VERON TWENTE ZENDCURSUS 2013 – UITWERKINGEN OPGAVEN LES11 1. De Ru van een transistorschakeling is de verandering van de uitgangsspanning gedeeld door de verandering van de uitgangsstroom. De veranderingen worden bepaald in het werkpunt van de transistor. Het werkpunt van de transsistor in figuur 2.74 in het boek is in deze som ingesteld op UCE = 5 V en een Ic = 57 mA (dus op de lijn IB = 0,15 mA). Variëren we de UCE van 5 naar 10 V van vinden we op de lijn Ib = 0.15 dat de Ic gelijk wordt aan 64 mA. De berekening wordt dan ΔU CE 15− 10 5 Ru = = = = 714 Ω − 3 − 3 ΔI C 64∗ 10 − 57∗ 10 7∗ 10− 3 P=U∗ I=U CE∗ I c 2. De dissipatie van een transistor is .Invullen P=12∗ I c geeft . Ic kennen we niet maar kunnen we wel uitrekenen omdat we wel de basisstroom kennen. De h collectorstroom is altijd FE maal zo groot. Dus I c= 250∗ 100∗ 10− 6 = 0,025 A . He gedissipeerde vermogen is dan P=U CE∗ I C = 12∗ 0,025= 0,3W of 300mW 3. De sturing van FET gaat via de gate en door de gate loopt geen stroom. Bij een IG-FET (een junctieFET) is de gate een diode in sper en bij een MOSFET is de gate geisoleerd. Bij de laatste lootp er dus helemaal geen stroom bij de junctie fet alleen een kleine lekstroom. Er treedt dus geen stroomversterking op omdat er geen stuurstroom is. 4. Zoek op de horizontale as van het rechterdeel van de figuur de 10 V positie op en kijk op de kromme waar 4 bij staat (= Vgs) de hoogte Id op: dat is 3 hokjes en 1 hokje is 1 mA. De stroom id is dus 3 mA 5. Voor deze vraag kunnen we het linker deel van de figuur 2.71 gebruiken. De afknijpspanning is gedefinieerd als de gatespanning waarbij de Id gelijk ana nul wordt. Dat gebeurt in de grafiek (die voor de gevraagd source/drainspanning van 15 V geldt) bij een gatespanning van -6,5 V. ΔI D S= ΔU GS 6. De steilheid van een FET is gedefinieerd als . Om die grootheden te bepalen kijken we in de grafiek aan de rechterkant van de figuur. Het instelpunt ligt op de lijn Vgs= -3 V, 5 hokjes naar rechts vanaf de verticale as. Gaan we nu voor Ugs omlaag naar de lijn Ugs = -4 V en omhoog naar de lijn Ugs = -2 V dan lezen we af Ugs Ids -4 V 3 mA -2 V 8 mA s= ΔI DS 8− 3 = = 2,5 mA/V ΔU GS 2 Nu kunnen we S berekenen met 7. We moeten nu zelf het linkerdeel van de grafiek uit fig 2.71 U DS = 3V construeren, nu bij een . Dat betekent dat we een tabel I U GS moeten maken van waarden met bijbehorende D waarden. Die U DS moeten we aflezen uit het rechterdeel door bij = 3 V verticaal omhoog te gaan en bij elke kromme die we passeren de Id waarde te noteren. We krijgen dan Ugs Id -4 V 2,8 mA -3 V 4,8 mA -2 V 7,5 mA -1 V 11,7 mA 0 V 15,4 mA Deze tabel zetten we in een grafiek. Op de horizontale as Ugs en op de verticale as Id in mA. Zie laatste blad 8. Omdat de uitgangsspanning op de emitter de ingangsspanning op de basis volgt, er zit alleen een verschil van de drempelspanning van de basis/emitterdiode tussen 9. Omdat de ingang gevormd wordt door de emitter/basisdiode en de ingansgsstroom is de emitterstroom. Het instelpunt ligt op de kromme van deze diodekarakteristiek. Een ingangsspanning van een paar mV zal een stroom van een paar mA opleveren, dus een weerstand van een paar Ohm. 10. De ingansspanningsveranderingen worden direct doorgegeven aan de emitter (de overgang basis/emtitter staat in doorlaat). De uitgangsspanningsveranderingen zijn dus even groot als de ingangsspanningsveranderingen en dat betekent geen spanningsversterking. 