Grieks – Samenvatting H1 t/m H12 (Grammatica) Zelfstandig Naamwoord Hieronder staat hoe je het zelfstandig naamwoord moet vervoegen. Er zijn verschillende groepen. Twee hiervan hebben we al gehad, dat zijn de α/η–groep en de ο–groep. Ev. Nom. Gen. Dat. Acc. Mannelijk ό δουλος του δουλου τω δουλω τον δουλον Mv. Nom. Gen. Dat. Acc. οι δουλοι των δουλων τοις δουλοις τους δουλους ό δεσποτης του δουλου τω δουλη τον δεσποτην Vrouwelijk ή μαχη της μαχης τη μαχη την μαχην ή χωρα της χωρας τη χωρα την χωραν Onzijdig το θηριον του θηριου τω θηριω το θηριοω οι δεσποται των δεσποτων τοις δεσποταις τους δεσποτας αι μαχαι των μαχων ταις μαχαις τας μαχας αι χωραι των χωρων ταις χωραις τας χωρας τα θηρια των θηριων τοις θηριοις τα θηρια Woorden op –οῦς Enkele woorden eindigen op –οῦς. Alleen de accusativus enkelvoud wijkt af: -οῦν in plaats van -ον. Bijvoeglijk Naamwoord Hieronder staan de rijtjes van het bijvoeglijk naamwoord. Dit zijn de regelmatige bijvoeglijke naamwoorden. Later krijg je ook nog de uitzonderingen. Die moet je anders vervoegen. Ev. Nom. Gen. Dat. Acc. Mannelijk δεινος δεινου δεινω δεινον Vrouwelijk δεινη δεινης δεινη δεινην Onzijdig δεινον δεινου δεινω δεινον Mv. Nom. Gen. Dat. Acc. δεινοι δεινων δεινοις δεινους δειναι δεινων δειναις δεινας δεινα δεινων δειναις δεινα Bijvoeglijk Naamwoord (Uitzondering μεγας) Een van de uitzonderingen is het woord μεγας. Hoe je die moet vervoegen, staat hieronder. Ev. Nom. Gen. Dat. Acc. Mannelijk μεγας μεγαλου μεγαλω μεγαν Vrouwelijk μεγαλη μεγαλην μεγαλη μεγαλην Onzijdig μεγα μεγαλου μεγαλω μεγα Mv. Nom. Gen. Dat. μεγαλοι μεγαλων μεγαλοις μεγαλαι μεγαλων μεγαλαις μεγαλα μεγαλων μεγαλοις Acc. μεγαλους μεγαλας μεγαλα Bijvoeglijk Naamwoord (Uitzondering πολυς) Een andere uitzondering is het woord πολυς. Hieronder staat hoe je die kan vervoegen. Ev. Nom. Gen. Dat. Acc. Mannelijk πολυς πολλου πολλω πολυν Vrouwelijk πολλη πολλης πολλη πολλη Onzijdig πολυ πολλου πολλω πολυ Mv. Nom. Gen. Dat. Acc. πολλοι πολλων πολλοις πολλους πολλαι πολλων πολλαις πολλας πολλα πολλων πολλοις πολλα Bijvoeglijke naamwoorden op –οῦς Enkele bijvoeglijke naamwoorden gaan uit op –οῦς, bijvoorbeeld χαλκοῦς en αργυροῦς. Ze worden verbogen als δεινος, behalve de accusativus enkelvoud en de nominativus/accusativus meervoud, die uitgaan op -οῦν in plaats van -ον. De ρ-ε-ι-regel (zie pagina 33 van het tekstboek) geldt ook bij deze woorden, dus het vrouwelijk van αργυροῦς is αργυρα. Samengestelde bijvoeglijke naamwoorden De samengestelde bijvoeglijke naamwoorden hebben geen vrouwelijke uitgangen. Men noemt ze de adiectiva van twee uitgangen: αδικος, αδικον, onrechtvaardig; ευνους, ευνουν, goed gezind. Zelfstandige naamwoorden Aan een lidwoord kun je zien: Of het zelfstandig naamwoord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. Welke naamval het zelfstandig naamwoord heeft. De nominativus en accusativus van het onzijdig lidwoord hebben dezelfde vorm. Ook de nominativus en da accusativus van het onzijdig zelfstandig naamwoord hebben altijd dezelfde vorm. Het Grieks heeft geen onbepaald lidwoord (een). Onzijdig meervoud nominativus en accusativus gaat altijd uit op –α. Bijvoeglijke naamwoorden (adiectiva) Een bijvoeglijk naamwoord past zich in naamval en geslacht aan bij het zelfstandig naamwoord waarmee het verbonden is. Ook bij bijvoeglijke naamwoorden zijn de nominativus en accusativus onzijdig altijd gelijk! De vrouwelijke vormen van νεος en μακρος zijn in het meervoud gelijk aan die van δεινος. Werkwoorden We hebben tot nu toe 4 soorten werkwoorden gehad: 3e persoon enkelvoud, 3e persoon meervoud, infinitivus en de gebiedende wijs. Hieronder staat hoe je ze kunt vormen: - 3e persoon enkelvoud: Stam van het werkwoord +ει 3e persoon meervoud: Stam van het werkwoord +ουσι(ν) - Infinitivus: Stam van het werkwoord +ειν Gebiedende wijs: o Enkelvoud: Stam van het werkwoord +ε of +ει o Meervoud: Stam van het werkwoord +ετε of +ειτε Overzicht naamvallen: 1. Er zijn 3 gevallen waarin in het Grieks een nominatvus wordt gebruikt: - Onderwerp (subject) - Naamwoordelijk deel van het gezegde - Dubbel verbonden bepaling 2. Er zijn 5 gevallen waarbij in het Grieks een genitivus wordt gebruikt: - Bezit of relatie (‘van…’) - Na bepaalde voorzetsels (vb. μετα, εκ, επι, απο, περι, πλεν, ανευ) - Na bepaalde werkwoorden (vb. επιθυμει, μετεχει, κρατουσιν, φροντιζει) - Na bepaalde bijvoeglijke naamwoorden (vb. αιτιος) - Genitivus comparationis (vb. κρεινττων του δουλου ‘beter dan de slaaf’) 3. Er zijn 9 gevallen waarin in het Grieks een dativus wordt gebruikt: - Meewerkend voorwerp (‘aan …’, of ‘voor …’) - Na bepaalde voorzetsels (vb. προς, εν) - Na bepaalde werkwoorden (vb. πιστευει) - Na bepaalde bijvoeglijke naamwoorden (vb. φιλτατος, ευνους) - Bijwoordelijke bepaling van: o Oorzaak (vertalen met ‘door’) o Middel/instrument (vertalen met ‘met’) o Manier waarop o Omstandigheden waaronder o Dativus possessivus (vb. τω δεσποτη οικια εστιν ‘aan/voor de heerser is een huis’ → ‘de heerser heeft een huis’) 4. Er zijn 4 gevallen waarin in het Grieks een accusativus wordt gebruikt: - Lijdend voorwerp (object) - Na bepaalde voorzetsels (vb. εις, επι, προς, δια, μετα, περι, κατα) - Na bepaalde werkwoorden (met dubbele acc.) (vb. νομιζει,) - Tijdsduur (periode) (‘gedurende …’, of ‘tijdens …’)