OPBRENGSTGERICHT WERKEN BIJ KLEUTERS SUCCESFACTOREN EN KNELPUNTEN VAN OPBRENGSTGERICHT WERKEN IN DE GROEPEN 1 EN 2 Utrecht, februari 2013 © Oberon Postbus 1423 3500 BK Utrecht tel. 030-2306090 fax 030-2306080 e-mailadres: [email protected] 2 INHOUDSOPGAVE Voorwoord 5 Inleiding 7 Onderzoeksopzet 9 Deel 1: Schoolportretten 11 Basisschool De Vosseschans, Ter Aar 13 Basisschool De Albatros, Almere 17 Basisschool De Dromedaris, Beuningen 21 Basisschool De Korenbloem, Putten 25 Basisschool De Leeuwerikhoeve, Den Haag 31 Basisschool De Ontdekking, Oosterhout 35 Basisschool De Schovenhorst, Putten 39 Basisschool De Trekschuit, IJsselmuiden 43 Basisschool De Wegwijzer, Soest 47 Basisschool Het Mozaïek, Delft 51 Basisschool Het Startblok, Cuijk 55 Basisschool Klim Op, Leerdam 59 Landelijk Onderwijs aan Varende Kinderen (LOVK), Rotterdam 63 Basisschool Nellestein, Amsterdam 67 Basisschool Onder de Kastanje, Sittard 71 Basisschool Op Dreef, Zeist 75 Basisschool De Rietgors, Oosterhout 79 Basisschool ‘t Palet in Den Haag 83 Violenschool, Hilversum 87 Marcusschool, Utrecht 91 Samenvattend: antwoord op de onderzoeksvragen 3 95 Deel 2: Factsheet opbrengstgericht werken bij kleuters 99 Mindmap 101 Proloog: De weerstanden versus Het werkt! 102 Tips voor directie: Start 105 Tips voor directie: Doorloop 108 Het grondwerk 109 OGW-vaardigheden van de leraren 110 Onderbouwkleuring 113 Bijlage – gespreksleidraden 115 Gespreksleidraad leraren en/of onderbouwcoördinator 115 Gespreksleidraad intern begeleider en/of directeur 117 4 VOORWOORD Is het zo dat je bij het geven van onderwijs niet altijd al gericht bent op opbrengsten? Iedere leraar wil het beste in kinderen naar boven halen. Maar welke rol en betekenis heeft een opbrengstgerichte werkwijze in kleutergroepen? Dit is een vraag die veel scholen bezig houdt. Want wanneer we deze vraag kunnen beantwoorden, dan hebben we ook een sleutel in handen die mogelijkheden biedt om leraren in de kleutergroepen goede ondersteuning te bieden in de gehele beweging van opbrengstgericht werken. Geen enkel kind is hetzelfde. Ze leren verschillend en ze leren ook niet allemaal in hetzelfde tempo. Ook de context waarin zij opgroeien verschilt. Ieder kind heeft een innerlijke drang om te groeien, te kunnen wat volwassenen en kinderen om hen heen ook kunnen. Maar om tot verdere ontwikkeling te komen heeft een kind ook een duidelijke inbreng van buitenaf nodig. Vanaf het vierde levensjaar speelt de basisschool daarbij een bijzonder grote rol. Onderwijs geven aan jonge kinderen is echt een vak apart. Om op een goede manier invulling te kunnen geven aan het onderwijs, is het belangrijk als leraar om goed te kijken en te luisteren naar kinderen. Om daar betekenis aan te kunnen geven is het cruciaal om ook veel te weten over hoe kinderen zich in deze leeftijdsfase ontwikkelen. De leraren in de kleutergroepen moeten beschikken over veel pedagogische kennis en vaardigheden om de kinderen te kunnen bieden wat ze nodig hebben. Daarnaast vraagt onderwijs geven aan kleuters goede differentiatievaardigheden en daarmee samenhangend ook organisatievaardigheden van het hoogste niveau. Deze onderzoeksrapportage, samengesteld door Oberon, schetst een goed en actueel beeld van de wijze waarop scholen invulling geven aan een opbrengstgerichte werkwijze in de kleutergroepen. Het geeft weer wat de betekenis is van opbrengstgericht werken voor leraren die dagelijks werken met kleuters. De handreikingen in deze rapportage zijn bedoeld om leraren die werkzaam zijn in het kleuteronderwijs de kwaliteit van het onderwijs verder te verscherpen. Programmateam School aan Zet 5 INLEIDING OPBRENGSTGERICHT WERKEN BIJ KLEUTERS Op steeds meer basisscholen wordt opbrengstgericht gewerkt. Het werken met groepsplannen, het gebruik van toetsgegevens en het differentiëren van het onderwijsaanbod worden steeds vanzelfsprekender, vooral in de midden- en bovenbouw. Maar in de kleutergroepen staat het opbrengstgericht werken vaak nog in de kinderschoenen of stuit opbrengstgericht werken op weerstand van leraren. Zo vinden leraren het door het specifieke karakter van het kleuteronderwijs vaak lastig om op een opbrengstgerichte manier te werk te gaan. Ook zijn er leraren die van mening zijn dat de methodiek niet van toepassing is op het kleuteronderwijs. Toch hoeven opbrengstgericht werken en het kleuteronderwijs elkaar niet uit te sluiten. Integendeel. Ook in de kleutergroepen valt winst te behalen door een doelgerichte aanpak, zonder dat daarbij het karakter van het kleuteronderwijs verloren gaat. In dit onderzoek hebben we scholen gevraagd of opbrengstgericht werken een bepaalde ‘onderbouwkleuring’ behoeft om het toepasbaar te maken voor kleuters, en zo ja hoe deze onderbouwkleuring er dan uit moet zien. School aan Zet heeft Oberon gevraagd onderzoek te doen naar de kenmerken van opbrengstgericht werken in groep 1 en 2 en de rol die de leraar hierin heeft. We zijn daarvoor op zoek gegaan naar twintig scholen die voorlopen op het vlak van opbrengstgericht werken in groep 1 en 2. Tussen november 2012 en januari 2013 hebben we deze twintig scholen bezocht. We hebben gesproken over succesfactoren en knelpunten ten aanzien opbrengstgericht werken in de kleutergroepen, met name in het handelen van de leraar bij opbrengstgericht werken. Op die manier hebben we geprobeerd antwoord te vinden op de volgende onderzoeksvragen: • Werken basisscholen opbrengstgericht in de kleutergroepen en welke ‘onderbouwkleuring’ gebruiken zij hiervoor? Is er verschil tussen scholen met veel en weinig doelgroepleerlingen? • Welke factoren in het leraarhandelen bepalen of het gebruik van opbrengstgerichte principes in de kleuterklassen succesvol is? Welke uitdagingen ervaren leraren van groep 1 en 2 als zij opbrengstgericht gaan werken? Hoe pakken zij deze uitdagingen aan? 7 Opbouw rapport In dit rapport doen we verslag van onze bevindingen. We hebben van twintig scholen een schoolportret opgesteld met daarin de belangrijkste kenmerken van het opbrengstgericht werken in groep 1 en 2 en de succesfactoren en knelpunten die de school ervaart. In het eerste deel van het rapport hebben we deze schoolportretten gebundeld. Aan het eind van het eerste deel geven we, op basis van de schoolportretten, kort antwoord op de onderzoeksvragen. In het tweede deel hebben we de belangrijkste bevindingen van de schoolbezoeken samengevat in de vorm van een factsheet. Het factsheet wordt voorafgegaan door een mindmap waarin de onderlinge relatie van de genoemde thema’s duidelijk wordt. 8 ONDERZOEKSOPZET Werving en selectie van scholen Om succesfactoren en knelpunten van opbrengstgericht werken in de groepen 1 en 2 in kaart te brengen zijn we op zoek gegaan naar scholen die op dit vlak voorlopen. Oberon heeft de afgelopen jaren verschillende onderzoeks-, adviesen ondersteuningstrajecten uitgevoerd in het kader van voor- en vroegschoolse educatie, de pilot startgroepen, Vversterk en opbrengstgericht werken. Zodoende hebben we een breed netwerk van scholen opgebouwd. Scholen uit dit netwerk die zouden kunnen dienen als goed voorbeeld voor opbrengstgericht werken in de onderbouw hebben we gevraagd of ze mee wilden werken aan het onderzoek. De bereidheid om mee te werken was over het algemeen groot. Ook hebben we een aantal scholen geselecteerd die hebben gereageerd op de oproep op de website van School aan Zet en hebben we enkele scholen gevraagd om deel te nemen op basis van de informatie op hun website. Interviews Tijdens de schoolbezoeken spraken we steeds met een leraar en/of onderbouwcoördinator die ons veel kon vertellen over de praktijk in de klas en met een intern begeleider en/of directeur die ons vertelde over het beleid op school en de praktijk binnen de andere groepen. Beide gesprekken duurden ongeveer een uur. Om richting te geven aan de gesprekken hebben we in overleg met de opdrachtgever een gespreksleidraad opgesteld. Deze leidraden zijn opgenomen in de bijlage. Op basis van ieder schoolbezoek heeft de betreffende onderzoeker een schoolportret opgesteld dat we ter goedkeuring hebben voorgelegd aan de geïnterviewde personen. Leerlingpopulatie De scholen die hebben deelgenomen aan het onderzoek hadden diverse schoolpopulaties. Tegen onze eerste verwachtingen in bleek dat ook scholen met weinig doelgroepleerlingen heel bewust bezig zijn met opbrengstgericht werken bij kleuters. Wel geven scholen aan dat een programma waarin opbrengstgericht werken gestimuleerd wordt, veel houvast kan bieden. Scholen met veel doelgroepleerlingen hebben met hun VVE-programma’s op dat punt wellicht een voorsprong op de andere scholen. 9 10 SCHOOLPORTRETTEN DEEL 1 INHOUDSOPGAVE: Basisschool De Vosseschans, Ter Aar 13 Basisschool De Albatros, Almere 17 Basisschool De Dromedaris, Beuningen 21 Basisschool De Korenbloem, Putten 25 Basisschool De Leeuwerikhoeve, Den Haag 31 Basisschool De Ontdekking, Oosterhout 35 Basisschool De Schovenhorst, Putten 39 Basisschool De Trekschuit, IJsselmuiden 43 Basisschool De Wegwijzer, Soest 47 Basisschool Het Mozaïek, Delft 51 Basisschool Het Startblok, Cuijk 55 Basisschool Klim Op, Leerdam 59 Landelijk Onderwijs aan Varende Kinderen (LOVK), Rotterdam 63 Basisschool Nellestein, Amsterdam 67 Basisschool Onder de Kastanje, Sittard 71 Basisschool Op Dreef, Zeist 75 Basisschool De Rietgors, Oosterhout 79 Basisschool ‘t Palet in Den Haag 83 Violenschool, Hilversum 87 Marcusschool, Utrecht 91 Samenvattend: antwoord op de onderzoeksvragen 95 11 12 Basisschool De Vosseschans, Ter Aar Interview met Anneke Zantboer (directeur) en Carola Houdijker (leraar groep 1/2) Achtergrond De Vosseschans is een dorpsschool in Ter Aar. De leerlingen op school komen voornamelijk uit tuindersfamilies die in het dorp wonen. Bij binnenkomst valt direct op dat er een vriendelijke, ondersteunende sfeer heerst. Personeelsleden groeten elkaar en de onderzoeker, er staan bloemen en een collega wordt in een personeelsruimte op een schoolbord in het zonnetje gezet. De leraar geeft aan dat het team zich naar buiten toe gesteund weet door de directie. Intern wordt er gestuurd op gedrag, maar niet op wie je bent. Recent is de school het predicaat ‘excellent’ toegekend. In het dorp lopen de leerlingenaantallen terug, maar de school heeft op dit moment echter juist een hoge toestroom van nieuwe kleuters. De goede band met de peuterspeelzaal speelt hierbij ongetwijfeld een rol. Binnenkort komt de peuterspeelzaal zelfs in het gebouw van de school. De directeur van de school is ook leidinggevende op de peuterspeelzaal en leidsters op de peuterspeelzaal en leraren van de kleuters ondersteunen elkaar wanneer dit nodig is. Dit blijkt een goede manier om te zorgen voor een warme overdracht. Bovendien hebben medewerkers zo beter zicht op wat kinderen bij de ander leren. Ook de overgang tussen de kleutergroepen en de rest van de school is op een dergelijke manier gewaarborgd. De school kent slechts een onderbouw (groep 1 tot en met 4) en een bovenbouw. De kleuterbouw bestaat dus niet als zelfstandige eenheid. De grote toestroom van kleuters levert ook een knelpunt op: er is geen geld voor een extra leraar, dus er wordt momenteel in een grote kleutergroep gewerkt. Ervaringsgericht onderwijs De onderwijsvisie van De Vosseschans is gebaseerd op ervaringsgericht onderwijs (EGO). De school wil dat leerlingen betrokken zijn bij het eigen leerproces, dat het onderwijs geworteld is in de wereld en dat het welbevinden van leerlingen hoog is. De school vond het vanuit die visie moeilijk om te werken met de niveauscores die horen bij de Citoscores. Als leerlingen sterk betrokken worden bij hun eigen leerproces, kan het voor leerlingen met een laag niveau demotiverend zijn om na een periode hard werken toch weer een E- of D-score te behalen. Na een negatief inspectierapport hebben alle leraren samen met een inspecteur nagedacht over een manier waarop Citotoetsen wel ingezet 13 zouden kunnen worden binnen de visie van de school. Zij hebben er toen voor gekozen om de nadruk te leggen op de vaardigheidsgroei van leerlingen. Ze hebben tabellen opgesteld met de landelijk gemiddelde vaardigheidsgroei tussen de meetmomenten en overleggen met leerlingen over de groei die zij in een periode zouden moeten behalen. Vanuit de toetshandleidingen kunnen ze dit vertalen naar concrete lesinhoud zodat de leerling weet op welke aspecten hij kan oefenen. De betrokkenheid van de leerlingen wordt zo vergroot en ze houden plezier. 80/20-regel De school evalueert ook zichzelf aan de hand van de vaardigheidsgroei van leerlingen en hanteert daarbij een 80/20-regel: Als 80% van de leerlingen de beoogde vaardigheidsgroei behaald heeft, is het aanbod van de school blijkbaar passend bij de meerderheid van de leerlingen. Op dat moment kijken ze naar individuele leerlingen die de norm niet gehaald hebben en stellen voor en met hen een verbeterplan op. Indien minder dan 80% van de leerlingen de norm gehaald heeft, kijkt men wat er op klasniveau verbeterd moet worden. In de kleutergroepen bieden de Citotoetsen wat dit aangaat minder aanknopingspunten omdat maar beperkt vaardigheidsgroei berekend kan worden. Toch is de methodiek hetzelfde als in de rest van de school. Als leerlingen voor het eerst op school komen, wordt hun niveau bepaald op basis van een intake met de ouders en gegevens van peuterspeelzaal/ consultatiebureau. Kleuters met een mogelijke achterstand maken de Reynellen Schlichtingtesten voor taalbegrip en taalproductie. Zo weet de leraar op welke punten de leerling zwak is en wat de zone van naaste ontwikkeling van de leerling is. De Vosseschans is ooit begonnen met het afnemen van deze toetsen om bevestigd te krijgen dat ze, ondanks een laag percentage gewichtenleerlingen, toch met een taalzwakke populatie van doen hebben. Eerder werden alle kleuters getoetst, maar dit bleek te kostbaar. Weten wat leerlingen nodig hebben Door middel van (onder andere Cito-)toetsen houdt de leraar gedurende de kleuterperiode zicht op de ontwikkeling van de leerlingen. De kleuters hebben zelf nog niet het overzicht over hun leerproces. Dat betekent dat de leraar de ontwikkelingslijnen van alle leerlingen in beeld moet houden. Omdat kleuters leren vanuit spel, is het van groot belang dat de leraar in iedere situatie ‘een leer’ kan stoppen. Daarvoor is het nodig om te weten wat de leerlingen nodig hebben. De leraar kijkt dan ook veel naar de kinderen en doet veel samen met hen. De directeur van de school geeft aan dat de huidige leraren (zogeheten klossers) goed zicht kunnen houden op de ontwikkeling van alle kleuters. In hun opleiding is ontwikkelingspsychologie uitgebreid aan bod gekomen. Op de pabo 14 is dat veel minder het geval. De leraren vertalen momenteel de SLO-doelen naar protocollen die gebruikt kunnen worden door nieuwe leraren als de huidige leraren het onderwijs verlaten. Verder hoopt de school dat de nieuwe leraren die na het vertrek van de klossers voor de kleutergroepen gaan staan, van nature goed overzicht kunnen houden en goed kunnen observeren en afstemmen. Door middel van coaching-on-the-job zullen nieuwe leraren deze vaardigheden en de kennis van ontwikkelingspsychologie verder gaan ontwikkelen. “ “ Alle kinderen met een blauwe trui aan, mogen nu hun jas gaan pakken! De bovenstaande werkwijze bevalt de school goed. De visie van de school blijft gewaarborgd en de school hoort regelmatig van ouders dat kinderen zo zelfstandig zijn. De school is van een zwakke school nu een goede school geworden. Knelpunten • Met de klossers verlaat een enorme hoeveelheid kennis over de ontwikkeling van jonge kinderen de school. Oplossing: nu al protocollen opstellen voor nieuwe leraren. • Een vroege screening van kinderen kost veel geld. De oplossing van de Vosseschans is om gerichter te toetsen en veel screeningsinformatie uit de intake halen. Successen • Leraren met goede kennis van ontwikkeling van jonge kinderen. • Het team heeft gezamenlijk nagedacht over de beste manier om opbrengsten te gebruiken binnen de onderwijsvisie van de school. De leraren kunnen goed observeren en zien in iedere situatie een leermoment. • De leraren zijn geïnteresseerd in hun kleuters en kunnen goed afstemmen op de ontwikkeling die past bij een kind. • Voor de leraar werkt het fijn dat ze weten dat ze naar buiten toe gesteund worden door de directie. Intern wordt er gestuurd op gedrag, niet op wie je bent. 15 16 Basisschool De Albatros, Almere Interview met Riejet van Til (adjunct-directeur / intern begeleider onderbouw) en Mariëlle Erdtsieck (leraar groep 1/2) Achtergrond De leerlingpopulatie van de Albatros, in Almere-Buiten, bestaat voor ongeveer een vijfde uit gewichtenleerlingen. Vijf jaar geleden kreeg de school een nieuw directieduo. De adjunct-directeur/intern begeleider en de directeur hebben direct veel aandacht gevraagd voor de opbrengsten van het onderwijs. De intern begeleider heeft veel aandacht besteed aan het verbeteren van het toetsgebruik. Bij de kleuters werd bijvoorbeeld alleen getoetst als de leraar zich zorgen maakte over een leerling en resultaten werden alleen op leerlingniveau geanalyseerd. Inmiddels worden de toetsen in de hele school afgenomen, de leraar voert de resultaten in en bespreekt deze met de intern begeleider. In dat overleg worden de opbrengsten van een klas, dus niet alleen de toetsresultaten vergeleken met de verwachtingen. Dit relateren ze vervolgens aan de leertijd, instructies, pedagogisch handelen van de leraar, het aanbod, zorg(leerlingen) en overige condities. Omdat de analyse boven het niveau van individuele leerlingen uitstijgt, zijn het voor leraren soms ingewikkelde gesprekken. Aan het eind van het gesprek stelt de leraar met de intern begeleider actiepunten op. Deze werkwijze is voor alle klassen hetzelfde, wat automatisch voor een doorgaande lijn zorgt. Verder gebruikt de school overdrachtsformulieren voor handelingsgericht werken zodat hier in het nieuwe jaar direct mee gewerkt kan worden. Kleuteraanpak De kleutergroepen op de Albatros werken handelingsgericht met Kleuterplein. De kleutergroepen werken allemaal met dezelfde weekplanning die de leraren samen opstellen. Dit kost minder tijd en het motiveert om samen na te denken over een thema. Het volgsysteem van Kleuterplein vonden ze te uitgebreid. Ze gebruiken ‘als nood’ het Ontwikkelingsvolgmodel van Memelink en testen zelf de letterkennis van leerlingen. De betreffende leraar heeft zelf een matrix opgesteld met de doelen uit Kleuterplein. 17 “ Als jij vandaag in mijn klas zou komen te staan, vind je in deze map alles wat je nodig hebt. Hier staat mijn weekplanning, dus je weet bijvoorbeeld dat we vandaag de letter K oefenen in de kleine kring. De aandachtsleerlingen staan op het aandachtsblad. Kijk maar, hier is de lijst. Als je die erbij legt, weet je welke leerlingen wat extra hulp nodig hebben, die zijn nog niet afgetekend. Merk je dat een leerling het nu wel beheerst, dan zet je er een sterretje achter. Zo wordt de ‘kleine kring’ steeds kleiner. De leerlingen die de letter al beheersen, kunnen hem dan bijvoorbeeld gaan knippen, kleien of plaatjes uitknippen die met de K beginnen. “ De leraar is enthousiast over opbrengstgericht werken. Het zorgt dat ze de touwtjes in handen heeft en geeft haar vertrouwen dat ze de leerlingen naar groep 3 stuurt met de juiste bagage. In het begin vond ze het veel werk, maar ze merkt nu dat haar werk leuker is geworden en dat de registratie heel handig is. De leraren op school bespreken hun manier van registreren en nemen zo handigheidjes van elkaar over. Bovendien worden leraren op de Albatros eens in de drie weken een dagdeel vrijgeroosterd voor ‘zorg’. De ene keer bespreken ze samen met de intern begeleider de resultaten van de groep, de andere keer gebruiken ze voor registratie en diagnosticeren. De intern begeleider vindt de vertaling van doelen naar werkjes onwenselijk. Ze pleit ervoor dat kleuters een breed aanbod krijgen met een goede focus: spel dat rijk is aan concrete ervaringen en leermomenten. Ze roemt de focus van de betreffende leraar in de onderbouw: “Wat wil ik ze leren en wat kan ik daarbij gebruiken?”. Leraren moeten daarbij volgens de intern begeleider zelf ook voldoende inhoudelijke kennis hebben en ze moeten die ‘papieren kennis’ kunnen vertalen naar werkelijke ervaringen. Deze inhoudelijke kennis kan volgens haar het beste verdiept worden als leraren al enige tijd aan het werk zijn. Ze weten dan beter waar ze zelf behoefte aan hebben. De leraar en de intern begeleider zien niet veel verschil tussen de werkwijze bij de kleuters en in de rest van de school. Hooguit zijn er tussen kleuters wat meer niveauverschillen omdat ze zo jong al op school komen. Leraren (ook in de bovenbouw) moeten hun doelen helder hebben en goed kunnen observeren bij welke leerlingen een uitleg aankomt. Ze moeten het belang inzien van OGW 18 en het registratiesysteem moet eenvoudig en snel zijn. Dit leren leraren vooral van elkaar, door veel uit te proberen en te bespreken. Het helpt als er tijd voor is ingepland. Knelpunten en succesfactoren • De intern begeleider signaleert dat de vakkennis en achtergrondkennis van leraren in de onderbouw vaak laag is. Dit kan het beste opgelost worden door middel van nascholing op het moment dat leraren al aan het werk zijn. Ze weten dan wat ze willen en moeten bijleren. • Het observatiesysteem van de school is te uitgebreid waardoor er niet snel mee gewerkt kan worden. Dit was een knelpunt, maar gelukkig bedenken de leraren zelf oplossingen om het een en ander te stroomlijnen. De leraren leren zo registreren, door veel uit te proberen en bij anderen foefjes af te kijken. • De leraren kunnen goed plannen en hebben een goede focus: ‘wat wil ik de kinderen leren en wat kan ik daarbij gebruiken?’ • De leraren in de onderbouw kunnen goed observeren. Ze zien bij welke leerlingen iets wel of niet aankomt. Dit is ook voor leraren in de hogere groepen een nuttige vaardigheid. Tips • Geef de leraren tijd voor het registreren en het opstellen van doelen en plannen. • Voor de leraren: Durf te beginnen. Probeer, ervaar en pas aan. 19 20 Basisschool De Dromedaris, Beuningen Interview met Monica Lumkes (directeur) en Mieke Hermans (leraar groep 1/2) Achtergrond De Dromedaris is een openbare basisschool in een nieuwbouwwijk in Beuningen. Het is een ‘witte’ school met voornamelijk kinderen van hoogopgeleide ouders en nagenoeg geen gewichtenleerlingen. Het is een middelgrote school met bijna 400 leerlingen, drie combinatiegroepen 1-2 en één instroomgroep. Vormgeving opbrengstgericht werken Door het opbrengstgericht werken komen zowel kinderen die voorlopen als leerlingen die achterblijven goed tot hun recht. In het geleide spel bieden de leraren de kinderen die voorlopen extra uitdagingen. Voor kinderen die achterblijven worden extra activiteiten uitgevoerd die in het groepsplan zijn opgenomen. Mieke ziet dat deze kinderen voordeel behalen uit de kleine kringactiviteiten: “Ze krijgen interesse voor activiteiten waar ze eerst moeite mee hebben.” Spel is erg belangrijk in de ontwikkeling van kinderen. Kinderen vinden de manier van werken in de kleutergroepen ook prettig. Er wordt gewerkt met groepsplannen. In deze plannen worden leerlingen opgenomen die achterblijven op een bepaald ontwikkelingsgebied. Er worden specifieke doelen gesteld en per kind worden bevorderende en belemmerende factoren benoemd evenals de onderwijsbehoeften. Verder wordt er gewerkt met leerlijnen en daaraan gekoppelde doelen. Door middel van observaties en specifieke meetmomenten, zoals Citotoetsen en signaleringslijsten vanuit het dyslexieprotocol wordt bekeken of kinderen doelen beheersen en hoe het aanbod vervolgens aansluit bij de onderwijsbehoeften. Alle gegevens worden geregistreerd. Overdracht De school ontvangt van bijna alle kinderen die instromen in de basisschool een overdrachtsdossier van de peuterspeelzaal of kinderdagverblijf. Het dossier bevat voornamelijk kindverslagen, maar deze zijn niet altijd even bruikbaar. Het zijn vaak heel positieve beschrijvingen van het gedrag en karakter van het kind. De basisschool zou ook graag zien dat de onderwijsbehoefte en specifieke zorg in deze dossiers wordt benoemd. Vervolgens wordt nadat het kind 6 weken op school zit met de ouders een zogenaamde kijklijst besproken die door 21 zowel ouders als leraar is ingevuld. Hiermee kun je de informatie van ouders meenemen in je observaties en begeleiding. De overdracht van groep 2 naar groep 3 gebeurt persoonlijk met behulp van een formulier. Het optimaliseren van de overdracht is een continu aandachtspunt. Op dit moment is er een formulier waarin alle ontwikkelingsdomeinen zijn opgenomen, en indien nodig de specifieke onderwijsbehoefte is geformuleerd en de externe hulp wordt vermeld. De overdracht verloopt steeds beter. Voor de doorgaande lijn is het belangrijk dat vanaf de start in groep 3 ingespeeld kan worden op onderwijsbehoeften van kinderen. Tijdig signaleren lukt nu steeds beter. Kennis en vaardigheden Wat moet je als leraar kennen en kunnen om opbrengstgericht te werken in de kleutergroepen? Mieke zegt hierover: “Opbrengstgericht werken is alleen mogelijk als je kennis hebt van de ontwikkelingspsychologie van kinderen.” In het bijzonder noemt ze kennis van de spelontwikkeling van kinderen. Ook is het belangrijk dat leraren in de onderbouw goed kunnen observeren. Leraren moeten daarnaast flexibel zijn om interventies aan te passen. Wanneer een activiteit anders loopt dan gepland, of als een kind zelf een idee oppert, is het belangrijk dat je nog steeds doelgericht ondersteunt. “Je moet het kind altijd verder proberen te trekken, het constant prikkelen om naar een hoger niveau te komen,” aldus Mieke. Het schoolteam bestaat uit een goede mix tussen ervaren leraren en startende leraren en de directeur Monica is tevreden over hun kennis en vaardigheden. Er is de laatste jaren hard gewerkt door de leraren 1-2 om de leerlijnen in kaart te brengen, doelen te formuleren en het aanbod hierop aan te laten sluiten. Monica voegt daar nog aan toe dat je als leraar een goed klassenmanagement moet kunnen voeren. Dat is volgens haar een absolute voorwaarde om opbrengstgericht te kunnen werken. Zo is het belangrijk dat leerlingen kunnen omgaan met uitgestelde aandacht, zodat de leraar de rust en tijd heeft om kinderen in de kleine kring te begeleiden of om groepjes kinderen te observeren. Volgens Monica is het belangrijk dat er een opbrengstgerichte cultuur is. Dat houdt in dat je het maximale uit kinderen wilt halen. Deze cultuur was er al langer op school en vormt een onderdeel van onze schoolvisie. Die cultuur is de basis. Leraren begeleiden de kinderen doelgericht en zijn enthousiast en trots wanneer hun groep goede prestaties heeft behaald op de (Cito-)toetsen. Als school bespreken we dergelijke toetsen en worden gericht verbeterpunten geformuleerd. Toetsen zijn echter niet het enige. Juist bij jonge kinderen kun je 22 ook heel veel zien door middel van gerichte observaties. Tot slot noemt Monica nog dat het belangrijk is dat leraren kunnen reflecteren op hun handelen. Het is belangrijk dat dit onder de aandacht blijft bij het team. Je moet als leraar kritisch naar je lesgeven durven te kijken en met feedback van anderen om durven gaan. Dat is voor de ene collega makkelijker dan voor de andere, zegt Monica. Succesfactoren Wat zijn de succesfactoren van opbrengstgericht werken op de Dromedaris? Leraren kunnen differentiëren in aanbod en instructie, ze werken doelgericht en hebben hoge verwachtingen van de kinderen. Verder is er rust en structuur in de groepen door een goed klassenmanagement en is er een duidelijke doorgaande lijn met betrekking tot zelfstandig werken, leren plannen en het omgaan met uitgestelde aandacht. Leraren van de groepen 1-2 kunnen daarnaast het geleide spel gericht inzetten. Knelpunten De school ervaart geen grote knelpunten in het opbrengstgericht werken. Wel noemt Monica dat het belangrijk is dat de huidige formatie gehandhaafd kan blijven. De stichting waar de Dromedaris onderdeel van is, is bezig met een grote reorganisatie. Het gericht formuleren van verbeterpunten vanuit de toetsgegevens en deze vervolgens leren omzetten in interventies of activiteiten kan nog verder verbeterd worden. 23 24 Basisschool De Korenbloem, Putten Interview met Angela ten Ham (meerschools directeur), Aleida Blom (intern begeleider) en Marleen Roelofsen (leraar groep 1/2) Openbare basisschool De Korenbloem is een kleine school (97 leerlingen) met een hoog percentage gewichtenleerlingen (35%, voornamelijk 0.30). De school heeft als motto ‘waarde(n)vol’, ieder kind is van harte welkom. Een zeer betrokken team streeft naar een mooie en leerzame basisschoolperiode voor elke leerling. Op verzoek van het schoolbestuur is De Korenbloem drie jaar geleden gestart met handelings- en opbrengstgericht werken. De directeur en de intern begeleider geven aan dat opbrengstgericht werken een gezamenlijke verantwoordelijkheid binnen de school is. Het levert veel op maar het invoeren ervan kost ook veel tijd. Er moet een gedragsverandering in het team plaatsvinden, dat kost tijd. De directie moet echt luisteren naar het team. Leraren worden tijdens zo’n proces eerst onzeker en vragen zich af of ze het wel goed doen. De leraren waren bijvoorbeeld niet gewend om met data te werken, dus heeft de school aandacht besteed aan het analyseren daarvan. De intern begeleider geeft aan dat haar rol verandert en dat er een andere kijk op opbrengsten ontstaat. Zij vervult nu een meer coachende rol richting de leraar en praat veel over de keuzes die leraren maken en waarom zij die maken. Zo zet ze hen op het goede spoor en houdt ze zicht op het onderwijsproces. “ “ Je moet opbrengstgericht werken levendig houden. Je kijkt naar de resultaten die er zijn en hoe je die omhoog kunt brengen. Je gaat uit van wat een kind wél kan en wat je daarmee kunt bereiken. Leraren moeten prioriteiten gaan stellen en durven loslaten. Zij hebben dan het gevoel dat ze iets laten zitten, maar uiteindelijk hebben ze meer bereikt! 25 Op De Korenbloem is men onder meer door het opbrengstgericht werken meer gaan inzetten op preventie. Ze trekken eerder aan de bel en halen er bijvoorbeeld een taalspecialist bij. Er zitten best veel kinderen uit taalzwakke gezinnen, kinderen die ze binnen de school proberen te houden. Voor sommige kleuters is er een dyslexiescreening en de school beschikt over een observatielijst bij vermoeden van hoogbegaafdheid. Ook voor kinderen die makkelijk leren is opbrengstgericht werken een goede manier om aan te sluiten bij hun specifieke onderwijs- en ondersteuningsbehoefte. Zij kunnen bijvoorbeeld moeite hebben met samenwerken en of het verwerken van tegenslag. De leraar zet dan meer in op de sociaal-emotionele kant. Kleuteraanpak Opbrengstgericht werken in hogere groepen lijkt, door houvast aan de methode, makkelijker dan bij kleuters. Aan de andere kant is de leraar van groep 1 en 2 meer gewend om vanuit observaties te werken en kan zij de methode makkelijker loslaten om heel specifiek aan de individuele onderwijsbehoefte tegemoet te komen. Bij het opbrengstgericht werken laat de leraar bewust ruimte voor spontane inbreng van kinderen, in de kring maar bijvoorbeeld ook door het buiten spelen en af en toe zomaar een liedje erbij. Ook in spel kun je bewust met leren bezig zijn. “ “ Als ze iets gebouwd hebben, vraag ik bijvoorbeeld welke vormen ze hebben gebruikt. Met tekenen zeg ik ‘dat heb je heel mooi gedaan, welke kleur heb je gebruikt?’. Toetsen en observeren De teamleden van de Korenbloem denken goed na over hoe ze kunnen meten in de kleutergroepen. Observaties zijn niet in percentages te scoren en daarnaast willen ze recht doen aan het sprongsgewijze karakter van de kleuterontwikkeling. De school wil de overdracht vanuit de peuterspeelzaal graag gebruiken binnen het onderwijs en ontwikkelt momenteel een vragenformulier om het verlies van informatie over de peuterperiode enigszins te compenseren. In de kleutergroep werkt de leraar met Schatkist en het bijbehorende logboek en met Ik & Ko voor taal. Pluspunt wordt gebruikt voor rekenen. Er zijn groepsplannen voor woordenschat waarmee op zes verschillende niveaus wordt gewerkt. 26 “ Het groepsplan maakt het leren zichtbaar. Het is heel erg leuk om zo te werken, want je sluit veel beter aan bij het kind. Door van tevoren een goede planning te maken, kan ik er nog meer uithalen. Ik denk na over wat ik de kinderen kan aanbieden, welke vragen ik ze ga stellen. Voor de jongste kleuters kies ik bijvoorbeeld het benoemen van kleuren, de oudste kleuters vraag ik ook welke letter zij voor aan het woord horen. En je past je materialen aan. De puzzelkast is verdeeld in zes vakken en ik houd bij wat ze maken. “ De leraar van groep 1/2 maakt samen met drie collega’s en de intern begeleider deel uit van de ‘taal-leeswerkgroep’. Deze werkgroep houdt zich bezig met het gebruik van de SLO-doelen en heeft bijvoorbeeld ook een woordenlijst ontwikkeld, waarmee ze zelf de kleuters toetsen. Drie keer per jaar wordt een observatielijst ingevuld. Ook deze is zelf ontworpen en omvat verschillende ontwikkelingsgebieden, zoals motoriek, spraak/taal, visueel en sociaal-emotioneel. Daarnaast worden de Cito-toetsen Taal voor kleuters en Rekenen voor kleuters voor groep 1 en 2 en het CPS-toetspakket beginnende geletterdheid (synthese-, rijm- en letterkennistoets) afgenomen. Men gebruikt ParnasSys en daarbij ook Zien! voor het in kaart brengen van de sociaalemotionele ontwikkeling. De scores, ook op de Cito-toetsen, zijn goed. Daarnaast ziet de leraar dat kinderen meer tot spraak durven komen, bijvoorbeeld in de grote kring. Zij ziet het zelfvertrouwen van de kinderen toenemen. Vereiste kennis en vaardigheden Om als leraar opbrengstbewust en daarmee gedifferentieerd te kunnen werken moet je goed kunnen observeren en georganiseerd kunnen werken. Daarnaast is er een goede ondersteuning vanuit de interne begeleiding nodig. En bovenal: enthousiasme van de leraar en van het hele team! Tot slot: opbrengstgericht werken kan veel opleveren, niet alleen voor de leerling, ook voor de leraar. 27 “ Eerst lijkt het veel werk, maar je krijgt er veel voor terug. Omdat je er zo over na moet denken, leer je zelf ook en word je ook meer bewust van de vooruitgang van kinderen. En het is leuk om ouders veel specifiekere informatie over de ontwikkeling van hun kind te kunnen geven. Ik kan ervan leren als de intern begeleider af en toe meekijkt, het houdt me scherp. Het kan altijd beter, maar ik voel geen druk. “ Succesfactoren/successen • Voldoende tijd om OGW in te voeren, verhoogt de kans van slagen. • Het werkt stimulerend en motiverend zodra blijkt dat je met een goede voorbereiding en gedifferentieerde planning meer uit kinderen haalt dan mogelijk leek. • Leraren ontwikkelen zichzelf door opbrengstgericht te werken. Ze zijn meer in gesprek met collega’s, met de intern begeleider en leren nog beter te observeren en dat vervolgens om te zetten in een plan. Zij raken meer bewust van wat kinderen leren en wat haalbaar is. • Met OGW is er meer specifieke informatie over de ontwikkeling van een kind voor de ouders beschikbaar. • Een invalkracht heeft meer houvast bij het overnemen van een groep en tevens blijft men efficiënt werken. • Ouders kunnen door thuis te oefenen met de kinderen, meehelpen om de opbrengsten te verhogen. Knelpunten • Een aandachtspunt is dat OGW veel tijd kost. Leraren zijn veel tijd kwijt aan het maken en bijstellen van de planning en het vergt veel creativiteit om ‘het differentiëren te vullen’ met verschillende materialen, vragen voor de kinderen, et cetera. OGW is niet iets voor erbij, maar staat continu hoog op de agenda. Concurrentie van OGW met de waan van de dag kan een probleem vormen. • Passend onderwijs en daarmee het binnen de school houden van kinderen die veel extra aandacht nodig hebben, knelt met OGW. Deze kinderen blijven afhankelijk van een individueel handelingsplan en zijn niet in te delen in de niveaus van de groepsplannen. • Om goed opbrengstgericht te kunnen werken is veel informatie nodig. Dit kan lastig zijn als er weinig informatie vanuit de peuterspeelzaal beschikbaar is. 28 • De sociaal-emotionele problematiek van leerlingen kost soms veel tijd. Het is wel nodig je daarin te verdiepen om gedrag van kinderen te kunnen interpreteren en hen verder te helpen. • De school heeft te maken met instroom vanuit andere scholen waar kinderen vastlopen. Door deze kinderen wel een plek te bieden, loopt de school meer risico de doelen niet te halen. Dit vraagt om uitleg aan de Inspectie van het Onderwijs. Deze uitleg is achteraf, omdat de Inspectie eerst naar de getallen kijkt. Dit legt veel druk en kan erg frustrerend zijn. • De rol van de intern begeleider verandert richting coaching en management. Hiervoor is extra tijd en geld nodig omdat de meer traditionele taken ook blijven bestaan. Dit kan een knelpunt zijn. Tips • Het zou goed zijn als er in de opleiding meer ruimte komt voor het aanboren van eigen creativiteit. Het zelf bedenken van aansluitende elementen (materiaal, vragen, etc.) is onlosmakelijk verbonden met het proces van OGW (en de ontwikkeling die de leraar doormaakt), maar het is momenteel heel makkelijk om ‘zomaar iets’ van internet te plukken. De aansluiting bij de specifieke onderwijsbehoefte moet echter gewaarborgd blijven. • Het OGW proces kost veel tijd, deze tijd moet je incalculeren. • Investeer in leraren door bijscholing en nascholing op het gebied van OGW. 29 30 Basisschool De Leeuwerikhoeve, Den Haag Interview met Elly Wijnbergen (directeur), Wendy Elsackers (intern begeleider), Mira Hoppenbrouwer (leraar groep 1/2) en Eline Zwartjens (leraar groep 1/2) Achtergrond De Leeuwerikhoeve is een openbare basisschool in de wijk Mariahoeve in Den Haag. De school is een LKP-school (leerkansenprofielschool), wat inhoudt dat er per week zes uur extra onderwijstijd is. Ook de kleuters gaan zes uur per week extra naar school. Daarnaast doet de school mee aan de pilot Startgroepen voor Peuters. Vormgeving opbrengstgericht werken Op de Leeuwerikhoeve wordt al geruime tijd opbrengstgericht gewerkt. De manier van werken bij de kleuters is in de loop der jaren meer naar de manier van werken van de groepen 3 t/m 8 gegroeid. De directie heeft hier een belangrijke rol in gehad. Ze is bewust gaan kijken naar de materialen in de onderbouwgroepen en heeft gekeken in hoeverre deze het opbrengstgericht werken faciliteren. Het aanbod in de kleutergroepen en de besteding van de leertijd is kritisch bekeken. “In het bewust aanbieden zit het verschil,” aldus de directeur. In de kleutergroepen wordt gewerkt met het programma Piramide en worden de kleutertoetsen van het Cito afgenomen. Voor de Citotoetsen worden op groepsniveau doelen vastgesteld. Aanvankelijk waren dit de vaardigheidscores onderkant B, maar gaandeweg heeft de school de gemiddelde schoolscore van de groepen 1 en 2 als streefdoel gesteld (berekend over een aantal jaar). Wanneer blijkt dat een groep het een stuk beter doet dan het schoolgemiddelde, worden de streefdoelen voor komende toetsen bijgesteld. Voorheen stelde de directrice deze streefdoelen vast, maar vanaf dit schooljaar doen leraren dit zelf. Voor individuele leerlingen is een score op C-niveau het minimale doel. In groepsoverzichten worden de doelstellingen en evaluaties in termen van vaardigheidsscores opgenomen. Ook wordt het percentage D/E-leerlingen in het voorgaande jaar weergegeven, als indicatie voor het niveau van de groep in het voorgaande leerjaar. 31 De resultaten van de toetsen worden besproken met de leraar, directie en ib-er. Voor kinderen die uitvallen op de toetsen wordt een individueel handelingsplan opgesteld. Dit zijn ongeveer vier kinderen per periode. Dit handelingsplan bestrijkt een periode van 8 weken. Verder worden leerlingen na elk thema van Piramide getoetst op hun woordenschatontwikkeling. De school stelt hiervoor zelf een woordenlijst met ongeveer 30 woorden op. Daarnaast neemt de school de kleuterobservatielijst af en observeren de leraren de leerlingen tijdens begeleide en onbegeleide spelmomenten. Deze tussentijdse toetsen en observaties kunnen reden zijn om het handelingsplan of de tutorgroepen aan te passen. De school beschikt over een fulltime tutor die haar tijd verdeelt over de twee combinatiegroepen. De tutor begeleidt kinderen met een handelingsplan in de kleine kring. Ook kinderen die uitvallen op de woordenschattoets of opvallen bij observaties worden in de kleine kring begeleid. De samenstelling van de kleine kring verandert dus per onderwerp. Het team is bij het ontwikkelen van het opbrengstgericht werken ondersteund door de Haagse onderwijsbegeleidingsdienst HCO. Zij hebben de doelen van het SLO vertaald naar leerlijnen. Op papier is opbrengstgericht werken in de groepen 1-2 niet veel anders dan in de groepen 3 t/m 8. Er worden Citotoetsen afgenomen, individuele handelingsplannen opgesteld, groepsdoelen gesteld en leraren evalueren de resultaten samen met de ib-er en de directie. Ook wordt er tussentijds getoetst en de aan de hand hiervan worden handelingsplannen/kleine kringen aangepast. Enig verschil is dat in de midden- en bovenbouw met een gedifferentieerd groepsplan gewerkt wordt waarin drie instructiegroepen worden onderscheiden. In de onderbouw is er niet zo’n groepsplan, al wordt er wel gedifferentieerd naar kleine kringactiviteiten. Verder verschilt de praktijk van groep 1-2 wel van die in de midden- en bovenbouw. Om te beginnen wordt gewerkt in een combinatiegroep, waardoor er meer niveauverschillen zijn tussen leerlingen. “Dat vraag wel meer van je,” zegt leraar Mira. Daarnaast zijn er ook meer ongeplande momenten (bijvoorbeeld wanneer een kind een plasbroek heeft), waardoor je je planning moet herzien. Spelen en opbrengstgericht werken sluiten elkaar niet uit, vinden ze op de Leeuwerikhoeve. Leraar Eline: “Veel vaardigheden kun je spelenderwijs aanleren. Als kinderen bijvoorbeeld in de kledinghoek spelen kun je het spel sturen en bijvoorbeeld oefenen met betalen of prijskaartjes maken.” 32 Overdracht De doorgaande lijn staat op de Leeuwerikhoeve hoog in het vaandel. Dat is ook een van de redenen waarom de school deelneemt aan de pilot startgroepen. In de startgroep en de overige peuterspeelzaalgroep wordt ook al opbrengstgericht gewerkt en worden toetsen afgenomen. Bij de overgang naar groep 1 wordt deze informatie overgedragen. Als kinderen uitvallen op een bepaald thema pikken de leraren dat in groep 1 meteen op en wordt een handelingsplan voor een kind geschreven. Er wordt dus niet gewacht tot de eerste toetsresultaten in groep 1. Ook bij de overgang naar groep 3 spelen de toetsresultaten een rol en er vindt een warme overdracht plaats. Voor laagpresterende kinderen schrijft de leraar van groep 2 een handelingsplan waar de leraar groep 3 de eerste periode mee aan de slag kan. Vaardigheden van de leraar Wat moet je als leraar kennen en kunnen om opbrengstgericht te kunnen werken in de groepen 1/2? Het is in ieder geval van belang dat je je als leraar bewust bent dat opbrengstgericht werken belangrijk is. Ook moet je willen ervaren dat kleuters het leuk vinden om volgens een opbrengstgerichte aanpak te werken, zeggen Elly en Wendy. Een goede leraar gebruikt alle momenten en is zich bewust van de leertijd, aldus Elly en Wendy. Ook het ‘technische’ aspect van opbrengstgericht werken is belangrijk. Leraren moeten data kunnen analyseren en voorspellingen kunnen maken. Daarvoor is het ook belangrijk dat leraren de leerlijnen kennen en weten wat leerlingen vóór groep 1 en vanaf groep 3 moeten kunnen en kennen. Het belang van de leerlijnen kennen wordt ook genoemd door de leraren Mira en Eline: “Je moet goed weten wat ze moeten kunnen voordat ze naar groep 3 gaan en je moet goed kunnen zien hoe ver ze zijn.” Het is belangrijk te blijven observeren, ook buiten de officiële observatiemomenten om, en dat om te zetten naar handelen. Eline en Mira noemen ook dat het belangrijk is dat je als leraar een goede planning kunt maken. De leraren vinden dat ze voldoende ondersteund worden om opbrengstgericht te kunnen werken. Zo helpt de ib-er mee met het opstellen en evalueren van de handelingsplannen. Ook ontvangen ze ondersteuning vanuit het HCO op het vlak van coöperatief werken. De leraren uit groep 1-2 hebben ook veel aan elkaar. Ze bedenken samen nieuwe ideeën, bijvoorbeeld over werkvormen. Ook observeren ze wel eens bij elkaar in de klas. Eline: “We staan hier op school niet stil, er wordt het maximale van je gevraagd.” 