Cumae Een bezoek aan de oudste `Nieuwe Wereld van de Grieken`

advertisement
Cumae
Een bezoek aan de oudste ‘Nieuwe
Wereld van de Grieken’
Thea L. Heres
De moderne reiziger die in navolging van
Aeneas bij Cumae de Italiaanse kust nadert
ziet vóór zich een breed zandstrand met
links een eenzame hoge groene heuvel met
steile tufwanden en een afgeplatte top: de
acropool van Cumae. Aan beide zijden van
de heuvel is het terrein vlak en groen. De
schijnbaar enige veranderingen sinds de
tijd van Vergilius zijn het lokale spoorlijntje (ferrovia cumana) en de rust die er thans
heerst. Deze laatste is des te meer opvallend als men bedenkt dat de drukke Golf
van Napels om de hoek ligt (afb. 1). Het
antieke Cumae, befaamd om zijn Apollotempel en orakelgrot, wordt tegenwoordig
weinig bezocht; alleen in het voorjaar ma-
Afb. 1. Kaart van het gebied rondom Cumae.
ken Italiaanse schoolreisjes de acropool
soms weer even druk als in de tijd van
Vergilius.
Misschien stimuleert dit artikel toekomstige reizigers naar de Golf van Napels om
eens niet alleen Pompeii, Herculaneum en
Oplontis te bezoeken, maar ook de zeker
zo spannende noordkant van de Golf in
het programma te betrekken.
Want waar vindt de lezer van Vergilius’
zesde boek een beter decor dan hier?
Cumae biedt het allemaal: de grot van de
Sibylle, de tempel van Apollo, de hoge
burcht, het zandstrand waar Misenus aanspoelde. Al in de eerste regels ‘vierde
Aeneas de schepen de teugels en gleed ten
289
Afb. 2. Bronzen schijf uit Cumae. Rondom staat een
Griekse tekst in het alfabet van Euboea, te dateren in
circa 650 v.Chr. Van rechts naar links leest men:
HERE OUK EAI EPIMANTHEUESTHAI. Meestal
wordt dit vertaald als ‘Hera staat niet toe dat men nog
eens het orakel raadpleegt’ (Napels, privécollectie).
Afb. 3. Plattegrond van de archeologische resten in het
moderne landschap (naar: P. Caputo e.a., Cuma e il suo
parco archeologico, Roma 1996).
1 - ‘grot van de Sibylle’
2 - ‘Romeinse crypte’
3 - tempel van Apollo
4 - zgn. Jupitertempel
5 - Capitoolstempel en forum
6 - tempel met porticus
7 - thermen
8 - vermoedelijke loop van de via Domitiana
9 - straat van Cumae naar Capua
10 - de Arco Felice met het tracé
11 - ‘tunnel van Cocceius’
12 - amphitheater
13 - Isisheiligdom
290
laatste aan land op de kust van het
Euboeïsche Cumae’. Cumae wordt door
Vergilius meteen geïntroduceerd als een
stichting vanuit het Griekse eiland Euboea;
volgens een andere informatiebron waren
de Euboeïsche stadjes Kyme en Chalkis
voor de koloniestichting verantwoordelijk
(afb. 2). Vergilius’ tijdgenoot Strabo, een
aardrijkskundige, noemt Cumae namelijk
bij zijn beschrijving van de kusten van
Italië:
..hierna volgt Kyme, een oeroude stichting van
de Chalkidiërs en Kymeërs: want zij is de oudste van alle Siciliaanse en Italische steden. De
aanvoerders van de kolonisatie – Hippokles uit
Kyme en Megasthenes uit Chalkis – waren met
elkaar overeengekomen dat de één voor de
kolonie, de ander voor de naamgeving zorg zou
dragen: daarom wordt de stad vandaag de dag
Kyme1 genoemd, maar geldt als stichting van
de Chalkidiërs. (Geografie V 4 4)
stad Cumae en haar haven. Het muurwerk
in reticulaat (een ruitvormig patroon van
gemetselde tufblokjes) bevestigt de datering van 38–36 v.Chr. en de samenhang
van de tunnelbouw met de constructie van
de Portus Iulius door M. Agrippa. Deze
haven bevond zich tussen Baiae en Puteoli
bij het Meer van Avernus en het Meer van
Lucrinus, dus aan de oostkant van kaap
Misenum (zie afb. 1). Een andere tunnel
verbond de stad Cumae overigens rechtstreeks met het Meer van Avernus: de ‘tunnel van Cocceius’ (Afb. 3 en 4, nr. 11).
Hierop doelt Vergilius als hij spreekt over
‘de golven van de Tyrrheense Zee die zich
in het Meer van Avernus storten’
(Vergilius, Georgica II 161–164). Strabo
brengt de naam van de ingenieur L. Cocceius Auctus in verband met deze aanleg;
waarschijnlijk was deze Cocceius ook verantwoordelijk voor de ‘Romeinse crypte’.
Wanneer deze stichting plaatsvond is niet
precies te zeggen, maar rond 750 v.Chr. is
zeer waarschijnlijk. Cumae’s claim dat zij
de oudste (en noordelijkste) Griekse nederzetting op het vasteland was is terecht;
Grieken waren echter al enkele decennia
aanwezig op het nabijgelegen eiland Ischia
(Pithekoussai: ‘Apeneiland’), voor zij de
sprong naar het vasteland ondernamen.
Het Archeologische Park van Cumae
Na de ingang van het Archeologisch Park
loopt de moderne bezoeker 200 meter tot
aan een hoge wand van grijzige tuf waarin
natuur en mensenhand een enorme doorgang hebben gehouwen. Rechts ligt in de
diepte de ‘Romeinse crypte’, en links
bevindt zich de ingang van ‘de grot van de
Sibylle’ (afb. 3 en 4, nrs. 1 en 2). Beide werden opgegraven door de bekende archeoloog Amedeo Maiuri in de jaren 1925–1931.
De (niet-toegankelijke) ‘crypte’ is niets
anders dan een brede en 8 meter diepe
tunnel die de bijna 300 meter lange verbindingsweg vormde tussen het forum van de
Afb. 5. De Sibylle van Cumae zoals Michelangelo haar
zag (Vaticaanse Musea, Sixtijnse kapel).
291
Afb. 4. Reconstructietekening van de antieke situatie
(uit: Vittorio Paliotti, Cento porte per un mistero,
Bell’Italia 102, ottobre 1994, 40-55). Zie voor de cijfers
afb. 3.
293
294
Afb. 6. Cumae, grot van de Sibylle (tekening Soprintendenza Archeologica delle Province di Napoli e Caserta).
294
De ‘grot van de Sibylle’ (Antro della
Sibilla)
In de voetsporen van Aeneas betreedt de
moderne bezoeker nu ‘het ver en eenzaam
verblijf van de huiveringwekkende Sibylle
(afb. 5), een onmetelijke grot’ (Aeneis VI
10–11). De oude ingang ervan is lang geleden ingestort, maar de duistere gang
erachter is nog steeds zo indrukwekkend
als in de dagen van Vergilius. Hij is nu
ruim 130 meter lang en circa 5 meter hoog,
kaarsrecht (afb. 3 en 4 nr. 1, afb. 6) en
gehouwen in de vorm van een dromos, dus
met een naar boven toelopend dak. In
Aeneas’ tijd leidden ‘honderd gangen,
honderd mondingen’ erheen; de ostia centum zijn bij nader inzien zes zijgangen. Het
echo-effect doet echter een enorm aantal
in- en uitgangen vermoeden. De uitbouw
met drie armen in het midden van de dromos bevat drie waterreservoirs, elk twee
meter diep en voorzien van een smalle toegangstrap (afb. 6 A). Het water werd aangevoerd door een leiding, waarvan de sporen zichtbaar zijn in de linkerwand van de
gang. Eveneens in de zijwand van de lange
dromos en in de zijvertrekken bij A en B
zijn enkele lange horizontale sleuven aangebracht, christelijke graven (loculi) zoals
die ook in de catacomben in de tufmuren
zijn uitgehakt. Helemaal achterin is links
een klein vertrek met drie cellen (afb. 6 B),
waarvan de toegang met een hek was af te
sluiten. Deze ruimte is vaak, onder andere
door Maiuri, geïdentificeerd met het vertrek vanwaar de Sibylle orakelde.
