Tien fabeltjes over het christelijk geloof . . . Jezus was niet meer dan een voorbeeldig mens . . . het christelijk geloof beperkt je vrijheid . . . wonderen bestaan niet . . . het christendom is alleen voor zwakke mensen . . . alle godsdiensten komen in wezen op hetzelfde neer . . . En zo zijn er nog meer. Lees in dit boekje hoe het werkelijk zit. Tien fabeltjes over het christelijk geloof Over het christelijk geloof bestaan allerlei mythen en fabeltjes, stereotypen en misverstanden. Soms zijn die zo sterk, dat ze mensen in de weg kunnen staan bij hun spirituele zoektocht. En dat is jammer. Wie de moeite neemt wat dieper in de materie te duiken, zal niet zelden ontdekken dat er op zijn minst ook andere kanten aan het verhaal zitten. Wie weet gaat je zelfs een licht op bij een bepaald thema of valt het kwartje. In dit boekje doen we een poging een aantal van die fabeltjes over het christelijk geloof te ontmaskeren. We steken niet onder stoelen of banken dat ons startpunt daarbij de Bijbel is. Wat de kerk zegt over het geloof is – als het goed is – gebaseerd op de Heilige Schrift. Tegelijkertijd willen we niet de indruk wekken in alles het laatste woord te hebben. Bepaalde onderwerpen liggen inderdaad lastig. En het Woord van God laat hier en daar meerdere interpretaties toe. Mocht je dus naar aanleiding van ons verhaal vragen of opmerkingen hebben, dan zijn we graag bereid daarop in te gaan. Sommige stukjes zijn slechts kort, andere zijn langer. Maar ook in het laatste geval kunnen we – dat zul je begrijpen – niet meer dan een aanzet geven. Over elk onderwerp zijn boeken vol geschreven. Wel proberen we direct door te dringen tot de kern. Eigenlijk is dit boekje dus bedoeld om na te denken, om de gedachten te scherpen. We zijn benieuwd wat je ervan vindt! ds Aart van der Maarl Juni 2011 2 Fabeltje 1: Jezus was niet meer dan een voorbeeldig mens Maar weinig mensen zullen ontkennen dat Jezus van Nazareth de belangrijkste persoon is die de wereld ooit gekend heeft. Niemand heeft zoveel invloed op de mensheid uitgeoefend als deze leraar uit Galilea van eenvoudige komaf. Onze tijdrekening is gebaseerd op zijn geboorte. Hij is veruit de belangrijkste bron voor ons onderwijssysteem, onze waarden en normen, onze wetten, onze gezondheidszorg en onze liefde voor recht en vrijheid. Beeldende kunst, muziek en literatuur hebben de afgelopen 2000 jaar aan geen onderwerp zoveel aandacht besteed als aan Jezus. Toch leven veel mensen aan hem voorbij. Sinds de tweede wereldoorlog is het aantal mensen dat zich christen noemt (wil noemen) sterk afgenomen. De secularisatie (ontkerkelijking) heeft hard toegeslagen in het westen en noorden. Met de terugloop van het christendom in dat deel van de wereld dat door de verlichting is heengegaan, is ook het geloof in de claims van het christelijk geloof afgenomen. Claims (waarheidsaanspraken) die voor de kerk eeuwenlang stonden als een huis. Bijvoorbeeld: Jezus is de Zoon van God; Hij was zonder zonde; Hij is opgestaan uit de dood; Hij is gezeten aan de rechterhand van zijn Vader; Hij is het hoofd van de kerk, enzovoorts. Dit soort claims, daar kan de verlichte – inmiddels postmoderne – mens niet meer mee uit de voeten. Jezus was zeker een bijzonder mens, iemand aan wie we een voorbeeld kunnen nemen (zoals ook aan een moeder Theresa), maar niet meer dan dat. Maar, als Jezus werkelijk niet meer dan een voorbeeldig mens was, hoe zijn dan die verstrekkende aanspraken – die hij ook zelf gedaan heeft – te begrijpen? De dingen die hij beweerde waren verbazingwekkend. Hij zei bijvoorbeeld dat hij de zonden van de 3 mensen kon vergeven. Dat, wie hem had gezien, de Vader gezien had. Dat alleen hij (!) de weg tot God