33 Succesfactoren Dit zijn volgens het team de succesfactoren van opbrengstgericht werken in de kleutergroepen: • In de hele school (dus ook de kleuters) zijn leerlingen gewend zelfstandig te werken. Ook kleuters leren alle activiteiten te kiezen en te plannen. Doordat leerlingen op bepaalde tijden zelfstandig werken heeft de leraar tijd om individuele en groepjes kinderen te begeleiden en observeren; • Schoolorganisatie; er heerst een veilige en rustige sfeer op school en dat komt het leren ten goede; • De doorgaande lijn peuterspeelzaal-basisschool is al sterk ontwikkeld. Er wordt nauw samengewerkt met de startgroep. • Ouderbetrokkenheid; er is een goed contact tussen ouder en school. Er wordt per thema een themaboekje meegegeven aan ouders. Ook is er spelinloop en zijn er huisbezoeken; • De extra leertijd in het kader van het leerkansenprofiel geeft meer mogelijkheden om aan de ontwikkeling van kinderen te werken. Het zorgt voor meer rust in het dagprogramma. Knelpunten De teamleden van de Leeuwerikhoeve ervaren geen grote knelpunten bij het opbrengstgericht werken. Eline en Mira noemen wel dat het opbrengstgericht werken tijdsintensief is. Opbrengstgericht werken blijft in ontwikkeling op de Leeuwerikhoeve. Het team is voornemens om in de toekomst ook een extra aanbod voor onderbouwleerlingen op A- en A+-niveau te bieden. Ook wordt bekeken hoe in de onderbouw met groepsplannen (vergelijkbaar met de groepsplannen in de bovenbouw) gewerkt kan worden. 34 Basisschool De Ontdekking, Oosterhout Interview met Nicole Hanegraaf (locatiedirecteur) en Olga van Miert (leraar groep 1/2) Achtergrond Basisschool De Ontdekking is een middelgrote school met ruim 200 leerlingen. Het is een gemengde school met circa 30% gewichtenleerlingen. De school maakt onderdeel uit van het integrale kindcentrum De Ontdekking voor kinderen van 0 tot 13 jaar. In het kindcentrum zijn tevens een voorschool, kinderopvang voor 0 tot 13 jaar, een consultatiebureau en een centrum voor jeugd en gezin gevestigd. Vanuit het kindercentrum worden kunst & cultuur- en natuur & milieuactiviteiten aangeboden. Ontwikkelingsgericht onderwijs Binnen het kindcentrum wordt gewerkt volgens de onderwijsvisie van ontwikkelingsgericht onderwijs (OGO). Dit betekent dat er gestreefd wordt naar een optimale en brede ontwikkeling van kinderen, waarbij het niet alleen gaat om het verwerven van kennis en vaardigheden, maar ook de vorming van kinderen tot burgers van de samenleving. Concreet houdt dit in dat in alle groepen gewerkt wordt met groepsplannen. Deze worden vier keer per jaar bijgesteld. In de onderbouw wordt per kernactiviteit (spelactiviteiten, constructieve activiteiten, gespreksactiviteiten, wiskundige activiteiten en lees-/schrijfactiviteiten) een groepsplan gemaakt. Bij het opstellen van de groepsplannen worden de leerlijnen voor lezen, schrijven, mondelinge vaardigheid en rekenen gelegd naast brede ontwikkelingsdoelen en basiskenmerken van kinderen. Vanuit de doelencirkel van OGO wordt steeds de verbinding gelegd tussen de specifieke kennis en vaardigheden en de brede bedoelingen van OGO zoals onderzoeken, kritisch nadenken, oplossen van problemen, samenwerken en onderhandelen. Dit leidt ertoe dat er volle en rijke activiteiten worden ontwikkeld in plaats van losse lessen. De directeur vertelt dat de vormgeving van de groepsplannen op de hiervoor beschreven wijze voor de kleutergroepen een grote zoektocht is geweest. Met name het SMARTbeschrijven van doelen vonden leraren lastig. Nu ziet ze dat de integratie van de verschillende (specifieke en brede) doelen in de groepsplannen het beste lukt bij de kleutergroepen. Dit komt doordat juist spelactiviteiten zich goed lenen om leeractiviteiten als lezen, schrijven en rekenen te integreren waardoor deze leeractiviteiten betekenisvol en contextrijk worden. 35 Van groepsplan tot dagplanning Op basis van het groepsplan maken leraren een activiteitenplan. In dit activiteitenplan zijn de activiteiten uit het groepsplan uitgewerkt binnen de thema’s die ontworpen worden in een bepaalde periode. Het activiteitenplan wordt vervolgens uitgewerkt in een weekplanning en een dagplanning/logboek. Gedurende de uitvoering van de activiteiten observeren de leraren in hoeverre leerlingen de doelen uit het groepsplan benaderen of daar al aan voldoen. Deze observaties worden (dagelijks) verwerkt in het groepsplan. Ter ondersteuning bij het opstellen en evalueren van de doelen wordt gebruik gemaakt van het kwaliteitssysteem HOREB. De manier van werken in de groepen 1 en 2 verschilt volgens de directeur en de leraar van de onderbouw weinig ten opzichte van de manier van werken in andere groepen. Een verschil is dat leraren uit groep 1-2 meer gewend zijn aan het observeren van leerlingen. Leraren uit de hogere groepen hebben meer instrumenten om te meten of doelen behaald zijn. Een risico daarbij is wel dat deze instrumenten zich vooral richten op de buitencirkel van het OGO (specifieke kennis en vaardigheden) en er dan minder aandacht is voor de binnen cirkels (de brede bedoelingen). De hiervoor beschreven manier van werken wordt als zeer prettig ervaren. De onderbouwleraar merkt op: Ik vind het fijn dat ik nu mijn bedoelingen uit de hele cirkel een goede plaats kan geven in de kernactiviteiten. Op deze manier kunnen we een betekenisvolle en contextrijke leeromgeving bieden aan de kinderen. “ “ “ “ Door het goed beschrijven van wat je doet, valt alles op zijn plek, ik heb meer overzicht en snap wat ik waarom doe. De directeur merkt ook dat leraren bewuster nadenken over wat ze aanbieden in hun activiteiten en instructies. Dit leidt tot verbetering van de cognitieve prestaties van de leerlingen. Dit ziet ze aan de stijgende Cito-resultaten. Maar ze merkt ook dat de kinderen zich sociaal-emotioneel sterker ontwikkelen. 36 Kennis en vaardigheden De beschreven manier van werken vraagt van leraren dat ze goed kunnen observeren en hun observaties goed kunnen beschrijven. Met behulp van het kwaliteitssysteem Horeb hebben de leraren leren kijken naar de kinderen. Verder moeten leraren de ontwikkelingslijnen van kinderen kennen. Planmatig kunnen werken en een onderzoekende houding zijn ook belangrijke kwaliteiten. Beiden zijn geleidelijk aan te leren wanneer leraren dit niet van nature in zich hebben. Tot slot moeten leraren kunnen reflecteren op hun eigen rol. Door middel van uiteenlopende professionaliseringsactiviteiten, zoals scholing, collegiale coaching gesprekken met de ib-er wordt er binnen de school gewerkt aan de ontwikkeling van leraren. In de afgelopen jaren heeft de directeur sterk ingezet op de ontwikkeling van een open en lerende cultuur. Haar motto is ‘je hoeft niet ziek te zijn om beter te worden’. Op dit moment wordt zelfs gebruik gemaakt van lijsten met leraarvaardigheden. Aan de hand van deze lijsten scoren leraren zichzelf. De ingevulde lijsten worden onder ander gebruikt bij functionerings- en beoordelingsgesprekken. Uitdagingen - Het in beeld brengen van minder duidelijk meetbare opbrengsten (zoals de sociaal-emotionele ontwikkeling, het kritisch denken, onderhandelen). Er wordt al wel gebruik gemaakt van een portfolio, maar dit kan nog beter. - Het observeren en registreren kost veel tijd, dit vraagt van leraren dat zij prioriteiten kunnen stellen. - Kort en krachtig formuleren in een groepsplan. Daarbij hoort ook het SMART formuleren van doelen. “ “ Het is een uitdaging om onze aanpak telkens te verbeteren, want het kan altijd beter. Dit is soms ook frustrerend omdat je er nooit bent. 37 38 Basisschool De Schovenhorst, Putten Interview met Angela ten Ham (meerschools directeur), Maaike Carbo (intern begeleider), Barbera van Campen (locatieleider en leraar) en Nynke van de Kamp (leraar groep 1/2) Achtergrond Midden in de natuur, omringd door de prachtige bossen van landgoed Schovenhorst bij Putten, staat openbare basisschool De Schovenhorst. De Schovenhorst telt 198 leerlingen, afkomstig vanuit de wijde omtrek, veelal met hoger opgeleide ouders. Minder dan 10% van de leerlingen heeft een gewicht. Invoering opbrengstgericht werken Op De Schovenhorst staat het opbrengstgericht werken nog in de kinderschoenen. De meeste leerlingen scoren bovengemiddeld en er was tot een paar jaar geleden geen urgente reden tot verandering. Op verzoek van het bestuur en vanuit het besef dat de kinderen nog meer kunnen dan men dacht, gaat ook deze school aan de slag met opbrengstgericht werken. De eerste stap in het proces is het tot stand brengen van een gezamenlijk gedragen visie en verantwoordelijkheid voor opbrengstgericht werken. Er was wel wat weerstand tegen vernieuwing en de school heeft te maken gehad met veel wisselingen in het team. De afgelopen tien jaar zijn er zoveel verschillende manieren van kleuteronderwijs geweest, nu moeten de neuzen in dezelfde richting. De intern begeleider speelt een grote rol bij het invoeren van opbrengstgericht werken. Samen met de directeur en locatieleider probeert zij leraren te motiveren en opbrengstgericht werken hoog op de agenda te houden. De intern begeleider heeft samen met de leraren uit de kleuterbouw een ontwikkelgroep gevormd om opbrengstgericht werken een praktische vertaling te geven. 39 “ Het is ook een leerproces van de leraar. Je wordt gedwongen te kijken naar je eigen handelen. Je doet al heel veel, maar er kan nog meer. Eigenlijk hebben we de kinderen onderschat. Inmiddels wordt er voorschools ook harder aan de ontwikkeling van peuters gewerkt, dus je krijgt de kinderen ook al wat meer gevorderd binnen. “ Kleuterkleuring Opbrengstgericht werken bij kleuters is anders dan bij groep 3 tot en met 8, onder meer door de sprongsgewijze ontwikkeling, maar biedt wel meer mogelijkheid voor een doorgaande lijn tot en met groep 8. In groep 1/2 gebruikt men de methode Veilig leren lezen. Daarnaast is er Pluspunt voor rekenen en wordt Schatkist ingezet ter ondersteuning van de brede ontwikkeling van kleuters. De kleuters worden gevolgd door middel van de Citotoetsen voor groep 1 en 2 en een zelf ontworpen systeem waarbij de hele ontwikkeling drie keer per jaar in kaart wordt gebracht. Niet alles is meetbaar, dat maakt het soms lastig. Met behulp van ParnasSys wordt zoveel mogelijk zichtbaar gemaakt op welke gebieden de kinderen uitvallen. Vervolgens worden de plannen en lessen daarop aangepast. Omdat er weinig taalzwakke leerlingen op De Schovenhorst zitten, ziet men snel effect. En dat werkt vervolgens weer motiverend op het team. “ “ Een kleuter kan in twee weken een enorme sprong maken. En bij kleuters kijk je nóg gerichter: ‘welke letters kent hij niet?’, in plaats van: ‘valt uit op spelling’. Bewust differentiëren De leraar van groep 1 en 2 heeft veel ervaring en zorgde altijd al voor differentiatie binnen de kleutergroep, maar doet dat door de focus op opbrengstgericht werken nu nog meer en heel bewust. Groepsplannen worden voor ongeveer 6 tot 8 weken opgesteld en vervolgens geëvalueerd en aangepast. Door kleine doelen te stellen, ontstaat er bovendien eerder een succes. In de kleutergroepen zijn veel niveauverschillen. De leraren spelen daar op in door verschillende vragen en eisen te stellen. En ze proberen de kinderen altijd nét een stapje verder te laten zetten. Ze zijn alert op niveauverschuivingen. Voorheen was dat minder. De leraar geeft aan de ontwikkeling te sturen, maar voldoende ruimte te laten voor spel en spontane inbreng van kleuters. Zij ziet 40 onder meer een sociale functie van spel en leert kinderen om samen tot spel te komen. Er ontstaat vaak een hele mooie wisselwerking tussen kinderen uit groep 1 en uit groep 2. De intern begeleider en directeur geven aan dat het bij spelen nu ook geleidelijk aan meer moet gaan om ‘een andere manier van spelen’, “ waarbij gebruik wordt gemaakt van leermomenten zonder het spel te verstoren. “ De meeste kleuters zijn er echt aan toe, zij willen echt graag leren. Kennis en vaardigheden Het is vooral van belang dat leraren goed kunnen observeren en voldoende kleuterkennis hebben. Zij moeten het niveau van kinderen zorgvuldig kunnen inschatten om ze een stapje verder te kunnen brengen. En tot slot: het is bij opbrengstgericht werken belangrijk om een manier te vinden die bij de school, de visie, de leraren en de leerlingpopulatie past. Succesfactoren • Succeservaringen zijn belangrijk. Door kleine doelen te stellen, is er eerder sprake van succes. • De intern begeleider speelt een grote rol bij OGW. Een kundig persoon kan de rest van het team motiveren en helpen om OGW tot een succes te maken. • OGW is een proces van de hele school. • Leraren die openstaan voor OGW, niet bang zijn voor kritiek en willen leren kunnen het proces versnellen en kwaliteit leveren. Knelpunten • Bij het opzetten van OGW is het van groot belang om er veel aandacht aan te blijven besteden. Het gevaar is dat men aan het begin van het schooljaar vol goede moed begint, dat het wat afzakt en vervolgens uit het zicht verdwijnt. Directie en intern begeleider moeten voldoende tijd en ruimte krijgen om OGW zorgvuldig op te zetten. Zij zijn degenen die het team kunnen motiveren en ervoor kunnen zorgen dat OGW niet op de achtergrond verdwijnt. • OGW kost veel tijd. • Er kan weerstand bij leraren ontstaan door de nadruk op opbrengsten en een bepaalde manier van werken. Sommige leraren werken al jaren op min of meer dezelfde wijze en dan kan een klasbezoek als een controle aanvoelen. • Personeelswisselingen en veel parttime functies kunnen een vertragende werking op OGW hebben (lastig plannen van onderwijsinhoudelijke vergaderingen waar iedereen bij aanwezig is). Het is belangrijk om hier rekening mee te houden en voldoende tijd te nemen voor het opzetten van OGW. 41 Tips • Voor de opleiding: leraar van groep 1 en 2 zijn, is echt een apart vak. Er komt veel eigen initiatief bij kijken en er is minder houvast aan een methode. Daarnaast is het belangrijk om veel aandacht te besteden aan het inschatten van het niveau van jonge kinderen. • Het is belangrijk om veel ‘onderwijsinhoudelijk’ overleg met collega’s, ook van groep 3, en intern begeleider te voeren. Daarnaast kunnen klasbezoeken en andere vormen van collegiale consultatie inzicht geven. • Het is belangrijk om met het hele team een structurele en positieve sfeer rond OGW op te bouwen. • Zorg voor goede scholing, waarbij vooraf is gecheckt of het niveau van de stof aansluit bij het niveau van de cursisten (het niveau mag niet te laag zijn, dat werkt demotiverend). 42 Basisschool De Trekschuit, IJsselmuiden Interview met Henny Beckers (directeur) en Angelique (leraar groep 1/2) Achtergrond Basisschool de Trekschuit is een kleine school met 102 leerlingen in IJsselmuiden. De school heeft een overwegend blanke populatie, waarvan de ouders doorgaans een mbo- of hbo-opleiding hebben genoten. Het percentage gewichtenleerlingen ligt rond de 4%. De Trekschuit staat voor ‘Waarden-vol Katholiek Onderwijs’, waarbij ze willen werken aan het vormgeven van de volgende waarden: • relatie, competentie en autonomie • zelfstandigheid, verantwoordelijkheid en samenwerking • veiligheid, uniciteit en ruimte De directeur werkt sinds 2,5 jaar op de school. Toen ze op de school begon, hadden er veel wisselingen van directie en ib-ers plaatsgevonden. Dat had zijn weerslag op het onderwijs. “Ik ben toen begonnen met de basis te versterken. Het fundament voor een schoolcarrière moet goed zijn, daarom hebben we een peuterspeelzaal in de school gehaald en een warme overdracht (zowel formeel als informeel) gerealiseerd.” Het directe instructiemodel is ingevoerd en er is een nieuw impuls gegeven aan het handelingsgericht werken. Verbeteringstraject handelingsgericht werken Binnen de school werd al een aantal jaar handelingsgericht gewerkt, maar uit evaluaties bleek dat leraren het gevoel hadden niet het maximale uit deze werkwijze te halen. “Ze vonden het een papierentijger. Een win-win situatie werd onvoldoende ervaren.” Dit verbeteringstraject is begonnen met het inzichtelijk maken van de opbrengsten aan de hand van een datamuur. De directeur en de ib-er hebben met behulp van een schoolbegeleider de verschillende analyses uitgevoerd. Uit deze analyses kwam naar voren dat de tussenopbrengsten voor bepaalde domeinen te laag waren. Daar zijn vervolgens maatregelen voor getroffen, zoals het inplannen van extra leertijd en de aanschaf van nieuwe methoden. Vervolgens hebben ook de leraren begeleiding gehad in het uitvoeren van analyses en het handelingsgericht werken. De leraren zijn begonnen met het opstellen van groepsplannen. 43 Aan de hand van de leerlijnen van SLO, de doelen uit de methoden (Schatkist, Gecijferd bewustzijn, Fonemisch bewustzijn en Leefstijl) en de normen voor de tussenopbrengsten van de Inspectie hebben de leraren in groepsplannen per domein doelen geformuleerd. In de groepsplannen wordt tevens beschreven welke leerlingen extra ondersteuning nodig hebben, bijvoorbeeld in de vorm van pre-teaching. In de groepsplannen zijn de leerlingen nu nog ingedeeld naar niveau. Het is de bedoeling dat leerlingen straks geclusterd gaan worden op basis van leerbehoeften. Op dit moment maken de leraren groepsoverzichten waarin ze de leerbehoeften van kinderen en belemmerende en bevorderende factoren in het leerproces beschrijven. Over het in kaart brengen van de leerbehoeften zegt de leraar het volgende: “ Het is in het begin nog best lastig en veel werk om alles goed op papier te krijgen. We hebben de groep verdeeld, mijn duo-partner beschrijft de helft van de klas en dan vullen we elkaar aan. We willen voor de 10-minutengesprekken alle leerlingen beschreven hebben, zodat we dit overzicht als gespreksvoorbereiding kunnen gebruiken. Na het gesprek kunnen we het groepsoverzicht eventueel aanpassen of aanvullen. “ De volgende stap in het traject naar handelingsgericht werken is de integratie van de groepsoverzichten in de groepsplannen. Deze integratie zal de leraren meer handvatten geven om het aanbod van activiteiten en werkjes beter aan te laten sluiten bij wat de leerlingen nodig hebben. Voor de evaluatie van de doelen uit de groepsplannen wordt voornamelijk gebruik gemaakt van observaties. De dagelijkse observaties worden bijgehouden in een logboek waarin de leraren ook noteren welke werkjes ze die week hebben gedaan. Verder worden observaties uitgevoerd aan de hand van zelfontworpen observatieslijsten en het OntwikkelingsVolgmodel van Memelink. Naast observaties maken leraren gebruik van resultaten op de Cito-toetsen. Vier keer per jaar vindt een evaluatie van het groepsplan plaats en wordt een groepsplan vernieuwd. De directeur stimuleert de leraren om ambitieuze doelen te stellen door bijvoorbeeld doelen te formuleren ten aanzien van te behalen Cito-resultaten. Naar aanleiding van de evaluatie van de groepsplannen vinden gesprekken plaats tussen leraren van verschillende groepen. De leraren van 44 groep 1 en 2 stemmen bijvoorbeeld einddoelen van groep 2 af op de doelen/ verwachtingen van de leraar van groep 3. Kleuteraanpak Volgens de directeur is de manier van handelingsgericht werken in de kleutergroepen niet anders dan het handelingsgericht werken in andere groepen. In de verschillende groepen worden dezelfde didactische instrumenten/ elementen ingezet (zoals het directe instructiemodel en de timetimer). Werkvormen verschillen in de kleutergroepen wel ten opzichte van andere groepen. De leraren bouwen leermomenten hoofdzakelijk in speelmomenten en dagelijkse activiteiten, zoals fruit eten, terwijl in hogere groepen meer schoolse activiteiten worden gebruikt. “ “ Een voorbeeld: Als kinderen in de blokkenhoek spelen en alle blokken opstapelen als een toren, dan geef ik hen een opdracht zoals ‘maak de toren nu eens zolang als dat je zelf bent, uit hoeveel blokken bestaat de toren dan?’ Terwijl ze aan het spelen zijn, komen meten en diverse rekenbegrippen aan de orde. De eerste ervaringen met het werken met groepsplannen en groepsoverzichten zijn goed: “ “ Je hebt de tussendoelen en leerlijnen duidelijker in beeld, waardoor je ervoor kan zorgen dat alles aan bod komt. In het begin vond de leraar het behoorlijk veel administratief werk, het SMART formuleren van doelen vond ze lastig en het kost haar veel tijd om de nieuwe manier van werken eigen te maken. Volgens haar is het echter ook een kwestie van ‘er gewoon mee beginnen’, ‘de tijd ervoor nemen’ en ‘gewenning’. Kennis en vaardigheden Kennis en vaardigheden die leraren moeten beheersen zijn: het kennen van de leerlijnen, het beheersen van goed klassenmanagement, enige mate van gestructureerd werken, goed kunnen observeren, open staan voor feedback en bereidheid om te ontwikkelen en verbeteren. 45 Om openheid en een professionele cultuur te realiseren binnen de school zijn een aantal voorwaarden voor een leidinggevende van belang: • Altijd vertrouwen uitstralen naar het team • Opbouwende feedback geven • Als leidinggevende eigen kwetsbaarheid laten zien (‘laat zien dat je zelf ook wil leren en dat fouten maken nodig is om te leren’). Uitdagingen • De leraar vindt het een uitdaging om een aanbod samen te stellen waarin alle doelen aan bod komen en dat bestaat uit leuke en betekenisvolle activiteiten die aansluiten bij de belevingswereld van de kinderen. 