Wat was nu de functie van deze ‘grot’?
Het rechte gedeelte, dus de gang, dateert
misschien uit de late 4de eeuw v.Chr. De
aanleg van de dromos wordt vaak in verband gebracht met verdedigingswerken op
de erbovengelegen acropool die uit die
periode dateren. De gang zou dan een
militair doel hebben gehad. De drie waterreservoirs (A) zijn een uitbreiding uit de
Romeinse tijd. Zij waren door hun donkere
en koele ligging ideale opslagplaatsen voor
het water dat in de kleine haven van
Cumae kon worden ingenomen.2 Op de
reconstructietekening (zie afb. 4 nr. 1) is te
zien dat de dromos parallel liep aan het
havenbassin en zich op geringe afstand
ervan bevond.
Op deze manier is er natuurlijk weinig
ruimte over voor de ‘grot van de Sibylle’.
De beschrijving van Vergilius
(Aeneis VI 42):
excisum Euboicae latus ingens rupis in antrum
de wand van de Euboïsche rots is uitgehold tot
een reusachtige grot
is te vaag voor een nadere plaatsaanduiding binnen het tufstenen massief van
Cumae. De dichter laat overigens in het
midden of Aeneas een grot aan de voet
van de acropool bezocht. Het in Vergilius’
tijd uitgehouwen tunnelsysteem van de
‘Romeinse crypte’ en de uitbreiding van
de Griekse dromos met waterreservoirs
zorgden in elk geval voor een zeer suggestief décor. In dit verband is het aardig
wat Pausanias vermeldt. In zijn tijd
(2de eeuw n.Chr.) konden de inwoners van
Cumae geen orakel van de Sibylle aanwijzen (zij heet bij hem Demo; Vergilius
noemt haar Deïphobe), maar zij lieten wel
een kleine stenen urn zien in een Apolloheiligdom, waarin – zo zeiden zij – de
beenderen van de Sibylle waren gelegd
(Pausanias, Beschrijving van Griekenland
X xii 8).3
De tempel van Apollo
Vergilius beschrijft ook Aeneas’ gang ‘naar
de burcht, waar hoog Apollo troont’
(Aeneis VI 9–12 en 41; afb. 7). In zijn sporen
kan ik de moderne bezoeker een bezichtiging aanraden. Direct naast de ‘grot van de
Sibylle’ leidt een brede trap omhoog, eerst
naar een modern terras, vanwaar men een
prachtig uitzicht heeft over de voormalige
haven van Cumae naar Kaap Misenum
(afb. 8), en tenslotte naar het plateau waar
de tempel stond. Vergilius noemt ook de
naam van de (mythische) architect: niemand minder dan Daedalus landde na zijn
vlucht uit Minos’ rijk op de acropool van
Cumae en bouwde voor Apollo een geweldige tempel (immania templa, VI 19;
Iuvenalis, Saturae 1. 25). De resten ervan
Afb. 7. 18de-eeuwse kopergravure van de acropool
van Cumae met op de voorgrond de Arco Felice
(Vestigi dell’antica Città di Cuma sulle coste del Golfo di
Gaeta, poco distante da Pozzuoli nel Regno di Napoli.
Anonymus, privécollectie).
Afb. 8. Uitzicht vanaf de acropool in de richting van
Kaap Misenum (dia T.L. Heres).
werden blootgelegd in 1911 en de vondst
van een inscriptie uit de Romeinse tijd
bevestigde een wijding aan Apollo.4
Het tufplateau is gedeeltelijk een kunstmatig terras. Van de oudste tempel uit de
Griekse tijd (5de eeuw v.Chr.) is alleen het
basement bewaard in grote blokken geelgrijze tuf. Hij mat circa 31x18 meter, was
noord-zuid georiënteerd en waarschijnlijk
omgeven door zuilen (peripteros). De moderne bezoeker ziet echter vooral de resten
van een latere tempel die uit het begin van
de keizertijd dateert (zie afb. 3 nr. 3). Hij is
herkenbaar aan het muurwerk in baksteen
met reticulaat; ook de zuilen zijn in baksteen opgetrokken en daarna witgepleisterd. Opvallend is dat deze Romeinse tempel bijna 90o draaide ten opzichte van de
Griekse: het Ionische ingangsportaal kwam
op het zuid-oosten te liggen. Het resultaat
van deze draaiing was dat de ingang daar
kwam te liggen waar hij het minst gewenst
lijkt: er was nauwelijks ruimte tussen de
(nu verdwenen) trappenvlucht en de versterkingsmuur van het plateau (afb. 9).
Wat was het doel van deze onhandige manoeuvre? Ongetwijfeld werd de ingangspartij van de nieuwe tempel naar het zuidoosten gekeerd om een fraai uitzicht te
bieden op de fonkelnieuwe haven die door
Agrippa was aangelegd in 38–36 v.Chr.
Een nieuwe stadspoort op die hoek van de
acropool en een verbindingstrap naar de
haven completeerden de grote onderneming (zie afb. 9).
295
Afb. 9. Reconstructietekening van de Romeinse Apollotempel met het ingangsportaal (uit: P. Caputo et al.,
Cuma, Roma 1996, 95).
De ‘tempel van Jupiter’
Op het hoogste plateau van de acropool
ligt nog een tempel, die meestal, maar zonder reden, aan Jupiter wordt toegeschreven. Vergilius noemt deze tempel niet:
vanaf de Apollotempel keerden Aeneas en
zijn gezelschap terug naar het strand
(Aeneis VI 156 e.v.). De moderne bezoeker
raad ik aan de klim langs de sacra via wel
te ondernemen. De weg naar de top is steiler en voor een gedeelte is het antieke plaveisel in blokken donkere basaltlava, met
hier en daar karrensporen, goed te zien. De
tempel ligt half verscholen achter eikenbomen op een hoog podium van 25x40 meter.
Meteen valt op, dat deze tempel wel erg op
een christelijke basilica lijkt met zijn vijf-
296
Afb. 10. De ‘tempel van Jupiter’ (tekening
Soprintendenza Archeologica Na/Ce).
schepige plattegrond, een rond doopbassin
en enkele bijzettingen (afb. 3 en 4 nr. 4,
afb. 10). Inderdaad werd in de 5de eeuw
n.Chr. het Romeinse bouwwerk in een
kerk veranderd, en van de tempel uit de
vroege keizertijd resteert alleen nog het
muurwerk in baksteen en reticulaat. De
vijfschepige aanleg dateert al uit de latere
keizertijd; tussen de cella en de buitenmuur was ruimte genoeg om er een arcade
te plaatsen. De cella kreeg toen een nieuwe
bekleding met dunne zuiltjes. Met de drie
binnenste schepen correspondeerden drie
ingangen aan de oostzijde, waarvan later
alleen de middelste openbleef.
Vanaf de zuidwestpunt van dit hoogste
plateau heeft de moderne reiziger nog eens
een ruim uitzicht over zee naar Ischia en
Procida en naar de dichtgeslibde haven
van Cumae aan zijn voeten.
De benedenstad
Teruggekeerd naar het parkeerterrein voor
het Archeologische Park wacht de bezoeker een teleurstelling: de benedenstad van
Cumae is niet voor bezoekers toegankelijk.
Men is er al een aantal jaren aan het opgraven en de openbare gebouwen rondom het
forum en het amphitheater (zie afb. 3 en 4
nrs. 5–7, 12) worden gerestaureerd. Vanaf
het hooggelegen parkeerterrein heeft men
echter een goed uitzicht over de stad tot
aan de duidelijk zichtbare Arco Felice
(‘Gelukkige Poort’) aan de overkant (zie
afb. 3 en 4 nr. 10). Op dit punt, een hooggelegen kloof, verliet de belangrijke via Domitiana het stadsterrein; de engte werd versierd met zwaar muurwerk in tufsteen en
baksteen. De autoweg van Cuma naar het
Meer van Avernus voert nog steeds onder
de Poort door. Het antieke plaveisel is over
een aantal meters goed te zien, en te voelen...
