BIJLAGE 3 Inspraakreacties en de verwerking Terinzagelegging Concept-Beleidsregels voor mengformules Van 8 februari tot en met 22 maart heeft bij het Voorlichtingscentrum van het Stadhuis en in de Zuiderkerk de concept-notitie ‘Beleidsregels voor mengformules stadsdeel Amsterdam-Centrum 2006’ ter inzage gelegen. Deze terinzagelegging, waarbij betrokkenen zijn uitgenodigd schriftelijk hun reacties op de concept-notitie kenbaar te maken, heeft plaatsgevonden op grond van de Inspraakverordening stadsdeel Amsterdam-Centrum. De terinzagelegging is aangekondigd in een advertentie in het Stadsdeelnieuws. Gedurende de terinzagetermijn is de concept-notitie tevens in te zien geweest op de internetsite van het stadsdeel. Binnengekomen reacties In totaal zijn naar aanleiding van de terinzagelegging drie inspraakreacties binnengekomen: 1 Een reactie ondertekend door mevrouw M. Kuyt van Patisserie Kuyt in de Utrechtsestraat; 2 Een reactie ondertekend door mevrouw N. de Jager, winkelstraatmanager; en 3 Een reactie ondertekend door de heer P. Hermanides van Koninklijke Horeca Nederland (KHN) afdeling Amsterdam; 4 Tot slot is recent door de Dienst Economische Zaken van de gemeente de conceptHandreiking Mengformules gemaakt. Naar aanleiding van de concept-notitie, die bedoeld is om de stadsdelen een aantal handvatten te geven om (indien zij dat willen) mengformules te regelen, is overleg gepleegd met de Bestuurdienst van de Gemeente Amsterdam (afdeling AB - OOV). Inhoud van de reacties Hieronder is steeds kort de inhoud van de binnengekomen reacties weergegeven, waarna is aangegeven op welke wijze met de reacties zal worden omgegaan. Waar nodig worden voorstellen voor aanpassing van, of aanvullingen op de tekst in de notitie gegeven. De respectievelijke reacties richten zich op de volgende punten. 1. Mevrouw Kuyt geeft aan het zeer eens te zijn met de concept-beleidsregels en verzoekt deze zo spoedig mogelijk tot vastgesteld beleid te verklaren. 2. Mevrouw De Jager stelt een aantal meer algemene vragen en gaat in op de nota. Algemene vragen: - Hoe wordt omgegaan met zaken die nu reeds een soort van mengformule exploiteren? De bestaande zaken die nu reeds een soort van mengformule hebben moeten voldoen aan dezelfde criteria als alle mengformules. Dit betekent dat ook de reeds bestaande mengformules een artikel 19-procedure moeten volgen en een exploitatievergunning moeten aanvragen. - Niet duidelijk is waar de kwaliteitstoets uit bestaat. Is dat bijvoorbeeld op basis van de inrichting van de zaak? Bij de kwaliteitstoets gaat het om een toets op basis van de ruimtelijke gewenstheid van een initiatief. Bij elk initiatief wordt afgewogen of het bijdraagt aan verbetering van de kwaliteit, het karakter en de gevarieerdheid van het (winkel)aanbod in de (winkel)straat en omgeving en géén afbreuk doet aan de functiemenging en het woon- en leefklimaat in de (winkel)straat en omgeving. Deze afweging vereist maatwerk. Bij de afweging of een initiatief op een bepaalde plek wel of niet gewenst is, wordt gekeken of er sprake is van bijvoorbeeld een winkel met een bijzonder of specialistisch aanbod die zonder mengformule onvoldoende bestaansrecht heeft maar waarvan behoud (voortbestaan) vanuit de functiemenging wel gewenst is. Bij deze toets wordt bijvoorbeeld ook gekeken of in de (directe) omgeving al dan niet reeds veel zelfstandige daghoreca aanwezig is. De inrichting van de zaak zal hierbij doorgaans niet van doorslaggevend belang zijn, maar kan in de totale afweging wel meespelen. Op voorhand is dus niet aan te geven waar welke initiatieven gewenst zijn. Dat hangt af van het concrete initiatief en de concrete locatie. - Hoe wordt omgegaan met winkels die zich niet fysiek als een eenheid