46 Basisschool De Wegwijzer, Soest Interview met Marjolein Bouma (leraar groep 1/2), Winy Huurneman (directeur) en Engelien Houben-Feddema (intern begeleider) Achtergrond Bij basisschool De Wegwijzer is het team bewust bezig met opbrengstgericht werken en ze willen graag hun ervaringen met andere scholen delen. De school heeft een blanke leerlingpopulatie met gemiddeld tot hoog opgeleide ouders. De school werkt volgens Hoekenwerk en Coöperatief leren en maakt gebruik van oplossingsgericht werken. Een vierde pijler van de school is meer- en hoogbegaafdheid. Uit de gesprekken met de directeur, de intern begeleider en de leraar komt duidelijk naar voren dat in de school een lerende cultuur heerst. Het onderwijs is in beweging en de medewerkers op De Wegwijzer zijn gedreven tot verbetering. Er wordt onderling veel gesproken over wat goed gaat en wat beter kan. Vanuit het bestuur wordt dit gestimuleerd; directeuren kunnen bij het bestuur vertellen over hun school en vooral over waar ze trots op zijn. Op kwaliteitsdagen hebben de zes scholen binnen het bestuur het samen over hun kwaliteit en leren ze van elkaar. Eigenaarschap Opbrengstgericht werken gebeurt op De Wegwijzer nadrukkelijk op schoolniveau. Voor ieder vakgebied worden plannen opgesteld die volgens de PDCAcyclus worden bijgehouden. De teamvergaderingen zijn themavergaderingen geworden. Jaarlijks, of halfjaarlijks voor vakgebieden die in het Cito LOVS aan de orde komen, komt ieder vak in een themavergadering aan de orde, voorgezeten en voorbereid door een van de leraren. Iedere leraar is ‘eigenaar’ van een vakgebied waar hij of zij affiniteit mee heeft. De leraar die ook een muziekopleiding volgt, is bijvoorbeeld eigenaar van het vak muziek. De eigenaars weten in welke maand(en) hun vak besproken zal worden, en verzamelen zelf tijdig de betreffende opbrengsten bij de andere leraren. Dit kunnen cijferopbrengsten zijn (bij toetsen uit het Cito-LOVS en methodegebonden toetsen), maar ook ‘woordopbrengsten’ zoals een evaluatie van leraren, bijvoorbeeld over de methodes wereldoriëntatie en de opbrengst daarvan. In de themavergadering bespreken leraren samen wat de opbrengsten zijn en wat er nodig is voor verbetering. Dat vatten ze samen in SMART-doelen die bij de volgende themavergadering over het betreffende vakgebied geëvalueerd worden. De directeur en intern begeleider geven aan dat het voor leraren in 47 het begin moeilijk was om doelen SMART te maken, maar dat dit inmiddels beter gaat. Voor cijferopbrengsten geldt een algemeen uitdagend doel van 80% A-, B- of C-scores op de Citotoetsen. Deze methodiek bevalt de school goed. Doordat de verantwoordelijkheden bij het team liggen en leraren worden aangesproken op hun kwaliteiten, zijn leraren enthousiast, betrokken en worden ze ook zelf nieuwsgierig naar de opbrengsten en de mogelijke analyses en interpretaties daarvan. De leraren van de kleutergroepen hoeven niet bij alle themavergaderingen aanwezig te zijn en vergaderen dan over hun eigen groepsplannen. Onderbouwkleuring De kleutergroepen gaan op klasniveau op de gebieden taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotioneel mee in de schoolmethodiek. Vervolgens worden op basis van de algemene doelen themaplanningen gemaakt waarin doelen en activiteiten aan de orde komen. Dit vindt de leraar het moeilijkste van opbrengstgericht werken: de schooldoelen vertalen naar concrete dagelijkse handelingen (de A van de PDCA-cyclus). De leraren van de kleutergroepen doen dit gezamenlijk. Op basis van observaties, vragen in de kring en werkbladen uit het hoekenwerk weet de leraar welke leerlingen bepaalde doelen al halen en welke leerlingen niet. Op basis daarvan past de leraar het aanbod voor de leerlingen aan. Blijft een leerling op een bepaald gebied echt wat achter, dan stelt de leraar een actieplan op. Dit plan loopt in eerste instantie zes weken (een thema). Op basis van de Citotoetsen voor kleuters wordt meer algemeen bezien hoe een leerling presteert ten opzichte van de verwachtingen. Als een leerling beneden verwachting presteert, stelt de leraar in gesprek met de ouders en de intern begeleider een actieplan op. Dat plan loopt tot het volgende Cito-toetsmoment. In de tussentijd houdt de leraar de vorderingen ook zelf in de gaten. De leraar geeft aan dat zij leerlingen spelenderwijs op een bepaald niveau willen brengen. In de hogere groepen wordt meer vanuit de methodes gewerkt en is het onderwijs sturender. In de overgang naar groep 3 gaan kleuters al voor de zomer twee middagen wennen in groep 3. Kennis en vaardigheden Om goed opbrengstgericht te kunnen werken, hebben leraren bepaalde vaardigheden nodig. De Wegwijzer onderscheidt onder meer de volgende vaardigheden: • Overzicht hebben. • Waarnemen, analyseren en interpreteren: kijken naar het kind (wat kunnen ze en wat moeten ze leren). • Kunnen bedenken hoe je een kind verder kunt helpen. • Leraren (vooral in de onderbouw) moeten goed met ouders kunnen overleggen, zij zijn een belangrijke bron van informatie. 48 Tips en adviezen De Wegwijzer zou andere scholen aanraden om met één vakgebied te beginnen. Kijk terug naar voorgaande jaren: hoe waren de resultaten toen en hoe zijn ze nu? Reflecteer hierop en maak gebruik van de PDCA-cyclus, dat brengt structuur in de te nemen stappen. Ook het hoekenwerk, waarvoor roosters worden opgesteld, geeft de leraren houvast en zorgt tevens voor een goede doorgaande lijn binnen de school. Verder is het belangrijk dat leraren samen voorbereiden en met elkaar gaan zitten om te bespreken wat goed werkt. De methodiek van De Wegwijzer is in de loop van vier jaar gegroeid op basis van ervaringen, reflectie en voortschrijdend inzicht. De directeur en intern begeleider vinden het verder belangrijk dat leraren de kans krijgen om uit te blinken. Gebruik ieders kwaliteiten, versterk elkaar en complimenteer. 49 50 Basisschool Het Mozaïek, Delft Interview met Marianne Wijshake (locatiedirecteur ‘Hof van Delft’) en Jannie de Leeuw (leraar groep 1/2) Achtergrond Basisschool ‘Het Mozaïek’ is een christelijke school waar iedereen welkom is. De school is één van de zes scholen binnen de Stichting PCBO Delft en heeft twee locaties. De bezochte locatie ‘Hof van Delft’ heeft een gemêleerde populatie met weinig gewichtenleerlingen. De school heeft meegedaan aan de Taalpilots Onderwijsachterstanden en is zo’n zes jaar geleden gestart met opbrengstgericht werken om de resultaten te verbeteren. Inmiddels hebben zij veel ervaring met deze werkwijze en liggen de opbrengsten al jaren boven het landelijk gemiddelde. Een proces van de hele school De directeur van de school geeft aan dat opbrengstgericht werken een proces van de hele school is. Zij zorgt voor een open sfeer en voor de aansturing van leerteams op thema’s, waarvan ‘doelgericht werken in de onderbouw’ er één is. Uitwisseling van ervaringen tussen collega’s, maar ook binnen de stichting is belangrijk. Er is een schoolaanpak en daarbinnen per jaargroep een aparte aanpak. Een opbrengstgerichte, bewuste manier van werken sluit volgens de locatiedirecteur aan bij de onderwijsbehoefte van het kind. Vanzelfsprekend maakt de leraar het verschil, maar dat is niet anders dan anders. Het beheersen van de juiste vaardigheden is belangrijk voor een opbrengstgericht klimaat. Maar het gaat om het kind, niet om de leraar. Een goede leraar zorg ervoor dat de leerlingen zich eigenaar voelen van hun leerproces, dat ze zich betrokken voelen. Leerlingen weten wat ze gaan leren en willen dat ook leren. “ “ Het is belangrijk om eventuele weerstand tegen opbrengstgericht werken bij kleuters of in het algemeen weg te nemen. Kleuters willen echt graag leren, opbrengstgericht werken doet recht aan het kind. 51 Kleuteraanpak Met behulp van Kleuterplein wordt doelgericht gewerkt aan alle tussendoelen, inclusief de SLO-doelen, voor een goede aansluiting op groep 3. Om planmatig te kunnen werken wordt informatie over de cognitieve (Cito) en sociaal-emotionele (Zien!) ontwikkeling van leerlingen verzameld in ParnasSys. De school maakt gebruik van de in ParnasSys aangegeven niveauwaarden (DL/DLE). Daarnaast vult de leraar een zelf samengesteld kleuterrapport in. Dit rapport bevat gegevens over onder meer de motorische, visuele en algemene ontwikkeling. Twee keer per jaar worden de behaalde resultaten zowel op leerling-, team-, school- als op stichtingsniveau geëvalueerd. De school vindt het inzicht in de motorische ontwikkeling, zeker bij kleuters, van groot belang omdat het een verband heeft met het ontwikkelen van bijvoorbeeld de leesrichting, maar ook met het welbevinden en het zelfvertrouwen van een kind. Op basis van alle informatie worden groepsplannen en individuele handelingsplannen voor ongeveer drie maanden opgesteld. De plannen worden volgens de PDCA-cyclus uitgevoerd, geëvalueerd en bijgesteld. Afhankelijk van de opbrengsten wordt er in de groep op twee of drie niveaus gewerkt. Alle leraren zijn geschoold in het werken met het GIP-model: groepsgericht en individueel gericht pedagogische-didactisch handelen. Zo wordt de leertijd effectief gebruikt en is onderwijs makkelijker op maat te geven. Het welbevinden van de kinderen is heel belangrijk en staat in directe verbinding met het leren. Daarom zorgt de kleuterleraar ook voor doelen op sociaal-emotioneel vlak. De aanpak en het materiaal moeten aansluiten bij de leerlingen en het mag zeker niet saai zijn. Als de kleuters het spannend of leuk vinden, raken ze geboeid. Daarom geeft de leraar aan waar de uitdaging zit en haakt hij aan bij dingen waar kleuters de lol van inzien. De leraar gebruikt veel spelvormen en zorgt voor herhaling, zodat kinderen iets kunnen oppakken zodra ze daar aan toe zijn. Spelen, ervaren en doen is voor kleuters heel belangrijk. We hebben een periode achter de rug waarin de tegenstellingen tussen opbrengstgericht en ervaringsgericht onderwijs en tussen onderwijsstromingen zoals Freinet-, Montessori- en regulier onderwijs groot waren. Die verschillende stromingen kunnen nu weer bij elkaar komen waarbij er meer sprake zal zijn van accentverschillen dan van grote tegenstellingen. “ “ 52 Succesfactoren • Een leraar met goede vaardigheden en gevoel voor kleuters. • Gedeelde/teamverantwoordelijkheid met aansturing vanuit de directie. Knelpunten • In een grote groep of in geval van gedragsproblemen kan een leraar niet altijd doen wat hij of zij zou willen doen. Tips • In geval van weerstand tegen OGW is het goed om duidelijk te maken dat het om het kind gaat en niet om de leraar. • OGW is een proces van de hele school. Groep 1 is daarbij net zo belangrijk als groep 8. Investeer in een open sfeer en leg nadruk op teamverantwoordelijkheid. • Maak gebruik van de nieuwsgierigheid van kinderen. Breng wat er geleerd gaat worden op een speelse manier en geef krachtige en betrokken ondersteuning wanneer dingen moeilijker zijn om te leren. • Vertel kinderen wat je van ze verwacht en wat ze van jou mogen verwachten. • Biedt beginners extra ondersteuning bij OGW. OGW bij kleuters vraagt wel enige ervaring. 53 54 Basisschool Het Startblok, Cuijk Interview met Marco Jansen (directeur), Ingrid Heijl (intern begeleider en leraar groep 1 t/m 3), Gerdy Bron (co-teacher groep 1-2) Achtergrond Openbare Basisschool ‘t Startblok is een grote school met bijna 350 leerlingen in Cuijk. Het is een gemengde school met circa 20% gewichtenleerlingen. In het gebouw van de school is tevens een peuterspeelzaal gevestigd. Aan de overkant van de straat zijn een kinderdagverblijf en nog een peuterspeelzaal gevestigd. De school werkt met deze drie organisaties samen, zo vindt er afstemming plaats over het gebruik van het VVE-programma Piramide. De school werkt al bijna 15 jaar met Piramide en heeft altijd veel aandacht besteed aan het taalonderwijs. Naar aanleiding van een inspectiebezoek, waaruit naar voren kwam dat rekenen meer aandacht behoefde, is een aantal jaar geleden de rekenlijn van het Freudenthal Instituut geïntegreerd in het onderwijs. In de kleutergroepen wordt voor rekenachtige activiteiten geput uit het programma Ik en Ko. Verder zijn destijds ook aanvullende leesdoelen geformuleerd ter voorbereiding op groep 3. Tot slot wordt vanaf groep 1 door leerlingen gewerkt aan Jeelo-projecten. Jeelo is een methode voor wereldoriëntatie en aan de hand van projecten wordt gewerkt aan de drie hoofdlijnen van de methode: samen leven, samen werken en zelfstandig leren. Jeelo bevat naast kennisdoelen op het gebied van wereldoriëntatie ook doelen ten aanzien van de brede sociaal-emotionele ontwikkeling en vaardigheden en competenties van leerlingen. Piramide als basis Bij het werken in de kleutergroepen is de Piramide-methode leidend. De doelen voor rekenen, lezen en sociaal-emotionele ontwikkeling worden geïntegreerd in het activiteitenaanbod van Piramide. In een groepsoverzicht wordt voor een bepaalde periode de doelen uitgewerkt en de activiteiten die de leraren inzetten om aan deze doelen te werken. In de groepsoverzichten wordt ook aangegeven welke kinderen extra ondersteuning nodig hebben. In de groepen 1-2 wordt de leraar ondersteund door een co-teacher. Zij neemt kinderen die uitvallen op het gebied van taal apart voor pre-teaching. Door middel van observaties gaan de co-teacher en de leraar na of leerlingen de doelen behalen. Naast de dagelijks observaties tijdens de lessen wordt ook geobserveerd aan de hand van de kleuterobservatieslijst en de taalobservatielijst 55 van Piramide en de toets van de methode Maatwerk. De bevindingen van de observaties worden beschreven in het leerlingvolgsysteem van Dotcomschool. Drie keer per jaar vinden groepsbesprekingen plaats (en individuele gesprekken tussen groepsleraar en ib-er) waarin de groepsoverzichten geëvalueerd worden en bijgesteld worden voor de volgende periode. Sinds twee jaar wordt door het bestuur een extra impuls gegeven aan het inzichtelijk maken van opbrengsten. De teamleden gebruiken hiervoor de term ontwikkelingsgericht werken in plaats van opbrengstgericht werken omdat ze vinden dat de ontwikkeling van kinderen centraal staat. Opbrengsten kunnen gebruikt worden bij het werken aan deze ontwikkeling. Alle directeuren en ib-ers van de scholen van het schoolbestuur hebben een opleiding opbrengstgericht werken gevolgd waarin ze geleerd hebben de Cito-resultaten te analyseren, te interpreteren en te benutten voor verdere uitwerking van het onderwijs. Door middel van studiedagen worden de leraren door de directeur en de ib-er geschoold in het opbrengstgericht werken. Tijdens deze studiedagen presenteert de directeur de resultaten van de analyse op schoolniveau (trendanalyses en dwarsdoorsnedes). Vervolgens moeten de leraren de resultaten op groeps- en leerlingniveau analyseren. Weerstand bij leraren De invoering van het ontwikkelingsgericht werken leidde bij een deel van de leraren tot zorgen. Er was een zekere angst voor het ontstaan van een afrekencultuur. Daarnaast waren leraren bang dat de ontwikkeling van sociale en emotionele vaardigheden, van 21th century skills en het welbevinden van leerlingen in de verdrukking zouden komen. Ook vroeg een aantal leraren zich af of ze alle nieuwe vaardigheden die van hen werden gevraagd wel aankonden. Om deze zorgen weg te nemen heeft de directeur bij de introductie van de nieuwe manier van werken veel aandacht besteed aan successen. “ “ Van belang is dat leraren zich eerst bewust zijn van de dingen die ze goed doen en waarom dat goed is. Want wat ze nu doen is niet verkeerd, ze moeten het zien als van nu naar beter. Omdat leraren een nieuwe manier van werken alleen eigen kunnen maken door te doen, is tijdens de studiedagen veel tijd besteed aan coöperatieve werkvormen waardoor docenten in groepjes en onder begeleiding aan de slag gingen met de resultaten. 56 “ “ Leraren hebben een gigantische berg werk. Lessen geven, lessen voorbereiden, vergaderingen, oudergesprekken. Ze hebben eigenlijk geen tijd om zich zelfstandig te verdiepen in het ontwikkelingsgericht werken, daarom benutten we vergaderingen en studiedagen hiervoor. We maken hier werkbijeenkomsten van. Tot slot is het volgens de directeur ook een kwestie van geduld. Het kost tijd om een bepaalde manier van werken eigen te maken. De invoering van het ontwikkelingsgericht werken is daarom een meerjarig traject. Uitdagingen • De technische kant van het opbrengstgericht werken, namelijk het invoeren van gegevens in het Cito LOVS systeem en het uitvoeren van analyses, is voor enkele leraren nog een uitdaging. • De stappen ‘check’ en ‘act’ van de PDCA-cyclus, dus het controleren of doelen zijn behaald aan de hand van de resultaten en dit vertalen naar nieuwe acties blijven lastige onderdelen van het ontwikkelingsgericht werken. • Veel leraren zijn geneigd om in te zoomen op individuele leerlingen of concrete activiteiten of handelingen, in plaats van met een zekere afstand te reflecteren op de grote lijnen in het onderwijs. Om leraren meer bewust te maken van de grote lijnen start de directeur zijn presentaties op studiedagen vanuit de onderwijsvisie van de school, het schoolplan en de kernwaarden. Hij daalt van daaruit af naar het onderwerp van de bijeenkomst. De ib-er prikkelt leraren door tijdens groepsbesprekingen vragen op klasniveau te stellen. Successen • Een eerste belangrijk succes is dat leraren een meer objectievere kijk hebben op hun groep. • Leraren hebben een langetermijnvisie over waar ze met hun leerlingen naar toe willen werken. • Leraren praten meer met leerlingen over hun ontwikkeling en hun resultaten. • De indruk bestaat dat leerlingen met meer bagage doorstromen naar groep 3. • Leraren reflecteren meer op hun eigen handelen. Er is meer openheid ontstaan waarbinnen gesprekken over resultaten makkelijker plaatsvinden. 57 58 Basisschool Klim Op, Leerdam Interview met Ton Bavinck (bestuursmanager Logos en interim-directeur) en Denise Petrusma (leraar groep 1/2) Achtergrond Basisschool Klim Op is een christelijke basisschool in Leerdam onder het bestuur van LOGOS. De school staat in een oude arbeiderswijk en de leerlingpopulatie is cultureel zeer gemêleerd. Veel kinderen stromen in met een taalachterstand. Veel gezinnen hebben daarnaast een zorgdossier, wat een grote druk legt op de school en de ib-er. Ton Bavinck is interim-directeur van de school en tevens bestuursmanager van LOGOS. Denise Petrusma is leraar op de school en heeft zo’n 10 jaar ervaring in de kleuterbouw. De Klim Op is een school die volop in ontwikkeling is. De school is gestart met een vierjarig traject waarin handelingsgericht werken gekoppeld wordt aan opbrengstgericht werken. Om opbrengstgericht werken te versterken is ParnasSys een belangrijk hulpmiddel. Het programma biedt veel mogelijkheden naast enkel de registratie van gegevens. Zo worden sinds kort de groepsplannen in ParnasSys opgesteld, groepskaarten gemaakt en worden notities van onderwijsbehoeften vastgelegd zodat deze overdracht naar een hoger leerjaar kunnen verrijken. Ton Bavinck: “ParnasSys moet van een administratieve last een onderwijskundige lust worden.” Vormgeving opbrengstgericht werken in groep 1-2 In de kleutergroepen wordt al jaren gewerkt met Piramide. Maar de wijze waarop met het programma gewerkt wordt is in de loop der jaren veranderd. Er wordt nu veel doelgerichter naar prestaties toegewerkt, vertelt Denise. Deze doelen worden vastgelegd in groepsplannen. Voor elk domein (taal, rekenen en een plan bij de methode spreekbeeld gericht op klank- en tekenkoppeling) wordt eens in de zes tot acht weken een uitgebreid groepsplan gemaakt waarbij gedifferentieerd wordt naar het niveau van leerlingen. Voor kinderen die uitvallen wordt een individueel handelingsplan gemaakt. De (groeps)plannen worden altijd samen met de tutor geëvalueerd. In de kleuterbouw worden zelf ontwikkelde observatielijsten en de kleuterobservatielijst van Cito gebruikt. Daarnaast worden de kleutertoetsen Taal en Rekenen voor kleuters van Cito afgenomen. Kinderen die uitvallen op onderdelen van de toetsen worden begeleid door de tutor. Voor de registratie van observaties en toetsgegevens wordt gebruikt gemaakt van ParnasSys. 