alle-Kenmerkende-Aspecten-met-korte-uitleg

advertisement
Alle
Kenmerkende Aspecten
Met een korte uitleg
1
TIJDVAK 1:
Tijd van jagers en boeren, prehistorie - tot 3000 v.c.
1. De levenswijze van jagers-verzamelaars
Mensen leefden van de jacht, visvangst en verzamelen van noten, vruchten, wortels etc. Ze leefden
een nomadisch bestaan: geen vaste woonplaats, en leefden in kleine groepen. Groot verschil in rol
man-vrouw.
2. Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenleving
Rond 7000 v.Chr. werd in het Midden-Oosten (Syrië: Uruk) de eerste landbouw ingevoerd. Ze leefden
niet meer van alles wat ze spontaan in de natuur aantroffen maar gingen aan veeteelt en akkerbouw
doen. Mensen kenden een vaste woonplaats en leefden in grotere groepen waardoor er een sociale
gelaagdheid (arm/rijk) ontstond. Omdat de vrouwen ook op het land (=vlak bij de woning !) konden
werken, werd het verschil in de rol man-vrouw kleiner. Deze levenswijze word ook wel de Neolithische
Revolutie genoemd.
3. Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
Dorpen groeiden aaneen en werden steden, groepen vestigden zich in ommuurde nederzettingen.
Landbouw bracht zo’n grote opbrengst dan men zich ging bezighouden met handel en nijverheid.
Door die handel/nijverheid en om de irrigatie/systeem van dijken en kanalen te regelen was er
wetgeving nodig. Hierdoor ontstond het schrift (rond 3300 v.Chr.). Mesopetamië was een van de
eerste steden waar urbanisatie begon. Ook ontstond er een hiërarchie met één leider, een
administratie, leger, machtige priesters, invloedrijke handelaars: een sociale piramide.
2
TIJDVAK 2:
Tijd van Grieken en Romeinen, oudheid - van 3000 v.Chr. tot 500 n.c.
4. De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek
in de Griekse stadstaat
Griekenland bestond uit onafhankelijke stadstaten. Er ontwikkelden zich verschillende soorten
bestuur, zoals monarchie, aristocratie en vanaf de 6e eeuw vC in Athene de democratie. Het woord
politiek is afgeleid van het woord polis (stadstaat). Ze ontwikkelden nieuwe gedachten over de
deelname van de burger binnen de staat en bestuur: deze mocht meedenken en meebeslissen.
Grieken waren nieuwsgierig en wouden zelf kritisch nadenken om tot nieuwe waarheden te komen:
wetenschappelijk denken over o.a. politiek, natuur en filosofie.
5. De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa
verspreidde
De stadstaat Rome groeide dankzij oorlog en diplomatie uit tot een rijk dat het gehele genied rond de
Midellandse Zee (‘Mare Nostrum’) in bezit had. Later kwam West-Europa daar bij. In deze gebieden
raakte de Grieks-Romeinse cultuur zodanig verspreidt dat het een blijvende invloed had. Onder de
keizer veranderde het hele rijk in een agrarisch-urbane maatschappij. Landbouw had de boventoon,
maar de handelssteden waren erg belangrijk. De Romeinen vonden de Griekse cultuur net zo goed
als hun eigen en namen deze cultuur over. Er ontstond een rijk waarin de bovenlaag Grieks-Romeins
was en het burgerrecht werd verleend aan de lokale elites. Er ontstond Romanisatie (zie ook KA nr 6)
6. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
In de westerse cultuur is het voorbeeld van de Grieken en Romeinen eeuwenlang nagevolgd, en dit
noemen we daarom ‘klassiek’. De Griekse vormentaal werd vooral bepaald door de tempels met
zuilen, het realisme in de lichaamsvormen. De Romanisatie werd bepaald door hun aquaducten en
theaters, boogconstructies, tempels en badhuizen, en het realisme in de portretten.
7. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van
Noordwest-Europa
De veroveringen van de Romeinen gingen haperen toen ze de Rijn wilden oversteken. De
Germaanse volken ten oosten van de Rijn wisten de Romeinen enkele keren te verslaan. Uiteindelijk
maakten de Romeinen van de Rijn een natuurlijke grens (de ‘Limes’) die ze lieten verdedigen door
bevriende Germaanse volken (in ons gebied o.a. door Kaninefaten en Bataven). Dit leidde soms tot
opstanden (o.a. Julius Civilis, 69 nChr.). Dit mengsel van ‘bevriend-vijand’ tussen Romeinen en
Germanen zorgde enerzijds vanaf de 3e eeuw voor het langzaam uiteenvallen van het WestRomeinse rijk, maar het zorgde er ook voor Germanen steeds Romeinser werden (Romanisatie).
Sommige Germaanse legerleiders maakten carrière binnen het Romeinse leger en schopten het tot
keizer (o.a. Germanicus en Odoacer, de laatste West-Romeinse keizer).
Na de definitieve instorting van het West-Romeinse Rijk (476, door Germaanse invallen en Romeins
slecht bestuur) gingen sommige gebieden door met vooral Grieks-Romeinse invloeden, sommige
meer met Germaanse tradities.
8. De ontwikkeling van het Jodendom en het Christendom als de eerste monotheïstische
godsdiensten
De Joden onderscheidde zich van de andere geloven, omdat ze maar in één god geloofden:
monotheïsme. Onder Joden ontstond vanaf 30 het Christendom. Verschil: Christenen wilden hun
geloof verspreiden, de joden niet. Zij werden vervolgd omdat ze de keizer niet als god wilden vereren.
De Romeinen vonden het prima als ze dit naast hun eigen goden zouden doen. De Romeinen waren
erg tolerant . De Christene wilden echter alleen hun eigen god vereren en beloofde beter leven na de
dood. Tot de vierde eeuw werd het christendom gezien als een bedreiging. Constantijn hief in 312
het verbod op het christendom op en in 392 werd het staatsgodsdienst.