Vergilius – en dus ook Aeneas – kende de
via Domitiana en de ‘Gelukkige Poort’ niet:
beide werden aangelegd in 95 n.Chr. onder
Domitianus en bezongen door een andere
dichter (Statius, Silvae 4. 4. 43–86).
PRAKTISCHE AANWIJZINGEN VOOR EEN
BEZOEK
* Adres Parco Archeologico di Cuma:
POZZUOLI, località CUMA
via dell’Acropoli, 3
tel. (081) 8543060
Geopend dagelijks van 9.00 tot een uur voor
zonsondergang (1998).
Bereikbaarheid:
1. (trein) Vanuit Napels Montesanto de ferrovia
Cumana, lijn Napoli-Torregaveta, uitstappen
Fusaro, vervolgen met 3.
2. (bus) vanuit Napels Piazza Garibaldi autobus
Sepsa lijn Napoli-Torregaveta, uitstappen via
Fusaro, vervolgen met 3.
3. (vervolgbus) Sepsa lijn Miseno-Cuma vanaf
Fusaro, uitstappen via Virgilio (Cuma).
4. (auto) Tangenziale uscita CUMA (nr. 13).
* De haven van het antieke Cumae is al in de
Oudheid dichtgeslibd. Tegenwoordig is dit
tuinbouwgebied en niet toegankelijk.
* De Piscína Mirábile in Bácoli is toegankelijk
voor bezoekers en wordt op verzoek geopend.
Adres: in Bácoli tegenover de Mare Morto de
trappen op en bovenaan naar rechts de via Anna
aflopen. Op het hoogste punt aan de overzijde
ligt de ingang achter een hek (geen toegangsprijs, wel graag een fooi).
* Het amphitheater van Cumae ligt op het
grondgebied van de Villa Vergiliana (eigenaar:
The Virgil Society, USA). Inlichtingen (ook in
het Engels) geeft desgewenst Sig.a Antimina
Sgariglia, Villa Vergiliana, via Cuma 850, I 80070 Bácoli (NA).
BEKNOPTE BIBLIOGRAFIE
* De vertaalde passages van boek VI zijn overgenomen uit M.A. Schwarz, Vergilius, Aeneis
(Haarlem 19632).
I Campi Flegrei. Un itinerario archeologico (a curo
di Paolo Amalfitano) (Venezia 1990).
Paolo Caputo e.a., Cuma e il suo parco archeologico (Roma 1996).
M. Frederiksen, Campania (BSR Rome 1984).
Die Neue Welt der Griechen (tentoonstellingscatalogus Römisch-Germanisches Museum der Stadt
Köln, maart-augustus 1998).
NOTEN
1. Het Griekse woord ‘Kyme’ werd in het Latijn
‘Cumae’; de moderne Italiaanse naam voor de
plaats is ‘Cuma’.
2. Een vergelijkbare functie vervulde de enorme
Piscina Mirabilis in het nabijgelegen Bácoli voor
de veel grotere Portus Iulius. Het reservoir meet
ruim 65x25 meter en is 15 meter diep; de capaciteit is circa 12.000 m3.
3. Andere namen krijgt de Sibylle van Cumae
bij Tibullus (II 5, 67–70) en bij de kerkvader
Lactantius (Divinae Institutiones 1. 6. 9). In een
andere passage (Epitome 5–Divinae Institutiones
1. 6. 12) noemt Lactantius Varro als bron voor
de overlevering dat er tien sibyllen waren,
waarvan die van Cumae de zevende in volgorde was.
4. Ander epigrafisch materiaal en de tekst op de
bronzen schijf uit de 7de eeuw v.Chr. wijzen
erop dat de eerste tempel aanvankelijk ook aan
Hera was gewijd.
297
Demokritos, de lachende filosoof uit
Abdera
Rein Ferwerda
298
Kan uit Abdera iets goeds komen? De
doorsnee Griek uit de klassieke tijd zal die
vraag ontkennend hebben beantwoord.
Een Abderiet stond gelijk aan een onnozele
hals, een onopgevoed persoon. Toch was
deze Noord-Griekse stad lange tijd welvarend en was ze de geboorteplaats van verscheidene beroemde filosofen. Eén van hen
was Demokritos. Waarschijnlijk werd hij
daar in 460 uit een gegoede familie geboren en stierf hij op hoge leeftijd in 356. Hij
maakte lange reizen, onder andere naar
Perzië en Egypte, waar hij zich met plaatselijke geleerden over wetenschappelijke
problemen onderhield. Zijn belangstelling
was zeer veelzijdig. Er zijn meer dan vijftig
titels van boeken van hem bekend, die zich
over de volgende onderwerpen uitstrekken: ethica, natuurwetenschappen, wiskunde, muziek, literatuur, taal en techniek.
In veelzijdigheid, productiviteit en diepgang kan volgens getuigenissen uit de
oudheid alleen Aristoteles zich met hem
meten. Hij bewijst in zijn werken, dat hij
goed op de hoogte is van de filosofische
discussies van zijn dagen. Als zijn leermeesters worden Leukippos, Empedokles,
Anaxagoras en de pythagoreeërs genoemd,
terwijl hij tevens goed bekend was met de
theorieën van Parmenides en Zeno.
Diogenes Laertios (IX, 40) vertelt dat
Plato, zijn jongere tijdgenoot (427–347), alle
geschriften van Demokritos die hij in handen kreeg wilde verbranden. Hoewel Plato
Demokritos’ naam nergens vermeldt, blijkt
uit zijn werk dat hij de theorieën van de
Abderiet goed kende. Het is mogelijk dat
zijn vijandige gedrag uit beroepsjaloezie
voortkwam, maar het is ook goed denkbaar dat Plato het beter vond dat de ideeën
van Demokritos op ethisch en politiek
gebied, die hier en daar sterk van de zijne
afweken, niet in handen van zijn medeburgers zouden komen. Plato’s leerling
Aristoteles daarentegen waardeerde
Demokritos als een gelijkwaardige tegenstander met wiens natuurfilosofische
ideeën hij het overigens meestal volkomen
oneens was. Aristoteles miste in
Demokritos’ filosofie vooral de gedachte
dat de natuur alles had gemaakt met een
doel.
Over Demokritos’ levenseinde deden verschillende verhalen de ronde: hij zou zich
vlak voor zijn dood nog enkele dagen in
leven hebben gehouden met het opsnuiven
van de geur van warme broden (Diogenes
Laertios IX, 43) of van die van honing
(fr. A 29). Mogelijk hebben de biografen
deze geschiedenis verzonnen, omdat ze
wisten dat Demokritos leerde dat dunne
schilfertjes (‘afstroomsels’), die zich van de
voorwerpen hadden losgemaakt, de zintuigen binnendrongen. Deze schilfertjes zouden Demokritos dus letterlijk in leven hebben gehouden.
Volgens een andere overlevering werd hij
aan het eind van zijn leven blind, het zij
door een ziekte, hetzij door eigen toedoen.
Volgens de kerkvader Tertullianus had hij
zijn ogen uitgestoken, omdat hij het niet
langer kon verdragen naar mooie vrouwen
te kijken met wie hij, gezien zijn hoge leeftijd, de liefde niet meer kon bedrijven.
Demokritos staat bekend als de ‘lachende
filosoof’, in tegenstelling tot Herakleitos
die als de ‘huilende’ wordt voorgesteld.
Volgens de overlevering lachte hij altijd,
omdat hij zich vermaakte over het domme
streven van de mensen naar steeds meer.
Herakleitos werd de ‘huilende’ genoemd,
omdat hij leerde dat ‘alles stroomt’ en vergankelijk is.
Demokritos dankt zijn beroemdheid
vooral aan zijn leer van de atomen. De atomen waren volgens hem ondeelbaar en vrij
van aandoeningen. Hij noemde ze atomoi
ideai, ondeelbare vormen. Ze waren eeuwig in beweging door de lege ruimte. Deze
beweging was niet op een bepaald doel
gericht. Doordat ze toevallig op elkaar botsten en zich aan elkaar vasthaakten, vormden ze voorwerpen en levende wezens.
