OVERZICHT HOOFDSTUKKEN CELFYSIOLOGIE (prof. Nilius) H1: INTRODUCTIE: WAAROM CELFYSIOLOGIE? 1.1 Reflexboog ensignaaltransductie: vb voor complexe interactie van ionenkanalen 1.2 Lichtverwerking: prikkeling van fotosensoren 1.3 Import van glucose 1.4 Kanalopathiën 1.4.1 Defecten in het spanningsafhankelijke Na+ kanaal 1.4.2 Defecten in het chloride kanaal CFTR 1.4.3 Mutatie in spanningsgevoelig chloride kanalen: ClC familie 1.4.4 Defect in de SGLT1 H2: ROL VAN IONENKANALEN: ELEKTROGENESE 2.1 Elektrofysiologische methoden klassieke micro-elektroden techniek patch-clamp methode voltage clamp 2.2 Rustpotentiaal 2.3 Actiepotentialen 2.4 Diversiteit van ionenkanalen 2.4.1 Na+ kanalen 2.4.2 Spannings-gestuurde K+ kanalen, Kv 2.4.3 Ca2+-afhankelijke K+ kanalen, Ik,ca 2.4.4 Inwaartse rectificerende K+ kanalen, Kir familie 2.4.5 ATP-gevoelige K+ kanaal (Katp), Ik,atp 2.4.6 Ca2+ kanalen Potentiaal-gestuurde Ca2+-kanalen L-type inactivatie dr depolarisatie & Ca2+ Realisatie: Titia Delport, 2004-2005 Alfa1S Alfa1D Alfa1C skeletspier endocrien weefsel, hersenen hart, gladde spiercellen, long N-type Alfa1B P/Q-type Alfa1A R-type Alfa1E T-type Alfa1G Alfa1H Alfa1I neuronen, hersenen hersenen snel inactiverend hart, hersenen hart, hersenen hart hersenen, nt-prikkelbaar weefsel Ligand-gestuurde Ca2+-kanalen NMDA receptor ATP receptor Ca2+ kanalen gestuurd door tweede boodschapperstoffen Ca2+ gestuurde kanalen: RyaR IP3 gestuurde kanalen: IP3-R Mechanisch geactiveerde Ca2+ kanalen CRAC calcium release activated Ca2+ entry channels SOC store operated channels 2.4.7 Chloride kanalen CFTR ClC ClCa Ca2+ activated Cl- channels VRAC 2.4.8 Nt-selectieve kationenkanalen Ca2+ gestuurd CNG HCN Via G-prot 2.4.9 de TRPC kanaalfamilie sTPC lTPC oTPC 2.5 Actiepotentialen in bepaalde prikkelbare cellen 2.5.1 Skeletspiercel 2.5.2 Hartspiercel 2.5.2.1 Impulsgeleiding in het hart 2.5.2.2 Impulsvorming in het hart Realisatie: Titia Delport, 2004-2005 2.5.3 Gladde spiercellen 2.5.4 Modulatie van de actiepotentialen 2.5.4.1 Modulatie door vegetatieve transmitter en neurotransmitter a. noradrenaline b. acetylcholine 2.5.4.2 Modulatie door metabolisme a. verhoogde IC Ca2+ conc b. dalen IC ATP conc 2.5.4.3 Refractaire periode 2.5.4.4 Repetitieve ontlading van actiepotentialen 2.5.4.5 Adaptatie 2.5.4.6 Invloed van extracellulaire Ca2+ op de prikkelbaarheid 2.5.4.7 Invloed van farmaca op de prikkelbaarheid 2.6 Prikkelvoortgeleiding 2.6.1 Passieve voortgeleiding 2.6.2 Actieve voortgeleiding 2.6.3 Saltatorische voortgeleiding 2.6.4 Voortgeleiding in hartspiercellen en gladde spieren H3: CELFUNCTIES EN TRANSPORT DOORHEEN MEMBRANEN 3.1 Regeling van het celvolume 3.1.1 Water kanalen 3.1.2 Iso-osmotische mechanismen 3.1.3 Volumeregeling onder an- en iso-osmotische condities RVD RVI 3.2 Vectoriëel transport 3.2.1 Na+ transport via EnaC kanalen (epithelial Na+ channel) 3.2.2 Secretie en absorptie van chloride. Rol van CFTR, ClC’s en ClCa’s 3.2.3 Reabsorptie van Ca2+ 3.3 Regeling van de intracellulaire pH H4: SKELETSPIER Realisatie: Titia Delport, 2004-2005 4.1 Excitatie-contractie koppeling 4.2 Depolarisering leidt tot een contractie via een calcium transiënt 4.3 Mechanisme van de excitatie-contractie koppeling 4.3.1 Rol van de transversale tubuli 4.3.2 De DHP receptor als potentiaalsensor 4.3.3 Calcium vrijzetting doorheen de ryanodine receptor 4.4 Relaxatie 4.5 Mechanische eigenschappen van de skeletspiervezel 4.5.1 Isometrische versus isotone contracties 4.5.2 Isometrische contractie 4.5.2.1 Sommatie en tetanus 4.5.2.2 Het mechanisch spiermodel 4.5.2.3 Invloed van vezellengte 4.5.3 Isotone contractie en inkortingssnelheid 4.5.4 Verband tss snelheid en belasting (i) latentietijd (ii) totale inkorting (iii) inkortingssnelheid 4.6 Arbeid, vermogen en rendement 4.7 Regeling van de contractiekracht 4.7.1 Kracht per individuele spiervezel (i) Activeringsfrequentie (ii) Beginlengte (iii) Transversale dikte 4.7.2 Aantal actieve spiervezels (i) Afzonderlijke regeling van activiteit van verschillende motoreenheden (ii) Aantal spiervezels binnen een motorische eenheid (iii) Kleine eenheden het snelst geactiveerd (lagere drempel) 4.7.3 Progressieve rekrutering van motorische eenheden (i) Frequentiegradatie (ii) Rekruteringsgradatie H5: HARTSPIER 5.1 Inleiding 5.2 Elektrische activiteit Realisatie: Titia Delport, 2004-2005 5.3 Contractiele cyclus 5.4 Excitatie-contractie koppeling 5.5 Relaxatie 5.5.1 Opname van calcium in het sarcoplasmatisch reticulum 5.5.2 Calcium extrusie 5.6 Vullingsgraad van het sarcoplasmatisch reticulum 5.7 Mechanische eigenschappen 5.7.1 Isometrische contractie: lengte-spanningscurve 5.7.2 Isotone contractie met nabelasting: inkorting en inkortingssnelheid 5.8 Regeling van contractiekracht 5.8.1 Afwezigheid van tetanus 5.8.2 Intrinsieke regeling 5.8.3 Modulering van de contractiekracht door exogene factoren 5.8.4 Werkingsmechanisme van inotropica 5.8.5 Voorbeelden van inotropica H6: GLADDE SPIER 6.1 Inleiding. Contractiel apparaat 6.2 Multi-unit versus single unit gladde spier Single-unit Multi-unit 6.3 Bezenuwing 6.4 Elektrische activiteit 6.5 De contractiele cyclus 6.6 Latch 6.7 Excitatie-contractie koppeling 6.7.1 Elektromechanische koppeling: depolarisering 6.7.2 Farmacomechanische koppeling 6.7.3 Modulering van de calcium gevoeligheid 6.7.4 Relaxatie 6.8 Mechanische eigenschappen 6.8.1 Sommatie en tonusontwikkeling 6.8.2 Visco-plastisch versus elastisch gedrag Realisatie: Titia Delport, 2004-2005 6.9 Modulering van contractiekracht 6.9.1 Autonoom zenuwstelsel 6.9.2 Hormonen en paracriene factoren 6.9.3 Fysico-chemische prikkels H7: CELBIOLOGIE VAN DE SYNAPS 7.1 Inleiding 7.2 De neuro-musculaire junctie: eindplaatpotentialen, EPP 7.2.1 Morfologie 7.2.2 De eindplaatpotentiaal 7.2.3 De transmitter acetylcholine a) Vrijzetting van Ach b) Ach afbraak 7.3 Excitatorische postsynaptische potentialen: EPSP in motorneuronen 7.4 Inhibitorische postsynaptische potentialen: IPSP in motorneuronen 7.5 Presynaptische inhibitie 7.6 Modulering van de synaptische signaaloverdracht 7.6.1 Spatiale en temporele sommatie 7.6.2 Depressie, facilitatie, post-tetanische potentiatie depressie facilitatie post-tetanische potentiatie 7.6.3 Lange termijn potentiatie: LTP 1. activatie Ca2+/calmoduline kinase (presynaps) 2. activatie PKC activatie growth-associated protein 43 (presynaps) 3. NMDA receptor (postsynaps) A activatie Ca2+ gevoelig AC activatie NON-NMDA receptoren B activatie Ca2+/CAM PKII (postsynaps) slapende NON-NMDA kanalen C activatie PKC activatie NMDA-R (minderen Mg2+ blok) D bijkomende Ca2+ vrijzetting via ryanodine R 4. sensitisering NMDA-R 5. metabotrope Glu-R: activatie PLC en PLA2 6. passieve elektrotonische uitbereiding depolarisatie Realisatie: Titia Delport, 2004-2005 7. morfologische veranderingen via CREB systeem 8. postsynaptische aanmaak NO retrograde messenger 7.6.4 Lange termijn depressie H8: HET VEGETATIEVE ZENUWSTELSEL 8.1 Functionele morfologie 1. Het orthosympathische systeem a) primaire vegetatieve centra b) secundaire vegetatieve centra c) tertiaire vegetatieve centra 2. Het parasympathische systeem a) primaire vegetatieve centra b) secundaire vegetatieve centra c) tertiaire vegetatieve centra 8.2 Preganglionaire synaptische verschijnselen 8.3 Informatieoverdracht vanuit de postganglionaire zenuwen Het hart Orthosympathicus Parasympathicus Gladde spiercel Orthosympaticus Parasympaticus 8.4 Het NANC systeem Realisatie: Titia Delport, 2004-2005