3
TIJDVAK 3:
Tijd van monniken en ridders, vroege middeleeuwen van 500 n.Chr. tot 1000 n.c.
9. Het ontstaan en de verspreiding van de islam
Mohammed stichtte de derde monotheïstische godsdienst, de islam. Mohammed kreeg een
openbaring van Allah, en schreef dit op in de Koran: hierdoor werden moslims aangespoord om de
islam te verspreiden en kennis te verzamelen. Mohammed moest in 622 vluchten uit Mekka. Hier
begint de islamitische jaartelling. Onder de opvolgers van Mohammed werd de islam zeer snel
uitgebreid tot een rijk van India t/m Spanje. Dit lukte door hun goede organisatie, tolerantie en
verdeeldheid onder de vijanden. Er ontstond een bloeiende Islamitisch-Arabische cultuur die in de
Middeleeuwen verder was dan de Christelijke wereld.
10. De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een
zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid
Nadat het Romeinse Rijk was gevallen, verdween de organisatie en veiligheid → verdween de handel
→ verdwenen de steden → verdween de welvaart. Men ging over op de zelfvoorzienende landbouw
(autarkie). Er was nauwelijks ambacht en handel en iedereen produceerde wat hij zelf nodig had. De
landbouwgrond was meestal in bezit van grootgrondbezitters, die hun eigendom organiseerden in
landgoederen of domeinen (hoven). Hier ontwikkelde het hofstelsel zich: boeren waren in horigheid
gebonden aan hun grond, in ruil voor het bewerken van het land van de heer gaf hij hun bescherming.
11. Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
Bestuur vanuit een centraal punt was niet meer mogelijk, de vorst werd afhankelijk van de trouw van
allerlei lokale machthebbers. Hier werd het feodale stelsel ontwikkeld. Karel de Grote had in 800 zo’n
groot rijk veroverd dat hij dit niet alleen kon besturen, en daarbij was hij afhankelijk van de steun van
zijn generaals. Karel werd leenheer, de generaals ‘leenden’ een provincie en werden leenmannen. .
Karel leende grond uit aan een hertog en kreeg daar trouw voor terug. Wanneer de leenman stierf
ging de grond weer terug naar de koning. Dit verwaterde en uiteindelijk verloor het feodale stelsel zijn
kracht doordat leenmannen eigen baas werden en het door erfenissen/oorlogjes versnipperde.
12. De verspreiding van het christendom in geheel Europa
Het Romeinse Rijk was een christelijk rijk geworden, maar het werd overspoeld door Germanen,
waardoor het Rijk viel. Het christendom werd hierdoor ook in verdediging gedrongen. Er kwam en
‘deal’ tussen de Christenen en de nieuwe leiders. De elite was vaak nog Christelijk en de nieuwe
vorsten (Clovis) gebruikten de goede organisatie van het Christendom graag om hun nieuw-veroverde
gebied te besturen, de Christenen gebruikten de nieuwe vorsten graag vanwege hun bescherming.
Door de stichting van kloosters en de missionarissen die zich eerst op de stamhoofden richtte werd
het geloof snel verspreidt.
4
TIJDVAK 4:
Tijd van steden en staten, late middeleeuwen van 1000 tot 1500.
13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarischurbane samenleving
Door nieuwe technieken, uitvindingen en ontginning bracht de landbouw zo veel meer op dan vroeger,
dat er weer ruimte ontstond voor handel en ambacht. Oude steden herleefden en nieuwe steden
werden gesticht. Mensen gingen zich specialiseren en er kwamen ambachten en gilden. In de 12 e
eeuw gingen koningen zich bezig houden met het stichten van steden. Handel over grote afstanden
werd steeds belangrijker, en handelaren organiseerden zich vaker in koopmansgilden en gingen
samenwerken: de Hanze – stedenbond van Duitse, Baltische en later ook in de Lage Landen en
Engelse handelssteden.
14. De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden
De handel en ambacht zorgden voor nieuwe regels, waardoor burgers en grootgrondbezitters of zij
meer rechten en vrijheid konden krijgen dan de horige boeren. Die stadsrechten kregen ze, in ruil voor
belasting. Steden wilden iets terug voor hun steun, en kregen daarom betere rechtspraak, meer
veiligheid, bouwden een stadsmuur en de handel werd bevorderd. De steden krijgen langzamerhand
hun eigen bestuur, en vaak zaten de rijke burgers (patriciërs) in dit bestuur.
15. Het begin van staatsvorming en centralisatie
Door de herleving van de steden en het ontstaan van meer rijkdom, kregen de vorsten de kans zich te
ontdoen van hun leenmannen. D.m.v. belastingen konden ze ambachtslieden en soldaten inhuren,
waardoor het land kon worden opgebouwd met vaste belastingen en wetgeving. Om de belastingen te
regelen waren goed geschoolde mensen nodig. De koning ging bij het besturen van het land steeds
meer gebruikmaken van ambtenaren i.p.v. edellieden. De adel verloor langzamerhand zijn macht. Hier
ontwikkelde zich centralisatie: het organiseren van het bestuur vanuit één punt, wat het begin was van
staatsvorming: het ontstaan van een land. De vorsten van Bourgondië hadden hier als eerste succes
mee en maakten zo in ‘de Nederlanden’ (± BeNeLux) een aantal centrale overheidsinstellingen, zoals
de Raad van State.
16. Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke
macht het primaat behoorde te hebben
De middeleeuwse mensen in Europa waren ervan overtuigd dat alle macht van God kwam. Hij had
twee plaatsvervangers aangesteld om macht uit te oefenen: de paus en de keizer. Maar wie had nu
het hoogste gezag op aarde: de Investituurstrijd. Eerst won de paus maar al snel kwam een
compromis: het Concordaat van Worms 1122. De paus de macht over de kerk, de keizer over de
wereldlijke zaken. Zo raakte de twee machten steeds meer gescheiden van elkaar.