Ook de werelden waren op die manier ontstaan. De ruimte was oneindig groot en
ook het aantal werelden was oneindig. Goden bestonden volgens hem niet. De zon
was een groot stuk steen. Zielen bestonden
ook uit atomen en vergingen met het lichaam. De kennis die de mens via de zintuigen verwierf noemde hij ‘duister’; door
de echte kennis van het denken kreeg men
inzicht in het bestaan van de atomen en de
leegte. De filosoof Epikouros heeft in de
3de eeuw v.Chr. Demokritos’ leer van de
atomen en de leegte tot de grondslag van
zijn eigen filosofie gemaakt. De leer van
Epikouros heeft de Romeinse dichter
Lucretius (97–55 v.Chr.) beschreven in zijn
gedicht De rerum natura.
Er zijn van Demokritos ook zo’n tweehonderd ethische spreuken bewaard gebleven. Ze zijn waarschijnlijk niet allemaal
van zijn hand, maar van een behoorlijk
aantal staat de authenticiteit wel vast. In
deze spreuken prijst hij de blijmoedigheid
aan als het hoogste geluk en de democratie
als de beste staatsvorm.
Najaar 1998 verschijnt bij Athenaeum,
Polak & Van Gennep een vertaling van
Demokritos’ natuurwetenschappelijke en
ethische fragmenten van de hand van
dr. Rein Ferwerda. Hieronder volgt een
voorpublicatie van die vertaling. De num-
mers tussen [ ] achter de fragmenten zijn
die van de uitgave van Diels-Kranz II 68.
Als de nummers worden voorafgegaan
door een A, gaat het om testimonia van
latere schrijvers over Demokritos. Deze
zijn onder die nummers ook bij DielsKranz te vinden.
Fragmenten
Demokritos’ dood
Er bestaat een verhaal over Demokritos dat
hij het besluit nam om te sterven omdat hij
al zo oud was; daarom nam hij dagelijks
steeds wat minder voedsel. Maar toen het
feest van de Thesmoforiën <ter ere van de
godin Demeter> naderde, vroegen de in
zijn huis wonende vrouwen hem niet tijdens het feest te sterven, omdat ze dat zo
graag wilden meemaken. Hij gaf gehoor
aan hun wens en liet een pot honing dicht
bij hem plaatsen. Zo bleef die man voldoende dagen in leven door alleen de geur
van honing op te snuiven [A 29].
De mens
De mens is wat we allemaal weten (idmen)
[165].
Commentaar. Demokritos bedoelde met deze
cryptische uitspraak dat we de vorm (idea) van
een mens kunnen zien (idein), en op grond
daarvan weten (idmen) we wat hij is.
In de mens, die volgens Demokritos een
wereld in het klein (mikrokosmos) is...[34].
Epikouros en Demokritos leerden dat ook
vrouwen zaad uitstoten, want dat hun
geslachtsdelen naar binnen gevouwen
waren; daarom kennen zij ook het verlangen om te paren [A 142].
Commentaar. Aristoteles zal later de theorie verwerpen dat vrouwen ook zaad produceren.
Volgens hem leverde de man het zaad (de
vorm) voor het embryo, de vrouw het menstruatiebloed (de materie). Deze laatste theorie
heeft in de geschiedenis niet weinig bijgedragen
299
tot de maatschappelijke achterstelling van de
vrouw.
De coïtus is een kleine aanval van epilepsie; dan stort namelijk een mens uit een
mens en wordt eruit weggerukt, doordat
hij er door een soort klap van wordt
gescheiden [32].
Atomen en leegte
Want wat zegt Demokritos? Dat er in het
lege, overal verspreid, substanties rondvliegen die oneindig in aantal zijn, ondeelbaar en onveranderlijk en ook zonder hoedanigheden en zonder invloed van buiten
te ondergaan. Wanneer ze in elkaars buurt
komen of tegen elkaar aanstoten of zich
met elkaar vervlechten, vertoont zo’n combinatie zich soms als water, soms als vuur,
soms als een plant, soms als een mens;
maar alle dingen zijn <in feite> ondeelbare
vormen (atomoi ideai) zoals hij ze noemt, en
verder <is er> niets [A 57].
Demokritos zegt dat de ziel een soort vuur
is en warm; want van de vormen en atomen die oneindig in aantal zijn zegt hij dat
de bolvormige vuur en ziel zijn, te vergelijken met de zogeheten stofjes in de lucht
die in de zonnestralen zichtbaar worden
die door de vensters vallen [DK II 67A 28].
Commentaar. De atomen van de ziel zijn bolvormig, en beweeglijker en warmer dan de andere
atomen. Ze zijn onzichtbaar, maar dat zijn stofjes in de lucht meestal ook. Pas als het zonlicht
door een venster valt, worden de stofdeeltjes
zichtbaar. Zo worden ook de atomen zichtbaar,
als het licht van het verstand erover schijnt.
300
Kennis
Op sommige plaatsen verwerpt
Demokritos vrijwel elke vorm van kennis,
hoewel hij bij uitstek alleen de zintuigen
aanvalt. Maar in zijn Maatstaven zegt hij
dat er twee soorten kennis zijn, die via de
zintuigen en die via het verstand; die via
het verstand noemt hij de echte en daaraan
schrijft hij betrouwbaarheid toe om over de
waarheid te oordelen; die via de zintuigen
noemt hij duister en daaraan ontzegt hij
het vermogen om feilloos de waarheid vast
te stellen. Letterlijk zegt hij: er zijn twee
vormen van kennis, de ene echt, de andere
duister; tot de duisternis behoren al deze
dingen: gezicht, gehoor, reuk, smaak en
tastzin, terwijl de andere, die daar los van
staat, de echte is. Daarna voegt hij eraan
toe en laat daarbij zijn voorkeur blijken
voor de echte boven de duistere: ‘Wanneer
de duistere, omdat iets te klein wordt, het
niet meer kan zien of horen of ruiken of
proeven of voelen, dan <nemen we onze
toevlucht> tot een fijner <instrument>.’
Dus ook naar zijn mening is die rede de
maatstaf die hij de echte kennis noemt [11].
In werkelijkheid weten we niets, want de
waarheid ligt in de diepte [117].
Demokritos zei dat hij liever de oorzakelijke verklaring van één ding zou opsporen
dan koning van Perzië zijn [118].
Want <de rede> die niet eens kan beginnen <te filosoferen> zonder van de zintuiglijke waarneming gebruik te maken,
hoe kan die betrouwbaar zijn, als zij vol
aanmatiging die zintuiglijke waarneming
van de hand wijst waar zij nota bene haar
grondstellingen aan ontleent? Dat wist
Demokritos ook heel goed. Want toen hij
de verschijnselen met de volgende woorden in diskrediet had gebracht: ‘Uit conventie is er kleur, uit conventie zoet, uit
conventie bitter, maar in werkelijkheid zijn
er atomen en leegte’, liet hij de zintuigen
als volgt tegen de rede spreken:
‘Armzalige rede, eerst haal je je bewijzen
bij ons vandaan en daarna wil je ons neersabelen? Dat neersabelen wordt je eigen
val’ [125].
Commentaar. Men moet de tak waarop men zit
niet afzagen. De kennis die door zintuiglijke
waarneming verkregen wordt is weliswaar
‘duister’, maar onontbeerlijk voor de rede om
‘echte’ kennis te verwerven. Door de oorzaken
van de dingen om ons heen op te sporen bereiken we de waarheid die in de diepte ligt.
Goden
Een paar slimme mannen hebben hun
handen naar die plek opgeheven die wij
Grieken nu de lucht noemen en zeiden:
Zeus overlegt alles, weet alles, geeft alles
en neemt alles af; hij is koning van alles
[30].
De mensen vragen in hun gebeden gezondheid van de goden maar ze weten
niet dat ze de macht daarover in zichzelf
dragen: als ze die door onmatigheid tegenwerken, worden ze verraders van hun
gezondheid door hun lusten [234].
Commentaar. Demokritos gelooft niet in goden.
