Hoofdstuk 6 Waarneming, regeling en gedrag Basisstof 1 reageren op je omgeving Voorbeeld: Je ziet en ruikt een schaaltje bonbons, je krijgt er zin in en eet er een op. Wat gebeurd er dan?: -Als je de chocolade ziet gebruik je de zintuigen in je ogen en je neus. Zintuig = orgaan dat reageert op prikkels uit de omgeving. - De zintuigen geven seintjes af, die via zenuwen naar je hersenen gaan. - Je hersenen verwerken deze seintjes en reageren door het afgeven van andere seintjes. - Dan trekken je armspieren samen en kan je de bonbon pakken. zintuigen In je lichaam komen veel zintuigen voor. Zintuigstelsel= Alle zintuigen samen Je kunt op verschillende manieren iets voelen. In je huid liggen ook verschillende soorten zintuigen. Warmtezintuigen= reageren wanneer je huid in aanraking komt met iets wat warmer is dan je huid. Koudezintuigen= reageren wanneer je huid in aanraking komt met iets wat kouder is dan je huid. Drukzintuigen= reageren wanneer er op je huid wordt gedrukt. Tastzintuigen= reageren op lichte aanraking van je huid met tastzintuigen kun je waarnemen hoe iets voelt, bijvoorbeeld glad, ruw, hard of zacht. Tastknopjes= liggen in de tastzintuigen Het zenuwstelsel Zenuwstelsel = centrale zenuwstelsel + alle zenuwen Centrale zenuwstelsel: Hersenen Ruggenmerg Functie zenuwstelsel = vervoeren en verwerken van impulsen Basisstof 2 de huid De opperhuid bestaat uit twee lagen de hoornlaag en de kiemlaag. Hoornlaag= bestaat uit resten van dode, verhoornde cellen. De hoornlaag beschermt tegen beschadiging uitdroging en tegen bacteriën. Kiemlaag= bestaat uit levende cellen. De onderste laag cellen van de kiemlaag deelt zich voortdurend. Daardoor komen er steeds nieuwe kiemlaagcellen bij. Eelt= een verdikte hoornlaag. Haarzakje= een uitstulping van de kiemlaag in de lederhuid. Een haar groeit van onder uit het haarzakje. In de haarzakjes bevinden zich talgklieren. Talg= talgklieren produceren talg. Talg is vettig en houdt de haren en de hoornlaag soepel. Onderhuidse bindweefsel= Hierin ligt vet opgeslagen dat dient als reservevoedsel. Het vet vormt ook een isolerende laag, waardoor warmteverlies van het lichaam wordt tegengegaan. (afb 1) de huid Basisstof 3 De neus en de tong Neusholte bevat neusslijmvlies > houdt neusholte vochtig en bevat reukzintuig. Het waarnemen van geur Wanneer je de geur van een bloem inademt, stromen deze geurstoffen langs de reukharen van de zintuigcellen. Elk type reukzintuigcel is gevoelig voor een bepaalde geurstof. Alle reukzintuigen bij elkaar geven een bepaald geurpatroon van impulsen door aan de reukzenuw. Je hersenen vertalen deze impulsen en je ruikt de bloem. Op tong liggen smaakknopjes met smaakzintuigcellen de 4 smaken: zoet, zuur, zout en bitter. Proeven doe je samen met je reuk (neus) en smaak (tong). Basisstof 4 De oren Met gehoorzintuigen neem je geluid waar. Geluiden zijn trillingen van de lucht. Het volume wordt uitgedrukt in decibel. Geluiden van 80 decibel kunnen leiden tot gehoorschade, als je deze geluiden vaak en langdurig hoort. De bouw van de oren Oorschelp dient voor het opvangen van geluiden. de geluiden komen via de gehoorgang bij het trommelvlies. Ze brengen het trommelvlies aan het trillen. In de gehoorgang liggen oorsmeerkliertjes die oorsmeer produceren. Het oorsmeer houdt het trommelvlies soepel, zodat het goed kan trillen. Achter het trommelvlies ligt de trommelholte. Hierin bevinden zich drie gehoorbeentjes. Het trommelvlies brengt de gehoorbeentjes aan het trillen. Die trillingen geven ze door aan het slakkenhuis. In de zintuigcellen ontstaan dan impulsen. De gehoorzenuw geleidt die impulsen naar de hersenen. De trommelholte is door de buis van Eustachius verbonden met de keelholte. De wanden van de buis van Eustachius liggen gewoonlijk tegen elkaar aan gedrukt. Bij bepaalde bewegingen gapen,slikken gaat de buis van Eustachius open. Hierdoor kan er lucht vanuit de keelholte naar buiten of andersom. Basisstof 5 de ogen De uitwendige bouw van de ogen Wenkbrauwen= zorgen ervoor dat zweet of ander vocht langs de ogen loopt en niet erin. Wimpers= beschermen de ogen tegen vuil en fel licht. Harde oogvlies= Het witte deel van de oog, dit is een stevig vlies dat het binneste van het oog beschermt. iris of regenboogvlies= Het gekleurde deel van het oog. Pupil= een opening die zwart is hoornvlies= ligt over de iris en de pupil Traanklieren= produceren traanvocht Traanvocht= beschermt je ogen tegen uitdroging en reinigt je ogen oogleden= ze verspreiden het traanvocht als je met je ogen knippert. traanbuizen= Hierin komt het traanvocht terecht en daarna wordt het afgevoerd naar de neusholte. De inwendige bouw van de ogen oogspieren= draaien de ogen in de gewenste richting. glasachtig lichaam= het grootste deel van het oog wat gevuld is met geleiachtige massa. De wand van een oog bestaat uit 3 lagen Harde oogvlies= Het buitenste deel van de wand. En is wit. Hoornvlies= De harde oogvlies gaat over aan de voorkant in het hoornvlies. Het hoornvlies is doorzichtig zodat er licht het oog binnen kan vallen. Vaatvlies= De middelste laag van de wand. Deze laag bevat veel bloedvatten. Het vaatvlies zorgt voor de voeding van een groot deel van het oog. netvlies= De binnenste laag van de wand. Hierin liggen de zintuigcellen gele vlek= Hiermee kun je het scherpst zien. blinde vlek= de plek waar het netvlies de oogzenuw verlaat. lens= zorgt ervoor dat je scherp kan zien. De pupilreflex pupilreflex= de grootte van de pupil die verandert. kringspieren= lopen rondom je pupil als ze zich samentrekken wordt de pupil kleiner. straalgewijs lopende spieren= lopen van de pupil naar de buitenkant van de iris. Als ze zich samentrekken wordt de pupil groter. Basisstof 8 Zenuwstelsel Zenuwcel bestaat uit: cellichaam met celkern uitlopers> geleiden impulsen Basisstof 9 Zenuwcellen 3 soorten zenuwcellen: Gevoelszenuwcellen -Geleiden impulsen van zintuig naar centrale zenuwstelsel -Bevat 1 lange uitloper naar het cellichaam toe -Cellichaam ligt vlakbij het centrale zenuwstelsel Bewegingszenuwcellen -Geleiden impulsen van het centrale zenuwstelsel naar spier of klier -Cellichamen liggen in het centrale zenuwstelsel -Bevat 1 lange uitloper van het cellichaam af Schakelcellen -Geleiden impulsen binnen het centrale zenuwstelsel. -Geheel in het centrale zenuwstelsel -Verbinden de uitlopers van de gevoelszenuwcellen met de bewegingszenuwcellen (afb 2) schaal van geluidsterkte in decibel (afb 3)oor (Afb 4) werking pupilreflex (afb 5)een oog