De stem van een verenigd Azië of het najagen van nationale

advertisement
Asian Relations Conference
De stem van een verenigd Azië of het najagen van nationale belangen?
Veerle Hessels
3836479
Bachelorscriptie Geschiedenis
Universiteit Utrecht
Begeleider: Remco Raben
Inhoud
Inleiding
2
Hoofdstuk 1
Het verloop van de Asian Relations Conference
Gastland India
De nationale en internationale belangen van India
6
7
9
Hoofdstuk 2
Strijden voor de Indonesische onafhankelijkheid
De Indonesische delegatie op de Asian Relations Conference
Nationale en internationale belangen van Indonesië
13
15
17
Hoofdstuk 3
De relatie tussen India en Indonesië
Was de Asian Relations Conference een succes?
19
21
Conclusie
23
Literatuurlijst
25
Aantal woorden: 10.689
1
Inleiding
De Asian Relations Conference: De stem van een verenigd Azië of het najagen van nationale
belangen?
‘Azië is bezig zichzelf te vinden en daarom zijn ook andere bezig zich te realiseren, dat Azië niet alleen
een plaats is voor rivaliteit tussen verschillende imperialistische machten of een plaats waar markten
geëxploiteerd kunnen worden, maar dat Azië bestaat uit menselijke wezens met waardigheid, een
lang verleden en een grootse toekomst’.1
Met bovenstaande woorden sprak Jawaharlal Nehru de afgevaardigden en waarnemers van
vijfentwintig landen toe tijdens de Asian Relations Conference in 1947.2 Deze inter-Aziatische
conferentie vond plaats van 23 maart tot en met 2 april 1947 te New Delhi, India. Voor het eerst in
de geschiedenis kwamen op dergelijk grote schaal Aziatische en enkele Arabische landen tezamen
om sociale, culturele en economische kwesties te bespreken, met relatief weinig bemoeienis van de
koloniale machthebbers. In dit opzicht was de Asian Relations Conference een unieke gebeurtenis,
maar in de hedendaagse geschiedschrijving lijkt het een vrijwel vergeten onderwerp te zijn. Is deze
bijeenkomst waarbij openlijk gestreefd werd naar een onafhankelijk Aziatisch continent en
internationale samenwerking terecht in de vergetelheid geraakt of vormt de conferentie een
belangrijk keerpunt in de opkomst van de stem van een verenigd Azië?
Na eeuwen van overheersing en imperialisme waren de Europese koloniale systemen in veel
Aziatische landen vlak na de Tweede Wereldoorlog zwakker dan ooit. Gedurende de eerste decennia
van de twintigste eeuw kwamen nationalistische bewegingen op. De Aziatische bevolking wilde niet
langer onderdrukt worden en een eigen nationale identiteit ontwikkelen. Door het verzwakken van
de Europese koloniale macht brokkelde tevens de isolatie af waarin veel Aziatische landen zich
eeuwenlang hadden bevonden. Hierdoor namen Pan-Aziatische gevoelens toe. Het Pan-Azianisme is
een vorm van internationalisme waarbij de samenwerking, kracht en eenheid van het Aziatische
continent centraal staat, gebaseerd op het antikoloniaal gedachtegoed. De ontwikkeling van het PanAzianisme hing samen met de opkomst van nationalistische belangen. Het vinden van een nationale,
laat staan internationale, identiteit bleek veelal problematisch. Het ontbreken van een pre-koloniale
basis en een culturele traditie, en grote regionale verschillen bemoeilijkte het proces tot nationale
samenhorigheid.
De nationalistische en Pan-Aziatische belangen van de deelnemende landen kwamen naar voren
op de Asian Relations Conference van 1947. Vooral gastland India en Indonesië namen een
belangrijke rol in op de conferentie. In deze scriptie richt ik mij op het vraagstuk of de Indiase en
Indonesische delegaties tijdens de Asian Relations Conference handelde vanuit nationalistisch eigen
belang of dat er een groter ideaal van één verenigd Azië voorop stond. Dit leidt tot de vraag waarom
India en Indonesië streefde naar een Pan-Aziatisch ideaal terwijl de opkomst van het nationalisme in
deze Aziatische landen hoogtij vierde. Waren de landen bij machte om belangeloos te handelen of
1
Nationaal Archief Den Haag, Ministerie van Buitenlandse Zaken 1945-1954 (inventariscode 2.05.117),
inventarisnummer 16915, briefje met tekst van Nehru tijdens Asian Relations Conference.
2
Er zijn uiteenlopende bronnen over het aantal aanwezige landen op de Asian Relations Conference. Zo stelt
Ide Anak Agung Gde Agung in zijn boek ‘Twenty years Indonesian Foreign Policy 1945-1965’ dat er vijfentwintig
landen vertegenwoordigd waren op de conferentie, terwijl het rapport van de Nederlandse journalist Brouwer
spreekt over tweeëndertig delegaties.
