Woorden die verleiden tot lezen Dr. Christine Liebrecht @christineliebr Universiteit van Amsterdam [email protected] Verleiden met taal Piepklein onderdeeltje? 1. Priming 1. Priming 1. Priming 1. Priming • Associaties bij ‘taal’? 1. Priming • Associaties bij ‘taal’? 2. Conditioneren • Hond van Pavlov 2. Conditioneren • Automatisch 2. Conditioneren • Aangeleerd 3. Taalversterkers 3. Taalversterkers 3. Taalversterkers degelijk ondeugdelijk goed slecht bedroevend belabberd beroerd rampzalig klasse voortreffelijk uitmuntend excellent 3. Taalversterkers Een reuze gezellige dag in het park eindigde in een ramp voor Lisette. Door de zon was haar huid gruwelijk geïrriteerd en zaten er bloedrode plekken op. “Ik crepeerde van de pijn,” vertelt de 33-jarige kledingverkoopster achteraf. “Ik had me gewoon moeten insmeren met zonnebrandcrème. Dan had ik een heerlijk zijdezachte huid gehad.” 3. Taalversterkers • Wie is de afzender van de boodschap? • Source Credibility Model 3. Taalversterkers • De ontvanger: – In hoeverre gebruikt ontvanger krachtige taal? – In hoeverre ligt standpunt dicht bij de jouwe? 4.Framing • Gain-frame bij preventiegedrag (zonnebrand) 4.Framing • Loss-frame bij detectiegedrag (laat je testen) 4.Framing • Met woorden! – Plofkip, tsunami, afbreukkabinet, sjoemelsoftware, vluchtelingencrisis … – Scharrelkip, lenteakkoord, prachtwijken, de trein komt over 10 minuten, goudzoekers … 5. Positief of negatief? • Taalversterkers in positieve en negatieve boodschappen 6. Concreetheid 6. Concreetheid 6. Concreetheid 6. Concreetheid • Dual coding theory 7. Emotiewoorden Woedend, tranen met tuiten, creperen Tsunami, deporteren, opaatje, betoveren • Beter te verbeelden / in te leven dan abstracte • Beter te onthouden dan abstracte • Leiden tot verschillende associaties – Context Availability Model 8. Creatieve taal 8. Creatieve taal Conclusie Zo communiceer je effectief met taal: 1. leg het persuasieve doel er niet te dik bovenop, 2. zorg dat de bron geloofwaardig is, 3. gebruik taalintensiveerders die je boodschap versterken, 4. weet het taalniveau en standpunt van de doelgroep, 5. maak gebruik van positieve/negatieve woordassociaties, 6. gebruik woorden die een beeld of emotie oproepen, 7. wees creatief! Conclusie Dr. Christine Liebrecht @christineliebr Universiteit van Amsterdam [email protected]