was, de waarheid en het leven. Hij zei dat hij gekomen was om het verlorene te zoeken en te redden. Dat hij zijn leven zou geven aan het kruis als een losprijs voor velen. Dat hij zou opstaan uit de dood. En dat in het laatste oordeel iedereen aan hem rekenschap zou moeten geven van zijn/haar leven. Hoe komt iemand ertoe om dat te kunnen beweren? Je zou zeggen, dan moet iemand meer zijn dan een voorbeeldig leraar. Dat gaat dan toch richting die oude kernen die de kerk door de eeuwen heen heeft verkondigd. Misschien kunnen we een test doen. Want, als we moeite houden Jezus als verlosser te zien, wat zijn dan de alternatieven? We zetten ze op een rijtje: - Was hij een oplichter? Eerlijk gezegd lijkt ons dat wel erg ver gaan. Dat zou betekenen dat zijn hele optreden gebaseerd is op een leugen. Dat zou betekenen dat hij zich op de meest barbaarse manier ter dood liet brengen voor iets waarvan hij wist dat het niet waar was. - Heeft hij zich gewoon vergist? Ook deze verklaring lijkt ons ontoereikend. Als de grootste leermeester van alle tijden zich heeft vergist over de basis van zijn leven en de kern van zijn leer, dan is hij in feite helemaal geen groot leermeester. Als wij geen waarde toekennen aan wat hij had te zeggen over zijn oorsprong en zijn gezag, waarom zouden we dan wel aandacht besteden aan de rest van zijn onderwijs? - Leed hij misschien aan grootheidswaanzin? Ook deze benadering lijkt moeilijk vol te houden. Geestelijk zieke mensen vertonen doorgaans de volgende kernsymptomen: ze zijn niet in staat zich te verbinden met de werkelijkheid om hen heen, ze kunnen nauwelijks persoonlijke relaties ontwikkelen, en ze zijn zeer gebrekkig in hun communicatie. 4 Zeg nu zelf: het zou toch een beetje gek zijn om deze symptomen op Jezus toe te passen. Hij was juist in alle drie heel sterk. Kortom: als je de Bijbel goed leest, dan blijft er weinig grond over om te denken dat Jezus slechts een voorbeeldig mens was. Hij was zeker een uitstekend leraar, maar eerst en vooral was hij de door zijn Vader gezondene, Jezus Messias, Redder van deze wereld. We moeten hem negeren of we moeten hem – in de evangeliën – helemaal laten uitspreken. Er is geen goede reden om maar een deel van zijn woorden ter harte te nemen. 5 Fabeltje 2: het christelijk geloof beperkt je vrijheid We vallen met de deur in huis: dit vinden we eigenlijk onzin. Toegegeven: we kennen de verhalen van mensen die vroeger op zondag niet mochten fietsen of spelen. Misschien ben je zelf wel een ex-kerklid en de dupe geworden van een manier van geloven waarbij niet de vrijheid centraal stond, maar het moeten, de regeltjes. Natuurlijk kunnen we niet voor elke groep christenen spreken. Er zijn inderdaad ook in ons land nog steeds kerkgemeenschappen waarbij men – althans, die indruk wordt gewekt – veel belang hecht aan een strenge, uiterlijke levensstijl. Toch is onze ervaring dat de meeste christenen juist ontspannen in het leven staan. Hun leven is in Christus (sorry voor dit jargon). Hij heeft hen vrijgemaakt. En omdat ze daar blij mee zijn, willen ze volgeling zijn van hem. En als we het dan toch over Jezus hebben: frappant is zijn uitspraak in reactie op stekelige opmerkingen van de Joodse leidslieden over een te losse moraal die Jezus en zijn leerlingen erop na zouden houden op de rustdag. Jezus antwoordde daarop dat ‘de mens er niet voor de sabbat is, maar de sabbat voor de mens’. Dit is een grandioze benadering van Jezus die ons steeds weer aan het nadenken zou moeten zetten: de grondtoon van het evangelie is vrijheid, de rest is goed beschouwd slechts dankbaarheid. 