profileren, zoals Concerto in de Utrechtsestraat? Bij mengformules mag een maximum aantal vierkante meters in gebruik worden genomen als aanvullende horeca. Daarbij gaat het om het netto verkoopvloeroppervlak, dat wil zeggen: de ruimte(n) en/of bouwlagen in de zaak die toegankelijk zijn voor publiek. Ruimten die in gebruik zijn als opslag of personeelsruimte horen hier niet bij. Dat een zaak meerder panden en/of bouwlagen in gebruik heeft is niet van belang, wel het totale netto verkoopvloeroppervlak van de zaak. - Wordt er onderscheid gemaakt naar ter plekke aanbieden en het ter plekke klaarmaken van etenswaren? Wie controleert bij dat laatste, de Voedsel en Waren Autotoriteit (VWA)? Voor mengformules geldt altijd dat zij moeten voldoen aan de eisen die worden gesteld door ander, zogenoemd flankerend beleid en wettelijke regels, bijvoorbeeld milieubeleid. De controle op het bereiden en bewaren van voedsel valt onder de VWA. Het al dan niet ter plaatse bereiden van etenswaren is voor een mengformule in principe niet van belang, zij het dat het exploiteren van aanvullende horeca in de vorm van bijvoorbeeld fastfood niet toegestaan is. (zie verder hierna) - Mogen een chocolaterie, ijswinkel en dergelijke ook gebruik maken van de mengfomule? Bij een chocolaterie of een ijswinkel gaat het in principe om winkels waar etenswaren worden verkocht. Net als alle andere winkels komen ook deze winkels (mits zij voldoen aan de criteria ten aanzien van omvang etcetera en de kwaliteitstoets) in aanmerking om een mengformule te exploiteren. De nota: - Hoe wordt omgegaan met reeds bestaande vormen van mengformules? [zie hierboven] - De onderstaande twee deelvragen hebben in feite betrekking op het ruimtelijk functioneren en de benodigde exploitatievergunning: (a) In principe kunnen alle winkels gebruik maken van de mengformule. Waarom worden voor foyers dan uitzonderingen gemaakt? (b) In de nota worden hotels niet genoemd. Mogen die ook gebruik maken van de mengformules? Ad a Voor een goed begrip wordt eerst kort aangestipt dat een mengformule een heel ander vorm van aanvullende horeca is dan bijvoorbeeld een foyer in een theater: * De notitie ‘Categorie-overschijdende activiteiten in het kader van bestemmingsplannen’ regelt uitsluitend additionele horeca in voorzieningen zoals een theater of bioscoop (foyer), een museum (museumcafé) en dergelijke. De notitie sluit additionele horeca in de vorm van mengformules in winkels en dienstverlening echter nadrukkelijk uit. De notitie ‘Categorieoverschrijdende activiteiten’ is bestaand beleid en blijft ongewijzigd van kracht. * De beleidsregels voor mengformules maken uitsluitend aanvullende horeca in winkels en dienstverlening mogelijk en gaan niet over foyers in voorzieningen zoals theaters of over ontbijtzalen in hotels. Er is uitdrukkelijk voor gekozen om voor mengformules een aparte regeling, los van de reeds bestaande regeling voor foyers en dergelijke te maken. Dat is gedaan om de volgende redenen: - De bezoekers van voorzieningen als een theater, bioscoop of museum verblijven bijna per definitie langere tijd, namelijk de tijd dat de voorstelling of het bezoek duurt, in het gebouw. Veelal is er een pauze in de voorstelling, waarin de bezoekers iets kunnen drinken in de foyer. In een museum doet men dat tussendoor of na afloop van het bezoek in het museumcafé. Kenmerkend voor deze vorm van additionele horeca is dat het gaat om een activiteit die gebruikelijk hoort bij de toegestane hoofdactiviteit en uitsluitend te betreden is als men eenmaal een toegangsbewijs heeft gekocht. Additionele horeca is dus niet vrij toegankelijk voor publiek. - Bij een aanvullend horecadeel in een winkel of dienstverlening (de mengformule) is dit laatste niet van