Hij is van mening, dat mensen vroeger
bepaalde dingen niet begrepen of ergens bang
van waren (bijvoorbeeld ziekte, donder en bliksem) en dat ze daar dan de naam van een god
aan gaven en er de hulp van de goden tegen
inriepen. Zo noemden ze de lucht ‘Zeus’.
Dichters
Volgens Demokritos en Plato kan niemand
een goed dichter zijn zonder dat zijn geest
ontvlamd is en zonder een bepaalde vlaag
van waanzin; Demokritos sluit dichters die
bij hun verstand zijn van de Helikon uit
[17].
Dieren
Misschien is het belachelijk als we plechtig
verklaren dat de dieren kunnen leren, dieren waarvan Demokritos zegt dat wij er in
de belangrijkste zaken de leerlingen van
zijn: van de spin in het weven en herstellen, van de zwaluw in het bouwen van
huizen en van de zangvogels, de zwaan en
de nachtegaal in het zingen door hen na te
bootsen [154].
Ethische uitspraken
Gelukkig is iemand die blijmoedig is over
bescheiden bezittingen, en ongelukkig
iemand die mismoedig is bij veel [286].
Wie blijmoedig wil zijn moet zich niet met
veel dingen bemoeien, noch privé noch in
het openbare leven, en bij al wat hij doet
moet hij niet boven zijn macht en aanleg
grijpen; hij moet erop bedacht zijn om,
zelfs als het lot hem gunstig is en hem
ogenschijnlijk de weg opent naar nog
meer, dit af te wijzen en niet meer aan te
pakken dan wat hij aankan. Het is immers
veiliger om een draagbare last te torsen
dan een die te zwaar is [3].
Voor alle mensen is goed en waar hetzelfde, maar wat voor de één genot is, is
dat niet voor een ander [69].
Menig veelweter heeft geen verstand [64].
Dwazen willen oud worden uit angst voor
de dood [206].
Mensen die voor de dood wegvluchten
zoeken hem juist op [203].
Men moet zich niet zozeer voor de mensen
schamen als wel voor zichzelf, en men
moet evenmin iets slechts uithalen wanneer niemand dat zal weten als wanneer
alle mensen dat te weten komen; maar het
meest moet men zich voor zichzelf schamen en die wet voor zijn ziel instellen dat
men niets doet wat niet hoort [264].
Goed is niet geen onrecht te plegen, maar
het ook niet te willen plegen [62].
Het woord is de schaduw van de daad [145].
Commentaar. De strekking van fragment 145 is
dat men ook uitvoert wat men zegt.
Het lot is royaal maar onbetrouwbaar, de
natuur voorziet echter geheel in haar eigen
behoeften <en is dus onafhankelijk>;
daarom verdient zij met haar betrouwbare
gaven, ook al zijn die geringer, de voorkeur boven de grotere waar <het lot> ons
op doet hopen [176].
301
Een overdadige dis is een geschenk van
het lot, maar ingetogenheid verschaft een
maaltijd waar men genoeg aan heeft [210].
Als het lichaam de ziel een proces zou aandoen vanwege alle pijn en narigheid die
het zijn hele leven lang heeft moeten verduren en hij (Demokritos) als rechter over
die aanklacht zou moeten beslissen, zou hij
vol vreugde de ziel veroordelen omdat ze
het lichaam deels door verwaarlozing te
gronde had gericht en door slemppartijen
slap had gemaakt, deels door wellustige
begeerten vernietigd en verscheurd had
[159].
Geneeskunst geneest de ziekten van het
lichaam, wijsheid neemt het lijden van de
ziel weg [31].
De armoede in een democratie is evenzeer
te verkiezen boven het zogenaamde welbevinden bij dictators als vrijheid boven slavernij [251].
Openlijk kunnen zeggen wat men denkt
hoort bij vrijheid, maar de moeilijkheid
schuilt in het kiezen van het goede ogenblik [226].
Voor een wijs man is de hele aarde toegankelijk, want de hele wereld is het vaderland van een voortreffelijke geest [247].
Wanneer vermogende mensen de moed
hebben om behoeftigen geld voor te schieten, hen te steunen en royaal voor hen te
zijn, dan is dat echt barmhartigheid, het
doorbreken van isolement, kameraadschap, wederzijds hulpbetoon en burgerzin en zoveel andere goede dingen dat niemand ze zou kunnen opsommen [255].
302
Wie er behoefte aan heeft een zoon te hebben, kan die naar mijn mening beter van
een van zijn vrienden overnemen; dan
krijgt hij de zoon zoals hij die wil. Hij kan
er dan immers een uitkiezen zoals hij hem
wil, en wie hem geschikt voorkomt die zal
hem qua karakter ook het meest nastaan.
Als men het zo doet is er een aanmerkelijk
verschil met de situatie waarin men zelf
een zoon verwekt: nu kan men een aantrekkelijke zoon uit velen kiezen, zoals
men hem nodig heeft; in het andere geval
zijn er veel risico’s; men moet dan immers
die maar accepteren die er geboren wordt
[277].
Wie met zijn schoonzoon geluk heeft, heeft
een zoon gevonden, maar wie het ongelukkig treft is ook zijn dochter kwijt [272].
Er is, lijkt me, verstand bij jonge mensen te
vinden en onverstand bij oude, want het is
niet de tijd die leert te kunnen denken
maar tijdige opvoeding en natuurlijke aanleg [183].
Slapen overdag duidt op een lichaamsstoornis of op mistroostigheid, passiviteit
of onopgevoedheid van de ziel [212].
Een vrouw komt veel sneller tot dwaasheid dan een man [273].
Het is een sieraad voor een vrouw om weinig te zeggen en ook eenvoud bij opsmuk
is mooi [274].
Laat een vrouw zich niet op spreken toeleggen, want dat wordt een drama [110].
Door een vrouw geregeerd worden is voor
een man wel de diepste schande [111].
Veel mensen die vrienden lijken zijn het
niet en die het niet zijn lijken het wel [97].
De vriendschap van één verstandig mens
is beter dan die van alle onverstandigen bij
elkaar [98].
Het leven is niet de moeite waard, als men
niet één goede vriend heeft [99].
Het is gemakkelijk om in voorspoed een
vriend te vinden, maar in tegenspoed is
het het moeilijkste dat er is [106].
Als men domme mensen prijst, berokkent
men ze grote schade [113].
Het is beter door een ander dan door zichzelf geprezen te worden [114].
Als je niet begrijpt waarom je geprezen
wordt, geloof dan maar dat je gevleid
wordt [115].
Want in een gemeenschappelijk gegeten
vis zitten geen graten [151].
Wees niet wantrouwig tegen iedereen,
maar op je hoede en voorzichtig [91].
Verblijf in den vreemde leert tevreden te
zijn met wat men heeft; want een gerstebrood en een veldbed zijn de aangenaamste geneesmiddelen tegen honger en vermoeidheid [246].
Een leven zonder feesten is een lange weg
zonder cafe’s [230].
303
Kopten
Christelijke cultuur in Egypte
Magdalena Kuhn
Van 21 november 1998 tot en met 28 februari 1999 is in het Allard Pierson Museum te
Amsterdam de tentoonstelling Kopten,
christelijke cultuur in Egypte te zien. Naast
kunstschatten uit verschillende musea in
binnen- en buitenland zijn ook vroegere en
huidige gebruiksvoorwerpen uit het dagelijkse leven van Kopten te zien.
De aanleiding voor deze tentoonstelling
is de voltooiing van het restauratieproject
van 150 Koptische weefsels, die behoren
tot de collectie van het museum. Het droge
woestijnklimaat van Egypte heeft ervoor
gezorgd, dat een groot aantal fragmenten
van kledingstukken of altaardekens uit de
tijd van het vroege christendom in Egypte
bewaard is gebleven. Met veel zorg en vakmanschap zijn deze fragmenten in de afgelopen jaren gerestaureerd en voor het
publiek toegankelijk gemaakt. De frisse
kleuren en afwisselende motieven alleen al
geven een veelzijdig beeld van de oude
Koptische kunst.
De bezoeker van de tentoonstelling
maakt ook kennis met Nederlandse projecten voor archeologische opgravingen en
restauratiewerkzaamheden aan wandschilderingen en iconen in Koptische kerken en
kloosters.