6 Fabeltje 3: wonderen bestaan niet We hadden het al over de lichamelijke opstanding van Christus. Maar denk ook eens aan Jezus die over het water liep. Of in het Oude Testament: het volk Israël dat droogvoets door de Rode Zee geleid werd. Het manna dat uit de hemel regende tijdens de woestijntocht. De muren van Jericho die onder het bazuingeschal instortten. Enzovoorts. De moderne, verlichte mens zet hier zijn vraagtekens bij - of vindt het gewoon klinkklare onzin. Het is waar: niet alle verhalen in de Bijbel zijn geschikt om door een wetenschappelijke bril te bekijken. In feite waren de Bijbelschrijvers zelf er een meester in om diverse literaire genres toe te passen. Toch zul je het ons niet kwalijk nemen als wij het geloof in het bestaan van wonderen hooghouden. Als je in de vriendendienst van 17 oktober 2010 was, heb je een verhaal van onze voorganger kunnen horen over een Nederlander die hij bezocht heeft in de gevangenis in het Engelse Sutton. Wonderen: je moet er voor open willen staan. Bovendien – en dat is ook belangrijk om te zeggen – zit het hem niet altijd in het grote en spectaculaire. (Mocht je de vriendendienst van 17 oktober 2010 gemist hebben, de toespraak is na te lezen op onze website: www.cgkehv.nl.) 7 Fabeltje 4: mensen worden christen onder druk van hun omgeving Het is zonder meer waar dat de omgeving waarin iemand opgroeit mede bepalend is voor zijn latere keuzes. Maar daarmee komen we meteen al bij de kern: uiteindelijk is het aan iemand zelf om een keuze voor het christelijk geloof maken of daar van af te zien. Hoewel we beseffen dat iemands religieuze opvoeding ook minder positieve elementen kan hebben bevat, hebben wij de indruk dat zeker tegenwoordig de meeste mensen/jongeren die een christelijke opvoeding krijgen dit zeker niet als druk ervaren. Misschien hebben we wat dat betreft van het verleden geleerd. De meeste ouders beseffen dat ze – in deze geseculariseerde (ontkerkelijkte) maatschappij – niet veel meer kunnen doen dan hun kinderen positief in het geloof voorgaan, met de hoop en het gebed dat ze ook zelf de keuze voor het christelijke geloof zullen maken. Ook om de volgende reden is het fabeltje van de omgevingsdruk niet vol te houden: we weten dat miljoenen inwoners van China en de vroegere Sovjet-Unie christen zijn geworden, ondanks (!) de bikkelharde tegenwerking van de overheid. De Sovjetgevangenissen toen en de Noord-Koreaanse gevangenissen nu zaten/zitten niet vol omdat hun omgeving zo christelijke was/is. 8 Fabeltje 5: de Bijbel is onbetrouwbaar De Bijbel is in feite geen boek maar een bibliotheek. De Bijbel (van: biblia, boeken) bevat 66 boeken, geschreven in drie talen, door een groot aantal verschillende auteurs en in een tijdbestek van ruim 2000 jaar. Sommige schrijvers waren Joden, andere niet. Sommigen van hen waren koning, anderen herders of vissers. De literaire genres in de Bijbel zijn uiteenlopend: geschiedschrijving en profetieën, psalmen en gedichten, evangeliën en brieven, allegorieën en gelijkenissen, zelfs liefdesverhalen. Het meest verbazingwekkend is dat, als je de Bijbel gaat bestuderen, je ondanks al deze verschillen en variaties toch in feite één groot verhaal aantreft: - Je treft van begin tot eind dezelfde visie op God aan - Je treft overal dezelfde visie op de mens aan - Je treft één visie op Jezus Christus (Messias) aan - Je treft overal dezelfde hoop aan Het Oude Testament (O.T.) vormt de basis van de drie grote monotheı̈stische religies: Jodendom, Christendom en Islam. Je kunt het niet zomaar afdoen als ‘onbetrouwbaar’. Dan weet je echt niet wat je zegt. Het is een van de meest hoogstaande voortbrengselen van de mensheid. Je kunt natuurlijk niet bewijzen dat het waar is wat daarin over God wordt gezegd. Dat is uiteindelijk een geloofsoordeel. Maar je kunt wel aantonen