Onderwijsraad Aan de minister van onderwijs en wetenschappen, Postbus 25000, 2700 LZ Zoetermeer. Ons kenmerk OR 4 / 3 4 5 K vY/CR Uw kenmerk VO/BVE/AE/M-89035352 d.d. 8 december 1989. Nassaulaan 6 2514 JS 's-Gravenhage Telefoon 070-3637955 Telefax 070-3561474 's-Gravenhage, I l ivîcî tsSU Onderwerp Verzoek om erkenning in het kader van de Wet op de erkende onderwijsinstellingen (artikelen 4 en 5) van Instituut Pont B.V. te 's-Gravenhage. In antwoord op uw bovengenoemde adviesaanvrage inzake het verzoek om erkenning in het kader van de artikelen 4 en 5 van de Wet op de erkende onderwijsinstellingen (WEO) van Instituut Pont B.V. te 's-Gravenhage (met bijkantoren te Dordrecht en Leiden) bericht de Afdeling kwartair onderwijs van de Onderwijsraad u het volgende. De erkenningsprocedure van Instituut Pont te 's-Gravenhage (hierna te noemen: aanvrager) loopt al geruime tijd, zoals ook blijkt uit de inleidende paragraaf van het inspectierapport. Het verzoek om erkenning d.d. 23 april 1987 is door u, blijkens uw schrijven aan aanvrager van 27 oktober 1988 vooralsnog aangehouden, naar de Afdeling aanneemt mede op grond van haar advies van 14 september 1988, OR 4/265 K. Op een aantal essentiële punten is vervolgens d.d. 15 november 1989 een aanvullend inspectie-advies uitgebracht. De erkenningsaanvrage is sedertdien niet herzien. Het aanvraagformulier alsmede het formulier opgave cursussen vermelden alle cursussen die door aanvrager worden verzorgd, met uitzondering van de cursus Toerisme en de vervolgcursus SEPR. Van de aangeboden cursussen vallen thans slechts de opleiding voor het middenstandsexamen en de opleiding SEPRvakbekwaamheid onder de reikwijdte van de WEO. In principe vallen daaronder ook de vervolgopleidingen voor de diploma's Bedrij fscorrespondentie Nederlands, Frans, Duits en Engels. Voor deze cursussen hadden zich blijkens het inspectierapport in november 1989 nog geen cursisten aangemeld. Het is derhalve niet mogelijk onderhavige cursussen bij de erkenningsaanvrage Vermeld bij beantwoording van een brief kenmerk en datum 2 te betrekken. De Afdeling beveelt u aan er met behulp van de inspectie op toe te zien dat, mochten genoemde vervolgopleidingen in de toekomst ook werkelijk worden gegeven, aan alle eisen van wet en besluit wordt voldaan. Op grond van het inspectie-advies en de betreffende bijlagen bij de erkenningsaanvrage is de Afdeling van mening dat de financiële, de organisatorische en de onderwijskundige continuïteit van het onderwijs voldoende zijn gewaarborgd, zoals in artikel 13 van het Besluit op de erkende onderwijsinstellingen (BEO) wordt geëist. Afgaande op het oordeel van de inspecteur neemt de Afdeling aan dat de kwaliteit van het onderwijs voldoet aan de vereisten die daaromtrent in artikel 9 WEO en artikel 2 BEO worden gesteld. Inzake de bevoegdheid casu quo de bekwaamheid van de docenten Durieux en Derks merkt de Afdeling op dat op grond van het schema van de inspectie betreffende de bevoegdheden docenten middenstandsonderwijs in casu een MBA-diploma niet voldoende is. De Afdeling is van oordeel dat hier dispensatie op grond van artikel 7, derde lid, van de WEO zou moeten worden verleend, vooralsnog te binden aan een termijn van één jaar. Ter zake van de overeenkomst met de cursist merkt de Afdeling het volgende op. Met betrekking tot de cursus SEPR wordt niet voldaan aan alle vereisten van artikel 11, sub a, d en e, van de WEO. In de brochure ontbreken gegevens over de doelstelling van de cursus, de wijze waarop deze wordt gegeven, de plaats en de aanvangsdatum. Ook worden de benodigde uren huiswerk niet vermeld. De bepalingen over (voortijdige) beëindiging van de cursus, zoals vermeld in de paragraaf "Algemene bepalingenvoorwaarden en regels avondlessen" zijn onvolledig en vaak niet helder. Blijkens hetgeen in de bovengenoemde Algemene bepalingen is vermeld, wordt de cursus als beëindigd beschouwd wanneer het examen is afgelegd of wanneer de einddatum, zoals vermeld in de inschrijvingsbevestiging, is bereikt, dan wel bij overlijden van de cursist. Dat een einddatum pas bij de bevestiging van de inschrijving wordt medegedeeld acht de Afdeling onjuist. Een cursist dient vóór de inschrijving te weten onder welke condities hij zich verbindt. De bepaling betreffende het overlijden van de cursist hoort thuis in de regeling van het voortijdig beëindigen van de overeenkomst met daaraan gekoppeld een regeling van restitutie van reeds bestaande onderwijsbijdragen. De alinea over schriftelijke opzegging op de laatste bladzijde van de brochure zou voor de duidelijkheid daarom voorafgegaan moeten worden door een zin analoog aan artikel 11, eerste lid, sub g WEO, bij voorbeeld: "De voorwaarden, waaronder de overeenkomst voortijdig kan worden ontbonden, zijn: a. overlijden ; b. opzegging ". 3 Uit de brochure blijkt niet hoe hoog het te restitueren bedrag is bij opzegging of overlijden daar de cursusduur slechts globaal is aangegeven, zodat het per maand verschuldig bedrag niet kan worden berekend. De Afdeling is voorts van mening dat, wanneer een cursist door de directie de toegang wordt ontzegd of in geval van niet tijdige betaling, een regeling analoog aan die bij opzegging dient te worden getroffen. Ten slotte constateert de Afdeling dat in de brochure over eenjarige beroepsopleidingen - die alle buiten de reikwijdte van de WEO vallen - op bladzijde 1 wordt vermeld dat Instituut Pont is uitgegroeid tot een opleidingsinstituut met verschillende vestigingen in Nederland. Een dergelijke passage kan misverstand wekken over structuur en omvang van het instituut. Op grond van artikel 16 van de WEO acht de Afdeling het van belang dat ook in genoemd brochure die de overige onderwijsactiviteiten van aanvrager betreft, correcte informatie wordt gegeven, bovendien ook omdat in de brochure part-time-avond-opleidingen op de brochure over de eenjarige beroepsopleidingen wordt gewezen. Dat betekent dat ook de Algemene bepalingen in laatstgenoemde brochure dienen te worden aangepast overeenkomstig de hierboven gemaakte opmerkingen ter zake. Indien met bovenstaande opmerkingen rekening wordt gehouden heeft de Afdeling geen bezwaar tegen erkenning van aanvrager. Namens de Afdeling kwartair onderwijs, (drs. J.A.A. Greven, voorzitter), (mr. W.J.E. van de Water, coördinerend secretaris).