17. De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van
kruistochten
De christenen werden van alle kanten aangevallen, maar nu Europa steeds geordender en rijker werd,
deed het soms wat terug. De Islamieten hadden nog steeds het ‘’heilige land’’ Palestina. Er werden
kruistochten georganiseerd. Paus Urbanus II had als redenen om een kruistocht te organiseren naar
Palestina: christelijke pelgrims te beschermen die op bedevaart naar Jeruzalem waren, de kans dat de
Byzantijnse kerk de paus weer zou erkennen als hoofd van de kerk, en een einde maken aan het
geweld in Europa. Redenen voor kruisvaarders om te gaan: hebzucht, avontuur, je zonden worden
vergeven, en macht. Alleen de 1e kruistocht werd een succes. Gevolgen van kruistochten: nieuwe
handels contacten, Genua, Pisa en Venetië profiteerden ervan, en superieure Arabische kennis komt
via de kruistochten in Europa terecht.
5
TIJDVAK 5:
Tijd van ontdekkers en hervormers, renaissance van 1500 tot 1600.
18. Het veranderde mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe
wetenschappelijke belangstelling
De Renaissance begon in Italiaanse steden (Florence, Venetië). De nieuwe rijke burgerij kroop onder
de macht van geestelijkheid en adel uit. Zij bewonderden de cultuur uit de Oudheid. Hierbij werd ook
de Grieks-Romeinse wetenschappelijke denkwijze opnieuw toegepast: er werd kritisch bestudeerd op
grond van eigen waarnemingen. Hierdoor ontwikkelde zich een nieuw wereldbeeld, mede dankzij de
geografische ontdekkingen (ontdekkingsreizen). De hele ontwikkeling van de renaissance zorgde ook
voor een veranderd mensbeeld. Het leven op aarde werd door de rijken en ontwikkelden steeds meer
als iets moois en waardevols gezien, mensen werden niet meer gezien als afhankelijke van God,
maar als zelfstandige wezens die zelf veel konden.
19. De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke Oudheid
In de loop van de 14e en 15e eeuw begonnen de Italianen zich steeds meer opnieuw te oriënteren op
de cultuur van de Oudheid. Romeinse geschriften werden intensief bestudeerd en kunstwerken
nagevolgd.
Erasmus ontdekte dat er fouten waren gemaakt bij het overschrijven van de Bijbel uit 400. Hij schreef
het Nieuwe Testament in 1516. Erasmus had veel kritiek op de katholieke kerk, maar hij wou niet dat
het christendom uiteen zou vallen. De kritiek groeide en Maarten Luther publiceerde in 1517 95
stellingen waarop hij het katholicisme bekritiseerde: verkoop van aflaten, rijke geestelijken etc. Luther
zorgde voor de start van de hervorming (reformatie).
20. Het begin van de Europese overzeese expansie
De ontdekkingsreizen vanaf ±1450 waren mogelijk door nieuwe uitvindingen en doordat het groeiende
Turkse Rijk de Europese handel met het Midden Oosten (specerijen) tegenhield. Vanuit Portugal is
de expansie in de 15e eeuw begonnen. Zij ontdekken een steeds groter deel van de Afrikaanse kust.
Aan het eind van de 15e eeuw bereikten ze via het zuidpunt van Afrika ook Aziatisch gebied in het
huidige India ( Vasco Da Gama).In datzelfde jaar 1492 ontdekte Columbus in opdracht van Spanje
Amerika, en daardoor werd de basis gelegd voor Europese overzeese expansie in de 16 e eeuw.
Spanjaarden en Portugezen speelden aanvankelijk de hoofdrol. Magelhaes was in 1519 de eerste die
de gehele wereld om wist te varen. Redenen: handelsroutes, rijkdom, nieuwe kennis (Aardrijkskundig,
biologisch en mensen). Rond 1600 namen Nederlandse ontdekkingsreizigers (Willem Barends en
Abel Tasman Australië, Peter Minuit die het latere New York kocht van de Indianen) en Engelsen dit
over.
21. De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg
had
Er was zoveel kritiek op de paus (hij leefde een belachelijk militair, lux en obsceen leven en deed niets
aan het christendom) dat het uit de hand liep. Luther (1517) wilde verbeteringen en toen hij dit niet
kreeg, begon hij de Reformatie: de ‘verbeterde kerk’. Hij vond dat mensen zelf de bijbel moesten
lezen en dat de paus er alleen maar misbruik van maakte en bovendien verspreidden alle geestelijken
allerlei bijgeloof (offeren aan heiligen, aflaatbrieven) om er rijker van te worden. De hernieuwde
bestudering op geschriften uit de Oudheid (zie kA 19) veroorzaakte een nieuwe belangstelling voor de
oorspronkelijke bijbel. De verering van heiligen en instanties waarvan men gebruik moest maken
(priesters) om in contact met God te komen, kwamen niet direct uit de bijbel. De macht van de
tussenpersoon tussen God en mens moest worden geschrapt en gelovigen moesten zelf in contact
komen met God. Het moest een hervorming worden, maar werd uiteindelijk een splitsing van de
christelijke kerk: het rooms-katholieke en het protestantisme. De Reformatie leidde tot een katholieke
tegenactie: de contrareformatie, er kwam kritiek op hervormers, betere opleidingen voor geestelijken
en een nieuw celibaat. Uiteindelijk kwam er grofweg een scheiding RK: zuid, midden en Oost-Europa,
-Prot. Noord-Europa + Engeland.