59 Opbrengstgericht werken komt in alles terug, ook tijdens het spelen. “Je stelt overal een doel bij,” aldus Denise. De school hecht ook veel aandacht aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen. Dit aspect komt dan ook vaak in observaties terug. Al met al is Denise tevreden over het opbrengstgericht werken: “Het werpt zijn vruchten af, want het biedt een handvat om je onderwijs vorm te geven.” Ook ziet ze successen bij individuele kinderen. Kinderen die begeleid worden door de tutor gaan vooruit. Kennis en vaardigheden Welke kennis en vaardigheden heb je als leraar nodig om opbrengstgericht te kunnen werken? Kinderen goed kunnen observeren is essentieel, juist in de kleutergroepen, zegt Denise. Goed kunnen observeren is belangrijk om je doelen en aanpak te kunnen bijstellen. Bovendien is belangrijk dat je tijdig aan de bel trekt wanneer er iets aan de hand is met een kind. Observeren heeft Denise geleerd tijdens de opleiding, maar vooral tijdens het werken met leerlingen (ze werkt sinds 10 jaar als leraar bij de kleuters). Ook Ton benadrukt het belang van kunnen observeren: “Je moet kunnen zien, wat heb ik in huis? Wat hebben deze kinderen nodig? Dat begint al in de kleutergroepen. Als leraar moet je snappen wat voor kinderen je voor je hebt en dit vervolgens kunnen vertalen naar een groepsplan met heldere doelen.” LOGOS heeft een bestuursbrede visie op opbrengstgericht werken/handelingsgericht werken. Het gaat erom dat je als leraar weet hoe je groepsoverzichten kunt maken, de groep kunt clusteren, het onderwijsaanbod kunt differentiëren en goede doelen kunt stellen. Het is belangrijk dat je het juiste basisaanbod aanbiedt en erin slaagt de instructiegevoelige groep leerlingen erbij te houden, aldus Ton. Daaraan voegt hij toe dat het belangrijk is dat leraren hun groep en onderwijsaanbod niet zien als een apart eilandje, maar als onderdeel van de leerlijn van groep 1 t/m 8. Verder is ook je houding als leraar belangrijk, zegt Denise. Je moet open staan voor opbrengstgericht werken, bij willen leren en samen de praktijk willen verbeteren. Het team heeft de afgelopen jaren verschillende aanpassingen (werken met groepsplannen, groepsplannen in ParnasSys, aanschaf nieuwe methoden) gedaan en er staan nieuwe veranderingen gepland. Zo wordt vanaf januari het observatiesysteem Zien! ingevoerd en gaat Denise een opleiding volgen tot taal- en leescoördinator om kinderen met een zwakke woordenschat een beter aanbod te kunnen bieden. Tot slot is het belangrijk dat je als leraar met elkaar overlegt en collega’s om hun advies en mening durft te vragen. In 60 de kleuterbouw is het gebruikelijk dat collega’s elkaar advies vragen wanneer er twijfel bestaat of zorgen zijn over een kind. Overdracht Van kinderen die instromen in groep 1 ontvangt de school een uitgebreid overdrachtsformulier van de peuterspeelzaal. Hierop staan ook de toets- en observatiegegevens vermeld. Nadeel is dat de school het formulier vaak pas ontvangt wanneer de kinderen al een tijdje meedraaien in groep 1. Voor alle kinderen die overgaan van groep 2 naar 3 is er een warme overdracht. Daarbij wordt de observatielijst van de leerling en zijn of haar toetsgegevens doorgenomen. Succesfactoren • De beschikbaarheid van een tutor. Een tutor kan extra aandacht besteden aan kinderen die (dreigen te) uitvallen; • Een open houding van het onderbouwteam; alle leraren zijn gemotiveerd om het opbrengstgericht werken verder te ontwikkelen; • De organisatie van de invoering van de opbrengstgericht werken; er is de afgelopen jaren stapsgewijs gewerkt aan de invoering en er zijn grote sprongen gemaakt. Zo zijn verschillende nieuwe methoden ingevoerd. Ook al is de school nog volop in ontwikkeling, het tussenresultaat mag er zijn!; • De leraren kunnen goed observeren. Het is een essentiële vaardigheid voor opbrengstgericht werken. Je moet kunnen zien wat een kind nodig heeft, ook vanuit preventief opzicht; • Leraren zijn veel met elkaar in gesprek buiten de lessen om, of tijdens het buitenspelen. Ze durven elkaar daarbij ook om advies te vragen. Ze vragen elkaar bijvoorbeeld het gedrag van een kind te observeren dat specifiek gedrag vertoont. • Werken met een groepsplan biedt veel handvatten. Het is veel werk, maar je kunt door het groepsplan ook veel gerichter werken. Knelpunten Er worden op dit moment geen grote knelpunten in het opbrengstgericht werken ervaren. Het is nog steeds volop in ontwikkeling. Twee verbeterpunten voor de toekomst zijn de uitbreiding van het zelfstandig werken en de aanschaf van nieuwe Piramideboeken. 61 62 Landelijk Onderwijs aan Varende Kinderen (LOVK), Rotterdam Interview met Anita van Laren (directeur) en Tineke van de Weerd (regiocoördinator en mentor) Achtergrond Het LOVK verzorgt onderwijs aan varende kinderen van 3 tot 7 jaar oud. Het gebouw heeft een klas, maar daar is slechts een fractie van de ruim 250 leerlingen te vinden. Het merendeel van hun onderwijs volgen de leerlingen thuis, op het schip. Als ze in de gelegenheid zijn, volgen ze een dag onderwijs op een van de vijf ligplaatsscholen van het LOVK of op een van de vele gastscholen. Leerlingen melden zich daar met hun ‘Dit ben ik’-boekje waarin hun laatste toetsresultaten en opmerkingen van hun ouders en de mentor staan. De school kan hier ook opmerkingen bij zetten. Als een leerling naar school is geweest, stuurt de betreffende school een presentiekaart naar het LOVK. Het LOVK stimuleert schoolbezoek, vooral om leerlingen te laten ervaren hoe ze in een groep kinderen functioneren, maar de school stuurt er niet op. “ “ Wij registreren geen absenten, maar presenten. Die informatie gebruiken we bij het duiden van de toetsresultaten van een leerling. De kinderen kunnen vanaf hun derde verjaardag bij de school worden ingeschreven. Het onderwijs totdat zij 3,5 zijn, werd eerder bekostigd uit de VVE-subsidie en tegenwoordig door de school zelf. De bekostiging van de school is op basis van het aantal leerlingen dat 3,5 jaar is of ouder. Kinderen gaan meestal van school op het moment dat zij naar groep 3 gaan. Enkele leerlingen volgen ook groep 3 aan boord. Elke kind een mentor Als een kind bij het LOVK onderwijs gaat volgen, krijgt het een mentor toegewezen, een leraar van het LOVK. Deze houdt een intake met de ouders en brengt een krat met onderwijsmaterialen aan boord. 63 Dit krat bevat het onderwijsleerpakket met per dag onderwijsopdrachten, maar ook speelmaterialen, verf en bijvoorbeeld een prikpen. De opdrachten staan duidelijk beschreven en beginnen met het onderwijsdoel dat ermee beoogd wordt. De ouder krijgt concrete aanwijzingen, ook voor het uitbreiden of vergemakkelijken van de opdracht. De opdrachten zijn gebundeld in thema’s en na ieder thema (vier weken) volgt een kijklijst die door de ouders wordt ingevuld en naar de mentor wordt toegestuurd. Er is een pakket voor driejarigen, vierjarigen, vijfjarigen, 6+ en een pakket voor groep 3. Daarnaast zijn er vier aanvullende themapakketten (de seizoenen) voor leerlingen die extra werk aankunnen. Het LOVK is momenteel het onderwijsleerpakket aan het vernieuwen. Vanaf september gaan nieuwe leerlingen werken met het nieuwe lespakket dat direct (en in volgorde) gekoppeld is aan de SLO-doelen. De opbrengsten hiervan kunnen ouders vervolgens invoeren in een speciaal ontwikkelde oudermodule van KIJK!. Samen met de observaties van de mentor en de afname van Citotoetsen voor peuters en kleuters vormt dit een sluitend systeem om het niveau van leerlingen in de gaten te houden en tijdig te kunnen bijsturen. Dit is een unieke werkwijze. Ouders hebben evenveel zicht op het niveau van hun kind als de mentor. Gezamenlijk stellen zij steeds een plan op voor een volgende periode. Dit plan is de basis van het lespakket. Daarbij kunnen ze ook gebruik maken van het materiaal dat het LOVK in de spelotheek beschikbaar heeft. “ “ Onze leerlingen krijgen echt individueel onderwijs dat aansluit bij hun eigen niveau. Volgen en toetsen De mentor is verantwoordelijk voor het onderwijs aan de leerlingen. Mentoren houden nauw contact met de ouders. Ze zorgen dat er in ieder geval eens in de drie weken een telefonisch overleg is en tweemaal per jaar komt de mentor aan boord om de leerling te observeren. De leerling ziet de mentor ook op de ligplaatsschool en de mentor bezoekt de gastschool als de leerling er meerdere dagen onderwijs volgt. De mentor beheert ook het leerlingvolgsysteem waarin per leerling staat weergegeven welke onderwijsdoelen het moet behalen (per leeftijd). Deze onderwijsdoelen kunnen door ouders, de mentor en door scholen worden afgetekend. De mentoren vergaderen met regelmaat om ook de algemene lijn in beeld te houden. Zo werd bijvoorbeeld duidelijk dat bepaalde onderdelen van Rekenen onvoldoende aan bod kwamen. Daar is aanvullend materiaal voor ontwikkeld dat in de nieuwe methode ook wordt meegenomen. Het LOVK neemt de Citotoetsen voor peuters en kleuters af. Ze doet dit op 64 leeftijd. Op het moment dat een leerling de school verlaat, maakt de mentor een onderwijskundig rapport voor de vervolgschool. Daarnaast maakt de school een overzicht (de kengetallenkaart, vermeld in de schoolgids) van de gemiddelde resultaten van alle leerlingen die het LOVK verlaten. Dit doen zij een jaar later opnieuw met de gegevens van de nieuwe school van de leerlingen. Zo houden ze in beeld of het onderwijs aansluit bij het vervolgonderwijs van de kleuters. Knelpunten • Een enkele keer zijn ouders niet goed in staat om een rustig leerklimaat te scheppen voor hun kind. De mentor geeft dan tips en biedt ondersteuning. Succesfactoren • Door de aard van het onderwijs zijn ouders enorm betrokken. Dit is een grote winst. Ouders zijn gemotiveerd om hun kinderen goed onderwijs te bieden en blijven ook op vervolgscholen vaak erg betrokken bij het onderwijs. • Het LOVK biedt leerlingen onderwijs op maat. 65 66 Basisschool Nellestein, Amsterdam Interview met Mieke Roos (intern begeleider) en Friedel Langedijk (leraar groep 1/2) Achtergrond De Nellestein is een openbare Daltonschool in het multiculturele Amsterdam Zuidoost met vijf combinatiegroepen 1-2. Veel kinderen stromen in met een taalachterstand. De laatste jaren verandert de populatie langzamerhand. Het opleidingsniveau van ouders wordt hoger en de school merkt dat ouders steeds meer betrokken zijn bij het onderwijs van hun kinderen. De school werkt al geruime tijd opbrengstgericht. De methodiek die werd gebruikt in de midden- en bovenbouw sloot niet goed aan op de praktijk van de kleuterklassen. Ook was er aanvankelijk weerstand bij de leraren van de onderbouw tegen opbrengstgericht werken. Men was bang dat de aandacht voor het kind verloren zou gaan en er teveel nadruk zou komen te liggen op prestaties en de administratie van gegevens. De leraren en ib-er zijn samen gaan kijken hoe opbrengstgericht werken een plek kon krijgen in de onderbouw. Mieke: ‘We hebben samen gaandeweg een manier bedacht die werkt.’ Dat heeft geholpen om draagvlak te krijgen in het onderbouwteam. Mieke: “Als je samen naar OGW kijkt zie je dat het niet iets nieuws is, maar eigenlijk al heel oud. Zo sluit het aan bij de ideeën over de zone van naaste ontwikkeling.” Onderbouwkleuring Net als in de groepen 3 t/m 8 wordt gewerkt met een groepsplan, maar het plan voor groep 1/2 bestrijkt een kortere periode. Friedel: “Kinderen in de onderbouw ontwikkelen zich snel en dan is een half jaar een lange periode”. Daarom wordt nu per thema een groepsplan gemaakt van vier á vijf weken. Het groepsplan sluit zo ook goed aan op het thematisch werken. In het groepsplan is een gedifferentieerd aanbod uitgewerkt voor leerlingen op vier niveaus (zon-maanster-raket). Het groepsplan in de onderbouw is inhoudelijk ook breder dan in de bovenbouw. Niet alleen komen beginnende geletterdheid/taalbeschouwing en reken- en wiskunde activiteiten aan bod, het groepsplan richt zich ook op constructieve en beeldende activiteiten, onderzoeksactiviteiten en woordenschat/ gesprekken. “De hele ontwikkeling van kinderen komt zo aan bod,” aldus Friedel. De doelen uit het groepsplan zijn afgeleid uit Ik en Ko, maar de school heeft ze aangescherpt met de doelen van SLO en het boek van Mariëlle van der Stap. De doelen in het groepsplan worden op de vier niveaus gesteld. 67 Wanneer er bij kinderen een stoornis of een beperkte intelligentie is vast gesteld, dan worden er individuele doelen gesteld. Het spelelement is en blijft belangrijk in de onderbouw. Het spelelement is ook goed te verenigen met opbrengstgericht werken, vindt Friedel. “Wanneer kinderen bijvoorbeeld een knutselwerkje maken en daarbij stroken knippen, kun je daar makkelijk rekenbegrippen (korter, langer, even lang etc) in terug laten komen.” Ook het rollenspel leent zich voor opbrengstgericht werken. Het is belangrijk te kijken wat kinderen nodig hebben. “Niet alle kinderen weten wat een dokter of postbode doet, dan is het belangrijk dit uit te leggen en het aan de kinderen voor te doen,” aldus Friedel. Of de groepsdoelen worden behaald, wordt op de Nellestein op drie manieren geëvalueerd. Dagelijks observeren de leraren de activiteiten die ondernomen worden. Deze observaties worden genoteerd in een logboek. De leraar noteert hoe goed leerlingen een opdracht hebben uitgevoerd, en gebruikt deze notities wanneer later een vergelijkbare opdracht wordt uitgevoerd. De tutor kan dan bijvoorbeeld pre-teaching bieden. Daarnaast worden kinderen periodiek geobserveerd aan de hand van de observatielijst van Ik en Ko. Deze lijst is omgevormd tot een groepsobservatielijst zodat eenvoudig zichtbaar wordt op welke onderdelen kinderen het goed en minder goed doen. Tot slot worden twee keer per jaar de Citotoetsen Taal voor kleuters en Rekenen voor Kleuters afgenomen. De resultaten daarvan worden op klas- en bouwniveau geëvalueerd met de ib-er en de directie. Daarbij wordt niet alleen gekeken naar de ontwikkeling in A- t/m E-scores maar ook naar de ontwikkeling van vaardigheidsscores. In de gesprekken komen vragen aan de orde als: wat zijn je successen, welke stappen heb je ondernomen en op welke punten is er uitval? Om deze gesprekken te kunnen voeren is het belangrijk dat er op school een veilige sfeer is, en die is er op de Nellestein. De uitkomsten van de Citotoetsen worden belangrijk gevonden, maar Friedel geeft ook aan ze als één van de indicatoren te zien. In de onderbouw spelen allerlei kindkenmerken een rol die de uitkomst op de toetsen kunnen beïnvloeden: Is het kind taalvaardig? Assertief? Emotioneel stevig? Gewend aan het schoolse leven? Al deze kenmerken kunnen de prestaties van een leerling beïnvloeden. Kinderen moeten volgens Friedel ook tijd krijgen te wennen in het basisonderwijs. Een open houding van leraren is belangrijk. Ook hoeft het volgens Friedel niet meteen problematisch te zijn wanneer een leerling een vaardigheid nog niet beheerst. Zo leert het ene kind eerder rijmen dan het andere kind, en dat maakt het niet meteen noodzakelijk te interveniëren. Rijping speelt ook een rol. 68 Leerlijnen, observeren en een kritische houding Over welke vaardigheden en kennis moet je als leraar beschikken om opbrengstgericht te werken? Het is in ieder geval belangrijk dat je als leraar de leerlijnen kent, zegt Friedel. Je moet weten wat aan bod moet komen in de groepen 1-2 en hoe dit aansluit op hetgeen kinderen straks gaan leren in de groepen 3-8. Ook moet je je als leraar bewust zijn van de doelen van je onderwijs. Verder moet duidelijk zijn wat de meerwaarde is van de activiteiten die je onderneemt. Niet (alleen) het resultaat van een opdracht of activiteit telt, maar juist de weg daarnaar toe is belangrijk. Voor Friedel, die is opgeleid aan de kleuterkweekschool en een lange ervaring heeft in het kleuteronderwijs, is het vanzelfsprekend te werken met doelen en leerlijnen. Maar voor beginnende leraren is kennis van leerlijnen niet vanzelfsprekend, merken Friedel en Mieke. Startende leraren die moeite hebben met de leerlijnen worden bijgeschoold door de ib-er of lopen mee met een ervaren leraar. Een andere belangrijke vaardigheid is het observeren van leerlingen om te zien wat ze nodig hebben. Bij opbrengstgericht werken hoort tot slot dat je als leraar kritisch naar je eigen onderwijs durft te kijken, zeggen Friedel en Mieke. Overdracht en opbrengstgericht werken De Nellestein heeft een inpandige peuterspeelzaal. Voor kinderen die doorstromen naar groep 1 vindt een warme overdracht plaats aan de hand van observatielijst. Ook voor de overgang van groep 2 naar 3 bestaat er een overdrachtsformulier. In dit formulier is aandacht voor de ontwikkeling op het vlak van taal, rekenen, motoriek en houding. De leraar van groep 3 en de ib-er gebruiken deze formulieren bij het opstellen van het eerste groepsplan (voor de maand september) in groep 3. Succesfactoren • Werken met een groepsplan biedt veel handvatten. Het is veel werk, maar je kunt door het groepsplan ook veel gerichter werken; • Opbrengstgericht werken laten aansluiten op het thematisch werken van de methode. Groepsplannen worden gevormd voor de duur van een thema (een maand) in plaats van voor een half jaar; • Een veilige schoolcultuur waarin opbrengsten besproken kunnen worden en leraren kritisch naar hun eigen handelen op opbrengsten durven te kijken; • Werken met een logboek waarin per activiteiten wordt genoteerd hoe leerlingen hebben deelgenomen. Deze notities zijn de basis voor volgende activiteiten; 69 • Als team in gesprek gaan over opbrengstgericht werken en samen op zoek gaan hoe opbrengstgericht werken zo kan worden vormgegeven dat het aansluit op de ideeën van de leraren en de school. Zo wordt opbrengstgericht werken niet het zoveelste dat moet, maar iets waar men als team kan achterstaan; • Kennis hebben van en bewust zijn van de leerlijn is een belangrijke vaardigheid voor het opbrengstgericht werken. Beginnende leraren waarbij deze kennis nog basaal is, worden bijgespijkerd door de ib-er en/of lopen mee met een ervaren leraar. Knelpunten • Tijdsintensiviteit van opbrengstgericht werken. Het documenteren van de observaties en het maken van de groepsplannen is tijdsintensief; • Opbrengstgericht werken moet niet doorschieten. Hier moet je als school voor waken. Het is geen doel op zich maar een middel om met elk kind het stapje verder te kunnen bereiken. Niet elk kind hoeft een A- of B score te behalen. Het gaat om de groei in vaardigheidsscores die kinderen maken. • De ontwikkeling van kinderen verloopt grillig. Sommige kinderen kunnen een taak die ze eerst niet konden uitvoeren een paar maanden later wel uitvoeren, zonder extra begeleiding. Dus wanneer een kind uitvalt op een onderdeel is het niet altijd noodzakelijk hier meteen stappen op te ondernemen. 70 Basisschool Onder de Kastanje, Sittard Interview met Bertie Martens (locatiedirecteur) en Regien Hoedemakers (leraar groep 1/2) Achtergrond Katholieke basisschool ‘Onder de Kastanje’ in Sittard heeft als gevolg van krimp in de regio te maken met een dalend leerlingaantal: groep 1/2 bestaat uit tien kleuters. Dit heeft zowel een voordeel als een nadeel bij het opbrengstgericht werken: ieder kind is verzekerd van voldoende aandacht maar tegelijkertijd ziet de leraar zoveel meer dan in een grote groep dat het soms lastig is om een balans te vinden in het handelen. Het onderwijsteam heeft al veel ervaring met opbrengstgericht werken, onder meer door deelname aan de pilots Taalbeleid Onderwijsachterstanden. Men vindt het heel belangrijk dat alle kinderen met plezier naar school gaan, ook daar wordt bewust aan gewerkt. Kleuteraanpak Aan de hand van toetsresultaten op de Cito Taal voor kleuters, Rekenen voor kleuters en het Protocol Dyslexie bepaalt de leraar of een kind extra begeleiding nodig heeft. Daarnaast gebruikt men een zelfgemaakte observatielijst omdat de leraar bepaalde elementen miste in bestaande instrumenten. Met behulp van een groepsoverzicht met een didactische groepsplanning en daarnaast de specifieke individuele informatie probeert men zo goed mogelijk aan te sluiten bij de onderwijsbehoefte van ieder kind. De kleutergroep is in drie niveaus verdeeld en verschillende materialen corresponderen met een bepaald niveau. Ze hebben bijvoorbeeld de puzzels voorzien van een sticker zodat de kinderen weten of een puzzel moeilijkheidsgraad 1, 2 of 3 heeft. Zo worden zij zelf ook bewuster van het eigen leren. Kinderen raken bewust van elkaars kwaliteiten en worden geaccepteerd. De rol van de leraar is daarbij heel belangrijk. De school werkt bij de kleuters met de SLO-doelen, de VVE-methode Schatkist en ‘Met sprongen vooruit’ (van J. Menne/getallen). Jonge kleuters kunnen aan dezelfde opdracht werken, maar met een ander doel (bijvoorbeeld leren knippen) dan oudere kleuters (bijvoorbeeld zelfstandig werken). Ruimte voor spontaniteit, samen spelen en eigen inbreng van de kinderen blijft van groot belang. Als het sneeuwt dan is dat de kapstok voor het werken aan doelen voor die dag. Kinderen leren van elkaar als ze samen spelen. 71 Ook kunnen ze dat wat ze tijdens het werken hebben geleerd, verwerken tijdens het spelen. Het onderwijs wordt bewust dichtbij de ouders gebracht door te zorgen voor een lage drempel: er is dagelijks een inloopkwartier en er gaat oefenmateriaal mee naar huis. “ “ We laten ouders zien waar kinderen aan werken, zorgen voor goede voorbeelden en onderwijsondersteuning in de thuissituatie. Dat zie je terug in de opbrengsten. Proces van de hele school Opbrengstgericht werken is een proces van de hele school. De directeur zorgt voor de randvoorwaarden en speelt een stimulerende rol bij de teamverantwoordelijkheid voor opbrengstgericht werken. Een veilige sfeer, openheid, uitwisseling van ervaring, bij elkaar binnenlopen en elkaar om advies vragen is belangrijk. Opbrengstgericht werken is niet iets heel anders dan anders, het gaat meer om het bewust worden van je handelen en wat je daarmee wilt bereiken. Het gaat bij opbrengstgericht werken niet om het afleggen van verantwoordelijkheid. Je moet juist het opbouwende ervan inzien. Je moet met elkaar erkennen dat elke groep belangrijk is, het leren is al begonnen in groep 1. Je moet de gehele ontwikkeling van de kinderen met elkaar delen en op elkaar afstemmen. En je moet de successen delen! “ “ Succesfactoren • Het onderwijs bewust dichter bij de ouders brengen door te zorgen voor een lage drempel: inloopkwartier, materiaal (bijv. themaklapper) meer naar huis, het goede voorbeeld in de groep geven, laten zien waar kinderen aan werken, zorgen voor onderwijsondersteuning in de thuissituatie. • Opbrengstgericht werken is een verantwoordelijkheid van het hele team. Als het door het hele team wordt gedragen en gedeeld en als daarbij het belang van leren in elke groep wordt erkend, dan vormt de teamverantwoordelijkheid een stimulerende factor. • Een open sfeer waarin collega’s elkaar om advies kunnen vragen en in elkaars groep kunnen kijken heeft een opbouwende werking. 72 Knelpunten • Bewust werken in hele kleine groepen heeft voordelen maar kan ook betekenen dat je als leraar zoveel ziet dat je je af gaat vragen in hoeverre je je ‘ergens mee moet bemoeien’. Tips • Geef voldoende ruimte voor samenspel en eigen inbreng. Kinderen kunnen spelend leren en verwerken dat wat ze gedurende de dag leren tijdens spel. • Kijk op andere scholen hoe zij opbrengstgericht werken vormgeven. • Concentreer je op wat goed gaat, geef elkaar complimenten en deel de successen. 