11. De eis is dat de collectorstroom 4 mA moet worden. Gebruikelijk is dat de collector op de halve voedingsspanning staat. De spanningsval over Rc moet dus 4,5 V worden bij een 4,5 Rc = = 1125Ω 0,004 Ic van 4 mA. De wet van Ohm geeft dan . Met Rb moeten we een basisstroom Ib instellen die een collectorstroom van 4 Ma oplevert. Die basisstroom moet dus I 0,004 I b= c = = 5,97∗ 10− 5 A h FE 67 zijn Over Ib staat een spanning van 9 – 8,3 Rb = = 139028Ω= 139 k Ω −5 5,97∗ 10 0,7 = 8,3 V. Dus 12. We berekenen eerst de stroom door de weerstanden U 9 I RB12 = = = 0,001 A R B1 en R B2 R 6800+2200 met . De spanning op het U RB12 =I RB12∗ R B2= 0,001∗ 2200= 2,2V knoopppunt met de basis is nu . De RE emitterstroom kunnen we instellen met de waarde van , de emitterweerstand. De emitterspanning kennen we: die is 0,7 V lager als de basisspanning (Si-diode basis/emitter in U E = 2,2− 0,7= 1,5V doorlaat. Om daarmee een emitterstroom te 1,5 R E= = 375Ω 0,004 krijgen van 0,004 A moet zijn. De waarde van Rc berekenen we ook met de wet van Ohm : RC = 4,5 = 1125 Ω 0,004 13. Gisteravond bij de uitwerking van deze som bleek dat de voorwaarde a, kies de emitterweerstand Re van minstens 100 Ohm te ruim was gesteld: met 400 Ohm kwamen we in de problemen. De spanningsval over deze weerstand werd te groot. Er is dus ook een bovengrens aan de waarde van deze weerstand. We moeten rekening houden met het feit dat de som van de spanningsvallen U RC +U CE +U ℜ = Voedingsspanning = 15 V De spanningsval overt de collector weerstand Rc moet 4,5 V worden, de halve voedingsspanning. We hebben de andere helft van 4,5 V dus nog over om te verdelen over de spannin tussen collector en emitter van de transistor en de spanningsval over Rc. We houden nu als extra voorwaarde aan dat de spanningsval over de emitterweerstand Re ongeveer 1/3 van de halve voedingspanning die nog over is,wordt. Voor ons geval dus 1,5 V. Daarmee is dan Re te berekenen want de emitterstroom is ongeveer gelijk aan de collectorstroom van 0,02 A die gegeven is. UR IE De stappen worden dan: E = 1,5 = 75 Ω 0,020 ¿ bereken Re = E = 1,5 V b) Spanningsval over Re : R U =U E +0,7= 1,5+0,7= 2,2 V c) B d) Schat de basisstroom op een realistische waarde met een h FE = 100: dan wordt Ib 0,02/100 = 0,0002 A. De spannings deler RB1/RB2 moet dan minstens 10* zoveel stroom trekken, dus 0,002 A. U 15 R B1 +R B2= = = 7500Ω I 0,002 e) De totale weerstand E f) Nu berekenen we de waarde van RB2 om de juiste UB 2,2 R B2= ∗ Rtot = ∗ 7500= 1100 Ω U voeding 15 basisspanning 2,2V te krijgen: . Voor RB1 resteert dan 7500 – 1100 = 6400 Ω. f) Berekening RC = 0,5∗ U voeding 0,5∗ 15 = = 375Ω Ic 0,02 g) Controle maximale collectordissipatie: P coll =U CE∗ I C U CE= U voeding − U R − U R = 15− 7,5− 2,2= 5,3V C E P coll = 5,3∗ 0,02= 0,106 W=106mW dus en dat is ruim binnen de toegestane collectordissipatie van 300 mW, dus OK 14. β=100 Ic moet 1 mA worden eerste stap berekenen van Rc om de collector op de halve voedingsspanninh in te stellen. Spanningsval over Rc = 0,5*12 = 6 6 Rc = = 6000Ohm 0,001 V. Ic = 0,001 A dus . Om een collectorstroom van 0,001 A te krijgen moeten we een basisstroom hebben van 0,001/100 −5 = 1. 0∗ 10 A. Die moet ingesteld worden met Rb. De spanningsval 11,3 R B= ∗ 10− 5= 11,3∗ 105 Ω= 1,13 M Ω 1. 0 daarover is 12 – 0,7 = 11,3 V dus . Het probleem met deze schakeling is dat de instelling sterk afhankelijk is van de stroomversterkingsfactor van de transistor en ook van de temperatuur.