toepassing. Immers: om de winkel te betreden behoeft geen entreekaartje te worden gekocht. Tafeltjes en stoeltjes in een winkel zijn dus wel voor alle publiek toegankelijk. Daar komt bij dat winkelklanten doorgaans veel korter in de zaak verblijven dan in een voorziening als een theater, dat het vloeroppervlak van winkels veelal aanzienlijk kleiner is dan dat van voorzieningen en dat het hebben van een koffiehoekje in een winkel tot dusver veel minder gebruikelijk c.q. vanzelfsprekend is. Tot slot zijn in de binnenstad veel méér winkels gevestigd dan voorzieningen. Al deze factoren maken dat bij een mengformule, veel sneller dan additionele horeca in voorzieningen, zowel de hoofdactiviteit als de ruimtelijke uitstraling kunnen veranderen van een winkel in horeca. Omdat dit laatste niet gewenst is, is ervoor gekozen om voor winkels en consumentverzorgende dienstverlening afzonderlijk beleidsregels te maken, náást de reeds geldende en van kracht bijvende beleidsregels voor additionele horeca in voorzieningen. Ad b Deze vraag betreft hetzelfde onderscheid als hierboven, maar betreft niet het ruimtelijk aspect van het gebruik maar de voor dat gebruik benodigde exploitatievergunning. Ook hier moet onderscheid worden gemaakt naar additionele horeca in voorzieningen en een horecadeel in winkels (de mengformules). - Volgens de APV dient heeft in principe elke vorm van horeca te beschikken over een exploitatievergunning. Echter, in de APV wordt een aantal typen bedrijven uitgezonderd van de plicht om te beschikken over een exploitatievergunning voor horeca. Eén van deze uizonderingen is additionele horeca in warenhuizen. De reden hiervoor is dat men in een warenhuis, net als in een theater of museum, doorgaans langere tijd verblijft en het geheel geaccepteerd is dat men in een warenhuis tussen het winkelen door even iets kan eten of drinken. Een andere uitzondering betreft horeca in hotels voorzover die uitsluitend toegankelijk is voor hotelgasten en niet voor publiek, bijvoorbeeld een ontbijtzaal of een hotelbar. Ook in dat geval is een exploitatievergunning niet verplicht. - Hierboven is aangegeven dat een mengformule dusdanig afwijkt van additionele horeca in voorzieningen dat voor de categorie mengformules afzonderlijke beleidsregels zijn gemaakt. Daarbij is ervoor gekozen om voor mengformules wel altijd een exploitatievergunning verplicht te stellen. Dit komt overeen met de huidige regeling in de APV. Overigens is er een klein aantal grote winkels/warenhuizen die noch voldoen aan de criteria die worden gesteld aan additionele horeca in voorzieningen, noch aan de criteria zoals die na vaststelling gaan gelden voor mengformules. Voorbeelden zijn de koffiehoek op de begane grond in de Bijenkorf en de koffiehoek in Scheltema. Echter, deze zaken zijn in verleden als zodanig vergund. Daarom mogen deze activiteiten op grond van het overgangsrecht worden voortgezet. Voorstel voor aanpassing/aanvulling: 1) In de notitie een overzicht opnemen in de Bijlagen, waarin kort het onderscheid is aangeven tussen additionele horeca in voorzieningen en de mengformules. 2) In de notitie op p. 14 in een voetnoot toevoegen dat een klein aantal warenhuizen en grote winkels noch aan alle criteria voor additionele horeca, noch aan alle criteria voor mengformules voldoen. Aangezien het hier gaat om vergunde zaken, mogen deze activiteiten worden voortgezet op basis van het overgangsrecht. - Bestaat er zoiets als een exploitatievergunning voor aanvullende horeca? De APV ken het begrip ‘aanvullende horeca’ niet. Echter, ook het begrip ‘mengformule’ bestaat in de APV niet. Wel kent de APV de exploitatievergunning voor ‘additionele horeca’. Met dit laatste wordt uitsluitend horeca bedoeld in de vorm van