Thema 11 Visuele beperkingen - Profi

advertisement
Verwerkingsopdrachten
Maatschappelijke Zorg; saw 3
ISBN 97890 8524 1515
Thema 11 Visuele beperkingen
Verwerkingsopdrachten thema 11
Maatschappelijke Zorg; saw 3
pagina 1
© Uitgeverij Angerenstein BV Velp
Opwarmen en oriënteren
Opdracht 1
Het doel van deze opdracht is dat je voorkennis over visuele beperkingen opfrist.
Beantwoord de volgende vragen naar eigen inzicht. Ze zijn bedoeld als warming-up.
1 Als je iemand ziet met een bril, denk jij dan aan een visuele beperking? Leg je
antwoord uit.
2 Waaraan denk je bij een visuele beperking? Noem drie voorbeelden.
3 Hoe herken je iemand die blind is?
4 Bedenk vijf dingen waar iemand met een visuele beperking moeite mee heeft.
5 Kun je uitleggen wat het betekent als iemand verlies van gezichtsscherpte heeft?
Verwerkingsopdrachten thema 11
Maatschappelijke Zorg; saw 3
pagina 2
© Uitgeverij Angerenstein BV Velp
Herkennen en onderscheiden
Opdracht 2
Het doel van deze opdracht is dat je de juiste betekenis van de begrippen uit dit
thema kent.
Geef de juiste betekenis van de volgende begrippen door:
 het begrip in eigen woorden te formuleren;
 een voorbeeld te geven waarbij je het begrip toepast.
6 visuele beperking
7 accommodatie
8 staafjes
9 kegeltjes
10 blindheid
11 slechtziendheid
12 braille
13 amblyopie
14 gerstekorrel
15 bleparitis
16 conjunctivitis
17 ablatio retinae
18 nystagmus
19 glaucoom
20 cataract
21 maculadegeneratie
Verwerkingsopdrachten thema 11
Maatschappelijke Zorg; saw 3
pagina 3
© Uitgeverij Angerenstein BV Velp
Begrijpen en toepassen
Opdracht 3
22 Lees paragraaf 11.2 en 11.3. Doe je boek dicht.
Ken je de namen van de onderdelen?
23 Weet je ook nog waar ze voor dienen?
Controleer je antwoorden in paragraaf 11.2 en 11.3.
25 Wat gebeurt er als de staafjes niet goed meer werken?
26 Wat doen de kegeltjes?
27 Waarom kunnen ouderen minder goed zien?
Verwerkingsopdrachten thema 11
Maatschappelijke Zorg; saw 3
pagina 4
© Uitgeverij Angerenstein BV Velp
Opdracht 4
Beantwoord de volgende vragen. Lees eerst paragraaf 11.4 en 11.6.
28 Noem drie oorzaken voor blindheid of slechtziendheid.
29 Welke verschillen zijn er voor mensen met verworven blindheid en aangeboren
blindheid?
30 Welke oogziektes leiden het vaakst tot blindheid? (zie paragraaf 11.5).
31 Welke problemen ondervindt iemand die blind is bij:
 het verwerven van een woordenschat;
 het leren van begrippen als mooi en lelijk;
 het leren ontdekken van de ruimte om hem heen;
 het leren kennen en herkennen van emoties?
32 Bedenk wat jij niet meer kunt doen als je morgen blind zou zijn.
33 Denk je dat blind zijn jouw vriendschap met anderen zou beïnvloeden? Leg je
antwoord uit.
Opdracht 5
In paragraaf 11.5 worden allerlei aandoeningen aan het oog beschreven. Lees deze
paragraaf goed door. Hieronder volgt een oefening om wat meer te weten te komen
over de aandoeningen.
34 Bedenk vijf vragen over deze paragraaf. Schrijf elke vraag op een los blaadje.
35 Ga in een groepje van vijf bij elkaar zitten. Doe alle vragen in een bakje. Neem er
om de beurt een uit en lees hem voor. Beantwoord de vraag samen.
36 Je kunt jullie vragen doorgeven aan een ander groepje en die van een ander
groepje krijgen. Zo kun je nog extra oefenen.
Opdracht 6
Lees paragraaf 11.7 en 11.8 over hulpmiddelen en behandel-, leef- en woonvormen.
37 Maak een poster van hulpmiddelen voor mensen met een visuele beperking.
38 Welke hulpmiddelen zie je op de foto’s in dit thema?
39 Welke hulpmiddelen kende je al, welke zijn nieuw voor je?
40 Stel dat je werkt met mensen met een visuele beperking. Welke handigheidjes
voor de inrichting van een kamer of voor dagelijkse bezigheden ken je nu?
41 Wat wordt bedoeld met een kenniscentrum op het gebied van visuele
beperkingen?
42 Welke behandelvormen ken je? Leg ze uit.
43 Welke woonvormen zijn er voor mensen met een visuele beperking?
Verwerkingsopdrachten thema 11
Maatschappelijke Zorg; saw 3
pagina 5
© Uitgeverij Angerenstein BV Velp
Onderzoeken, oefenen en presenteren
Opdracht 7
44 Bedenk met elkaar twee geschikte activiteiten voor volwassenen met een visuele
beperking. Dat mogen individuele of groepsactiviteiten zijn. Leg uit waarom ze
geschikt zijn.
45 Bedenk welke hulpmiddelen je kunt gebruiken voor het goed verlopen van deze
activiteit en waar je op moet letten bij het werken met deze groep.
Verwerkingsopdrachten thema 11
Maatschappelijke Zorg; saw 3
pagina 6
© Uitgeverij Angerenstein BV Velp
Download