6
22. Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in stichting van een Nederlandse staat
1e:In de 14e en 15e eeuw werden Nederland, België en Luxemburg samen de Nederlanden, door een
proces van staatsvorming en centralisatie door de Bourgondische vorsten (zie KA 15). Vorst Filips II,
wilde de centralisatie met kracht voortzetten. Dit pikten we niet, we wilden het behoud van onze
middeleeuwse voorrechten.
2e: Het conflict wat ontstaan door de kerkhervorming koos Filips II voor de kant van de katholieken, en
de aanhangers van het protestantisme werden in zijn gebieden streng vervolgd. Margaretha mocht als
landvoogdes de Nederlanden leiden, en door Margaretha’s softe aanpak, gingen hervormers
hagenpreken opdragen aan aanhangers van de Reformatie → Beeldenstorm. →Alva’s Bl;oedraad en
harde vonnissen → opstand.
Het beleid van Filips II (1e + 2e) zorgde voor opstanden, o.l.v. Willem van Oranje, hij verzette zich
tegen centralisatie en vervolgingen.
TIJDVAK 6:
Tijd van regenten en vorsten, Gouden eeuw van 1600 tot 1700.
23. De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloeit in economische en cultureel
opzicht van de Nederlandse Republiek
Staatkundig bijzonder want: De opstand in de Nederlanden slaagde → vorst Filips II eruit, Nederland
was hierin uitzonderlijk, het was een Republiek, (bijzonder: de enige in de toenmalige wereld) en de
middeleeuwse rechten en vrijheden van edelen en steden bleven in stand. Er was gewetensvrijheid
(tolerantie). De stedelijke burgerij had de macht in handen maar wanneer er gezamenlijk dingen
moesten gebeuren kwam iedereen samen in de Staten-Generaal.
Economisch bijzonder want: NL had in de Gouden eeuw een goeie positie: Moedernegotie,VOC
Cultureel bijzonder want: De 17e eeuw werd de Gouden eeuw genoemd omdat Nederland een zeer
rijke burgercultuur had. Hierdoor waren er veel meer kunstopdrachten en veel meer onderwepen dan
de eenzijdiger en kleinere hofcultuur. Er was ook veel geld voor onderwijs en wetenschap.
24. Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie
Door de Europese expansie waren er veel handelscontacten ontstaan. Hierdoor ontstond de VOC, de
eerste NV en de eerste multinational. Doordat de zeereizen gevaarlijk en kostbaar waren gingen
kooplieden samenwerken in compagnieën, legden geld bij elkaar met een aandelen-constructie,
waardoor ze na een storm niet ineens al hun geld kwijt konden raken. Hiermee ontstond ook het
handelskapitalisme: mensen die niks met de compagnie hadden te maken, gingen hierin investeren in
de hoop een deel van de winst te ontvangen later. Bekende compagnieën zijn: de VOC (1602 – Azië)
en de WIC (1621 – Afrika/Amerika). Door al deze handelsrelaties ontstond een samenhangende
economie op wereldschaal. De driehoekshandel ontstond, en producten raakten over de hele wereld
verspreidt.
25. Het streven van vorsten naar absolute macht
Door het feodalisme en de opkomst van de steden met vrije burgerij hadden de vorsten last van
beperkingen van hun macht door adel en burgers. Doordat het proces van staatsvorming en
centralisatie er was gekomen, streefden een aantal vorsten naar absolute (onbeperkte) macht zonder
regels. Vorsten vonden dat God hun in die positie had geplaatst en dat daarom iedereen aan hen
moest gehoorzamen. Zij stonden boven de wet. Om dit in praktijk te brengen moesten ze de macht
van de adel en de voorrechten van vrije staten terugdringen. Vgl KA 15: adel ↓, macht vorst ↑.
26. De wetenschappelijke revolutie
De renaissance leidde in de vroegmoderne tijd tot een golf van nieuwe ontdekkingen, vooral in de 17e
eeuw. Nieuw was op basis van eigen waarnemingen en experimenten ontdekkingen doen, en het
doen van waarnemingen in de natuur was de basis van de nieuwe ontwikkelingen. Ook werd de
telescoop, microscoop, zwaartekracht (Newton) en slingeruurwerk ontwikkeld. Omdat oude theorieën
vaak niet klopte, leidde dit tot een nieuwe kritische houding. Het was beter om te vertrouwen op eigen
observaties en redeneringen dan op het gezag van oude theorieën. Empirisme, rationalisme.
7
TIJDVAK 7:
Tijd van pruiken en revoluties, de verlichting van 1700 tot 1800.
27. Rationeel optimisme en verlicht denken werd toegepast op alle terreinen van de
samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
Door de wetenschappelijke revolutie nam het vertrouwen in het menselijk verstand toe. Door scherp
en rationeel te redeneren kon nieuwe waarheid worden ontdekt. Door humanisme ging men kritisch
kijken naar oude teksten (15e eeuw), en in de 18e eeuw leidde dit tot groot optimisme. Men verwachtte
dat er een betere wereld zou komen als zoveel mogelijk mensen op allerlei terreinen van het leven zo
rationeel mogelijk zouden denken en handelen. Dit zou leiden tot verlicht denken: men komt tot de
juiste conclusies zonder bijgeloof en vooroordelen, is ruimdenkend en verdraagzaam. Eigen
observatie, zelf experimenteren en logisch redeneren waren hierbij belangrijk. Ze paste het verlicht
denken toe op: religie, politiek, en de economie. Het verlichte denken ontstond in Nederland en
Engeland, en werd ontzettend populair in Frankrijk.