dat de overdracht van de tekst door de eeuwen heen buitengewoon betrouwbaar was. De Dode Zeerollen, ontdekt in 1947, bevatten enkele oudtestamentische boeken in het Hebreeuws, geschreven tussen 150 vóór en 70 na Chr. Ze zijn duizend jaar ouder dan de tot dan toe oudste bewaard gebleven handschriften van de 9 Bijbel. Toch is de tekst vrijwel identiek. Daaruit blijkt wel hoe betrouwbaar de tekst van het O.T. is. Voor wat betreft het Nieuwe Testament (N.T.): er zijn bewijzen voor het bestaan van Jezus buiten de Bijbel om. Hij wordt genoemd door schrijvers als Josephus, Tacitus en Plinius de Jongere. Ook zijn er archeologische bewijzen voor zowel het bestaan van christelijke geloofsgemeenschappen als voor hun geloofsovertuigingen. Maar de belangrijkste informatiebron over Jezus is en blijft natuurlijk het N.T. zelf. Waarbij ook hier het verhaal over de tekst (de documenten) bijzonder sterk is. De tekst van het N.T. staat zo vast, dat niemand met voorgestelde wijzigingen zou durven aankomen, uit angst vierkant uitgelachen te worden. We beschikken over zoveel handschriften van het N.T., geschreven zo kort na de gebeurtenissen zelf, dat we er zeker van kunnen zijn dat in al het materiaal de juiste tekst aanwezig is. Van geen enkel boek uit de oudheid zijn zoveel en zulke vroege handschriften beschikbaar als van het N.T. De tekst – zowel van het O.T. als het N.T. – is dus zeer betrouwbaar. Blijft staan de vraag naar de inhoudelijke betrouwbaarheid van de Bijbel. Hier komen we bij een grens. De grens waar ons verstand en al onze slimme overwegingen ophouden. En waar ons de vraag wordt gesteld: wil je dit geloven? Geloven is in zekere zin een sprong. Een durven. Maar talrijk zijn de verhalen van mensen die deze sprong hebben gewaagd en ontdekt hebben dat Gods Woord waar is en betrouwbaar. Betrouwbaar doet denken aan een ander basiswoord in het geloof, namelijk vertrouwen. Vertrouwen is jezelf overgeven aan God. Bijvoorbeeld ook bij je dood: vertrouwen dat je wordt opgevangen in die andere werkelijkheid. De Heilige Geest wil je dit vertrouwen geven. Daar kun je om bidden. Of, als je dit zelf moeilijk vindt, kun je anderen vragen dat met je te doen. 10 Fabeltje 6: God bestaat niet, anders zou er niet zoveel ellende zijn Dit is een groot onderwerp. Een thema dat de mensheid altijd al heeft beziggehouden. En waarop geen makkelijke antwoorden mogelijk zijn. Bestaat God? Zo ja, hoe kan het dan dat Hij het lijden toelaat? Hij is toch een God van liefde? We komen hier bij de val van de mens. Je kent het verhaal van Adam en Eva uit het Bijbelboek Genesis. De wereld die God geschapen had was volkomen goed. Maar de mens keerde zich tegen God en koos voor zichzelf. Toen knapte er iets. In Gods mooie schepping kwamen scheuren. En die tekenen zich ook vandaag voor onze ogen af. Elke dag komen de beelden en de verhalen tot ons: droogte, overstromingen, oorlogen, haat, corruptie, moord. En ook – als we eerlijk zijn – in ons eigen leven vinden we de sporen van de val, namelijk telkens als we oneerlijk zijn, de boel bedriegen, egoı̈stisch zijn, roddelen, enz. Het zou van weinig zelfkennis getuigen als we dit ontkenden. De stelling ‘God bestaat niet, anders zou er niet zoveel ellende zijn’ krijgt in het licht van deze gebeurtenissen (the fall of man) een andere kleur. Onze uitgestoken vinger verandert van richting en wijst naar onszelf. Laten we niet God de schuld geven van zaken die we zelf in gang gezet hebben. De zucht naar geld en macht houdt onze wereld in de greep. Het is moeilijk – ook voor de ‘fatsoenlijke’ mens – om daaraan te ontkomen. In feite zijn heel veel dingen – armoede, ongelijkheid, ziekte, zelfs overstromingen – terug te voeren op de keuze