73 74 Basisschool Op Dreef, Zeist Interview met Jean Lamaison (directeur) en Marike Spiekstra (leraar groep 1) Achtergrond Op Dreef is een multiculturele basisschool in Zeist. Een groot deel van de leerlingpopulatie heeft een niet-Nederlandse achtergrond en heeft een leerlinggewicht. De school telt in totaal 16 nationaliteiten en ruim 30 verschillende culturele achtergronden. De afgelopen jaren is de school flink gegroeid; er zitten daardoor verhoudingsgewijs veel kinderen in de kleutergroepen. Bovendien verhuizen veel kinderen na een aantal jaar naar een andere wijk. Dit is tevens een reden dat er minder kinderen in de bovenbouwgroepen zitten dan in de onderbouw. De school heeft een gecombineerde inpandige peuterspeelzaal en voorschool. Zowel op de peuterspeelzaal als in de basisschool wordt gewerkt met Piramide. Vormgeving opbrengstgericht werken groep 1/2 Op Dreef werkt in de groepen 1 en 2 met groepsplannen. In deze groepsplannen worden kinderen geclusterd naar niveau; de resultaten van de Citotoetsen (Taal en Rekenen voor Kleuters) worden daarbij als basis genomen. Op basis van de resultaten van de toetsen bekijken de leraren en ib-er ook welke kinderen tutoring gaan krijgen. De school stelt voor alle leerlingen ambitieuze streefdoelen; het streven is dat leerlingen tussen begin groep 1 en eind groep 2 minimaal 1 niveau en optimaal 2 niveaus omhoog zijn gegaan. Deze doelen worden helaas niet altijd gehaald. De gebrekkige woordenschat van kinderen speelt hierin een rol. Verder maakt de overgang van de oude naar de nieuwe Citotoetsen het lastig om de ontwikkeling van kinderen nauwkeurig te monitoren. Observaties spelen ook een belangrijke rol in de onderbouw. De school hecht veel waarde aan de attitudeontwikkeling van kinderen en daarvoor is het belangrijk voldoende te observeren. De observaties kunnen nog beter worden vastgelegd en benut, vertelt Lamaison. De school denkt erover om hiervoor het kleuterobservatiesysteem Bosos te gaan gebruiken. Opbrengstgericht werken in de groepen 1-2 verschilt niet wezenlijk van opbrengstgericht werken in de midden- en bovenbouw. In alle bouwen wordt gewerkt met groepsplannen en wordt een onderscheid gemaakt in instructiegroepen. Het idee van opbrengstgericht werken past ook in de 75 kleutergroepen, zegt Lamaison. “Bij opbrengstgericht werken gaat het om volgen, niet om afrekenen.” Dat idee kun je zowel in de onder- als bovenbouw toepassen. De methode Piramide helpt om doelgericht naar kinderen te kijken. Lamaison noemt de groepsgrootte als voorwaarde om opbrengstgericht te werken; wanneer de groep te groot is (meer dan 28 kinderen), wordt opbrengstgericht werken lastig. Verder is het prettig dat kinderen gefaseerd instromen (in plaats van groepjes kinderen per periode). Zo kunnen leraren beter afstemmen op de behoefte van het kind. De school heeft wat kleine aanpassingen gedaan om opbrengstgericht werken werkbaar te maken in de kleutergroepen. Zo worden kleuters niet in groepjes, maar individueel getoetst. Het verdelen van de aandacht tussen kinderen is een uitdaging (bij opbrengstgericht werken) in de kleutergroepen, zegt Marike. Vooral omdat er redelijk veel kinderen met gedragsproblematiek op school zitten. Wanneer er incidenten zijn met kinderen in de klas, is er soms minder tijd en aandacht beschikbaar voor het reguliere programma. De hoofdlijnen voor opbrengstgericht werken in de onderbouw staan op papier. Maar er valt nog winst te behalen, onder meer in het gebruik van data. Lamaison schat dat nu slechts 15% van de mogelijkheden om data te gebruiken worden benut. Om opbrengstgericht werken en het datagebruik te versterken is de school gestart met een tweejarige training van de Universiteit Twente (Focus III) waarin het gehele schoolteam leert om gegevens uit het eigen leerlingvolgsysteem volledig en correct te analyseren en interpreteren. Binnen dit traject is veel aandacht voor het werken aan de woordenschatontwikkeling. Leraarvaardigheden Welke kennis en vaardigheden heb je als leraar nodig om opbrengstgericht te kunnen werken? Als leraar is het belangrijk dat je door dingen heen kunt kijken en je niet alleen maar focust op wat een kind niet kan, zegt Marike. Je moet juist talenten opsporen en volhardend zijn. En ook aandacht hebben voor de niet-cognitieve behoeften, want pas als die vervuld zijn, kunnen kinderen tot leren komen, aldus Marike. Lamaison voegt toe: “Als leraar moet je niet handelingsverlegen zijn, je moet kunnen zien welke leerlingen het wel en niet gaan redden en daar je aanpak op aanpassen.” Ook noemt Lamaison dat zijn leraren ook kunnen en durven af te wijken van de methode die ze gebruiken. Ook dat is een belangrijke vaardigheid. Rol schoolleider Lamaison ziet het als zijn taak om ervoor te waken en te faciliteren dat de onderbouw aansluiting vindt bij de midden- en bovenbouw. Dat doet hij 76 bijvoorbeeld door overleg te faciliteren en de scholingsbehoefte van het team te peilen. Zo heeft hij het initiatief genomen om te starten met het eerder genoemde Focustraject, dat zich richt op een beter en uitgebreider gebruik van gegevens uit het leerlingvolgsysteem. Succesfactoren • De beschikbaarheid van een tutor, die extra aandacht kan besteden aan kinderen die (dreigen te) uitvallen; • Kritische leraren die van de methode kunnen afwijken wanneer dit baat heeft; • Overleg tussen leraren in de onderbouw en overleg tussen de peuterspeelzaal en de onderbouwleraren. Knelpunten • De overgang van oude naar nieuwe Citotoetsen voor kleuters maakt het lastig de ontwikkeling van leerlingen nauwkeurig vast te leggen, gezien het verschil in normeringen; • Attitudeontwikkeling van kinderen wordt belangrijk gevonden. Het is een voorwaarde om tot cognitief leren te komen. Het zou goed zijn de verschillend aspecten van attitude in kaart te kunnen brengen. Daarvoor is nog geen passend instrument gevonden; • Opbrengstgericht werken vraagt om goede vaardigheden in het gebruik van data. Nu wordt nog maar naar schatting 15% van alle data gebruikt. Alle leraren moeten geschoold worden in de uitgebreidere mogelijkheden van datagebruik; • Om optimaal van data gebruik te kunnen maken is het wenselijk dat alle leraren beschikken over een laptop of ipad; dit bevordert het onderzoekend leren van leraren. 77 78 Basisschool De Rietgors, Oosterhout Interview met Tiny van Dommelen (intern begeleider en leraar groep 1/2) en Inez Adamczak (leraar groep 1/2) Achtergrond De Rietgors is een kleine school met circa 130 leerlingen in Oosterhout. De meeste leerlingen van basisschool de Rietgors komen uit Oosterhout en het merendeel van de leerlingen (97%) heeft geen leerlinggewicht. De school heeft een voorschool, waar kinderen van 2,5 tot 4 jaar minimaal één, maximaal twee dagdelen in de week komen. De meeste leerlingen die op de voorschool zitten stromen door naar de basisschool. Het grote voordeel van de integratie van de voorschool met de basisschool is dat de ontwikkeling van de kinderen vanaf een vroeg stadium gevolgd kan worden. Aanpak opbrengstgericht werken De leraren van groep 1/2 hebben een jaarplanning gemaakt met thema’s. Daarin hebben ze per leerjaar de kerndoelen en tussendoelen uitgewerkt. Deze doelen worden geformuleerd op basis van de kerndoelen van de methoden, de ontwikkelingslijnen en de Citotoetsen. De jaarplanning wordt als leidraad gebruikt bij de uitwerking van de groepsplannen. Bij de combinatiegroep 1/2 wordt per jaargroep per vakgebied een groepsplan opgesteld voor een periode. Per periode wordt er per vakgebied een doel gesteld. Dit verschilt van de werkwijze in de hogere groepen waar per vakgebied gewerkt wordt met een groepsplan waar beide groepen van de combinatiegroep in verwerkt zijn. Vier keer per jaar worden nieuwe groepsplannen gemaakt. De doelen in de groepsplannen zijn SMART geformuleerd en vormen het uitgangspunt. Nadat de doelen geformuleerd zijn, wordt in het groepsplan uitgewerkt hoe aan de doelen gewerkt zal worden en hoe daarbij aangesloten wordt bij de onderwijsbehoeften van de leerlingen. Leraren maken voor hun groep een pedagogisch-didactisch overzicht, waarin per leerling alle leerlingkenmerken, beschermende en belemmerende factoren worden beschreven. Daarnaast wordt aangegeven wat de leerlingen nodig hebben om goed te presteren. Op basis van de informatie in het pedagogischdidactisch overzicht worden leerlingen geclusterd naar onderwijsbehoefte. Het doel uit een groepsplan wordt gespecificeerd voor de verschillende leerlingclusters. 79 Evalueren In het groepsplan wordt ook beschreven hoe de gestelde doelen geëvalueerd worden. Evaluatie vindt plaats aan de hand van observaties, controletoetsen en Citotoetsen (in groep 2). Aan het einde van elke periode wordt geëvalueerd of de doelen zijn behaald. Dit gebeurt allereerst op leerlingniveau. De evaluatie van doelen op leerlingniveau wordt voornamelijk gedaan aan de hand van observaties en specifieke controletoetsjes. De resultaten van de Citotoetsen bieden volgens de leraren onvoldoende informatie over de specifieke leerdoelen die in het groepsplan gesteld zijn. De Citoscores worden vooral gebruikt bij de evaluatie van de resultaten op groeps- en schoolniveau. De ib-er heeft als ambitieniveau voor de resultaten op de Citotoetsen de volgende verdeling opgesteld: niveau I: 25%; niveau II: 35%; niveau III: 25%; niveau IV: 10% en niveau V: 5%. Landelijk bevat ieder niveau 20% van de scores. Het ambitieniveau moet nog met het team en de directeur besproken worden. Wanneer zij ermee instemmen zal dit ambitieniveau gebruikt worden bij de evaluaties op groeps- en schoolniveau. De uitkomsten van de evaluatie worden gebruikt bij het opstellen van de groepsplannen voor de volgende periode. Wanneer bijvoorbeeld blijkt dat een leerling een doel niet gehaald heeft, wordt in het volgende groepsplan bij de betreffende leerling opgemerkt dat er nog gewerkt moet worden aan het vorige leerdoel. Ook kan bijvoorbeeld uit de evaluatie naar voren komen dat een leerling op basis van zijn leerbehoeften beter in een ander cluster geplaatst kan worden, dit wordt dan ook in het volgende groepsplan verwerkt. De evaluatie van de leerdoelen uit het vorige groepsplan vormt een aanvulling op een volgend groepsplan. De groepsplannen voor een volgende periode bestaan namelijk voor het belangrijkste deel uit de nieuwe doelen. Op die manier stimuleren de groepsplannen om het onderwijs vooruitstrevend in te richten en niet volgend. De leraren vinden het werken met groepsplannen een verbetering ten opzichte van het werken met individuele handelingsplannen, waarmee voorheen werd gewerkt. 80 “ In plaats van dat er voor elke leerling een apart handelingsplan is, wordt nu dus in een groepsplan de verschillende aandachtspunten voor alle leerlingen uit een groep verwerkt. Een groepsplan geeft meer overzicht over wat je moet doen en waar je bij welk kind op moet letten. “ Van groepsplan naar weekplanning De onderdelen ‘hoe aan de doelen wordt gewerkt’ uit de verschillende groepsplannen worden samengebracht in een matrix, die gehanteerd wordt als weekplanning. In de matrix wordt beschreven welke groepje leerlingen welke activiteit wanneer moet doen in een week. Het werken met groepsplannen en matrixen wordt door de leraren als zeer prettig ervaren. “Het geeft rust, omdat je overzicht houdt over wat je moet doen in de klas en je weet dat alles dat je in een periode moet doen aan bod komt.” Een ander voordeel van deze gestructureerde manier van werken is dat het voor invalkrachten duidelijk is wat er op een dag moet gebeuren. Een belangrijk aandachtspunt is dat een leraar voldoende oog houdt voor de belevingsgerichte benadering. Volgens de ib-er is het voor kleuters heel belangrijk dat zij activiteiten doorleven. “Een voorwaarde voor het leren van kleuters is dat activiteiten ingebed worden in de belevingswereld van kinderen. Het is dus een voorwaarde dat leeractiviteiten ingepast worden in spelactiviteiten.” Dit is volgens de ib-er ook een belangrijk verschil ten opzichte van het leren in hogere groepen. In groepen van de midden- en bovenbouw worden hoofdzakelijk activiteiten uit de methoden gezocht en gebruikt bij het werken aan de doelen. Het kleuteronderwijs bestaat vooral uit leermomenten waarbij leraren een selectie maken uit een grote hoeveelheid materialen en activiteiten. Daarnaast worden per jaar vier projecten uit de methode Schatkist behandeld. Dit vraagt van kleuterleraren dat zij goed overzicht hebben over al het spel- en ontwikkelingsmateriaal dat beschikbaar is en dat ze creatief kunnen omgaan met de materialen. Het werken volgens het cyclische proces van doelen stellen, het onderwijsaanbod inrichten, doelen evalueren is naar de mening van de leraren van groep 1 en 2 voor alle groepen hetzelfde. Ook geldt voor alle leraren dat zij de ontwikkelingslijnen van kinderen goed moeten kennen. Het kennen van de ontwikkelingslijnen is volgens de ib-er overigens de enige vereiste voor leraren om op de beschreven manier te kunnen werken. 81 “ “ Ik denk dat elke leraar die de pabo-opleiding heeft gevolgd op deze manier moet kunnen werken. Uitdagingen • Het is een flinke klus om alle informatie over doelen en leerlijnen te verzamelen en uit de verschillende bronnen leerdoelen te halen voor de groepsplannen. • Opbrengstgericht werken vraagt veel tijd, maar het is ook een kwestie van jezelf er één keer toe zetten om alles goed op papier te krijgen. • Het gebruik van een strakke weekplanning biedt weinig ruimte voor incidenten of spontane activiteiten. Wanneer de weekplanning uit de pas loopt vraagt dit goede communicatie tussen de duopartners. Successen • Alle kinderen krijgen op deze manier het aanbod dat ze nodig hebben. • De school ziet een effect op de resultaten van de leerlingen. • Deze manier van werken geeft rust en overzicht. • Je kunt je creativiteit er goed in kwijt. • Omdat je per week steeds je tussendoelen in de matrix plant, kun je blijven inspelen op de belevingswereld van de kinderen. Dat is essentieel. 82 Basisschool ’t Palet in Den Haag Interview met Monique van der Spek (intern begeleider) en Saskia Kaptein (leraar kleuter-/schakelklas) Achtergrond In het hartje van de Schilderswijk in Den Haag staat de rooms-katholieke basisschool ‘t Palet. De school is een betrokken buurtschool en telt 621 leerlingen1 met verschillende culturele achtergronden. Er is een hoofdgebouw met twee dependances. De kleutergroepen 1 en 2 vormen een voorschool met vier peuterspeelzalen, waarvan één met twee groepen in het hoofdgebouw is gesitueerd. Zij gebruiken het VVE-programma Startblokken2. Gestructureerde en bewuste werkwijze Bij ‘t Palet wordt opbrengstgericht werken gezien als een gestructureerde en bewuste werkwijze waarmee leraren goed kunnen aansluiten bij de onderwijsbehoefte van het kind. Opbrengstgericht werken is een proces van de hele school. Op ‘t Palet is het geleidelijk ingevoerd, zodat de leraren er aan konden wennen. Zodra leraren gewend zijn aan de bestaande groepsplannen kunnen deze worden uitgebreid met nieuwe plannen. Door te werken met de SLO-doelen weten leraren wat zij met de kinderen willen bereiken. Bij de kleuters bevat de werkmap groepsplannen (variërend van zes weken tot drie maanden) met doelen voor rekenen en fonemisch bewustzijn. Leraren vertalen de plannen in activiteiten. Indien nodig worden de plannen tussentijds aangepast. Binnen de groep werken leraren met drie niveaugroepen. Goed klassenmanagement is belangrijk: overzicht houden, aandacht verdelen en aansluiten bij de onderwijsbehoefte van ieder kind. Met behulp van een logboek voor kleuters houden leraren bij wat zij aanbieden, wat hun eigen rol daarbij is, hoe de activiteiten zijn verlopen en wat dat betekent voor de planning van vervolgactiviteiten. Daarnaast geeft het ‘stand van zaken’-formulier een overzicht van doelen die bereikt zijn. Ook verkrijgt men informatie over de ontwikkeling van kleuters vanuit een combinatie van Horeb en het GOVK3, de SCOL en de Citotoetsen (Taal voor Kleuters en Rekenen voor Kleuters). Er worden analyses gemaakt op individueel, groeps- en schoolniveau. 1 56% gewichtenleerlingen (9% met 0.3 en 47% met 1.2). 2 Startblokken en Basisontwikkeling, afgekort als Startblokken. 3 Gouds Onderwijs Volgmodel voor Kleuters. 83 “ “ We zien de opbrengsten stijgen en we krijgen bij de overgang naar groep 3 vaak van collega’s te horen dat de kinderen al zoveel weten. We doen het niet voor de inspectie maar voor de kinderen. Je voorziet in de behoefte van het kind. Onderbouwkleuring De leraar van de kleuters werkt met veel verschillende materialen, verschillende werkvormen en herhaling om te kijken of kinderen de doelen echt behaald hebben. Zo is er in december een speciale kersthoek met een kookboek voor het kerstdiner (lezen), met kerstkaarten (schrijven) en kunnen de kinderen kerstkoekjes maken (groot/klein oefenen). Leerlingen kunnen allemaal hetzelfde werkje doen, maar met een doel dat bij hun ontwikkeling past. Door het gebruik van Startblokken was er al ervaring met het cyclisch werken. Desondanks wordt opbrengstgericht werken soms als een taakverzwaring ervaren. “ “ Je moet meer registreren en je voortdurend bewust zijn van de doelen die je wilt bereiken en hoe je dat gaat aanpakken. Zelfreflectie, collegiale consultatie, bij elkaar in de klas kijken en ervaringen uitwisselen en ondersteuning vanuit het management, bijvoorbeeld door middel van nascholing, kunnen hierbij helpen. Volgens de leraar kan ook het bewust inlassen van momenten van ‘spelen zonder doel’ de druk verlichten. In een heterogene kleutergroep kunnen kinderen van net vier jaar en van al bijna zeven jaar zitten. De differentiatie kan daarmee intensiever uitpakken dan in hogere groepen waar de leeftijden dichter bij elkaar liggen en de leerstof (methode) meer houvast biedt. Bij ‘t Palet is men daardoor toegegroeid naar homogene kleutergroepen. De ervaringen in het eerste jaar zijn positief. Opbrengstgericht werken staat in de kleutergroepen op ‘t Palet niet tegenover spelen, maar gaat daarmee samen. Kleuters ontwikkelen zich als geheel; de motorische en sociaal-emotionele ontwikkeling staan niet los van de cognitieve ontwikkeling. Opbrengstgericht werken gaat vooral over het bewust worden van het handelen en over het opbouwen van leraarvaardigheden. Succesfactoren • Het werkt goed als iemand het opbrengstgericht werken aanstuurt, bijvoorbeeld de intern begeleider. Zijn de plannen ingevuld? Wat staat er in? 84 Zijn er nog vragen? Is er één lijn door de hele school? Is er een open sfeer en structuur? Vervolgens is opbrengstgericht werken ook een gespreksonderwerp tussen de intern begeleider en de directie. • Geleidelijke invoering van opbrengstgericht werken is van belang. Zo kunnen leraren wennen en er een nieuw groepsplan bij nemen als de bestaande plannen ‘eigen’ zijn gemaakt. • Een open sfeer, waarin collega’s iets aan elkaar kunnen vragen is eveneens erg belangrijk. Zo is er ruimte voor collegiale consultatie, intervisie, klassenbezoeken en ondersteuning vanuit het management. • Het bewust inlassen van spelmomenten zonder doel helpt om de druk te verlichten. • Voor leraren is het belangrijk dat zij: - bewust kunnen observeren en handelen of dit kunnen leren; - de leerlijnen goed in hun hoofd hebben; - een proactieve houding hebben; - een stap vooruit kunnen denken; - doelen kunnen vertalen naar activiteiten. Knelpunten • De afstemming met de voorschoolse educatie (voorscholen) is bij deze school nog niet rond maar wordt wel belangrijk geacht. • Grote heterogene kleutergroepen (waardoor de differentiatie intensief is en veel van de leraar vraagt) maken opbrengstgericht werken soms lastig. Deze school heeft dit opgelost door homogene kleutergroepen te vormen. Tips • Opbrengstgericht werken valt of staat met de leraar, daar moet je dus veel in investeren. In de opleiding zou men aandacht kunnen besteden aan de gebruikte termen en uiteraard aan het doel en de functie van opbrengstgericht werken. Het groepsplan fungeert als middel. • Laat leraren/studenten kijken op verschillende scholen en naar verschillende groepsplannen, ‘kies wat bij je past’. • Leraren moeten gemotiveerd blijven, compenseer extra werk met vrije dagen of meer salaris en zorg voor bijscholing. • Probeer opbrengstgericht werken meer met spelen te verenigen, het staat niet lijnrecht tegenover elkaar. 