28. Voortbestaan van het ancien regime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse
verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme)
Tegen de achtergrond van het verlichte denken over politiek was het bestaande absolutisme niet
meer toepasselijk. Het werd steeds meer gezien als een oud regeerstelsel (ancien regime), dat aan
vernieuwing toe was. Veel absolute vorsten slaagden er in tot aan het eind van de 18 e eeuw hun
macht te behouden, maar sommigen probeerden toch wel verlicht denken toe te passen in hun
regering: godsdienstige vrijheid en gelijke behandeling. Deze vorsten werden verlichte despoten
genoemd, maar alle macht lag nog wel bij de koning. Verlicht absolutisme was er dan nog niet: het
volk had geen inspraak: ‘alles voor het volk, niets door het volk’.
29. De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over
grondwetten, grondrecht en staatsburgerschap
Door de Verlichting ontstonden aan het einde van de 18e eeuw revoluties, met als doel het beëindigen
van het ancien regime en het vestigen van een staat met grondwet, burgerrechten en democratie. De
vrijheid van godsdienst werd bevestigd door het scheiden van de kerk en staat. Staatsburgerschap
werd eerst alleen toegekend aan de rijkste laag van de mannelijke burgerij.
De eerste democratische revolutie was de Amerikaanse Revolutie (1776), waardoor ze onafhankelijk
van Engeland werden. In Nederland was er de Patriottenopstand 1885. Verlichte Nederlanders
(Patriotten) grepen de macht, verjoegen de Stadhouder en begonnen aan en grondwet met gelijkheid
en democratie. Dit mislukte doordat de Pruissen Holland binnenvielen en de Patriotten moesten
vluchten. Daarna volgde de Franse revolutie (1789), veel klachten kwamen uit de 3e stand, en ze
riepen zichzelf uit tot een Nationale Vergadering (dus zonder de 1e en 2e stand !!) de burgers wilden
een nieuwe grondwet, dit was het begin van de Franse Revolutie.
De Franse Revolutie werd ‘Europees’ omdat het revolutionaire leger (o.a. o.l.v Napoleon) bijna heel
Europa veroverde en hier de wetgeving van de Verlichting doorvoerden. Ook in Nederland kwamen
de Patriotten samen met deze Fransen terug (1795, Bataafse Revolutie). Na Waterloo (1815) was de
Revolutie van Napoleon afgelopen. Door de Restauratie na 1815 kwamen veel oude machthebbers
(adel, o.a. de Oranjes) terug, maar veel Verlichte zaken bleven en na 1848 (zie KA 33) kwamen de
Verlichte Liberalen overal in Europa aan de macht (NL: Thorbecke).
30. Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de
daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme
In de 18e eeuw werd de Europese overzeese expansie verder uitgebreid. Er werden veel
plantagekoloniën gesticht: hier werd op grote schaal één product gewonnen. Veel plantages werden
geëxploiteerd met behulp van slavenarbeid. Sterke, Afrikaanse slaven werden verhandeld aan de
Europeanen en werden naar Amerika vervoerd. In de tweede helft van deze eeuw ontstond er, mede
door het verlichte denken, het abolitionisme: streven naar afschaffing van de slavernij. Dit begon in de
19e eeuw.
8
TIJDVAK 8:
Tijd van burgers en stoommachines, industrialisatie van 1800 tot 1900.
31. De industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële
samenleving
Tegelijkertijd met de politieke democratische revolutie aan het eind van de 18e eeuw speelde zich
rond 1750 in Engeland een ingrijpende economische omwenteling af. De industriële revolutie was de
overgang van een agrarisch-urbane naar een industriële samenleving, gepaard met invoering van
grootschalige productie, gebruik van onnatuurlijke grondstoffen en verstedelijking. Het begon allemaal
met de textielsector, en daarbij kwamen machines als de spinning Jenny, het waterframe en
stoommachines. In een industriële samenleving is de industriële productie het overheersende middel
van bestaan, wat er voor zorgt dat minder mensen in de landbouw werken. De meerderheid van de
bevolking woont dan ook in de steden. De industriële revolutie begon in 1750 in Engeland en vanaf
1800 ook in de rest van Europa. NL volgde pas na 1850.
32. De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme,
socialisme, confessionalisme en feminisme
Door de democratische revolutie was het volk een belangrijke factor in de politiek geworden. De vraag
was nu hoe de invloed van het volk georganiseerd moest worden, en daarover ontstonden
verschillende opvattingen:
* liberalen: vrijheid van het individu en de overheid zo min mogelijk actief.
* nationalisten: liefde voor je land, en streven naar een eigen staat. De eenheid van het volk was
belangrijker dan de rechten van het individu. Dit was tevens een van de oorzaken van WO1.
* socialisten: veel gelijkheid en democratie, de overheid zo actief mogelijk om armen te helpen.
* confessionelen: landbestuur op basis van de bijbel. Het volk georganiseerd in geloofsgemeenschappen, zoals protestanten en katholieken.
* feministen: vrouwelijke emancipatiebeweging die streef naar gelijke rechten.
Omdat al deze stromingen verschillende gedachtes hadden ontstond in de 19 e eeuw een politieke
strijdt. Rond het midden van de eeuw slaagden de liberalen erin om in een aantal landen hun idealen
te vergelijken, zoals met de grondwet van Thorbecke. Het nationalisme zorgde voor nieuwe nationale
staten in de 2e helft van de eeuw zoals Duitsland en Italië.
33. Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen
aan het politieke proces
1848 was een revolutiejaar in Europa, het volk kwam in opstand tegen de vorst wat leidde tot de
eerste grondwet (door Thorbecke): het parlement krijgt meer macht: de ministers (= landsbestuur)
moeten bij alles toestemming vragen aan de Tweede Kamer en niet meeer aan de koning. In de
tweede helft van de 19e eeuw werd het kiesrecht steeds verder uitgebreid. Hierdoor werd het aantal
mensen betrokken bij de politiek, groter. Dit maakte het moeilijker om als kiezer je keuze te maken
voor een bepaalde vertegenwoordiger. Daardoor ontstonden uit de politiek-maatschappelijke
stromingen politieke partijen. Door op de vertegenwoordiger van een partij te stemmen wist de kiezer
welke kant zijn stem op ging. Socialisten streefden naar algemeen kiesrecht, en feministen wilden
algemeen kiesrecht voor mannen én vrouwen.
