Doelen voor het komende halfjaar Rekenen groep 6 Schrijven, lezen en plaatswaarden van getallen tot en met 500.000. Handig rekenen. 325 min 99. 216 + 98. 5 x 98. 640 min 198. Hoofdrekenen. Wat kosten acht broodjes van 95 cent? Wat krijg je terug als je iets koopt? € 2,85 + … is € 5,-. Cijferend optellen/aftrekken. Tot en met 10.000 Cijferend vermenigvuldigen. 8 x 48, 8 x 348, 18 x 48. Breuken. ¼ van 20, 3/5 van 40, werken met repen en stroken, uitrekenen van taartpunten en hele taarten. Geld. Geldbedragen verdubbelen. Handig optellen. Meten. Meten van lengten, kennen metriek stelsel, meten plattegrond en kaart, oppervlakte en omtrek berekenen. Gewicht. Herleiden gram/kilogram. Meetkunde. Plaats en richting bepalen. Bouwen aan de hand van hoogtegetallen op een plattegrond. Spelling groep 6 Gesloten lettergreep: dokter, bliksem. Meervoud met gesloten lettergreep: fietsen, bejaarden. Open lettergreep: jager, adel. Meervoud met een open lettergreep: apen, bananen. Open lettergreep met korte klank: agenda, balans, baron. Verdubbeling van medeklinker: bakker, offer, kennis. Tweetekenklank: keuken, armoede. Meervoud tweetekenklank: boeken, aardbeien. Begrijpend lezen groep 6 Herkennen oorzaak/gevolg verbanden Letterlijk begrip Hoofdgedachte in een tekst herkennen Efficiënt gebruik maken van woordenboeken en encyclopedieën Tegenstellingen en overeenkomsten vinden. Technisch lezen groep 6 herkennen lettercombinaties en letterpatronen (o.a. de sch, de ch, au, ai, ui, oei) herkennen lettergrepen in geschreven woorden (o.a. horen, beren, overal, vreselijk) herkennen het unieke letterpatroon van (leen)woorden (politie, tram, etalage) maken gebruik van de betekenis van een woord (feest – feestelijk) maken gebruik van de context van een woord (het woord chirurg via een verhaal over een ziekenhuis). Rekenen groep 7 Getallen tot en met 1 miljoen. Kommagetallen, doortellen. Romeinse cijfers. Begin negatieve getallen. Handig rekenen. 200 – 75 – 75, 5400 : 600, Cijferend delen: herhaald aftrekken met grote getallen. Werken met verhoudingstabellen. Vermenigvuldigen met tien, delen met tien. Breuken. ¾ van 200. Relatie breuk en kommagetal. Kommagetallen. 10 x 1,25. 750 : 10. Procenten. Korting, stroken tekenen, relatie met breuken. Geld. Buitenlandse valuta. Wisselkoers. Afronden. Meten. Kiezen van de juiste maat. Berekenen oppervlakte en omtrek. Tijd. Digitale tijd, jaartallen, relatie dag/week/maand/kwartaal/jaar. Spelling groep 7 Woorden met age/oge: bagage, horloge. Woorden met isch: elektrisch, automatisch. Woorden met eind-d of midden-d die klinkt als t: hond, wereldoorlog. Gesloten lettergreep: fietsen, aanwijzingen. Woorden met iaal: liniaal, sociaal. Woorden met ialen: materialen. Woorden met ueel: eventueel, actueel. Woorden met een open lettergreep: jager, basis. Meervoud met open lettergreep: apen, advocaten. Verdubbeling van medeklinker: bakker. Meervoud met ‘s: piano’s. Begrijpend lezen groep 7 Conclusie trekken en evalueren Herkennen van betogende teksten Herkennen van meningen en argumenten Op grond van titel en de eerste alinea de inhoud van de tekst voorspellen Op grond van titel en de eerste alinea de inhoud van de tekst voorspellen zich de details herinneren bekend zijn met manieren waarop je informatie uit teksten uit het hoofd kunt leren het maken en gebruiken van aantekeningen in de gemaakte aantekeningen hoofd- en bijzaken kunnen onderscheiden Technisch lezen groep 7 gebruiken leestekens op de juiste wijze lezen groepen van woorden als een geheel lezen een tekst met het juiste dynamisch en melodisch accent lezen een tekst in het juiste tempo en zonder spellinguitspraak houden bij het voorlezen rekening met het leesdoel en met het publiek. Rekenen groep 8 Getallen. Negatieve getallen, kommagetallen afronden. Bewerkingen. 2,51 x 3,9. Schattend antwoord geven. Cijferend optellen, kommagetallen en geldbedragen. Cijferend vermenigvuldigen. Geldbedragen en kommagetallen. Gebruik van haakjes. Gemiddelde berekenen. Breuken vermenigvuldigen en delen. Kommagetallen optellen, aftrekken en delen. Procenten: verhouding en breuken. Relatie onderling. Oppervlakte schatten. Inhoud schatten. Waterverbruik uitrekenen. Interpreteren van een temperatuur/maandoverzicht. Gemiddelde temperatuur berekenen. Vinden en opschrijven van coördinaten. Berekenen van schaal. Lezen en maken van lijndiagrammen. Spelling groep 8 Woorden met ische: elektrische, chemische Woorden met tie: politie. Woorden met ctie: productie. Woorden met ti: station. Woorden met ieel: financieel. Woorden met iële: financiële Woorden met air: militair Woorden met meervoud op a: musea Woorden met meervoud op i: critici Begrijpend lezen groep 8 Details herkennen Hoofdgedachte herkennen Vergelijking herkennen Oorzaak/gevolg relatie herkennen Werkelijkheid en fantasie beoordelen Feiten en meningen beoordelen Eigen mening beargumenteren Geschiktheid van een tekst beoordelen Technisch lezen groep 8 gebruiken leestekens op de juiste wijze lezen groepen van woorden als een geheel lezen een tekst met het juiste dynamisch en melodisch accent lezen een tekst in het juiste tempo en zonder spellinguitspraak houden bij het voorlezen rekening met het leesdoel en met het publiek. Vergroten woordenschat Verbeteren leestempo