85 86 Violenschool, Hilversum Interview met Lidy Peters (intern begeleider groep 1 t/m 4) en Anne-Marie Bakker (leraar groep 1/2) De Violenschool in Hilversum is een relatief grote school met vier groepen 1/2 en twee of drie groepen van de groepen 3 tot en met 8. De school heeft minder dan 10% gewichtenleerlingen. In groep 1 en 2 wordt OntwikkelingsGericht Onderwijs (OGO) gegeven en in groep 3 t/m 8 wordt gewerkt volgens het circuitmodel. Vier jaar geleden is HandelingsGericht Werken (Pameijer) ingevoerd in combinatie met de 1-Zorgroute (Clijssen). Van thema naar dagplanning Op basis van de SLO-doelen heeft het team de afgelopen jaren gewerkt aan het vastleggen van de leerlijnen met tussendoelen en einddoelen. Groep 3 t/m 8 werken met week- en dagplanningen. Voor de kleutergroepen bepalen de leraren aan het eind van ieder schooljaar aan welke thema’s er in het volgend jaar gewerkt zal worden. In een zelfontwikkelde matrix wordt per thema aangegeven aan welke kerndoelen en tussendoelen gewerkt zal worden. Vervolgens worden de doelen vertaald naar een thema-activiteitenplan. De activiteiten worden ingepland in de digitale HOREBplanning. In het thema ‘Sint en Kerst’ leren kinderen bijvoorbeeld het woord ‘optuigen’. Ook in spelletjes en woordwebben komt dit woord weer voor. Als spel tuigen kinderen dan een kerstboom op. De leraar geeft aan dat zowel plannen, zelfdiscipline als flexibiliteit belangrijke vaardigheden zijn om dit onderwijs goed vorm te kunnen geven bij kleuters. Er kunnen immers dingen gebeuren die ervoor zorgen dat je moet schuiven in je planning. De groepsplannen zijn ‘levende documenten’. Tijdens de periode waarvoor zij bestemd zijn, kan een leraar de doelen aanpassen als deze bereikt zijn. Handelingsgericht werken Handelingsgericht werken was een belangrijke omschakeling in het denken van alle leraren. In groep 1 en 2 lag de nadruk van oudsher op het volgen van de leerling, afstemmen op wat de leerling op dit moment kan. Nu ligt de nadruk op de zone van de naaste ontwikkeling. De afwachtende houding heeft plaatst gemaakt voor pro-actief kijken en handelen. Het is dan ook erg belangrijk dat leraren goed kunnen observeren. Ze moeten kunnen zien wat normale kleuterontwikkeling is en wanneer ze zich zorgen moeten gaan maken. De intern begeleider vindt het dan ook jammer dat op de huidige pabo weinig aandacht is voor de ontwikkeling van het jonge kind. Op basis van observaties 87 en toetsgegevens worden leerlingen geplaatst in de basisgroep of in een ‘weer’ (herhaalde instructie) of ‘meer’ (verdieping) groep. Op basis van observaties en opbrengsten wisselen deze groepjes tijdens de planperiode. Al in groep 1 wordt gedifferentieerd gewerkt, op basis van peuterspeelzaalgegevens, de taalsituatie thuis, de eerste CPS woordenschattoets voor alle 4-jarigen en de observaties van de leraar. Weerleerlingen krijgen per week een of meer verlengde of intensief verlengde instructies. Ook kiest de leraar er sinds kort voor om deze leerlingen tijdens activiteiten te laten samenwerken met sterkere leerlingen. De leraar bespreekt dit met de leerling zodat zij ook zelf leermomenten kunnen opzoeken. Meerleerlingen lopen vooruit en krijgen verrijkende en/of verdiepende activiteiten aangeboden. In het leerlingvolgsysteem (de digitale Horeb) wordt, zeker voor de meer- en weerleerlingen, maar vaak ook voor de andere leerlingen, genoteerd of de geplande activiteiten het gewenste resultaat hebben en wat de leerlingen kunnen. Toetsen Voordat de toetsen uit het Cito LVS worden afgenomen, bepaalt de school een doel voor het groepsgemiddelde en voor de meer- en weerleerlingen. Na de toets volgt een evaluatie waarin op basis van vaardigheidsgroei, een analyse op itemniveau en observaties van de leraar wordt bekeken of de doelen van de groep en van de meer- en weerleerlingen zijn behaald. Vervolgens worden nieuwe doelen opgesteld. Omgaan met weerstand Bij de invoering van HGW/1-Zorgroute bestond er weerstand, vooral tegen het periodiek (drie maal per jaar) maken van groepsoverzichten en groepsplannen. Leraren hadden het wel in hun hoofd. De school koos voor een rustig implementatiepad met veel geduld, kartrekkers en begrip voor de weerstand. Inmiddels vindt (bijna) iedereen het een prettige manier van werken omdat, zoals een kleuterleraar eens formuleerde: “ik veel meer zicht heb gekregen op mijn zorgleerlingen”. De kleuterleraar geeft tijdens het interview aan dat de schema’s haar houvast bieden. De doelen die halfjaarlijks worden gesteld aan de vaardigheidsscores van de groepen en het behaalde resultaat komen op een datamuur in de koffiekamer. Deze datamuur was een initiatief van de intern begeleiders op school. Hij werd abrupt geïntroduceerd en ondervond veel weerstand. Het team heeft overlegd hoe de muur aangepast zou kunnen worden zodat men er wel tevreden over zou zijn. Bovendien is het belangrijkste punt van weerstand (‘Het gaat niet alleen om cijferopbrengsten.’) opgepakt door het opstellen van een interne nieuwsbrief 88 over OGW. Hierin komen leuke voorbeelden van opbrengstgericht werken aan bod, vooral voorbeelden die niet direct betrekking hebben op toetsresultaten. Zo heeft een leraar van de kleuters, in het kader van het informeren van ouders, bij haar deur thema- en klassenberichten in een transparante ansichtkaartenmap opgehangen. Dit kunnen tekeningen zijn, of plaatjes van begrippen die de leerlingen leren, maar ook de letter die ze aan het oefenen zijn. De overdracht van leerlingen aan het eind van het schooljaar vindt voor de zomervakantie plaats via het HGW groepsoverzicht. Naar aanleiding van dit groepsoverzicht kan de nieuwe leraar het nieuwe groepsplan maken zodat er vanaf dag één volgens dat groepsplan gedifferentieerd gewerkt wordt. Na de eerste drie weken van het schooljaar vindt nog een mondelinge overdracht plaats: de nieuwe leraar kan naar aanleiding van de eerste observaties vragen stellen aan de vorige leraar. Knelpunten • Weerstand tegen het opstellen van periodieke plannen. De oplossing van de Violenschool was: geduld, rustig implementeren, leerkachten mee laten denken en kartrekkers zoeken. • Weerstand tegen normen en openbaarheid van resultaat. Hier heeft de school ervoor gekozen om leraren voor een voldongen feit te plaatsen en hen vervolgens mee te laten denken over uitvoering. • Waar leren leraren wat ze nodig hebben? Op de pabo is weinig aandacht voor jonge kinderen. Sommigen hebben de benodigde vaardigheden gelukkig van nature. Succesfactoren • Nieuwsbrief waarin successen gedeeld worden. • Leraren die kunnen plannen, de zelfdiscipline hebben om hun planning te volgen en flexibel omgaan met verstoringen. • Observeren. Kunnen zitten en kijken naar je kleuters. • Leraren die gemotiveerd zijn voor opbrengstgericht werken. • Klosser: ontwikkelingsfasen en zone van naaste ontwikkeling in beeld hebben. • Kunnen zien wat normale kleuterontwikkeling is en wanneer je je ‘zorgen’ moet gaan maken. • Geen afwachtende houding aannemen, maar kijken en handelen. 89 90 Marcusschool, Utrecht Interview met Edith Mulder (leraar groep 1/2) en Bernadet Dankaart (intern begeleider groep 1/2) Achtergrond De Marcusschool is een rooms-katholieke basisschool gevestigd in de Utrechtse wijk Overvecht. Momenteel is de school tijdelijk op twee verschillende locaties (onder- en bovenbouw apart) gevestigd. Het huidige gebouw is gesloopt en er wordt nu gewerkt aan een nieuw schoolgebouw dat rond januari 2014 klaar zal zijn. Op de Marcusschool wordt in de groepen 1/2 gewerkt met het leerlingvolgsysteem KIJK! en de Citotoetsen. De afgelopen 2 jaar is door de gehele school SISO ingevoerd (Structureel Individueel Samenwerkingsonderwijs). SISO is een vorm van vernieuwingsonderwijs die zorgt voor een balans tussen een optimaal pedagogisch en didactisch klimaat. Dit moet echter nog wel geborgd en verder verankerd worden. Start met opbrengstgericht werken Naar aanleiding van deelname aan de pilot startgroepen is de Marcusschool dit schooljaar gestart met het opbrengstgericht werken (OGW). Om dit traject goed op te zetten hebben de school en Cumulus (de welzijnsorganisatie) een extern bureau ingehuurd om de leraren en de pedagogisch medewerkers hierbij te begeleiden. Tot nu toe zijn er twee bijeenkomsten geweest. De eerste bijeenkomst was gezamenlijk met de voorschool, maar daaruit bleek dat de doelstellingen en het startniveau te veel uiteen liggen. Daarom is besloten dat de leraren, afzonderlijk van de pedagogische medewerkers, met een eigen cursusleider een passend traject volgen. De Marcusschool werkt met handelingsplannen. Er zijn verschillende soorten handelingsplannen in omloop. Er zijn handelingsplannen per groep, per groepje leerlingen of per leerling. Aan het begin van het schooljaar wordt er voor de groepen 1/2 een jaarplanning gemaakt waarin de thema’s worden opgenomen uit de methode ‘Ik en Ko’. De rekenmethode ‘WIG’ laten ze daarbij aansluiten. Voor elk thema wordt door de taalondersteuners een themaplanning gemaakt voor een periode van 3 à 4 weken. De groepsleraren vullen in deze themaplanning verder aan hoe er per week in de klas gewerkt gaat worden. Je ziet dan per dag hoe de week wordt ingevuld en welke kinderen extra aandacht krijgen. 91 Op dit moment zijn de leraren bezig met het integreren van de SLO doelen in de jaar/weekplanning. Het verschil tussen OGW en handelingsgericht werken is (nog) niet duidelijk voor de leraren. Hierdoor is het lastig om duidelijk te krijgen wat er van hen verwacht wordt binnen OGW. De school ervaart dit als een zoektocht: een proces waarin iedere keer een stukje ontdekt wordt. Volgen van de ontwikkeling Het volgen van de ontwikkeling van de kinderen gebeurt aan de hand van KIJK! (groep 1/2), ZIEN (groep 3 t/m 8) en de Citotoetsen. In groep 1 wordt aan het eind van het schooljaar de taaltoets van Cito afgenomen. Midden groep 2 wordt zowel de taaltoets als de rekentoets van Cito afgenomen. Omdat de Citotoetsen zo taalgericht zijn, vinden de leraren de persoonlijke evaluaties uit KIJK! zinvoller. KIJK! geeft meer handvatten voor het kijken naar de totale ontwikkeling van de leerling. De leraar en de Ib-er ervaren dat de manier van werken in groep 1 en 2 anders is dan in groep 3. Het onderwijs in de kleutergroepen richt zich op de gehele ontwikkeling van de leerlingen. Er is niet alleen aandacht voor het cognitieve, maar ook voor het sociaal en emotioneel welbevinden van het kind. Daarnaast is er veel aandacht voor differentiatie. In groep 3 (en hoger) wordt de aandacht meer verschoven naar de cognitieve vaardigheden van een kind. Men kijkt daar anders naar de sociaal-emotionele ontwikkeling. Er is zeker oog voor differentiatie. Methoden die gehanteerd worden geven dit ook aan en vanuit SISO wordt je als leraar gestuurd om leerlingen adequaat te helpen. Het doel is dat de zelfstandigheid van de leerlingen gehandhaafd blijft. Hierdoor is er sprake van een doorgaande lijn die zeker geborgd en bijgeschaafd dient te worden, waar nodig door middel van scholing. Vereiste kennis en vaardigheden Het traject is eerst ingezet bij groep 1 en 2 en het is de bedoeling dat dit later wordt uitgebreid naar groep 3 t/m 8. De Ib-er van groep 3 t/m 8 neemt ook deel aan de nascholingbijeenkomsten. Ook zijn er op directieniveau bijeenkomsten om OGW in te bedden in het onderwijs. Van de leraren vergt OGW dat ze kennis hebben van de einddoelen, de SLO-doelen en de beoogde methoden. Ze moeten weten waar de leerling zit op de ontwikkelingslijn, welke informatie ze kunnen gebruiken uit de beschikbare data en hoe de doelen over het hele jaar vastgelegd moeten worden. De rol van de Ib-er is weten wat er beweegt bij het team. Zij moet duidelijkheid bieden over de einddoelen en ondersteuning bieden aan het team gedurende dit proces. De verwachting is dat OGW inzichtelijk maakt op welke punten de leerling is gegroeid en dat het in beeld brengt of een leerling hoog of laag scoort. 92 Knelpunten • Het is veel werk met weinig overlegmomenten, namelijk zes per jaar. Zo’n traject met plannen en afstemmen met SLO-doelen vraagt meer tijd. • Het team vindt het moeilijk om de plannen goed ingevuld te krijgen. Hiervoor is inzicht nodig wat er precies gevraagd wordt en hoe je dit op papier krijgt. Er is behoefte aan concrete voorbeelden. Succes • Je hebt meer zicht op elkaars werk, maar er zit nog veel verschil in aanpak en er is nog niet veel uitwisseling. • De school ziet op dit moment nog niet veel succes, maar hoopt hier op de volgende bijeenkomst meer over te leren. Het is een vormend proces. Tips • Eerst kijken wat je als school al doet en wat hierin past. • Gebruik anderen als klankbord om je meer bewust te worden van wat je zelf al toepast. • Het is belangrijk dat de directie het traject positief benadert en draagvlak creëert voor OGW, zodat iedereen het nut van OGW inziet. • Als je organisatie nog niet op orde is, geen doorgaande lijn en geen eenduidig systeem heeft, dan eerst dat aanpakken. • Aan alle betrokkenen duidelijk maken wat het verschil is tussen OGW en HGW. • Stap voor stap aanpakken en het traject als geheel oppakken zodat je er als school beter van wordt. 93 94 SAMENVATTEND antwoord op de onderzoeksvragen Hieronder geven we beknopt antwoord op de onderzoeksvragen. In deel 2 (Factsheet) staan de knelpunten en succesfactoren die we hebben gevonden meer uitgebreid en systematisch beschreven. Werken basisscholen opbrengstgericht in de kleutergroepen? Ja. Via ons netwerk en een aantal zoekopdrachten vonden wij voldoende scholen die heel bewust opbrengstgericht werken in de onderbouw. Eén van deze scholen heeft zojuist het predicaat ‘excellent’ ontvangen. Bij de meeste scholen is opbrengstgericht werken in de onderbouw geen aparte ontwikkeling, maar maakt het deel uit van de implementatie van opbrengstgericht werken binnen de gehele school. Het zijn veelal scholen die gedreven zijn om hun onderwijsproces te verbeteren. Zij doen dit dan in de hele school, ook in de onderbouw. De scholen variëren in de mate en de manier waarop ze opbrengstgericht werken hebben ingevoerd. We geven hier in het huidige onderzoek geen kwalitatief oordeel over. Welke ‘onderbouwkleuring’ gebruiken scholen? Veel scholen geven zelf aan dat de praktijk in de onderbouw niet wezenlijk afwijkt van de praktijk in de bovenbouw. Er zijn natuurlijk wel accentverschillen. • Omdat kleuters veel leren tijdens spel, moeten leraren in staat zijn om hier zoveel mogelijk passende leermomenten in te zien en te verstoppen. • In de bovenbouw worden leraren meer geleid door de methodes en in de onderbouw moeten leraren de leerlijnen, het einddoel en de tussendoelen zelf goed in beeld brengen. • Leerlingen in de onderbouw kunnen minder goed zelf hun leerdoelen in de gaten houden. De leraar heeft hier een grotere rol. • De praktische uitwerking van groepsplannen is in de onderbouw meestal net iets anders dan in de bovenbouw. Vaak worden er in de onderbouw kortere groeps- of themaplanningen gemaakt dan in de bovenbouw. Aan de andere kant werken leraren in de bovenbouw vaak met een dagplanning en leraren in de onderbouw met een langere weekplanning. Ze zijn zo meer flexibel om in te spelen op het moment. 95 Is er verschil tussen scholen met veel en weinig doelgroepleerlingen? De scholen die hebben deelgenomen aan het onderzoek hadden diverse schoolpopulaties. Het lijkt niet af te hangen van de leerlingpopulatie in hoeverre scholen opbrengstgericht werken. Op alle scholen kan opbrengstgericht werken er voor zorgen dat leraren hun leerlingen optimaal uitdagen. Voor scholen is de aanwezigheid van doelgroepkinderen dan ook geen overweging voor het al dan niet invoeren van opbrengstgericht werken. Wel horen we dat scholen die al gebruik maakten van een VVE-programma daar vaak houvast aan hebben. Scholen met weinig doelgroepleerlingen zullen niet vaak een VVE-programma gebruiken maar kunnen door OGW toch goed tegemoet komen aan de verschillende behoeften van leerlingen. Welke factoren in het leraarhandelen bepalen of het gebruik van opbrengstgerichte principes in de kleuterklassen succesvol is? Volgens de scholen in het onderzoek moeten leraren in eerste instantie bereid zijn om te leren, om de nieuwe werkwijze uit te proberen, te ervaren en ervan te leren. Verder moet een leraar in staat zijn om planmatig te werken en tegelijkertijd flexibel genoeg zijn om de planning te veranderen als de omstandigheden daarom vragen. Bovendien moeten leraren de praktische vaardigheden beheersen of ontwikkelen die horen bij opbrengstgericht werken: gegevens duiden, SMART doelen stellen en deze doelen vertalen naar de dagelijkse praktijk. In de onderbouw is het ook heel belangrijk dat de leraar goede kennis heeft van de ontwikkeling van kleuters en van de leerlijnen. Leraren moeten weten wat kinderen leren op de peuterspeelzaal en in groep 3. Daarnaast moeten leraren goed kunnen observeren. Observaties zijn een belangrijke bron van informatie voor het vaststellen en bijstellen van het onderwijsaanbod. Dit geldt overigens niet alleen voor leraren in de onderbouw. Ook in de bovenbouw moet een leraar kunnen zien of zijn uitleg is ‘aangekomen’. Welke uitdagingen ervaren leraren als zij opbrengstgericht gaan werken? Hoe pakken zij deze uitdagingen aan? • Een nieuwe manier van werken levert vaak weerstand op en dat is bij opbrengstgericht werken niet anders. Veel schoolleiders gunnen hun leraren tijd om aan de nieuwe manier te wennen. Toch is het een vaststaand gegeven dat er op de nieuwe manier gewerkt zal moeten gaan worden. Door een open gesprek te voeren over de visie op onderwijs en onderwijsverbetering, door te benadrukken hoe de nieuwe werkwijze aansluit op de huidige praktijk binnen de klas en door leraren actief te betrekken bij de invoering van 96 opbrengstgericht werken, buigen schoolleiders de weerstand om tot een kracht. • De scholen constateren dat met het vertrek van de klossers uit het onderwijs ook veel kennis over de ontwikkelingslijnen van kleuters verloren gaat. Ze proberen dit op te vangen door nieuwe leraren door deze klossers te laten inwerken of door de leerlijnen nog voor het vertrek van de klosser zoveel mogelijk op papier te zetten. • Opbrengstgericht werken en de registraties die daarbij horen, kosten tijd. De meeste tijd gaat zitten in het aanleren van een nieuwe werkwijze. Scholen spreiden dit door voor een lang invoeringstraject te kiezen. Ook de uitvoering van opbrengstgericht werken kost tijd. Leraren, vooral in de onderbouw, moeten op papier gaan registreren en dat kost tijd. Dit vereist dat leraren kort en krachtig formuleren en dat ze prioriteiten stellen. Op veel scholen hebben leraren het in de koffiekamer over handigheidjes of foefjes bij het registreren. Ze leren zo van elkaar efficiënt opbrengstgericht werken. Samen zorgen ze ervoor dat de standaard registratie-instrumenten meer eigen worden, worden aangepast aan hun eigen visie en situatie. • Leraren zijn soms niet sterk in het gebruik van data. Van oudsher was dit het domein van de intern begeleider, maar deze verantwoordelijkheid verschuift richting de leraren. Omdat bepaalde analyses slechts één- of tweemaal per jaar worden uitgevoerd, duurt het even voordat leraren zich dat voldoende eigen hebben gemaakt. 97 98 Factsheet opbrengstgericht werken bij kleuters DEEL 2 INHOUDSOPGAVE: Mindmap 101 Proloog: De weerstanden versus Het werkt! 102 Tips voor directie: Start 105 Tips voor directie: Doorloop 108 Het grondwerk 109 OGW-vaardigheden van de leraren 110 Onderbouwkleuring 113 Bijlage – gespreksleidraden 115 Gespreksleidraad leraren en/of onderbouwcoördinator 115 Gespreksleidraad intern begeleider en/of directeur 117 99 100 MINDMAP Deze mindmap brengt in beeld hoe de onderlinge relatie van de genoemde thema's zijn. Het is nu goed overdraagbaar Registreren geeft rust Maak het spel zo rijk mogelijk en sluit aan bij de gestelde doelen De leraar heeft goede kennis van ontwikkelingslijnen We sloten al aan bij hun sprongen, dat doen we nu nog beter onderbouwd Laat kleuters toch lekker spelen! De doelen geven houvast Leg verantwoordelijkheden laag Ik hoef dat niet op te schrijven, ik heb het al in mijn hoofd Kleuters ontwikkelen zich te sprongsgewijs We kijken naar veel meer dan taal en rekenen Botte bijl Focus houden Creëer een open cultuur Durf Flexibel zijn Stapsgewijs Er komt te veel nadruk op taal en rekenen Weerstand versus ‘Het werkt!’ ‘In plaats van’ en niet ‘erbij’ Planmatig werken Vaardigheden van de leraar Kennis van ontwikkeling van kleuters Start Opbrengstgericht werken met kleuters Directie en IB moeten belang uitdragen Tips voor directie Doorloop Grondwerk Vier successen Observeren Bepaal wat kinderen moeten kennen en kunnen Onderbouwkleuring Abstract denken Geef leraren tijd Houd het gesprek gaande Leerlingen houden zelf hun doel minder in de gaten Bepaal hoe opbrengstgericht werken vorm moet krijgen Gegevens duiden Doelen vertalen naar de dagelijkse praktijk Geen verschil Minder sturend / eisend Spel staat centraal SMART doelen stellen 101 Houd de realiteit in zicht PROLOOG: DE WEERSTANDEN VERSUS HET WERKT! We noemen kort de meest genoemde weerstanden en geven per weerstand een of meer citaten die aangeven hoe scholen en leraren hiermee omgaan. Laat kleuters toch lekker spelen! “Ik maak het spel zo rijk mogelijk. Als we werken met het thema 'kerst' zorg ik bijvoorbeeld dat kinderen in alle spelhoeken worden uitgedaagd om bepaalde woorden te gebruiken. Ook heb ik vaak een winkel in de klas waar kinderen kunnen spelen met hun getalbegrip.” “We zien de opbrengsten stijgen en we krijgen bij de overgang naar groep 3 vaak van collega’s te horen dat de kinderen al zoveel weten. We doen het niet voor de inspectie maar voor de kinderen. Je voorziet in de behoefte van het kind.” Wanneer kinderen een knutselwerkje maken en stroken knippen kun je daarin makkelijk rekenbegrippen (korter, langer, even lang etc.) verwerken. Kleuters ontwikkelen zich te sprongsgewijs om gebruik te kunnen maken van opbrengstgericht werken. “Leraren moeten veel kennis hebben van de ontwikkeling van kleuters, wat dat betreft ben ik gezegend met twee klossers. Met die kennis kunnen ze hun observaties duiden. Ze weten dan wanneer iets nog normale kleuterontwikkeling is en wanneer ze actie moeten gaan ondernemen.” “Eigenlijk deden we, zeker bij de kleuters, al veel opbrengstgericht. We kijken heel goed welke kinderen bepaalde stof oppakken of niet en bedenken wat de volgende stap in hun ontwikkeling is. Daar zoeken we dan passend aanbod bij. Daar kunnen ze in de hogere groepen van leren.” 102 “Ik hoef dat allemaal niet op te schrijven, dat kost me te veel tijd. Ik heb het wel in mijn hoofd.” “Nu we er eenmaal goed mee bezig zijn, geeft het me veel rust.” “Ik heb nu echt het gevoel dat ik de touwtjes in handen houd.” “Doordat we als leraren dezelfde weekplanning en manier van registreren gebruiken, is het gemakkelijk overdraagbaar bij ziekte of als leerlingen naar groep 3 gaan.” “Werken met een groepsplan werpt zijn vruchten af, want het biedt een handvat om je onderwijs vorm te geven.” “De overdracht van groep 2 naar groep 3 gaat steeds beter en wordt steeds beter gedocumenteerd. Voor de leraren van groep 3 is het prettig dat de specifieke onderwijsbehoefte van kinderen al eerder is gesignaleerd. Dat deze behoefte pas in groep 3 wordt ontdekt komt nu veel minder voor. Er zijn veel minder aha-momenten." Te veel nadruk op taal en rekenen past niet bij kleuters “We werken volgens de onderwijsvisie van het Ontwikkelingsgericht Onderwijs (OGO). Dit betekent dat we streven naar een optimale en brede ontwikkeling van kinderen. Het gaat niet alleen om het verwerven van kennis en vaardigheden, maar ook om de vorming van kinderen tot burgers van de samenleving. Bij het opstellen van de groesplannen leggen we de leerlijnen voor lezen, schrijven, mondelinge vaardigheid en rekenen naast de brede ontwikkelingsdoelen en basiskenmerken van kinderen. Vanuit de doelencirkel van OGO wordt steeds de verbinding gelegd tussen specifieke kennis en vaardigheden en de brede bedoelingen van OGO. Dit was een grote zoektocht, maar uiteindelijk lukt het bij de kleutergroepen het beste om verschillende (specifieke en brede) doelen in de groepsplannen te integreren. Dit komt doordat juist spelactiviteiten zich goed lenen om leeractiviteiten als lezen, schrijven en rekenen te integreren waardoor deze leeractiviteiten betekenisvol en contextrijk worden.” “De groepsplannen in de onderbouw zijn inhoudelijk breder dan in de bovenbouw. Naast beginnende geletterdheid en ontluikende gecijferdheid is er plaats voor constructieve, beeldende, en onderzoeksactiviteiten en gesprekvaardigheden. De hele ontwikkeling van kinderen komt zo aan bod.” 103 “ “ Als jij vandaag in mijn klas zou komen te staan, vind je in deze map alles wat je nodig hebt. Hier staat mijn weekplanning, dus je weet bijvoorbeeld dat we vandaag de letter K oefenen in de kleine kring. De aandachtsleerlingen staan op het aandachtsblad. Kijk maar, hier is de lijst. Als je die erbij legt, weet je welke leerlingen wat extra hulp nodig hebben, die zijn nog niet afgetekend. Merk je dat een leerling het nu wel beheerst, dan zet je er een sterretje achter. Zo wordt de ‘kleine kring’ steeds kleiner. De leerlingen die de letter al beheersen, kunnen hem dan bijvoorbeeld gaan knippen, kleien of plaatjes uitknippen die met de K beginnen. 