bijvoorbeeld een foyer in een bioscoop of theater. Om een en ander te verhelderen wordt voorgesteld op in de notitie (op p. 9) onder het kopje ‘Exploitatievergunning’ de zin “Bij mengformules gaat het dan om een exploitatievergunning voor aanvullende horeca” te schrappen. Voorstel voor aanpassing/aanvulling: In de notitie (op p. 9) onder het kopje ‘Exploitatievergunning’ de zin “Bij mengformules gaat het dan om een exploitatievergunning voor aanvullende horeca” schrappen. - Moet de exploitant deze verguning hebben of mag het ook iemand zijn die werkzaam is in de winkel? Een exploitatievergunning is persoonsgebonden en kan in principe door iedereen worden aangevraagd: de ondernemer van de winkel, een werknemer van de winkel of (in het geval van verpachting) door een derde. Verwacht wordt dat het bij het merendeel van de initiatieven zal gaan om een aanvraag voor exploitatievergunning door de winkelier zelf. - Wordt bij het berekenen van het vloeroppervlak ook rekening gehouden met entresols of verdiepte vloeren? [zie hierboven] - De mengformule dient te passen in de categorie koffie- en theeschenkerij etcetera. Waarom is er een onderscheid gemaakt met café, fastfood etcetera? Bij een mengformule gaat het om een extra service in de winkel of dienstverlener, in een vorm waarbij klanten en bezoekers de gelegenheid wordt gegeven om met een kopje koffie of een broodje over een mogelijke aankoop of het diverse aanbod na te denken of even een rustmoment te nemen. Het is niet de bedoeling dat de mengformule een eigen publiek aantrekt, dat wil zeggen bezoekers die niet voor de winkel maar specfiek (of uitsluitend) voor de horeca komen. Om die reden zijn alleen mengformules toegestaan die passen bij deze extra service: activiteiten die passen in de categorie koffiehuis, theehuis, lunchroom en dergelijke. Vormen van mengformules die zich tevens (of juist) richten op een ander publiek dan de bezoekers/klanten van de winkel, zoals fastfood- of discotheek-activiteiten en dergelijke, zijn daarom op voorhand uitgesloten. - Voor de mengformule mag geen reclame worden gemaakt in de media. Aangezien dit “regelmatig gebeurt zonder dat de exploitant daar om heeft gevraagd” is het de vraag of dit wel is af te dwingen. Ons is niet bekend dat exploitanten regelmatig tegen hun wil worden opgenomen in publicaties, tenzij het bijvoorbeeld het eenmalig noemen van een zaak in een kranten- of tijdschriftenartikel betreft. Doorgaans zijn dit redactionele teksten, waarbij het noemen van een zaak alleen met toestemming van de ondernemer gebeurt. Echter, deze vorm van verschijnen in de media is niet gelijk aan het voeren van reclame in de zin van het door een ondernemer plaatsen van een advertentie of organiseren van een reclamecampagne waarin specifiek reclame wordt gemaakt in (bijvoorbeeld) de vorm “kies uw cd bij een kopje koffie.” - In het algemeen geldt dat bij een initiatief voor een mengfomule moet worden gedacht aan winkels met een assortiment waarvoor de klant langere tijd in de winkel verblijft. Hoe hard is dit criterium? In de beleidsregels is bij de kwaliteitscriteria opgenomen dat bij een initiatief voor een mengformule “in het algemeen geldt dat moet worden gedacht aan winkels met een assortiment waarvoor de klant langere tijd in de winkel verblijft (bijvoorbeeld boeken, cd’s) of winkels waarbij een mengformule in het verlengde ligt van de hoofdactiviteit (bijvoorbeeld een bakkerswinkel).” Dit criterium biedt een algemeen kader om initiatieven die op een bepaalde plek niet gewenst zijn tegen te gaan. Zoals hierboven aangegeven gaat het bij een mengformule om een extra service in een vorm waarbij klanten en bezoekers de gelegenheid wordt gegeven om met een kopje koffie of een broodje over een