om vooral goed voor onszelf te willen zorgen. Zijn we er daarmee? Nee. Er gebeurt ook veel in deze wereld dat we niet kunnen plaatsen. Waar – naar je beste inzicht – ook niet 11 direct een relatie is tussen verkeerd handelen van de mens en het erge dat er plaatsvindt. Het enige dat we kunnen zeggen – als we de val in het paradijs serieus nemen – is, dat het op de een of andere manier te maken heeft met het donkere en verdrietige in Genesis 3. Gelukkig valt er in dit zware hoofdstuk uit Genesis toch ook al een lichtstraal. Het zaad van de vrouw zal overwinnen. Dat van satan zal het onderspit delven. Voor wie in Christus geloven is het begin van deze overwinning al realiteit. Lees bijvoorbeeld Romeinen 8 vers 31-39. 12 Fabeltje 7: het christendom is alleen voor zwakke mensen Bekend is de uitspraak van Karl Marx: ‘religie is opium van het volk’. De mensen hebben behoefte aan houvast, aan steun. De mens bedenkt God. Zo kan hij het uithouden in deze wereld. Mensen als Marx hadden en hebben geen hoge pet op van geloof in zijn algemeenheid en ook niet van het christendom. ‘Ik heb het christelijk geloof niet nodig’, zeggen ze, ‘dat is een kruk voor mensen die niet op eigen benen kunnen staan’. Dat is kennelijk waar het om gaat: je wordt als zwak gezien, je kunt het leven niet goed aan, geloof is voor softies. Het christendom verheelt niet dat het een reddingsgeloof is. Jezus zegt: ‘Ik ben gekomen om zieken te genezen. Wie gezond zijn, hebben geen dokter nodig’. Dit is een scherp woord. Een goed verstaander hoort hierin: wie is van zichzelf uit gezond? Niemand. Wij allen hebben Christus als onze Heelmeester nodig. De Bijbel maakt keer op keer duidelijk dat we vanwege de val in Adam vervreemd zijn van God. We hebben Jezus nodig als onze middelaar. Als brug naar God. Daarom zegt hij ook: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door mij’. Anders gezegd: de Bijbel kiest haar eigen benadering. De mensen die zelfgenoegzaam en trots over hun eigen kracht en mogelijkheden praten, zullen dit zelf moeten verantwoorden. Zelfgenoegzaamheid en trots. Die zitten ons inderdaad erg in de weg. De apostel Paulus zegt ergens dat de trotse mens struikelt over Christus. Hij vindt Christus ergerlijk. Wie laat zich nu vrijwillig aan het kruis nagelen? Tja. Dan is er heel wat voor nodig om de mens te overtuigen van de noodzaak. De noodzaak dat er TOCH echt alleen door Christus, de overgave aan hem, redding is. Het 13 luistert hier nauw volgens de Bijbel. Het gaat over eeuwig heil en eeuwige godverlatenheid. De eigen opvatting van de onwillige mens staat hier tegenover de keuze die de Schrift ons voorhoudt. Wat kies jij? Nog een ding in dit verband. Het valt ons altijd weer op – vooral als je een gekleurde kerk bezoekt – hoe levendig en krachtig het christelijk geloof is. Bewust gelovige mensen hebben vaak een heel positieve kijk op het leven. Het geloof geeft ze extra energie. Hun leven staat in een kader. Er is perspectief. ‘En dat allemaal’, zo zeggen ze lachend en blij, ‘vanwege het grote en geweldige dat Christus voor ons heeft gedaan. Hem zij alle eer, lof en aanbidding. Wij staan in ZIJN kracht!’ Ze maken er nog een vrolijk danspasje bij. 14 Fabeltje 8: gelovige mensen zijn altijd zo zeker van hun zaak Eigenlijk is dit de andere kant van de medaille. Mocht de bespreking van fabeltje 7 de indruk gewekt hebben dat christenen het allemaal mooi voor elkaar hebben, nooit twijfelen, zich voortdurend rondwentelen in het warme bad van het geloof, dan willen we die indruk hier snel wegnemen. Een gelovige is een mens als ieder ander. Hij kent net zo goed op zijn tijd aanvechtingen, teleurstellingen, angsten, enz. De Bijbel staat daar vol mee. Met gelovige mensen die zo zeker helemaal niet zijn. In een boek als de Psalmen wordt heel wat afgeklaagd en gehuild en geroepen. Mensen die het niet meer zien zitten. Geloof is nooit een garantie dat een mens in het vervolg stevig in het zadel zit. Geloven is soms ook geloven tegen de klippen op. Ontroerend is Psalm 42, waar de dichter God smeekt of Hij het ‘oud’ vertrouwen weer wil voeden. 