GEDEPUTEERDE STATEN van Noord-Brabant Overwegende dat: op 30 september 2003 ons college de Beleidsregel provinciale cofinanciering Leader+, behorende bij de Verordening subsidies kwaliteits- en structuurverbetering Landelijk Gebied provincie Noord-Brabant 2001, heeft vastgesteld; op grond van voornoemde beleidsregel de Plaatselijke Groepen voor de Leader+ gebieden eigen prioriteiten kunnen aangeven in de vorm van zogeheten speerpunten; de Plaatselijke Groep van het Leader+ gebied Beerze-Reusel ons college hiertoe geadviseerd heeft; de hieronder vermelde speerpunten voldoen aan de eisen, die opgesomd zijn in artikel 4 van voornoemde beleidsregel; dat de speerpunten voor het Leader+ gebied Beerze-Reusel alleen als bijlage bij voornoemde beleidsregel betekenis hebben; Besluiten: I. vast te stellen als volgt de Speerpunten, in de zin van artikel 4 van de Beleidsregel provinciale cofinanciering Leader+, voor het Leader+ gebied Beerze-Reusel, behorende bij de Verordening subsidies kwaliteits- en structuurverbetering Landelijk Gebied provincie Noord-Brabant 2001. II. bekend te maken in het Provinciaal Blad van de Provincie Noord-Brabant de Speerpunten voor het Leader+ gebied Beerze-Reusel. Speerpunten voor het Leader+ gebied Beerze-Reusel Begripsbepalingen 1.1. Onder beleidsregel wordt verstaan: de beleidsregel provinciale cofinanciering Leader+, behorende bij de Verordening subsidies kwaliteits- en structuurverbetering Landelijk Gebied provincie Noord-Brabant 2001. 1.2. Onder Ontwikkelingsplan wordt verstaan: Ontwikkelingsplan van het Leader+ gebied Beerze-Reusel. 1.3. Onder het Progress-programma wordt verstaan: het Progress-programma voor Zuidoost-Brabant, een subsidieprogramma van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven; 1.4. Overige begrippen worden gehanteerd als gedefinieerd in artikel 1 van de beleidsregel. 1.5. De speerpunten vormen het kader, waaraan de Plaatselijke Groep de aanvraag voor subsidie toetst, bij het opstellen van haar advies aan Gedeputeerde Staten, vermeld in artikel 3 van de beleidsregel. Bekendmaking en inwerkingtreding 2.1. De speerpunten vormen een bijlage van de beleidsregel op grond van artikel 4, lid 2 sub e, van de beleidsregel. 2.2. De speerpunten worden bekend gemaakt in het Provinciaal Blad van Noord-Brabant en treden één dag na bekendmaking in werking. Deze bekendmaking leidt op grond van artikel 18, lid 2, van de beleidsregel ook tot het inwerking treden van de beleidsregel voor het Leader+ gebied Beerze-Reusel. 2.3. Deze speerpunten treden alleen in werking in het Leader+ gebied Beerze-Reusel. Subsidiabele activiteiten 3.1. Op grond van artikel 3 en 4 van de beleidsregel zijn projecten slechts subsidiabel indien zij ook bijdragen aan de verwezenlijking van de Reconstructiedoelen, opgenomen in de beleidsnota “Reconstructie aan zet” (het Koepelplan), vastgesteld door Provinciale Staten van Noord-Brabant op 26 juni 2001. 4.1. Een project kan in aanmerking komen voor subsidie in het kader van de beleidsregel indien het project bijdraagt aan de verwezenlijking van de hoofddoelstelling van het Ontwikkelingsplan, “het versterken van het economisch potentieel van het plattelandsgebied Beerze-Reusel, het verbeteren van de concurrentiekracht van het lokale bedrijfsleven, inclusief het agrarisch bedrijfsleven, met name het Midden- en Kleinbedrijf, en het verbeteren van de economische levenskwaliteit van het Leader+ gebied Beerze-Reusel.” 4.2. Projecten dragen in ieder geval bij aan de verwezenlijking van de hoofddoelstelling, genoemd in artikel 4.1., indien zij bijdragen aan de subdoelstellingen van het Ontwikkelingsplan: a. Het behouden en creëren van (hoogwaardige) werkgelegenheid; b. Het tegengaan van het vertrekken van hoogopgeleiden, waardoor tevens ontgroenen wordt tegengegaan; c. Het verbeteren van de lokale productiestructuur en het productiemilieu; d. Het stimuleren van innovaties en vernieuwingen in het productieproces, (ICT, R&D, etc); e. Het versterken van de ketenbenadering; f. Het bevorderen van samenwerking tussen bedrijven en (onderzoeks-) instellingen; g. Het verbeteren van kennis- en ervaringsuitwisseling tussen plattelandsgebieden; h. Het versterken van de samenwerkingsstructuur rond de arbeidsmarktproblematiek; i. Het behoud en ontwikkeling van een kwalitatief hoogwaardige beroepsbevolking; j. De professionalisering van het Human Resource beleid; k. Het stimuleren van experimentele projecten; l. Het bevorderen van gelijke kansen voor vrouwen en mannen. 