34. De opkomst van emancipatiebewegingen
Doordat in de 19e eeuw het kiesrecht was beperkt voor alleen rijke mannen, gaf de burgerij de toon
aan in de samenleving, en had ‘’verlichte’’ liberale opvattingen. In de loop van de 19 e eeuw streefden
verschillende groepen in de samenleving (= verzuiling) naar gelijkheid:
* confessionelen: wouden ook dat streng gelovige opvattingen werden gerespecteerd, en niet alleen
de liberale vrijheden, en daarom eigen scholen bouwen.
* arbeiders: wilden serieus genomen worden in hun streven naar herverdeling en bezit.= socialisten
* vrouwen: wilden serieus genomen worden bij hun streven naar gelijkheid aan mannen= feministen
Het streven naar gelijke rechten wordt emancipatie genoemd, en de beweging van de confessionelen,
arbeiders en vrouwen heten daarom emancipatiebewegingen. Iedere groep organiseerde zich zo
sterk mogelijk met een eigen vereniging, pers, vakbonden etc. Zo ontstonden er zuilen: protestants,
katholiek, socialistisch en neutraal-liberaal met elk hun eigen organisaties. = verzuiling
9
35. Discussies over de sociale kwestie
Als gevolg van de industrialisatie kregen West-Europese landen te maken te maatschappelijke
problemen:
* explosieve groei van steden: woningnood, risico uitbraak besmettelijke ziektes.
* fabrieksarbeiders die te lang, gevaarlijk, ongezond en eentonig werken.
* kinderarbeid.
* slechte relaties tussen fabrikanten en arbeiders: klassenbewustzijn, politieke discussies over
tegenstellingen.
Deze problemen begonnen steeds meer op te vallen en werden een grotere bedreiging voor de
volksgezondheid en veiligheid. De burgerij ging deze problemen beschouwen als een maatschappelijk
en politiek probleem: de sociale kwestie. In de 19e eeuw gingen ook regeringen zich ermee bemoeien.
Sommigen vonden deze ingrijpen te ver gaan, over de mate van staatsinterventie warden de
meningen zeer verdeelt. De arbeidsomstandigheden verbeterden wel: sociale wetten (kinderarbeid
verboden).
36. De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie
De industriële revolutie had gevolgen voor de Europese overheersing van de buiten-Europese wereld.
Er ontstond een jacht op goedkope grondstoffen uit de kolonies. Deze kolonies werden daardoor veel
intensiever veroverd en uitgebuit (plantages, mijnen). Dit wordt modern imperialisme genoemd.
In de 2e helft van de 19e eeuw werd Afrika verdeeld tussen Europese landen, en in Azië werden
koloniën gevestigd. Kenmerkend was de inschakeling van industriële techniek die overzeese
contacten gemakkelijker maakte en totale beheersing van grotere gebieden mogelijk maakte (door
wegen, spoorlijnen, stoomschepen en telecommunicatie). Europeanen bleven niet meer in kleine
vestigingen in kustgebieden, maar veroverden ook de binnenlanden, voor macht, aanzien, en
grondstoffen en afzetgebied voor de industrie. Het nationalisme (liefde voor vaderland) speelde hierbij
een stimulerende rol.
10
TIJDVAK 9:
Tijd van de wereldoorlogen, de 20e eeuw van 1900 tot 1950.
37. Het voeren van twee wereldoorlogen
De eerste helft van de 20e eeuw kende twee grote oorlogen: WOI (1914-1918) en WOII (1939-1945).
WOI ontstond door een botsing van de grote landen in Europa. Oorzaken: nationalisme, militarisme
wapenwedloop en bondgenootschappen(Centralen: Duitsland, Turkije en Oostenrijk tegenover
Geallieerden: Frankrijk, Engeland en Amerika, die er later bij kwam. Aanleiding: moord op Frans
Ferdinand. Duitsland hoopte met het. Von Schliefenplan: door België Frankrijk binnen vallen, en dan
snel terug gaan om tegen de Russen te strijden, die er 6 weken over zouden moeten doen om zich te
mobiliseren. Dit mislukte: de Franse waren sterker en de Russen mobiliseerden sneller. De strijd
werd vooral gestreden in loopgraven wat veel slachtoffers kostte. Er ontstond Totale Oorlog: alle
bevolkingsgroepen kenden de gevolgen van de oorlog. De geallieerden wonnen, Duitsland werd in
het Verdrag van Versailles hard aangepakt.
WOII ontstond door de harde onderdrukking van Duitsland (het verdrag van Versailles) en de
militaristische, oorlogszuchtige houding van Hitler (Lebensraum , vernedering van WOI wreken, en
jodenhaat).
Duitsland veroverde een groot deel van Europa. In die gebieden ontplooiden zij een niets ontziende
rassenleer, waardoor 7 miljoen Oekraïners, 6 miljoen Polen (beiden voor ‘Lebensraum) en 6 miljoen
Joden (antisemitisme, gaskamers) systematisch werden vermoord. Na jarenlange harde strijd
verloren de nationaalsocialisten en werd het Duitse gebied aanzienlijk verkleind en verdeelt over twee
staten: een kapitalistische en communistische staat.