304
Het christendom in Egypte
De grote gave van de oude Egyptenaar,
om nieuwe culturen met de eigen vertrouwde cultuur te mengen en aan zijn
gewoontes aan te passen, manifesteerde
zich ook na de komst van Alexander de
Grote. De Egyptische goden werden door
de bezetters van het land niet afgeschaft,
niet door de Grieken en evenmin later
door de Romeinen. Zij behielden een
plaats naast de nieuwe Griekse en
Romeinse goden. Omgekeerd werden bijvoorbeeld Isis en Osiris met hun zoon
Horus door Grieken en Romeinen vereerd
als Isis, Serapis en Harpokrates. Verschillende wetenschappers zien in de christelijke Heilige Familie een relatie met dit
Grieks-Egyptische trio.
Volgens de traditie werd het christendom
in ongeveer 50 n.Chr. door de apostel
Marcus naar Egypte gebracht. Het verspreidde zich over het hele land. Vooral de
joden die in het land woonden lieten zich
tot het christendom bekeren, mede door
bepaalde overeenkomsten met hun eigen
geloof. Ook Grieken en de Egyptenaren
zelf voelden zich tot de nieuwe leer aangetrokken. Voor de armen en boeren bood
het christendom de mogelijkheid de status
van monnik aan te nemen en daardoor het
harde bestaan te ontvluchten. Na de dood
van Cleopatra was Egypte een Romeinse
provincie geworden. De Romeinse keizer
nam de functies van de farao over en was
de hoogste macht in het land, civiel, militair en religieus. De christenen weigerden
de keizer als god te te erkennen. Er bestond immers maar één God. De Romeinen
voelden zich bedreigd door de nieuwe gelovigen, die zo standvastig weigerden hun
keizer te vereren. Zware christenvervolgingen teisterden het land. Daarnaast werd de
belastingdruk, die de Romeinen vooral de
boeren oplegden, meer en meer verhoogd.
De vervolgingen van de christenen waren
vooral onder Diocletianus zo bloedig, dat
de Kopten het beginjaar van zijn regering
(in 284 n.Chr.) later tot begin van hun tijdrekening maakten.
Niet alleen in de Romeinse periode hadden de Kopten het zwaar te verduren. In
de 4de en 5de eeuw voerden de christelijke
geleerden theologische disputen over de
leer van de natuur van Christus. Dit gaf
aanleiding tot gevechten tussen de christenen onderling. Ook nu weer vielen er martelaren. De Kopten verzetten zich tegen de
leer van het Byzantijnse rijk en volgden
hun eigen weg onder leiding van een
patriarch.
Na de verovering door de Arabieren in
641 werd Egypte een islamitisch land. De
Kopten werden meer en meer een minderheidsgroepering.
De Kopten
De Kopten mogen zich niet alleen één van
de oudste christelijke culturen noemen, ze
zijn tevens ook een bevolkingsgroep met
één van de langst durende culturen die wij
kennen. Onder Kopten verstaan wij de
orthodox-christelijke bevolkingsgroep die
zijn oorsprong heeft in Egypte. Ongeveer
tien procent van de huidige bevolking van
Egypte is Koptisch. Als minderheid hebben de Kopten het vaak moeilijk. Velen
zijn geëmigreerd en grote groepen wonen
in Europa, Australië en Amerika. Paus
Shenoeda III is de geestelijke leider van
alle Kopten.
Nadat in 332/331 v.Chr. Alexander de
Grote Egypte had bezet en Alexandrië als
hoofdstad van het land had gesticht trokken steeds meer buitenlanders, met name
Grieken en joden, naar deze bloeiende
stad. De inheemse bevolking werd Aegyptios genoemd. Vanaf de 2de eeuw n.Chr.
verspreidde het christendom zich verrassend snel in heel Egypte. Toen de Arabieren in 640 het land veroverden woonde in
Egypte een bevolking die in meerderheid
christelijk was. Voor de Arabieren was een
Aegyptios daarom een christen. Het woord
Aegyptios veranderde in de Arabische taal
tot Kopt en heeft sindsdien de betekenis
van Egyptisch christen.
Koptische taal en literatuur
Ondanks de verschillende overheersers die
in de loop der tijden het land bezet hielden, ontwikkelden de Kopten toch een
heel eigen cultuur. De wens om zich los te
maken van de overheersende invloed van
de Grieken en Romeinen versterkte de
wens om de eigen taal te behouden. De gesproken Egyptische taal schreef men op
met behulp van het Griekse alfabet. Hieraan werden zeven letters uit het demotisch1 toegevoegd om klanken te noteren,
die de Griekse taal niet kent. In de eigen
taal ontstond een Koptische literatuur die
bijbelvertalingen, brieven en religieuze disputen, hymnen en godsdienstige liederen
omvat, naast verhalen over heiligen en
martelaren. Tegenwoordig is de Koptische
taal alleen als liturgische taal bij de kerkdiensten bewaard gebleven. Omdat slechts
weinig Kopten hun eigen taal beheersen,
worden tijdens de diensten ook Arabische
teksten gebruikt. In de afgelopen jaren is
een opleving van de belangstelling voor de
Koptische taal te bespeuren. Er worden
weer boeken in de Koptische taal gedrukt
en Koptische kinderen leren de grondbeginselen van hun oude taal tijdens de lessen in de kerk.
Muziek en beeldende kunst
Zowel de muziek als de beeldende kunsten
zijn ontstaan uit de volkskunst. Wij kennen
nog slechts de liturgische muziek, die uitsluitend eenstemmig is. Tot op heden is
nooit een oud Koptisch notenschrift gevonden. De oude melodieën werden van generatie op generatie mondeling doorgegeven.
Het is daarom bijzonder moeilijk vast te
stellen of de melodieën in de loop der jaren
veranderd zijn. Op hoogtepunten in de
liturgie kan het gezang ritmisch begeleid
worden door vrolijk klinkende triangels en
cimbalen, en door kleine belletjes. Vermoedelijk zijn de Koptische bellen de voor-
305
Afb 1. Nereïde op zeepaard. Koptisch weefsel
(APM 3873/7).
306
lopers van de misbelletjes, die in de katholieke kerken dienst doen. Vroeger waren
het uitsluitend mannen, die tijdens de
kerkdiensten mochten zingen, maar tegenwoordig worden ook kinderstemmen toegelaten.
In de beeldende kunst vinden wij invloeden van de omringende culturen. GrieksRomeinse vormen en de Griekse denkwereld zijn vooral terug te vinden in de
vroege periode van de Koptische kunst, in
de 2de en 3de eeuw. Thema’s van klassieke
mythen en verhalen werden gekozen voor
vroeg-koptische decoraties. Zo zien wij op
een textielfragment de afbeelding van een
Nereïde op een zeepaard (afb. 1). In de
klassieke periode maakte een dergelijke
figuur vaak deel uit van een afbeelding
van een stoet Nereïden, die onder leiding
van Thetis de wapenrusting aan haar zoon
Achilles brengen. Het Koptische textielfragment is te klein om te kunnen bepalen,
of de Nereïde onderdeel uitmaakt van
deze scène of op zichzelf als ornament
bedoeld was. Meer en meer zetten de
Kopten zich in latere eeuwen af tegen de
Griekse invloed. Verhalen uit het Oude
Testament vervingen de Griekse mytholo-
gische figuren. Daniël in de leeuwenkuil,
Abraham met zijn zoon Isaäk en Jonas
werden geliefde motieven voor decoraties.
Horus in de gedaante van een Romeinse
Afb 2. De god Horus als Romeinse soldaat. Brons
(APM 7802).
Afb 3. Koptische ruiterheilige. Kalksteen (APM 7500).
soldaat (afb. 2) maakte plaats voor ruiterheiligen, die een belangrijke plaats innamen, en nog steeds innemen, als bemiddelaars tussen de gelovige en God (afb. 3).
Hun bijstand wordt bij vele levensvragen
te hulp geroepen, bij huwelijken, geboortes
en dagelijkse situaties, zoals examens of
belangrijke beslissingen. De Kopten vereren hun iconen, raken ze aan, kussen ze en
voelen daarbij een speciale levenskracht.
