Woorden van week 49. Expert. aandachtig (bnw, bijwoord) oplettend Tijdens de informatie over het schoolexamen luisterden de leerlingen aandachtig. aangezien (voegwoord) omdat De training ging niet door aangezien de trainer ziek was. bovenal (bijwoord) vooral, allereerst Hij houdt erg van reizen, maar is bovenal een avonturier. communicatie (zn, de) contact, verbinding De communicatie tussen de leerling en de mentor is goed. datgene (aanwijzend voornaamwoord) dat wat Je moet datgene doen dat het meest belangrijk voor je is om gelukkig te worden in het leven. eenheid (zn, de; meervoud: eenheden) 1.het niet verdeeld zijn; eendracht De vriendenclub vormde een hechte eenheid. 2.onderdeel dat min of meer een afgerond geheel vormt Zijn vader maakt deel uit van de Mobiele Eenheid 3. aangenomen maat, grootte of hoeveelheid De eenheid van kracht is Newton (N); de eenheid van vermogen is Watt (W); Ohm (Ω) is de eenheid van elektrische weerstand; Volt de eenheid van elektrisch vermogen en Ampère (A), geeft de grootte van de eenheid van elektrische stroom aan. fantasieloos 1. saai Het Sinterklaasgedicht was voorspelbaar en daarmee behoorlijk fantasieloos 2. zonder verbeeldingskracht De CKV-docent maakte Guusje het verwijt tamelijk fantasieloos te zijn geweest bij het maken van de opdracht. gebruikelijk (bnw) in gebruik zijnd; gewoon: zoals te doen gebruikelijk zoals gewoonlijk gebeurt Het is gebruikelijk dat er over de rapporten door docenten wordt vergaderd. hechten (ww, hechtte, heeft gehecht) 1.vastmaken De knoop is goed aan jas gehecht. 2. (van een wond) de randen ervan aan elkaar naaien De snee bij het oog was keurig gehecht door de huisarts. 3. vastkleven De pleister had zich behoorlijk aan de wond gehecht. 4. (+ aan) waarde toekennen: (geen) waarde aan iets hechten Veel natuurliefhebbers hechten veel waarde aan het wandelen in de ongerepte natuur. Vandalen hechten weinig waarde aan de schade die zij aanrichten. 5. zich hechten gaan houden van; zich aan iemand hechten Walther is erg gehecht aan zijn opa. indampschaal (zn, de) schaal waarin een vaste stof middels een geconcentreerd oplosmiddel wordt verdampt (natuurkundig of scheikundig proces). De natuurkundedocent doet de kopersulfaatoplossing in de indampschaal.