38. De crisis van het wereldkapitalisme
Door de industrialisatie van de 19e eeuw was een industrieel kapitalisme ontstaan. De industrie
richtte zich op een steeds groeiende massaproductie. Duitsland had veel geleend, waardoor het
Verdrag van Versailles werd opgesteld: Duitsland moest zijn schulden terugbetalen waardoor
Duitsland in een economische crisis kwam. In de jaren ’20 leken de productie en de winsten
onbeperkt te kunnen groeien. Steeds meer mensen leenden geld om zaken op afbetaling te kunnen
kopen of om winstgevende aandelen aan te schaffen (vgl crisis 2008 !!). Maar er bleek een grens te
zijn aan de mogelijkheden. De consumptie hield de productie niet bij en bedrijven moesten sluiten.
Een beurscrisis veroorzaakte in 1929 een grote ineenstorting in de west-kapitalistische wereld met
grote werkloosheid als gevolg. De uitzichtloosheid van de crisis dreef velen in de armen van totalitaire
bewegingen, zoals in Duitsland dus het geval was.
39. Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën: communisme en
fascisme/nationaalsocialisme
Een totalitaire beweging is een staat waarin de overheid het leven van een burger beheerst en
controleert. Het probeert het volk een beetje te hersenspoelen tot één soort denken. Wie daar tegen
is, is vijand van het volk. Overal in een totalitaire samenleving zie je dan ook het symbool van ‘de
beweging’: hamer en sikkel in de Sovjet Unie, en het hakenkruis is socialistisch Duitsland. Maar ook
de jeugdbeweging: Hitlerjugend en Communistische Jeugdbeweging. Specifiek voor het
nationaalsocialisme waren de rassenleer met een extreme Jodenhaat en het extreme nationalisme
gericht op een veroveringsoorlog. Specifiek voor het communisme was de staatseconomie met
vijfjarenplannen waaraan de gehele bevolking slaafs diende mee te werken, en het antigodsdienstige
materialisme. Het fascisme was in oorsprong Italiaans, en staat voor verheerlijken van geweld, één
leider, tegen alles wat niet bij hun hoorde en was nationalistisch. Hierdoor waren er ook totale
oorlogen: een oorlog waarbij het hele land in dienst staat van de oorlog.
40. De rol van moderne propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van
massaorganisatie
Nadat in de 19e eeuw het aantal betrokkenen bij de politiek steeds meer was uitgebreid, werd in de
20e eeuw iedereen bij de politiek betrokken, vaak via het algemene kiesrecht. Om de massa voor zich
te winnen, gebruikte politieke bewegingen propaganda: het verheerlijken van jezelf en/of het
zwartmaken van de tegenstander. Moderne techniek bood daarvoor de mogelijkheden: elektrische
11
versterker, film en radio maakten het mogelijk grote aantallen mensen te bereiken. Verschillende
bewegingen streefden ernaar brede lagen van de bevolking van een gebied te mobiliseren:
socialisten, communisten en fascisten. Iets wat veel verder ging was indoctrinatie: het systematisch
en eenzijdig onderwijzen van aanvechtbare overtuigingen of opvattingen, met de bedoeling dat deze
kritiekloos worden aanvaard. De nazi’s van Hitler hadden hierdoor het imago ‘modern’.
41. Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme
In de periode tussen beide wereldoorlogen begon in sommige koloniale gebieden verzet tegen het
Europese imperialisme, m.n. in India en Indonesië. Hierop was van invloed dat Europa tijdens WOI
had laten zien dat ze niet zo beschaafd en onaantastbaar te zijn dan men dacht. Bovendien was het
aan de macht komen van het communisme in de Sovjet-Unie van belang, wat voor een anti-westers
anti-imperialisme zorgde, want volken moesten gelijk zijn. Het verzet tegen de Europese
overheersers leidde tot het eind van WOII nog niet tot afhankelijkheid van de koloniale gebieden. Na
WO II werden tussen 1945 en 1965 vrijwel alle kolonies onafhankelijk.
42. Verwoesting op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de
betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering
De moderne bewapening als gevolg van de industrialisatie kon worden ontwikkeld, zorgde ervoor dat
de wereldoorlogen verwoestender en dodelijker waren dan ooit. In de WOI zorgde dit voor massale
slachting in de loopgraven. Vooral het inzetten van luchtbombardementen in deze oorlogen zorgde
ervoor dat ook de bevolking in de oorlog betrokken raakten. De Duitsers zetten in het begin van de
oorlos terreurbombardementen in op steden (Londen, Rotterdam, Warschau). In de 2e helft van de
oorlog vernietigden de geallieerden systematisch de Duitse steden (Dresden). De massavernietiging
werd compleet door de inzet van de atoombom in 1945, waardoor twee Japanse steden (Hiroshima
en Nagasaki) door de Amerikanen geheel in de as worden gelegd.
43. Racisme en discriminatie die leidden tot genocide, in het bijzonder op de joden
Het Duitse nationaalsocialisme ging uit van biologische ongelijkheid tussen mensen. Sommigen
‘mensenrassen’ zouden superieur zijn, m.n. het Noordwest-Europese ‘Germaanse’ ras. Andere
waren inferieur. De Duitsers deinsden er niet voor terug om in het kader van Lebensraum (Oost
Europa) en rassenleer (Joden) miljoenen burgers systematisch te vermoorden. Zie KA 37 laatste
alinea.
44. De Duitse bezetting van Nederland
Nederland wou, net als in WOI, neutraal blijven. Maar dit lukte niet. In het kader van een groot Duits
offensief tegen West-Europa werd Nederland op 10 mei 1940 overrompeld en in vijf dagen verslagen.
Daarna volgde een Duitse bezetting die duurde tot 5 mei 1945. De bezetters trachtten de
Nederlandse bevolking op te nemen in een groot Germaans rijk door haar vriendelijk te bejegenen en
via propaganda voor het nationaalsocialisme te winnen. In NL mislukte dit. Wel lukte het de Joden op
te pakken door stapsgewijs te werk te gaan:
1e: Isolatie: door matregelen als de Ariërverklaring en ontslag van joden als ambtenaar, wenden de
mensen er aan dat Joden apart waren
2e: Registratie: Joden werden geregistreerd, kregen een ster en men wist precies waar ze woonden.