4.3. Een project kan in aanmerking komen voor subsidie in het kader van de beleidsregel indien het voldoet aan de eis van artikel 4.1. en het project bijdraagt aan de duurzame ontwikkeling van een “multifunctioneel platteland”, zoals verwoord in de doelstellingen van het Progress-programma. Maxima 5.1. De bijdrage op grond van de beleidsregel kan niet hoger zijn dan het maximum, vermeld in artikel 4, lid 2, sub d, onder 1 en 2 van de beleidsregel, zijnde € 25.000,-- inzake bijdragen op grond van Prioriteit 1 en € 12.500,-- op grond van Prioriteit 2. 5.2. Het maximum percentage van de bijdrage op grond van de beleidsregel bedraagt 50% van de subsidiabele kosten. Citeertitel 6.1. Deze bijlage van de beleidsregel wordt aangehaald als: “Speerpunten Leader+ gebied Beerze-Reusel”. Toelichting Inleiding In de Beleidsregel Provinciale Cofinanciering Leader+ is in artikel 4 vastgelegd dat de Plaatselijke Groepen speerpunten zullen opstellen om zelf lokale prioriteiten te kunnen stellen. Dit zijn de speerpunten die door de Plaatselijke Groep Beerze-Reusel zijn opgesteld en als advies aan Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant (GS) ter vaststelling zijn aangeboden. In artikel 4 van de beleidsregel is vastgelegd dat de speerpunten aan een aantal criteria moet voldoen. De speerpunten moeten voldoen aan het Ontwikkelingsplan, het Koepelplan en de speerpunten moeten bepaalde maxima bevatten. De speerpunten van Beerze-Reusel voldoen hieraan. Deze speerpunten kunnen slechts als bijlage bij de Beleidsregel gelezen worden. Daaruit volgt dat begrippen niet anders gedefinieerd worden dan in de Beleidsregel en ook niet opnieuw vermeld zijn. Dit betekent ook dat voor een goed begrip van deze speerpunten de Beleidsregel en zijn toelichting onontbeerlijk zijn. Subsidiabele projecten In artikel 2 van de beleidsregel wordt gesproken van innovatieve projecten. Het innovatieve karakter van een project wordt als gegeven beschouwd indien een project een subsidiebijdrage ontvangt op grond van het Europese Leader+ programma. Ten aanzien van de innovativiteit van een project stelt de beleidsregel dus geen nadere eisen ten opzichte van het Leader+ programma. Verder wordt in de beleidsregel in artikel 3 de eis gesteld dat een project bij moet dragen aan de verwezenlijking aan een reconstructiedoel, zoals die opgenomen zijn in het Koepelplan. De laatste inhoudelijke toets van de projectaanvraag is die aan de speerpunten van de Plaatselijke Groep. Toelichting per artikel Artikel 1 en 2 zijn algemene bepalingen die gedeeld worden door de speerpunten van de diverse Plaatselijke Groepen. Ze zijn ter verheldering van de beleidsregel en de speerpunten en hun onderlinge relatie. Artikel 3, 4 en 5 bevatten de eisen waaraan een project moet voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen in Leader+ gebied Beerze-Reusel. De eis dat een project moet voldoen aan de reconstructiedoelen is reeds opgenomen in de beleidsregel. Aangezien de eisen ten aanzien van de projectaanvragen in deze speerpunten ruim geformuleerd zijn, moet deze beperking ook in de speerpunten opgenomen worden, ook met het oog op de eis die geformuleerd is in artikel 4, lid 2 onder b. De speerpunten zelf moeten namelijk ook aan het Koepelplan getoetst worden. In artikel 4.1. is de algemene eis voor een subsidiabel project geformuleerd. Deze houdt voor het Leader+ gebied Beerze-Reusel in dat alle projecten die een subsidie ontvangen op grond van het Europese programma in aanmerking kunnen komen voor provinciale cofinanciering, op voorwaarde natuurlijk dat het project ook in overeenstemming is met de doelstellingen van het Koepelplan. Artikel 4.2. en artikel 4.3. bevatten niet uitputtende lijsten van doelstellingen, thema’s en sectoren die onder de algemene doelstelling van artikel 4.1. zijn te scharen. ’s-Hertogenbosch, 18 november 2003 Gedeputeerde Staten voornoemd, secretaris drs. W.G.H.M. Rutten de voorzitter J.R.H. Maij-Weggen