Stijlkenmerken
De Koptische beeldende kunst keerde zich
niet alleen tegen de Griekse godenverhalen, maar ook tegen de Griekse stijl. In
plaats van perspectivische voorstellingen
gebruikte men de stijlkenmerken die de
oude Egyptenaren eeuwenlang in reliëfs
en schilderingen toegepast hadden. Aspecten en symbolen waren voor Koptische
kunstenaars belangrijker dan het perspectief. Terwijl de Griekse kunst het menselijke lichaam verheerlijkte, werd dit in de
Koptische kunst tot een ondergeschikt iets,
dat aan ascese onderworpen moest zijn.
Het hoofd, en vooral de ogen als spiegel
van de ziel, moesten groot in beeld worden
gebracht. Wat als primitieve kunst overkomt is in feite een bewuste keuze voor de,
in de Koptische opvattingen, belangrijke
aspecten van het lichaam.
Vooral textielfragmenten tonen een grote
rijkdom aan ornamentele versieringen.
Bloemen, bladeren en geometrische versieringen zijn in eindeloze herhaling aan
elkaar gevoegd (afb. 4). Daarnaast kunnen
dieren en menselijke figuren als ornamenten voorkomen (afb. 5). Het kruis is in de
Koptische kunst eveneens een symbolisch
ornament. Wij vinden kruisen rond een
heidense afbeelding, zoals die van een
Nereïde (zie afb. 1), maar ook als zelfstandige decoratie (afb. 6). Het kruis wordt niet
gezien als martelgereedschap en symbool
voor de dood van Christus, maar als symbool voor zijn wederopstanding en het
leven.
In Islamitische moskeeën vindt men uitsluitend ornamentale versieringen en ook
in de Koptische kerken worden deze veel
toegepast. Altaarschermen zijn vaak kun-
Afb 4. Ornamentaal weefsel met geometrische figuren (APM 6088b).
307
Afb 5. Ornamentaal weefsel met menselijke figuren (APM 13.954).
stig opgebouwd uit in elkaar verstrengelde
kruisen. De gebruikte materialen zijn echter eenvoudig. Hout en fluwelen stoffen
vervangen de rijke mozaïeken en het marmer van de Byzantijnse en de RoomsKatholieke kathedralen. Ook de kerken
zijn klein en sober gebouwd. De gelovige
Kopten streefden vanaf het allereerste
begin naar eenvoud.
De tentoonstelling is te bezichtigen van
21 november 1998 t/m 28 februari 1999.
Allard Pierson Museum, Oude Turfmarkt
127, 1012 GC Amsterdam
tel.: (020) 525 2556, fax: (020)525 25 61
e-mail: [email protected]
Open: dinsdag t/m vrijdag 10.00–17.00
uur; zaterdag/zondag 13.00–17.00 uur;
maandag gesloten.
Internet: http://www.uba.uva.nl/apm
Entree: Volwassenen ƒ 9,50; kinderen tot
12 jaar ƒ 1,–; 12–15 jaar ƒ 3,–; 65+/CJP/studenten/groepen v.a. 10 pers. ƒ 7,–; MJKhouders gratis.
KORTE BIBLIOGRAFIE
H.G. Brakmann, Die Kopten - Kirche Jesu Christi
in Ägypten, ihre Geschichte und Liturgie (Stuttgart
1994) 9–28.
A. Effenberger, Koptische Kunst (Wien 1975).
Th. Hall Patrick, Traditional Egyptian
Christianity, a History of Coptic Orthodox Church
(Greensboro 1996).
NOOT
1. Demotisch is de naam voor de laatste fase
van het Egyptische schrift. Het werd gebruikt
van de 7de eeuw v.Chr. tot de 5de eeuw n.Chr.
Demotisch (‘volkstaal’) wordt gebruikt in
tegenstelling tot het hiëratisch (‘priestertaal’);
het was een vereenvoudigde schrijftaal in cursieve vorm voor algemeen gebruik.
308
Afb 6. Koptisch kruis als symbool van het leven (APM
12.881).
Vernieuwingen in musea
Henk van Gessel
Een aantal musea in Nederland en België
heeft de laatste jaren een grondige metamorfose ondergaan. Andere zijn nu het
object van belangrijke nieuwbouw en herinrichting. Hieronder volgt een overzicht
van de situatie rond vijf van deze musea.
Heerlen, Thermenmuseum
Coriovallumstraat 9
Postbus 1
6400 AA Heerlen
Open: dagelijks 10.00–17.00 uur
Gesloten: Nieuwjaarsdag, Carnaval,
Eerste Kerstdag
In 1995 werd in het Thermenmuseum in
Heerlen een nieuwe audio-visuele presentatie van het Romeinse badhuis in gebruik
genomen. Deze presentatie stelde zich ten
doel de thermen te laten zien door de ogen
van een gebruiker in de Romeinse tijd
(afb. 1 en 2). Gekozen werd voor een combinatie van een geluid- en lichtspel.
Hiervoor moesten de glazen wanden van
de thermenhal geblindeerd worden.
De bezoeker wordt na een druk op de
Afb. 1. Thermenmuseum Heerlen. Reconstructie van
het Romeinse badhuis.
knop een klein kwartier meegenomen door
pottenbakker Lucius, tijdens diens eerste
bezoek aan het badhuis van Coriovallum
rond 120 n.Chr. Op sfeervolle wijze geeft
hij tekst en uitleg over de verschillende
ruimtes in het badhuis. Terwijl Lucius over
zijn belevenissen vertelt, wordt elke ruimte
waarover hij spreekt, op een aparte manier
verlicht: verwarmde ruimtes met warm
licht (afb. 3), onverwarmde ruimtes met
koud licht, kabbelend water in het zwembad en knapperend vuur in de stookplaats.
Zo beleeft de bezoeker als het ware de
thermen mee.
De realisatie van de audio-visuele presentatie vormde de eerste fase in de toekomstplannen van het Thermenmuseum. De
tweede fase is inmiddels ook afgerond: de
museumzaal heeft een nieuwe indeling
gekregen. Verschillende thema’s uit de
Romeinse tijd worden nu in afzonderlijke
ruimtes behandeld. Leidraad voor de
rondgang is – nu in tekeningen – weer
pottenbakker Lucius. Hij leidt elk thema in
en legt een verband tussen onze tijd in
Afb. 2. Thermenmuseum Heerlen, buitenaanzicht.
309
Afb. 3. Thermenmuseum Heerlen. Het warmwatebad
en de moderne loopbrug.
Europa en zijn tijd in Coriovallum en het
Romeinse Rijk. In teksten en vondsten spelen verder de inwoners van Coriovallum
zelf en enkele grootheden uit het Romeinse
Rijk een geprononceerde rol. Met de herindeling wil het museum een vaste looproute in de zaal tot stand brengen. Bovendien
wil men benadrukken dat het in het museum niet alleen om voorwerpen gaat, maar
vooral ook om de personen die de voorwerpen hebben gebruikt.
Binnenkort start men met de derde fase
van de toekomstplannen: de volledige herinrichting van de museumzaal. Daarbij
zullen de inwoners van het Romeinse
Coriovallum centraal staan.
310
Leiden, Rijksmuseum van Oudheden
Rapenburg 28
Postbus 11114
2301 EC Leiden
Open: di t/m vr 10.00–17.00 uur; za, zonen feestdagen 12.00–17.00 uur
Eind 1997 is het vernieuwingsproject RA in
het Rijksmuseum van Oudheden van start
gegaan. In een grootscheepse onderneming
worden drie doelstellingen nagestreefd:
een beter gebouw met uitstraling naar de
stad, een betere zorg voor de collectie en
een gebruiksvriendelijker museum. Het
museum heeft straks twee vleugels die elk
rond een overdekte binnenplaats zullen
liggen (afb. 4 en 5). Door de overkapping
van de overgebleven open binnenplaats en
Afb. 4. Rijksmuseum van Oudheden te Leiden.