15 Fabeltje 9: geloof en wetenschap zijn niet met elkaar te verenigen Opmerkelijk is, dat het vaak niet de topwetenschappers zijn die dit beweren, maar de ‘mindere goden’. En als een groot wetenschapper al een poging doet het christelijk geloof onderuit te halen, dan gooit hij al snel zijn eigen glazen in. Zo schreef de evolutiebioloog Richard Dawkins enige jaren terug het inmiddels bekende of beruchte boek ‘The God delusion’ (in het Nederlands vertaald als: ‘God als misvatting’): allemaal flauwekul, dat geloof van Joden en christenen en moslims in een Schepper-God, het is toch eigenlijk te zot voor woorden dat een serieus wetenschapper zich nog met dit soort aanspraken bezig zou moeten houden, het moest maar eens voorgoed afgelopen zijn met al dat gedoe, God en zijn boodschappers verkopen knollen voor citroenen. Maar met de argumenten die Dawkins aanvoerde, schoot hij zich – in elk geval op belangrijke onderdelen – in eigen voet. Hij is door collega-wetenschappers (en niet alleen christenen) hard aangepakt. De argumenten om het bestaan en het handelen van God te ontkennen waren niet heel sterk. Het christelijk geloof houdt zich bezig met waardeoordelen. Maar dat doet de wetenschap ook. Beide hebben te maken met zowel de onderzoeker als het onderzoeksvoorwerp. Feiten zonder interpretatie bestaat niet. Zowel de christen als de wetenschapper heeft te maken met emoties. Ze zijn allebei mens. Geen van beiden zal zomaar iets aannemen dat indruist tegen wat hij altijd heeft aangenomen en gedacht. Het aardige – en bemoedigende – is dat er juist de laatste tijd een toename is van debat als het gaat om geloof en wetenschap. Waarbij ook de christenwetenschapper (of preciezer gezegd: de 16 wetenschapper die ‘toevallig’ christen is) meer in de spotlights komt. Een paar jaar geleden is er een interessant boek uitgekomen: ‘Geleerd en gelovig’. Hier komen een aantal Nederlandse wetenschappers aan het woord die iets vertellen over hoe ze hun vak combineren met hun geloof. Oftewel: de tijd dat het christendom en de christelijke wetenschapper zich in een hoekje lieten zetten is voorbij. Hij doet mee in het debat. Het maakt duidelijk dat de seculiere (nietchristelijke) wetenschap niet het primaat heeft over het kunnen nadenken over de dingen – de essentie, het zijn. 17 Fabeltje 10: het maakt niet uit wat je gelooft, alle godsdiensten komen in wezen op hetzelfde neer Deze gedachte is populair. Het maakt je ook populair. Als je dit op een verjaardag in het rond strooit, dan heb je kans dat de goegemeente instemmend knikt: zo is het maar net. Het past goed bij de tegenwoordige verdraagzaamheid. Toch, als we er wat verder over nadenken, is deze gedachte uiterst onbevredigend. Op geen enkel ander levensterrein passen we deze argumentatie toe. Geen enkele leraar is tevreden wanneer een leerling zegt: ‘het maakt niet uit welk antwoord ik geef, ze komen in feite allemaal op hetzelfde neer’. Leerlingen krijgen wel meerkeuzevragen voorgeschoteld, maar meerkeuzeantwoorden bestaan niet. Althans niet bij wiskunde of andere exacte vakken. Net als overal moeten we ook op het terrein van de godsdiensten nagaan welke antwoorden overeenstemmen met de feiten. Is het wel zo aannemelijk dat alle godsdiensten ons bij dezelfde God brengen? Ze zijn immers zo verschillend, zo tegengesteld aan