3e: Deportatie: Joden werden opgepakt en naar de gaskamers vervoerd.
Mensen hadden verschillende houdingen tegenover de bezetters: collaboratie (NSB), aanpassen of
verzet. De Duitsers vonden dat als je niet in verzet kwam je ook moest meewerken. Dit betekende
vaak de je achteraf was betrokken bij een misdaad tegen de mensheid. Van de Nederlandse joden
zijn de meeste in vernietigingskampen omgekomen. Velen waren het hier niet mee eens, maar
doordat zij zich ‘aanpasten’ wekten ze toch (vaak ongewild, soms onbewust) mee.
12
TIJDVAK 10:
Tijd van televisie en computer, 20e eeuw vanaf 1950.
45. De dekolonisatie die een eind maakte aan de westerse hegemonie in de wereld
Na WO II werden tussen 1945 en 1965 vrijwel alle kolonies onafhankelijk, het eerst in Azië
(India/Pakistan/Indonesië). Daarbij speelde ook een rol dat Japan in WOII een groot deel van OostAzië had veroverd op de Europese overheersers. Zij slaagden er na de oorlog niet in hun koloniale
gezag te herstellen. Groot-Brittannië was na de oorlog zodanig uitgeput, dat het Brits-Indië
(India/Pakistan) moest laten gaan. In de jaren ’60 volgde de onafhankelijkheid van een groot aantal
Afrikaanse koloniën. De oorzaken waarom landen onafhankelijk wilden worden waren nationalisme,
het besef bij de overheersers dat ze aan het onderdrukken waren en omdat ze meer betrokken bij het
bestuur wilden zijn. Indirect bestuurde kolonies (bv India) werden soepeler onafhankelijk dan Direct
bestuurde kolonies (bv. Vietnam)
46. De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een
wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog
Na WO II waren de VS (democratisch-kapitalistisch) en de Sovjet Unie (dictatuur, communistisch) de
wereldleiders. Vanuit het oosten en westen hadden deze twee Europa bevrijd van de
nationaalsocialistische overheersing. Waar de Sovjet-Unie gevestigd was, was er het communisme.
De VS zag dit als een bedreiging en was bang dat er weer een nieuwe totalitaire dictatuur kwam.
Beide vormden bondgenootschappen: het Oostblok (militair: Warschaupact) en de Westblok (Navo).
Gespannen verhouding tussen twee blokken. Containment, Trumandoctrine en Dominotheorie. Er
ontstond een wapenwedloop. De oorlog wordt koude oorlog genoemd, omdat men nooit met elkaar
gevochten heeft d.m.v. atoomwapens. De angst voor wederzijdse vernietiging speelde daarbij een rol.
Wel zorgde het voor kleine locale conflicten, zoals de Vietnam oorlog. Splitsing Duitsland in BRD en
DDR, Blokkade Berlijn, Hongaarse Crisis, Cuba-crisis, Berlijnse Muur, Praagse Lente.
47. De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw
aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele veranderingsprocessen
Na de WOII ontwikkelden de westerse kapitalistische economieën zich zeer snel, dit kwam o.a.
doordat men had geleerd van de crisis in de jaren ’30. De economieën werden tot op zekere hoogte
geleide vrije markteconomieën, waardoor grote crises konden worden voorkomen. Het levenspeil in
westerse landen steeg dan ook enorm in de jaren ’50. De afwezigheid van zorgen om het dagelijks
bestaan gaf een gevoel van vrijheid en onafhankelijkheid. De secularisatie (ontkerkelijking) nam toe,
en onder de invloed van dit alles werden veel traditionele normen en waarden verlaten. Ook kwam er
ontwikkeling van jeugdculturen als de nozems, hippies, provo’s en punkers.
48. De eenwording van Europa
Door de nadelen van alle grenzen in Europa (vgl een staalfabriek in IJmuiden met een fabriek in de
VS !!) wilde men vrij verkeer van goederen en personen in Europa. Ook om de vrede in Europa te
verbeteren was het goed als er Engels-Frans-Duitse samenwerking kwam. Zo werd in 1957 de
Europese Economische Gemeenschap (EEG) van zes landen opgericht. In de loop van de jaren ’70
en ’80 breidde deze zich uit met steeds meer lidstaten en vormde zich om tot Europese Unie. Het
was een economisch en politiek enorm succes, beide doelen werden gehaald. Na de val van het
communisme in 1990 konden ook voormalige communistische Oost-Europese landen lid worden. In
2002 de € ingevoerd. DE EU groeide te snel en velen voelden zich bedreigd (Eurosceptici).
49. De ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenleving
De snelle groei van de economie in de westerse landen maakten het aantrekken van arbeidskrachten
van elders noodzakelijk, omdat niet al het beschikbare werk door eigen volk gedaan kon worden. Er
waren gastarbeiders nodig: eerst Italianen, later Turken en Marokkanen. Hierdoor ontstond een
aanzienlijke islamitische bevolkingsgroep in het traditioneel christelijke werelddeel. Onder invloed van
de snel groeiende welvaart werd de aantrekkingskracht van de rijke westerse landen op de rest van
de wereld steeds groter, waardoor de migratie bleef aanhouden. In 1975 kwamen veel Surinamers,
en later ook veel asielzoekers. Sommige landen spraken al van een multiculturele samenleving, en
ook de pluriformiteit van de samenleving nam toe, waardoor zich een steeds grotere diversiteit aan
leefpatronen en steeds meer individualisme ontwikkelden. Dit roept critici en vreemdelingenhaat op.
13
14
Download