104 TIPS VOOR DIRECTIE: START Creëer een open cultuur Op de succesvolle scholen wordt veel gesproken over het verbeteren van onderwijs, over opbrengsten en over de praktijk van opbrengstgericht werken. “We zijn het hier allemaal over eens dat we het beste onderwijs willen geven. We hebben het er veel over hoe dat het beste kan en daar gebruiken we verschillende bronnen van informatie bij. ” “Mijn motto is: je hoeft niet ziek te zijn om beter te worden.” “Om openheid en een professionele cultuur te realiseren binnen je school moet je als leidinggevende je eigen kwetsbaarheid durven tonen. Laat zien dat je zelf ook wilt leren en dat fouten maken nodig is om te leren. Daarnaast moet je vertrouwen uitstralen naar je team en opbouwende feedback geven.” “We wisselen ook veel foefjes uit, handigheidjes om snel en goed te registreren.” Voer veranderingen stapsgewijs in Realiseer je dat je niet in één dag een nieuwe werkwijze kunt invoeren. Dit moet groeien. “Ik zou andere scholen aanraden om bijvoorbeeld met een vakgebied te beginnen. Kijk eerst eens hoe je ervoor staat en breidt het dan langzaam uit.” “Het is ook een kwestie van geduld hebben. Het kost tijd om een bepaalde manier van werken eigen te maken. De invoering van opbrengstgericht werken is daarom een meerjarig traject.” Zorg dat directie en intern begeleider het belang uitdragen Leraren veranderen makkelijker mee als ze zien dat de directie en intern begeleider geloven in de nieuwe werkwijze. “Ons bestuur heeft het impuls gegeven aan ontwikkelingsgericht werken. Alle directeuren en intern begeleiders van de scholen van het schoolbestuur hebben een opleiding ontwikkelingsgericht werken gevolgd waarin ze geleerd hebben de Cito-resultaten te analyseren, te interpreteren en te benutten voor verdere uitwerking van het onderwijs. Door middel van studiedagen worden de leraren door de directeur en de intern begeleider geschoold in het ontwikkelingsgericht werken. Zo druppelt het ontwikkelingsgericht werken de organisatie in.” 105 In een van de scholen heeft de directeur het gehele aanbod in de kleutergroepen en de besteding van de leertijd kritisch bekeken. Ook is bewust gekeken naar de materialen in de kleutergroepen en in hoeverre deze het opbrengstgericht werken kunnen stimuleren. “In het bewust aanbieden zit het verschil” aldus de directeur. Hanteer indien nodig de botte bijl Sommige veranderingen moeten. Het kan helpen om ook leraren daarvan op de hoogte te stellen en samen te bedenken hoe deze verandering voor de school het beste resultaat kan opleveren. “Soms helpt het om mensen voor een voldongen feit te stellen. We moesten met een datamuur gaan werken, dus hebben we er een in de koffiekamer gezet. Dat bracht nogal wat teweeg, en in het team hebben we het ding vervolgens zo aangepast dat het past bij onze visie op onderwijs en bij de manier waarop wij met resultaten willen omgaan.” ‘In plaats van’ niet ‘erbij’ Zorg dat opbrengstgericht werken niet bovenop het andere komt, maar deel wordt van de normale werkwijze. “Leraren hadden het gevoel dat dit er allemaal nog bij kwam. Ik bleef maar zeggen dat het in plaats van andere dingen komt. Nu zien ze dat dat inderdaad zo is.” “Van belang is dat leraren zich eerst bewust zijn van de dingen die ze goed doen en waarom dat goed is. Want wat ze nu doen is niet verkeerd, ze moeten het zien als van nu naar beter.” Verantwoordelijkheden laag leggen Op de succesvolle scholen zijn leraren zelf verantwoordelijk voor duidelijk afgebakende taken. “Leraren zijn bij ons verantwoordelijk voor een vakgebied dat hun aan het hart ligt. Een of twee keer per jaar verzamelen ze evaluaties en opbrengsten bij de andere leraren en leiden de themavergadering waarin we de PDCA-cyclus van dat vakgebied bespreken. Dit zorgt ervoor dat ze betrokken zijn en dat 106 wij als directie niet meer hoeven te zeuren om resultaten. Iedereen wordt nu nieuwsgierig.” “Je moet niet te veel sturen, dan worden de mensen achterin de bus misselijk. Of je moet zoveel mogelijk mensen voor in de bus krijgen.” Op een van de scholen was opbrengstgericht werken in de groepen 3-8 al gemeengoed. In de onderbouw wilde de school ook opbrengstgericht werken, maar men kwam er al snel achter dat de manier van werken van de bovenbouw niet paste in de onderbouw. De leraren en intern begeleider zijn samen gaan kijken hoe opbrengstgericht werken een plek kon krijgen in de onderbouw. Er is gekozen om te gaan werken met kortere groepsplannen. De leraar vertelt: “Kinderen in de onderbouw ontwikkelen zich snel en dan is een groepsplan voor een half jaar een te lange periode.” Daarom wordt nu vanuit Piramide per thema een groepsplan gemaakt van vier weken. Ook vonden de leraren het belangrijk dat de hele ontwikkeling van kinderen aan bod komt. In het groepsplan worden daarom ook constructieve, beeldende en onderzoeksactiviteiten opgenomen. De manier waarop nu wordt gewerkt bevalt. Dat het team de aanpak samen heeft ontwikkelt heeft ook geholpen om draagvlak te creëren voor opbrengstgericht werken in het onderbouwteam. 107 TIPS VOOR DIRECTIE: DOORLOOp Vier successen “We proberen elkaar te versterken op school, dan is het belangrijk dat je ook kijkt naar wat goed gaat en elkaar complimenten geeft.” “We hebben een interne nieuwsbrief waar we leuke voorbeelden van opbrengstgericht werken inzetten, en dan vooral de niet-cijfermatige voorbeelden. Zo heeft een leraar een ding naast haar deur gehangen waar je normaal postkaarten of foto’s in kunt doen. Zij stopt er gedurende het thema dingen in waar ze in de klas mee bezig is. Zo weten ouders waar hun kind op school mee bezig is.” Geef leraren tijd “Iedere leraar is elke twee weken een ochtend vrij gepland. De ene keer overleg ik met de intern begeleider over opbrengsten van mijn kleuters, de andere keer heb ik tijd voor achterstallige registratie, het opstellen van de weekplanningen of van een nieuwe themaplanning.” “Leraren hebben een gigantische berg werk. Lessen geven, lessen voorbereiden, vergaderingen, oudergesprekken. Ze hebben eigenlijk geen tijd om zich zelfstandig te verdiepen in het ontwikkelingsgericht werken. Daarom benutten we vergaderingen en studiedagen hiervoor. We maken hier werkbijeenkomsten van waarin de leraren in groepjes aan de slag gaan met de verwerking van resultaten en het uitwerken van groepsplannen.” Houd het gesprek gaande “Om het gesprek over onze manier van werken gaande te houden maken we onder andere gebruik van lijsten met leraarvaardigheden. Aan de hand van deze lijsten scoren leraren zichzelf. De ingevulde lijsten worden onder andere gebruikt bij functionerings- en beoordelingsgesprekken.” Houd de realiteit in zicht “Het is een uitdaging om onze aanpak telkens te verbeteren, want het kan altijd beter. Dit is soms ook frustrerend omdat je er nooit bent.” 108 HET GRONDWERK Bepaal samen wat je verstaat onder opbrengstgericht werken en hoe dat op school vorm moet krijgen. Zorg dat het past bij de visie en leerlingpopulatie. “We hebben met een begeleider van de pabo bekeken wat er precies verstaan wordt onder de begrippen handelingsgericht, ontwikkelingsgericht en opbrengstgericht werken. Met de begeleider van de pabo is een model ontwikkeld waarbij opbrengstgericht werken is ingepast in het ontwikkelingsgericht werken, zoals de school dat al langere tijd deed.” “We hebben samen gaandeweg een manier bedacht die werkt.” “Bij opbrengstgericht werken gaat het om volgen van kinderen, niet om afrekenen.” Bepaal samen wat de kinderen op een bepaald moment moeten kennen en kunnen. Dat is een goede basis om tussendoelen op te stellen. “Wij hebben een matrix opgesteld met de SLO-doelen. Ieder jaar bepalen we aan het eind van het jaar welke thema’s uit het OGO we volgend jaar zullen gebruiken en welke doelen we per thema aan de orde willen laten komen. Op basis daarvan kunnen we dan weekplanningen maken. Natuurlijk verschuift er wel eens iets in de planningen, maar het is fijn om deze basis te hebben. In de matrix geven we per leerling aan welke doelen hij/zij behaald heeft.” “Je moet weten wat aan bod moet komen in de groepen 1 en 2 en hoe dit aansluit op hetgeen dat kinderen straks gaan leren in de groepen 3 t/m 8.” 109 OGW-vaardigheden van de leraren Durf “Het is een flinke klus om alle informatie over doelen en leerlijnen te verzamelen en uit de verschillende bronnen leerdoelen te halen voor groepsplannen. Dit vraagt veel tijd, maar het is een kwestie van jezelf er één keer toe zetten om alles goed op papier te krijgen. Dat kun je dan gebruiken als basis voor volgende groepsplannen.” “Kritisch naar je eigen onderwijs durven kijken is belangrijk. Als leraar moet je je ook persoonlijk verantwoordelijk kunnen voelen voor de prestaties van je groep. Je moet eerst naar je eigen onderwijs kunnen kijken voordat je met externe verklaringen komt voor de achterblijvende prestaties van een groep.” Observeren “Je moet als leraar kunnen zien: ‘Wat voor kinderen heb ik voor mijn neus? Wat hebben ze nodig?’ En dit moet je vervolgens kunnen vertalen naar een groepsplan met heldere doelen” “Opbrengstgericht werken vraagt van leraren dat ze goed kunnen observeren en hun observaties goed kunnen beschrijven. Bij ons op school gebruiken leraren het kwaliteitssysteem HOREB om goed te kijken naar kinderen.” “Onze dagelijkse observaties houden we bij in een logboek. Daarnaast observeren we aan de hand van zelfontworpen observatielijsten en het OntwikkelingsVolgmodel van Memelink.” De resultaten van observaties van dagelijkse activiteiten in de kleine kring worden genoteerd in een logboek. Wanneer later een vergelijkbare opdracht wordt uitgevoerd, pakt de leraar het logboek er weer bij. De tutor kan dan preteaching bieden aan kinderen die minder goed meekwamen tijdens een activiteit. Kennis van ontwikkelingspsychologie “Opbrengstgericht werken is alleen mogelijk als je kennis hebt van de ontwikkelingspsychologie van kinderen.” “Er werkt hier nog een klosser in de onderbouw. Het is ongelofelijk om te zien hoe zij iedere keer precies het juiste werkje voor een leerling uit de kast pakt.” 110 Abstract denken “Veel leraren hebben moeite met het abstracte denkniveau dat gevraagd wordt bij ontwikkelingsgericht werken. Gesprekken verzanden vaak snel in het bespreken van individuele leerlingen of van concrete activiteiten of handelingen. Om leraren meer bewust te maken van grote lijnen en ze mee te nemen naar een meer abstract niveau van denken start ik mijn presentaties op studiedagen vanuit de onderwijsvisie van de school, het schoolplan, de kernwaarden en daal van daaruit af naar het onderwerp van de bijeenkomst. De intern begeleider prikkelt leraren door het stellen van vragen tijdens groepsbesprekingen om op een meer abstract niveau na te denken.” Gegevens duiden “De stappen ‘check’ en ‘act’ van de cyclus, dus het controleren of doelen zijn behaald aan de hand van de resultaten en dit vertalen in nieuwe acties, blijven lastige onderdelen. Hier begeleiden we de leraren nog bij.” “ParnasSys moet van administratieve last een onderwijskundige lust worden.” SMART-doelen stellen “Het was in het begin heel moeilijk voor leraren om doelen SMART op te stellen. Inmiddels gaat het beter.” Doelen vertalen naar dagelijkse praktijk “Wat ik nu het moeilijkst vind, is om de doelen die we met elkaar stellen, te vertalen naar de dagelijkse praktijk in mijn klas.” “Het was een hele uitdaging om een aanbod samen te stellen waarin alle doelen aan bod komen en dat bestaat uit leuke en betekenisvolle activiteiten die aansluiten bij de belevingswereld van kinderen. Gelukkig gaat dit me steeds makkelijker af.” “De leraren moeten hun kennis van de methoden en materialen kunnen combineren met de leerbehoefte van de kinderen: ‘Wat wil ik ze leren en wat kan ik daarbij inzetten?’ Dat vereist een soort kritische blik.” Planmatig werken en focus houden “Goed observeren en registreren kost veel tijd. Dit vraagt van leraren dat zij prioriteiten kunnen stellen.” “De planning geeft mij houvast, maar dan moet ik wel de zelfdiscipline hebben om hem te volgen. Ik moet het niet vergeten.” Flexibel zijn “Bij kleuters lopen dingen vaak anders dan verwacht. Daarom maken wij een weekplanning en in de hogere groepen een dagplanning. Zo heb je ruimte om in te springen op wat er gebeurt.” 111 “Wanneer een activiteit anders loopt dan gepland, of als een kind tijdens een activiteit een ander idee oppert en je besluit daar op in te spelen, is het belangrijk dat je nog steeds doelgericht ondersteunt. Je moet het kind altijd verder proberen te trekken, het constant prikkelen om naar een hoger level te komen.” 112 Onderbouwkleuring Een belangrijke onderzoeksvraag was om te kijken welke onderbouwkleuring scholen aanbrengen om opbrengstgericht werken geschikt te maken voor de kleuterbouw. Veel scholen geven aan dat bij de kleuters niet echt anders gewerkt wordt dan in hogere groepen. Wel noemen ze enkele accentverschillen. Geen verschil “Het is een gezamenlijk proces in de school. De kleutergroepen hebben daarbij geen uitzonderingspositie.” “Je moet vooral goed observeren of iets aankomt bij een leerling. Ook leraren in de hogere groepen moeten tijdens een uitleg kunnen zien welke leerlingen het nog niet snappen.” “De manier van werken in groep 1 en 2 verschilt weinig ten opzichte van de manier van werken in andere groepen. Een verschil is wel dat leraren uit groep 1-2 meer gewend zijn aan het observeren van leerlingen. Leraren uit hogere groepen hebben meer instrumenten om te meten of doelen behaald zijn.” “Het werken volgens het cyclische proces van doelen stellen, het onderwijsaanbod inrichten, doelen evalueren is voor alle groepen hetzelfde.” Spel staat centraal “Wij maken rijk spel, lokken leermomenten uit en grijpen ze aan.” “Veel vaardigheden kun je spelenderwijs aanleren. Als kinderen bijvoorbeeld in de kledinghoek spelen kun je het spel sturen en bijvoorbeeld oefenen met betalen of prijskaartjes maken.” Minder sturend en eisend “In de hogere groepen zijn de vakken en methoden meer sturend.” “De kleuters geven wij vooral veel aanbod, maar we zijn minder eisend dan in de hogere groepen.” Leerlingen houden zelf hun doel minder in de gaten “In de hogere groepen horen leerlingen bij ons wat hun resultaten zijn en wat dus de dingen zijn waar ze zich de komende periode op kunnen richten. Bij de kleuters kan dat niet en moet de leraar het voor alle leerlingen beter in zicht houden.” 113 Andere planningsperioden “Een kleuter kan in twee weken een enorme sprong maken. En bij kleuters kijk je nóg gerichter: ‘welke letters kent hij niet?’, in plaats van: ‘valt uit op spelling’.” “Het groepsplan voor groep 1 en 2 bestrijkt een kortere periode. Kinderen in de onderbouw ontwikkelen zich snel en dan is een half jaar een lange periode. Daarom maken we per thema een groepsplan van vier á vijf weken. Dat sluit ook goed aan op het thematisch werken.” 114 gespreksleidraden BIJLAGE Gespreksleidraad leraren en/of onderbouwcoördinator Interviewer, we beschrijven hier enkele gespreksonderwerpen. Omdat de praktijk op scholen erg verschillend zal zijn, houden we een open blik. Vraag door om zo specifiek mogelijk te horen hoe er op school en in de kleutergroepen opbrengstgericht gewerkt wordt en wat het concrete gedrag van de betreffende leraar is en wat de succesfactoren daarbij zijn. 1. Hoe geeft u opbrengstgericht werken vorm binnen uw groep? • Welke doelen stelt u? En hoe zijn die opgesteld? Interviewer, vraag na of er doelen op leerling- en groepsniveau zijn. • Hoe werkt u aan die doelen? Interviewer, vraag indien nodig door op: groepsplannen en handelingsplannen scoreoverzichten differentiatie • Is het proces cyclisch? Werken jullie met controleerbare doelen die vervolgens worden bijgesteld? • Welke observatie- en toetsgegevens gebruikt u hierbij? • Wordt er een VVE-programma gebruikt (zo ja, welk programma)? • In welke mate vindt u dat u opbrengstgericht werkt? 2. Welke onderbouwkleuring voegen jullie op school toe om opbrengstgericht werken geschikt te maken voor de kleutergroepen? Hoe heeft u die vertaalslag gemaakt? Wat is het verschil tussen jullie werkwijze in de onderbouw en in de midden- en bovenbouw? Hoe ziet u dit in het algemeen: (hoe) moet opbrengstgericht werken anders zijn bij kleuters? • Hoe gaat u bij het OGW om met het spelelement dat in de onderbouw een grote rol speelt? Bent u zich ook tijdens spelmomenten bewust van mogelijke en gewenste opbrengsten? • Hoe gaat u bij OGW om met de grote verschillen tussen kleuters en de sprongsgewijze ontwikkeling die zij doormaken? 115 3. Met betrekking tot de overgang van de kleutergroepen naar groep 3 en de overgang vanaf de voorschool: • Wordt in de overgang overlegd over opbrengsten? Op leerlingniveau of ook op groepsniveau? En op welke wijze heeft dit effect op de werkwijze in de onderbouw? • Is er een doorgaande lijn in het gebruik van observatie- en toetsgegevens? Worden gegevens overgedragen van de kleutergroepen naar groep 3-8 en worden ontwikkelingslijnen doorgetrokken? 4. Hoe bevalt jullie manier van opbrengstgericht werken? Zien jullie resultaat? Wat is er moeilijk aan om opbrengstgericht te werken? (knelpunten) Hoe ga je om met die moeilijkheden? 5. Wat moet je als leraar kennen en kunnen om opbrengstgericht te werken op de manier zoals jullie dat doen? Hoe heeft u dit geleerd? (Interviewer, denk aan de pabo, nascholing (bijvoorbeeld VVE programma), coaching on the job, beleid van de school, intervisie en wat dies meer zij). Zouden anderen dit ook moeten en kunnen leren? Waarom? Hoe zouden anderen deze werkwijze het beste kunnen leren? Komt u nog kennis en/of vaardigheden tekort? Hoe zou u dit willen leren? 6. Wat zijn uitdagingen die u in algemene zin ziet ten aanzien van opbrengstgericht werken in de kleutergroepen en wat zou hier een mogelijke aanpak voor kunnen zijn? 7. Interviewer: beschrijf een of twee knelpunten van andere leraren en vraag hoe deze leraar daarmee omgaat. 116 Gespreksleidraad intern begeleider en/of directeur Interviewer, we beschrijven hier enkele gespreksonderwerpen. Omdat de praktijk op scholen erg verschillend zal zijn, houden we een open blik. Vraag door om zo concreet mogelijk te horen hoe er op organisatieniveau voor gezorgd wordt dat er in de kleutergroepen opbrengstgericht gewerkt wordt. 1. Alleen als aanvulling nodig is op het gesprek met de leraar: Wat is de opbrengstbewuste werkwijze in de kleutergroep? • Welke doelen stellen jullie? En hoe zijn die opgesteld? Interviewer, vraag na of er doelen op leerling- en groepsniveau zijn. • Hoe werken de leraren aan die doelen? Interviewer, vraag indien nodig door op: groepsplannen en handelingsplannen scoreoverzichten differentiatie • Is het proces cyclisch? (controleerbare doelen die worden bijgesteld) • Welke observatie- en toetsgegevens gebruiken jullie hierbij? 2. Sinds wanneer wordt er opbrengstgericht gewerkt in groep 1 en 2? Wat was de aanleiding? Wie heeft daarbij het voortouw genomen? Hoe stelden de leraren zich op? Wat heeft de doorslag gegeven? Welke voorbereidingen zijn getroffen of hoe is het invoeringstraject verlopen? 3. Welke onderbouwkleuring voegen jullie op school toe om opbrengstgericht werken geschikt te maken voor de kleutergroepen? Hoe ziet u dit in het algemeen: (hoe) moet opbrengstgericht werken anders zijn bij kleuters? 4. Hoe is jullie werkwijze ontstaan? Stuurt de directie hierop aan? Op welke manier? Wat is uw rol bij OGW in de onderbouw (geweest en nu)? Hoe heeft u zicht op het proces van OGW op de werkvloer? Ziet u verschillen tussen leraren in OGW en waar schrijft u die aan toe? Bekijkt de directie en/of Ib-er de toetsresultaten op groeps- en schoolniveau? En op welke wijze heeft dit effect op de werkwijze in de onderbouw? 5. Hoe bevalt jullie manier van OGW in de onderbouw? Zien jullie resultaat van de werkwijze? Wat is er moeilijk aan om zo te werken? (knelpunten) Hoe gaan jullie om met die moeilijkheden? Zouden andere scholen ook zo moeten werken? Waarom? 6. Wat moeten leraren kennen en kunnen om opbrengstbewust te kunnen werken in de onderbouw? Wat maakt dat een leraar hier goed in is? En 117 hoe weet je of een leraar goed is in OGW in de onderbouw? Op welke wijze worden leraren van groep 1 en 2 ondersteund bij OGW? 7. Wat zijn uitdagingen die u in algemene zin ziet ten aanzien van opbrengstgericht of –bewust werken in de kleutergroepen en wat zou hier een mogelijke aanpak voor kunnen zijn? 8. Interviewer: beschrijf een of twee knelpunten van andere scholen en vraag hoe deze school daarmee omgaat. 118 School aan Zet Lange Voorhout 20 | 2514 EE Den Haag Postbus 556 | 2501 CN Den Haag www.schoolaanzet.nl