mogelijke aankoop of het diverse aanbod na te denken of even een rustmoment te nemen. In het algemeen zal dit, zoals in het criterium opgenomen, plaatsvinden in winkels waar de klant op voorhand langere tijd in de zaak verblijft. - Centraal aanspreekpunt voor mengformules is de accountmanager. Kan worden toegevoegd dat dit gebeurt in samenwerking met winkelstraatmanagers? Het afwegen en al dan niet vergunnen van een mengformule is een politiek-bestuurlijk proces. In dit proces hebben de winkelstraatmanagers op zich geen rol. Ten behoeve van dat proces kan een straatmanager wel om advies worden gevraagd, maar het nemen van een besluit is een bestuurlijke bevoegdheid. - Voor een mengformule wordt in beginsel geen Bibob-toets gedaan. Dit lijkt in tegenspraak met het beleid om bij het aanvragen de Bibob-toets verplicht te stellen. Er is voor gekozen om bij het aanvragen van een exploitatievergunning voor een mengformule in beginsel geen actieve Bibob-toets te doen, tenzij daarvoor aanleiding is. Dat laatste kan het geval zijn op indicatie van het Van Traa-team, vanuit eigen waarneming of indien er andere aanwijzigen zijn. Deze keuze is gemaakt om het initiatiefnemers in beginsel zo eenvoudig mogelijk te maken. Na de evaluatie van de werking van de beleidsregels wordt bekeken of dit zo blijft. (zie verder hierna bij punt 4.) - Bij maatwerk wordt elk geval afzonderlijk beoordeeld. Werkt dit geen ongelijkheid in de hand? Voor elk initiatief voor een mengformule wordt aan de kwaliteitscriteria getoetst of dat bepaalde initiatief op een bepaalde plek gewenst is. Daarbij wordt ook (zie boven) per geval bekeken naar de (functiemenging in de) omgeving, de eventuele reeds eerder in de omgeving vergunde mengformules en de kwaliteitsverbetering die dat initiatief op die plek met zich meebrengt. Elke afweging vindt dus plaats met inachtneming van de specifieke situatie en (voor)geschiedenis. - Als eenmaal een mengformule is toegestaan, kan e.e.a. dan nog wel worden teruggedraaid? Als eenmaal het ruimtelijk recht voor het exploiteren van een mengformule is vergund, dan kan dit ruimtelijk recht niet worden teruggedraaid. In de loop van de tijd kan een in eerste instantie gewenst initiatief verschuiven naar een minder gewenste mengformule. Dit is één van de redenen om de werking van de beleidsregels na een jaar te evalueren en indien mogelijk de citeria aan te scherpen. - Spelen de winkelstraatmanagers een rol in de evaluatie van de beleidsregels? Het ligt voor de hand om te zijner tijd de winkelstraatmanagers te betrekken bij de evaluatie van de beleidsregels. 3. Volgens Koninklijke Horeca Nederland blijven twee zaken onderbelicht: - De kwaliteitscriteria zoals deze op p. 12 worden benoemd blijven vaag, en daarmee niet goed te toetsen of te handhaven De aan mengformules gestelde objectieve criteria (dat wil zeggen de criteria ten aanzien van de omvang, plek binnen de winkel en dergelijke) zijn ons inziens helder. Ten aanzien van de kwaliteitscritera is hierboven aangegeven dat de afweging bij elk initiatief gebaseerd zal zijn op maatwerk. Als het gaat om handhaving, dan heeft de handhaving van de mengformules op dit moment in het Handhavingsbeleid geen prioriteit. Echter, de prioriteiten in de handhaving worden jaarlijks bijgesteld. Als blijkt dat de handhaving van mengformules een hogere prioriteit behoeft, dan kan dit worden opgenomen in het jaarprogramma voor de handhaving. - Door bij voorbaat uit te gaan van geringe handhaving (p. 14), wordt aan het doel van de beleidsregels, gericht stimuleren van nevenactiviteiten, voorbij gegaan. Strikte handhaving op de genoemde randvoorwaarden en objectieve criteria zou wildgroei en onbedoelde oneerlijke mededinging tegen moeten gaan. Hierboven