanzien van de wereldgodsdiensten maar ook ten aanzien van de andere christelijke kerken en geloofsgemeenschappen: hoe meer deze lijken op de katholieke kerk, hoe meer waarheid en heilsbemiddeling ze kunnen claimen. (Christelijk) exclusivisme beweert: alleen wie christen is (en dus bijvoorbeeld niet de boeddhist), wordt gered. Opmerking: Vóór het Tweede Vaticaans Concilie (1962-65) was dit grosso modo de positie van de katholieke kerk. Andere godsdiensten hadden gewoon geen plaats, en moesten dus verdwijnen - wat bijvoorbeeld bij missionering ernstige gevolgen kon hebben. Vandaag wordt dergelijke positie vaak als fundamentalisme omschreven. Zowel religieuze als atheïstische posities kunnen hierin vervallen. Pluralisme stelt dat alle religies, hoe divers ook, gelijk zijn: alle religies redden, dat wil zeggen het nettoresultaat is hetzelfde: "heil". Pluralistisch inclusivisme houdt in: omdat we in principe geen afstand kunnen doen van onze deelnemerspositie in interreligieuze aangelegenheden, worden andere religies altijd in termen van de eigen religie geïnterpreteerd, maar kunnen ze niettemin hiertoe niet herleid worden. Enkele opmerkingen: Enkel overtuigde moslims komen in de hemel terecht: Niet alleen vanuit de christelijke godsdienst kan men exclusivistische denkbeelden erop nahouden. Naast christelijk exclusivisme bestaat bijvoorbeeld ook moslim exclusivisme. e stelling: Enkel de atheïstische visie kan waarheid claimen: Er bestaat ook zoiets als een atheïstisch exclusivisme, ook al is het atheïsme in strikte zin geen religie natuurlijk - wel een specifieke levensbeschouwelijke optie. 30 Zelfstudiemodule H10: Enkele vragen en oplossingen: 1. Het differentiemodel stelt dat er noch een diepe kloof heerst tussen geloof en wetenschap, noch een hogere synthese tussen beide is. Ze zijn geen concurrenten van elkaar, en toch op elkaar betrokken, ook al gaan ze nimmer in elkaar op. Waar. Dit is de essentie van het differentiemodel. 2. Het kloofmodel dient gerelativeerd te worden, want beperkt teveel het reflexieve aspect op het niveau van de zingeving. Theologie, zoals dit aan de faculteit Godgeleerdheid gebeurt, lijkt niet mogelijk. Waar. 3. Binnen het differentiemodel is een sciëntistische houding mogelijk. Onwaar. Een scientistische houding is enkel denkbaar binnen een conflictmodel. 4. Het verschil in taalspel is fundamenteel voor het differentiemodel; slechts wie inziet dat structureel dezelfde zinnen toch in een heel ander taalspel kunnen voorkomen, en dus volledig andere dingen kunnen betekenen, is in staat dit model toe te passen. Waar 5. Ook in het differentiemodel, zoals in het kloofmodel, heeft historischwetenschappelijk onderzoek geen relevantie voor theologische vraag naar de Christus van het geloof. Onwaar. Precies in een differentiemodel kan van een gekwalificeerde verhouding tussen historisch onderzoek en theologie sprake zijn. Het historisch onderzoek kan nooit het theologische spreken dicteren, maar kan het wel informeren en corrigeren daar waar het zelf historiserend te werk gaat. 6. Het differentiemodel leert de theologie in de eerste plaatst en zelfkritiek te doen. Waar. Het leert de eigen grenzen te zien en kritiseert eigen grensoverschrijdingen. 7. Het differentiemodel leert dat theologen uiteindelijk achter het lange proces van de evolutie (via trial and error) Gods hand vermoeden. Onwaar. Het differentiemodel leert precies om het 'alsof' van de evolutie ("alles is gelopen alsof de mens de uitkomst moest zijn") niet te gemakkelijk te identificeren met een goddelijk plan. Wie dit doet introduceert al te vlug theologische elementen in een wetenschappelijke uiteenzetting. 8. Het creationisme wijst een letterlijke interpretatie van het bijbelse scheppingsverhaal van de hand ten voordele van de evolutietheorie. Onwaar. Precies het omgekeerde is het geval. 31 32