2445/lecsopombo/26112012/ab Stand van zaken ontwikkelingen in het MBO (relevant voor met name het VSO-onderwijs binnen het PO Raad gebied – samengesteld naar aanleiding van informatie van W. Streumer/ J. v.d. Meulen (projectleiders), J. Noordijk (directeur MBO, Ministerie van OCW) en P. Oomen (directeur MBO Raad) Situatie Binnen het MBO is de beleidsnotitie ‘Focus op Vakmanschap’ verschenen. In het jongste regeerakkoord worden de uitgangspunten van deze notitie overgenomen en zal e.e.a. tot nieuw beleid voor het MBO worden verheven. Aanleiding Aanleidingen voor deze beleidsaanpassingen zijn: Het MBO aantrekkelijker maken voor studenten en werkgevers, het nader afgrenzen van het AVO (‘AVO-isering tegengaan…’), aandacht voor specifieke routes: VMBO-MBO-HBO, MBO meer laten zijn, dan werkplaats aan competenties, werken vanuit een aantal nieuwe criteria vanuit OCW: naar herkenbare diploma’s, naar een beperkter en overzichtelijker kwalificatiestructuur, werken aan het niveau van de opleidingen, aandacht voor onderwijs-examens. Als resultaatgebieden voor de operatie gelden: . overzichtelijke structuur . herkenbare diploma’s . vakmanschap staat voorop . uitvoerbaarheid op de werkvloer Vormgeving De beide studie-routes: BOL (‘reguliere MBO-opleidingen’) en BBL (‘vroegere streekschoolopleidingen met aanvullende lessen op het MBO’) blijven gehandhaafd, maar er gaat gewerkt worden met één structuur in het gehele land. Er wordt gewerkt met 4 opleidingsniveaus, waarbij de eerste twee niveaus drempelloos zijn (nu nog). Aantal diploma’s wordt teruggebracht tot onder de 200. Er komt een beperkter aantal kwalificaties. Een kwalificatie bestaat voor 50 % uit een basisdeel, voor 35 % uit een profiel-deel en voor 15 % uit een keuze-deel. Domeinen voor kwalificaties worden ingedeeld volgens het 3S-model: standaardisering (overal gelijk), specificiteit (specifieke inhouden, gebaseerd op de regionale arbeidsmarkt), selectiviteit (specifieke opleidingen op 1 of 2 plekken in het land geconcentreerd). Over het geheel genomen zal een gemiddeld ROC een 80-tal kwalificaties van de 200 verzorgen. De herinrichting van de kwalificatiedossiers vindt nu al plaats – er vinden praktijktesten plaats en het geheel zal op elke ROC ingevoerd moeten zijn per augustus 2014. In juni 2013 is voorzien in een ‘go-no go – moment’. Winst 1 De winst van deze majeure aanpassing moet zijn: mobiliteit op de arbeidsmarkt – werkgevers kunnen sneller innovaties terugzien in de opleidingen – scholen hebben meer ruimte om onderwijsprogramma’s in te vullen – docenten worden meer aangesproken op hun specifieke deskundigheid. Het MBO Een snelle ‘overview’ van het MBO leert het volgende: 515.000 leerlingen/deelnemers/studenten, waarvan 68 % een BOL-traject en 31 % een BBL-traject volgen. Het VAVO kent 15.000 leerlingen. De leerlingen volgen de volgende kwalificatiegebieden: techniek: 148.000 // zorg/welzijn: 159.000 // economie: 169.000 // groen: 28.000. Qua instroom hebben we het over: 4000 leerlingen vanuit PrO/VSO – 82.000 zij-instromers – 96.000 VMBO-ers. Qua uitstroom gaat 165.000 naar de arbeidsmarkt en gaat 23.000 naar het HBO. (vgl. van Havo naar HBO gaan er 33.000) Voortijdige uitstroom (uitval) kent het MBO voor 28.600 leerlingen, het VAVO kent 1100 vsv-ers. Belangrijke algemene beeld bij deze cijfers is ‘krimp’ ! Focus op Vakmanschap De gevolgen van ‘Focus op Vakmanschap’ op het MBO zijn: . kortere opleidingstrajecten (concentratie) - naar opleidingsduur van gemiddeld 3 jaar (nu in niveau 4: 4 jaar) . intensievere opleidingen (meer lesuren) (gaat al per 1.8.2013 gebeuren) . nieuwe Entree-opleidingen (was: niveau 1 opleiding): beter bekostigd, voorzien van een mogelijkheid van een ‘bindend studie-advies’ en de niveau-2 opleiding is niet meer drempelloos (toelatingstoets) . invoering centrale examens taal en rekenen (starten bij niveau 4 met ‘uitproberen’) – dit betekent ook ‘sleuren op het vmbo’…. . basis-profielkeuze . macro doelmatigheid: er moet wel werk zijn voor opgeleiden, regio-aanpak, licenties voor kleine/unieke opleidingen, prikkel voor afstemmen van opleidingsaanbod in de regio. Centrale items bij deze operatie (zoals eerder aangegeven): . verkorting . intensivering 2 . Entree-opleidingen . minder kwalificaties . macro doelmatigheid Het principe van ‘stapelen’ blijft in principe mogelijk binnen de lumpsumfinanciering (out-put), financiering loopt in de loop der jaren wel af. Na 2 á 3 jaar terugkeren in het onderwijs: teller loopt opnieuw. De bekostiging van de Entree-opleidingen is niet geoormerkt. Er is sprake van een ‘escalatie-systeem voor licenties’ (in feite een oproep aan bestuurders, om het te regelen), DUOcijfers voer uitstroom én arbeidsmarktgegevens worden doorgestuurd naar de ROC’s. Inzet bij OCW is: ‘geen goede vaklui het diploma onthouden’, maar ‘streng zijn in werk en beoordelen’. Er is naast de twee opleidingstypen (BBL en BOL) nog een ‘derde leerweg’ via private opleidingen: geen urennorm, wel examennorm en kwaliteitsnorm. (veel via afstandsleren). Het VAVO wordt gecentraliseerd (weer bij het Rijk) – het aanbod behoort weer tot het reguliere aanbod van ROC’s; het gaat dan om cursussen taal en rekenen voor volwassenen. Bestedingsverplichting bij ROC’s door gemeenten is nog in discussie in de Kamer. ‘Leven lang leren’ kan weer een ‘schwung’ krijgen door het niet-doorgaan van de 30+-maatregel. Zorgen Naast de omvangrijkheid van de operatie en het krappe ontwikkel-tijdpad, is er grote zorg over ‘de onderkant’ (mogelijkheden voor leerlingen in deze stroom, stages en werkgelegenheid voor deze stroom, toegang tot de arbeidsmarkt binnen niveaus 1 en 2). Daarnaast is er zorg over de kwaliteit van het aanleverende VMBO (AVO-isering) en aantal keuzes voor techniek nadert tot 0. Ook het taalreken-niveau geeft reden tot zorg: e.e.a. vergt een fikse aanpak, te starten bij niveau 4 opleidingen. Politieke situatie In het regeerakkoord is voorzien in een ‘onderwijsaccoord’ (raden en onderwijsvakorganisaties) en het MBO krijgt een extra investering van 250 miljoen. Professionalisering van de medewerkers, inclusief modernisering van de arbeidsvoorwaarden krijgt en vergt veel aandacht (’14-’17); er is sprake van een ‘technologie-pact’ als tegenwicht tegen het desastreus dalende aantal techniek-keuzes bij leerlingen en er zijn prestatieafspraken met individuele ROC’s te maken (‘trammelant als bij Amarantis tegengaan’) Tenslotte ligt er voor de ROC-besturen de uitdaging om tegen de achtergrond van de economische situatie te komen tot regionale arrangementen: uitruil van opleidingen, afspraken over inzet personeel, afspraken over aanbod: verdeling/concentratie/arrangeren. Besef van de urgentie van e.e.a. is daarbij essentieel. Het MBO kan qua uitgangssituatie bogen op: een eigen professioneel statuut, een eigen professionaliseringsagenda, een professionaliseringsscan voor ROC’s, afspraken in de WOR over werkoverleg en ondernemingsraad-ondersteuning en een onderwijsregister in aanbouw. i.v. 3 4