is aangegeven dat de handhaving van mengformules in eerste instantie geen hoge prioriteit heeft. Voorwaarde voor het goed functioneren van de beleidsregels is echter wel dat een ongewenste verschuiving van mengformules naar zelfstandige horeca wordt voorkomen. Een goede handhaving is hiervoor voorwaarde. Voorstel voor aanpassing/toevoeging in hoofdstuk 1. Aanleiding en doel: Bij het doel van de beleidsregels toevoegen dat het gaat om criteria die voor iedereen helder en hanteerbaar “en handhaafbaar” zijn. 4. Overleg met de Bestuursdient van de Gemeente Amsterdam (afdeling AB - OOV) In januari 2006 heeft stadsdeelvoorzitter Anne Lize E.C. van der Stoel een brief aan Burgemeester Job Cohen gestuurd, waarin is voorgelegd om bij het aanvragen van een exploitatievergunning geen actieve Bibob-toets te doen. Naar aanleiding daarvan heeft overleg plaatsgevonden met de Bestuursdienst van de gemeente, afdeling Openbare Orde en Veiligheid (OOV). Op zich heeft het stadsdeel geen beslissingsbevoegdheid als het gaat om het niet uitvoeren van de actieve Bibob-toets Echter, recent heeft de Dienst Economische Zaken van de gemeente een concept-Handreiking Mengformules gemaakt. In de notitie, die is bedoeld voor de stadsdelen, worden handvatten gegeven om (indien een stadsdeel dat wil) mengformules te regelen. In de concept-notitie wordt ambtelijk een voorstel gedaan voor een model waarin in de APV de vergunningplicht voor mengformules wordt geschrapt. De reden daarvoor is dat de criteria dusdanig zijn (ten aanzien van onder andere het vloeroppervlak), dat de winkel duidelijk de hoofdactiviteit blijft en dat er daardoor geen of nauwelijks invloed zal zijn voor het woon- en leefklimaat. In praktijk worden mengformules in winkels en dienstverlening in de APV daarmee gelijk gesteld aan de APV-regeling zoals die nu reeds voor warenhuizen geldt (zie boven). Dan geldt voor mengformules niet meer de verplichting om over een exploitatievegunning te beschikken, waarmee de Bibob-toets voor mengformules geheel zou komen te vervallen. Voorgesteld is om vooruitlopend op deze ontwikkeling bij aanvragen voor een mengformule geen actieve toets te doen. De ruimtelijke kwaliteitstoets komt daarmee echter niet te vervallen. Om een initiatief aan die kwaliteitscriteria te kunnen toetsen, dient voor mengformules wèl altijd een verzoek om vrijstelling (ten behoeve van een Artikel 19-procedure of een in het bestemmingsplan opgenomen vrijstelling) te worden ingediend bij het stadsdeel. Overigens zal voor deze verzoeken een apart aanvraagformulier voor mengformules worden gemaakt. Dit aanvraagformulier doet zowel dienst als verzoek tot vrijstelling als melding aan het stadsdeel. Voorstel voor aanpassing/toevoeging: In Hoofdstuk 6. Uitvoering van de notitie de volgende tekst toevoegen: 1) “Conform de APV is voor een mengformule op dit moment een exploitatievergunning verplicht. Dit betekent tevens dat bij elke aanvraag actief getoetst moet worden aan de Wet Bibob. In de toekomst wordt deze vergunningplicht voor mengformules wellicht uit de APV geschrapt. Op het moment dat dat voorstel wordt aangenomen, vervalt ook de Bibob-toets. Vooruitlopend op deze ontwikkeling is voorgesteld om bij het ingaan van de Beleidsregels voor mengformules geen actieve Bibob-toets te doen, tenzij daarvoor aanleiding is. Als in de APV de vergunningplicht voor mengformules is geschrapt, is er geen aanleiding meer om aanvragen voor een mengformule door de afdeling Vergunningen van het stadsdeel te laten beoordelen.” 2) “Voor het verzoeken voor het mogen hebben van een mengformule komt een apart aanvraagformulier voor mengformules ter beschikking. Dit aanvraagformulier doet dienst als verzoek om vrijstelling en melding aan het stadsdeel.”