Perspectieftekening van het ontwerp voor de verbouwing van de zuidelijke vleugel (dia afdeling pers en
publiciteit RMO).
door de interne verplaatsing van dienstruimtes wordt een nieuw expositiegebied
verkregen, in drie lagen en met doorgaande looproutes.
De verouderde opstellingen van de afdelingen Egypte, het Nabije Oosten en de
klassieke wereld worden geheel vernieuwd. Het museum wil daarbij nieuwe
manieren om zich op het publiek te richten
realiseren. Uitdrukkelijk zal rekening
gehouden worden met de wensen van de
verschillende bezoekersgroepen. In de
plannen is ook de inrichting van een
‘archeoteek’ opgenomen, een informatieen servicepunt, waar bezoekers terecht
kunnen met al hun vragen op archeologisch gebied.
De totale renovatie zal zo’n twee jaar in
Afb. 5. Rijksmuseum van Oudheden te Leiden, luchtfoto. De te vernieuwen zuidelijke vleugel is omlijnd
(foto L. Zuyderduin; afdeling pers en publiciteit RMO).
beslag nemen. Als alles volgens plan verloopt, is het Rijksmuseum van Oudheden
rond het jaar 2000 klaar voor de nieuwe
eeuw. Tijdens de werkzaamheden blijft het
museum geopend. Er is voor het publiek
een speciaal programma van tentoonstellingen. Hierbij kan het museum ervaring
opdoen met nieuwe manieren van presenteren.
Nijmegen, Museum Het Valkhof
Postbus 1474
6501 BL Nijmegen
Opening in juni 1999
Tel.: (024) 360 88 05 (voor alle informatie)
In juni 1999 opent het gloednieuwe
Museum Het Valkhof op het Kelfkensbos
in Nijmegen zijn deuren (afb. 6). Het museum zal zicht bieden op historie en cultuur, én op de eeuwenoude omgeving van
Valkhof, Waal en rivierenlandschap. Museum Het Valkhof brengt de collecties samen van Provinciaal Museum G.M. Kam
en het Nijmeegs Museum Commanderie
van Sint-Jan. Het gebouw aan de Museum
Kamstraat, waar nu de archeologische collecties gehuisvest zijn, blijft onderdeel vormen van Museum Het Valkhof. Onder de
naam ‘Gelders Archeologisch Centrum
G.M. Kam’ gaat het functioneren als studiecentrum en als depot van Gelderse
bodemvondsten. In zijn huidige functie is
het Museum Kam eind april van dit jaar
gesloten.
In Museum Het Valkhof komen oude en
moderne kunst bij elkaar. De vaste collectie omvat onder andere een van de grootste verzamelingen Romeinse gebruiks- en
kunstvoorwerpen in Nederland. Daarnaast
zijn er bijzondere prehistorische en vroegmiddeleeuwse vondsten uit Nijmegen en
Gelderland. Verder heeft het museum een
collectie Nijmeegs zilver en gildevoorwerpen. Tenslotte kan de bezoeker zalen met
hedendaagse kunst bekijken.
In het museum krijgt het onderwijs speciale aandacht. Er komt een educatieve
ruimte van 100 m2. Schoolgroepen kunnen
daar aan de slag. In de twee jaar dat het
museum in aanbouw is, zal een reizende
Afb. 6. Museum Het Valkhof te Nijmegen. Tekening van de nieuwe façade.
311
tentoonstelling bij de jeugd belangstelling
wekken voor wat er komen gaat.
Tongeren, Provinciaal Gallo-Romeins
Museum
Kielenstraat 15
B - 3700 Tongeren
Open: ma 12.00–17.00 uur; di t/m vr
9.00–17.00 uur; za/zo 10.00–18.00 uur
Het Gallo-Romeins Museum van Tongeren
behoort architectonisch en stedebouwkundig tot de historische stadskern. In de grote
glazen wand van het museum weerspiegelen zich de gebouwen eromheen, met hun
historische waarde (afb. 7). Achter die
312
Afb. 7. Tongeren, de historische stadskern direct naast
het museum. Ambiorix, opperhoofd der Eburonen en
overwinnaar van de Romeinse bezetters van Tongeren
in 54 v.Chr. (beeldhouwer: Jules Bertin, 1866) staat
voor de Gothische O.L.-Vrouwebasiliek.
wand wordt de inhoud van het museum
zichtbaar, in verschillende archeologische
lagen, zoals ook Tongeren zelf archeologisch ‘gelaagd’ is.
De collectie van het museum vertelt de
geschiedenis van de mensen in de streek,
vanaf de prehistorie tot de vroege Middeleeuwen. De Gallo-Romeinse afdeling beslaat de meeste ruimte. Deze afdeling is
ingericht volgens dezelfde strakke lijnen
als waarmee ooit de stadsplattegrond van
het Romeinse Tongeren werd getekend.
Op de eerste verdieping bevindt zich een
studie-afdeling, met een documentatiecentrum. Daar worden ook de methoden van
archeologisch onderzoek voor de geïnteresseerde bezoeker toegelicht.
Bij de heropening van het museum in
1994 werd gesteld dat het museumconcept
zoals het op dat moment vorm had gekregen, geen vaste norm mocht worden. In de
jaren die volgden, ontwikkelde het museum een nieuw concept. Men vond met
name dat de verschillende ruimtes niet
voldoende tegemoet kwamen aan de vereiste ‘belevingswaarde’. In 1998 worden de
afdelingen van het museum aan een herinrichting onderworpen. Door middel van
‘overgangen’ worden de verschillende
museumonderdelen met elkaar verbonden.
Die overgangen moeten een beleving worden: ze moeten de bezoeker meesleuren in
het museumverhaal. Het studiecentrum
wordt omgevormd tot een multi-mediale
ruimte waar de bezoeker interactief met
archeologie en geschiedenis bezig kan zijn.
Velzeke, Provinciaal Archeologisch
Museum van Zuid-Oost-Vlaanderen
Paddestraat 7
B - 9620 Velzeke (Zottegem)
Open: ma tot vr 9.00–12.00 uur en
14.00–17.00 uur; za, zon- en feestdagen:
14.00–18.00 uur
Het Proviciaal Archeologisch Museum van
Zuid-Oost-Vlaanderen, dat in 1986 zijn
deuren opende, kreeg er in het begin van
de jaren negentig een tweede vleugel bij.
Afb. 8 en 9. Velzeke, Provinciaal Archeologisch
Museum van Zuid-Oost-Vlaanderen, de museumtuin.
Afb. 8.
Sinds kort is bij het museum, op de binnenplaats, een Romeinse siertuin aangelegd (afb. 8 en 9). De bezoeker maakt daar
kennis met de Romeinse opvattingen over
tuinen en met het Romeinse plantgoed. Er
bestaan nu plannen een beperkt archeologisch park met enige reconstructies in te
richten.
De permanente tentoonstelling van het
museum biedt talrijke bodemvondsten uit
de streek. Er wordt een levendig beeld
gegeven van het dagelijks leven uit die tijd.
Velzeke lag in de Romeinse tijd aan het
kruispunt van twee belangrijke wegen. De
vestiging werd het kloppend hart van het
lokale handelsverkeer. Meer dan tweehon-
derd villacomplexen in de omgeving leverden hun producten af op de markt van het
stadje.
Het Provinciaal Archeologisch Museum
wil ook een ‘museum zonder vitrines’ zijn.
Van 250 voorwerpen zijn exacte kopieën
gemaakt. Bezoekers kunnen een vuurstenen pijlpunt in een schacht zetten en een
bijl hanteren. Dit nieuwe EDUCAR-project
brengt het publiek rechtstreeks in contact
met de verzameling. Om eraan deel te
kunnen nemen dient de bezoeker vooraf in
te schrijven op een lange rondleiding
(ongeveer anderhalf uur).
Het museum richt zich nadrukkelijk op
het schoolpubliek. Er is een interactief programma, gebaseerd op het dagelijks leven
van vroeger en nu. Opvallend hierbij is het
kledingproject: bezoekers kunnen aan den
lijve ondervinden wat kleding vroeger was
en ‘hoe het stond’, vanaf de vroege steentijd tot en met de Romeinse periode.
313
Download