elkaar? Het christelijk geloof leert dat God ons vergeeft en bijstaat. In het christelijk geloof is het doel van alle bestaan God te kennen en zich in Hem te verheugen voor eeuwig. In het boeddhisme bestaat geen mogelijkheid op vergeving en geen hoop op bovennatuurlijke bijstand. Daarin is het doel van ieder bestaan het nirwana, het opgaan in het niets. De Boeddha zelf bereikte dit pas na niet minder dan 547 reı̈ncarnaties. Of neem het verschil ten aanzien van de vraag hoe we God moeten zien. Waarbij opvalt dat er ook tussen de drie monotheı̈s- 18 tische godsdiensten onderling nog weer verschillen zijn. In het hindoeı̈sme worden veel godenbeelden gebruikt, in het Jodendom is dat juist verboden. De meeste moslims hebben Jezus (Isa) weliswaar zeer hoog staan, maar ze zien hem niet als de Zoon van God; ieder geloof dat hij goddelijk was, moet volgens de islam worden beschouwd als shirk (gelijkstellen = zonde). Het christendom zegt: God is één van wezen en bestaat in drie personen. Het grootste verschil is misschien wel dat de mens volgens de Bijbel nooit zichzelf kan verlossen, terwijl alle andere godsdiensten beweren dat een mens wordt verlost, of herboren, of tot zichzelf komt, of vervulling vindt. . . door zich te houden aan een bepaalde leer of gedragscode. Nergens komt dit contrast zo duidelijk aan het licht als in de gelijkenis van de verloren zoon (het evangelie volgens Lucas hoofdstuk 15) en een boeddhistisch verhaal dat daar op lijkt. In beide verhalen komt een zoon thuis en wordt hij begroet door zijn vader. De verloren zoon in de Bijbel treft een hartelijk welkom en ontvangt volledige vergeving, zijn boeddhistische equivalent moet echter vele jaren dienst verrichten om zijn fouten uit het verleden te herstellen. We bewijzen geen enkele religie een dienst als we zeggen dat alle godsdiensten in wezen op hetzelfde neerkomen. Het is in de mode om dit te zeggen, zeker als we tolerant en als man of vrouw van deze wereld willen overkomen. De werkelijkheid is anders. Wat mensen er heel makkelijk uitflappen blijkt in wezen een gebrek aan kennis te zijn. Hoe velen van ons hebben de geschriften van de verschillende godsdiensten bestudeerd? De verschillende godsdiensten leiden tot verschillende einddoelen. Opgaan in het niets of thuiskomen in de hemel bij God. Vergeving of zelf voor je schuld opdraaien. Verlossing door genade of door mijn eigen ‘goede’ werken. De contrasten zijn niet onder één noemer te brengen. Handelingen 4 vers 12 zegt: ‘door niemand anders kunnen wij worden gered, want zijn naam is de 19 enige op aarde die de mens redding biedt’. Je begrijpt het: het gaat over Jezus. Hij brengt ons thuis bij God. Op de meest diepe en volledige wijze. Het meest onthutsende en ontroerende van het evangelie (letterlijk: goede boodschap) is dat Gods liefde, in Christus, onvoorwaardelijk is. Wie je ook bent, wat je ook op je kerfstok hebt, hoe we ook tegenstribbelen: Hij aanvaardt ons. En als je twijfelt, lees dan opnieuw het verhaal over de verloren zoon. Hij aanvaardt ons. Dat geeft zo’n bevrijdend, dankbaar gevoel, dat we ook zelf (voortaan, graag) de ander/onze medemens aanvaarden. Ondanks zijn mindere kanten. Het christelijk geloof is – als het erop aankomt – een geloof van bewogenheid en ontferming. Vergissen we ons als we zeggen dat deze wereld daar veel behoefte aan heeft? De tekst van dit boekje is voor een belangrijk deel ontleend aan: Tien fabeltjes over het christelijk geloof. Michael Green & Gordon Carkner. Apeldoorn, Novapress, 1996. ISBN 9063181361 Oorspronkelijke titel: Ten Myths about Christianity. ISBN: 0745914411, Publication Date: 10/1988 Copyright foto’s: Kliefi, joesflickr, photoCLNgraphy, alegriphotos.com 7-6-2011