De overheid moet zich niet tussen onze boterham wringen Het recente WRR-rapport over voedselbeleid klinkt redelijk, maar is het niet. De overheid moet zich niet met ons eten bemoeien. Door: Martin van Hees, hoogleraar ethiek aan de VU & Mark van de Velde, medewerker TeldersStichting 14 oktober 2014, 09:30 Twee meisjes eten bij de McDonald's. Het jongste rapport van de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid heet Naar een voedselbeleid. Het had ook Naar een eetbeleid kunnen heten, want de raad stelt dat ons eetgedrag een van de belangrijke krachten is die de mondiale voedselvoorziening vormgeeft, met mogelijk desastreuze gevolgen voor natuur en economie. De liefde voor zuivel en vlees legt een groot beslag op natuurlijke hulpbronnen, zoals landbouwgrond en water. Tegelijkertijd plegen wij een aanslag op onszelf door overdadig veel vet, zoet en zout voedsel te eten in combinatie met alarmerend weinig vis, groente en fruit. Ten gevolge van tot obesitas en overgewicht te herleiden ziekten daalt onze productiviteit, worden we sneller ziek en overlijden we jonger. De WRR stelt vast dat jarenlange voorlichting over gezonde voeding er niet in is geslaagd onze 'gebrekkige consumptiepatronen' te doorbreken. Wordt het daarom niet eens tijd dat de overheid zich wat assertiever opstelt, bijvoorbeeld door burgers met nudges in de richting van een gezonder eetpatroon te duwen? Volgens de raad hoeven we ons over gedragssturing door de overheid niet druk te maken, want bedrijven doen per slot van rekening niet anders. We worden gebombardeerd met reclame en de opstelling van producten in de supermarkt en bedrijfskantine is echt niet toevallig tot stand gekomen. Als de overheid daar weerwerk aan biedt, doet zij hooguit aan contra-nudging. Niet 'rationeel' Dat klinkt redelijk, maar dat is het niet. De WRR noemt verschillende redenen waarom de overheid zich met ons eetgedrag zou mogen bemoeien. Ten eerste zouden de kosten van leefstijlgerelateerde ziektes de pan uit rijzen. Het staat echter niet vast dat ongezond levende mensen de maatschappij per saldo geld kosten. Het RIVM voorspelde twee jaar geleden nota bene dat de bevordering van gezond gedrag op lange termijn tot een stijging van de zorguitgaven zal leiden: mensen die lang leven, krijgen vaak chronische ouderdomsziekten die veel dure zorg vragen, zoals dementie. Kostenbesparingen kunnen daarom niet het werkelijke argument vormen. De WRR verwijst ook naar zorgen over maatschappelijke ongelijkheid - een ongezond voedingspatroon komt vaker voor bij gezinnen met een lage sociaal-economische status. Ook dit kan echter niet de werkelijke reden zijn. Immers, meer gelijkheid zou ook worden bereikt door de hogere inkomens aan te sporen wat vaker naar de McDonald's te gaan. De belangrijkste legitimatie voor overheidssturing inzake onze voedselkeuzes lijkt te zijn dat ons eetgedrag niet 'rationeel' zou zijn. Onderzoek heeft laten zien dat mensen op de automatische piloot beslissingen nemen, gevoelig zijn voor prikkels uit hun omgeving, moeite hebben met het verwerken van grote hoeveelheden informatie en zich overgeven aan verleidingen waarvan ze zich hadden voorgenomen die te weerstaan. Onverdraagzaamheid 'Rationeel' klinkt neutraal en ongevaarlijk, maar is dat niet. Juist nu de menselijke mens door gedragspsychologen uit de mottenballen is gehaald, wordt hij geacht te leven volgens harde wetenschappelijke inzichten. Doet hij dat niet, dan mag de overheid kennelijk ons gedrag in de goede richting sturen. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de aankoop van een hypotheek of een pensioenverzekering zeggen onze dagelijkse voedselkeuzes veel over onze identiteit. De grens tussen het afkeuren van iemands voedselvoorkeuren en het veroordelen van de persoon zelf is daarom dun: indachtig het adagium 'je bent wat je eet', is het verband tussen iemands eetgewoonten en zijn persoonlijkheid snel gelegd. Als van officiële zijde bepaald eetgedrag als ongezond, irrationeel en ongebalanceerd wordt bestempeld, is dat een open uitnodiging voor anderen om dergelijke etiketten ook te plakken op de persoon die zulke gewoonten vertoont. Een officieel eetbeleid is een voedingsbodem voor onverdraagzaamheid jegens mensen die een lang en gezond leven vast wel belangrijk vinden, maar niet tegen elke prijs. Naast het risico van onverdraagzaamheid jegens hen die niet de goede richting kiezen, negeert de WRR in haar argumentatie een essentieel verschil tussen overheid en bedrijfsleven. De overheid zou namelijk weerwerk mogen bieden tegen de invloed die reclame heeft op ons gedrag. We worden al van alle kanten 'genudged', en er kan daarom niet zo veel mis zijn met een overheid die ons wat meer de goede kant probeert op te duwen. Als koopkrachtige klanten zijn wij er inderdaad aan gewend en erop bedacht dat commerciële instellingen ons proberen te verleiden en verlekkeren. Een zeker wantrouwen ten opzichte van de motieven van een bedrijf is dan ook gepast. Wij zijn echter burgers en geen consumenten die de overheid links kunnen laten liggen als haar manipulatieve gedrag ons niet langer bevalt. De overheid is geen bedrijf: zij maakt en handhaaft wetten en heeft ons vertrouwen nodig.