2
hadden nationalistische doeleinden de hoogste prioriteit? De realistische theorie stelt dat staten te
allen tijde opereren vanuit eigen belang. Een pessimistische visie over de mensheid en het
verdedigen of verbeteren van de eigen positie staat centraal, ook ten koste van andere staten of
samenwerkingsverbanden. Volgens deze visie behartigde alle landen op de Asian Relations
Conference enkel een nationaal belang.3 De liberale visie legt juist de nadruk op internationale
samenwerking, democratie en vrede. Hoewel individuelen tot op een bepaald punt handelen vanuit
eigen belang, kunnen gemeenschappelijke doelen bereikt worden door internationale en vreedzame
coöperatie.4
Door het bestuderen van de Asian Relations Conference kunnen de breuklijnen en raakvlakken
tussen nationale en Pan-Aziatische belangen geanalyseerd worden. De conferentie, die plaatsvond
van 23 maart tot en met 2 april 1947, was een initiatief van de Indian Council of World Affairs
(ICWA). Met de oprichting van een voorlopige regering in september 1946 onder leiding van Nehru
kwam de onafhankelijkheid van India een stap dichterbij. De Engelse kolonisatoren waren na de
Tweede Wereldoorlog voornamelijk gericht op de eigen binnenlandse politiek, waardoor het Indiase
nationalisme meer speelruimte kreeg. Met het organiseren van de conferentie probeerde Nehru zich
te profileren als leider van de Aziatische volkeren. Het was de bedoeling dat alle ‘Aziatische
vrienden’5 samen kwamen om na eeuwen van isolatie de kracht van Azië te erkennen en benutten,
los van de koloniale overheersers. De groei van een nationalistisch gedachtegoed had de landen
gesterkt om te strijden tegen het imperialisme. Ondanks de grote verschillen tussen de ZuidoostAziatische landen bleek het streven naar onafhankelijkheid een bindende factor te zijn. Maar liefst
vijfentwintig landen besloten in te gaan op de uitnodiging van India om delegaties te sturen naar de
Asian Relations Conference.
India en Indonesië waren na de Tweede Wereldoorlog verwikkeld geraakt in een
dekolonisatieproces, alhoewel beide verschillend van aard. De Indiase onafhankelijkheid leek door de
oprichting van een voorlopige regering en onderhandelingen tussen de Indian National Congres, de
Moslimliga en de Britse machthebbers een steeds realistischer toekomstbeeld te worden terwijl de
Nederlandse overheersers vasthielden aan ‘hun’ kolonie. In beide landen zorgde het nationalisme
voor een groeiende oppositie tegenover het koloniale bestuur. In Indonesië leidde dit op 17 augustus
1945 tot het uitroepen van de Indonesische onafhankelijkheid door Mohammed Hatta en Soekarno.
De Nederlandse overheid erkende de Republiek Indonesië echter niet meteen, waardoor er vier jaren
van gewelddadige acties en guerrilla strijd volgde. De Indiase weg naar onafhankelijkheid kende een
meer diplomatiek karakter. De Britse machthebbers streefden naar een vreedzame opname van
India in het Britse Gemenebest.
In beide landen stond het antikoloniale gedachtegoed en de ontwikkeling van een nationale
identiteit centraal. De Asian Relations Conference was voor zowel India als Indonesië de aanleiding
tot het ontwikkelen van een eigen buitenlands beleid. In India speelde Jawaharlal Nehru een
belangrijke rol bij de vorming van de buitenlandse politiek. Er zijn drie pijlers te onderscheiden
waarop hij zijn beleid voornamelijk baseerde: de niet-gebonden politiek, een antikoloniaal en PanAziatisch ideaal en de manier waarop Nehru zichzelf presenteerde als de leider van het Aziatische
continent. In Indonesië werd de ontwikkeling van een buitenlands beleid bemoeilijkt door de
gewelddadige onafhankelijkheidsstrijd met de Nederlandse overheersers. Het baarde de
3
Robert Jackson en Georg Sorensen, Introduction to International Relations (Oxford 2013) 66-67.
Jackson en Sorensen, Introduction to International Relations, 100-101.
5
Pt. Jawaharlal Nehru ‘Speech Delivered at 1st Asian Relations Conference by Pt. Jawaharlal Nehru 1t New Delhi
24 maart 1947’, (19 juni 2014).
4
3
Nederlandse overheid dan ook zorgen dat er een grote Indonesische delegatie aanwezig zou zijn op
de Asian Relations Conference, zonder medeweten van Nederland. Door de proclamatie in augustus
1945 beschouwde Indonesië zichzelf als een onafhankelijke en soevereine Republiek, waardoor het
leggen van internationale contacten en het opstellen van een buitenlands beleid zeer belangrijk werd
geacht.6 Niet voor niets was de Indonesische delegatie met 39 afgevaardigden en waarnemers de
grootste delegatie na de Indiase vertegenwoordiging. De Indonesische minister-president Soetan
Sjahrir vloog zelfs na de ondertekening van de Linggadjati-akkoorden op 25 maart naar New Delhi om
de Aziatische afgevaardigden op de laatste dag van de conferentie toe te kunnen spreken.
De ontwikkeling van een eigen buitenlands beleid ging samen met de ontwikkeling van het PanAzianisme. Hoewel alle Aziatische landen op zoek waren naar een eigen nationale identiteit stond
tijdens de Asian Relations Conference de vorming van een Aziatische identiteit centraal. Nehru
betoogde dat er geen ruimte was voor nationalistische uitingen tijdens de conferentie. Voorafgaand
aan de bijeenkomst stelde de Indian Council of World Affairs dat het programma van de conferentie
een strikt cultureel karakter zou hebben. Op deze manier probeerde de Indiase organisatie de
koloniale machthebbers gerust te stellen. Het waarborgen van het culturele programma bleek echter
meteen na de opening van de Asian Relations Conferentie onmogelijk, evenals het weren van
nationalistische uitingen. Zowel de toespraken van vele afgevaardigden als de te behandelen
onderwerpen, zoals nationale bewegingen, migratie en economie, waren onontkoombaar verweven
met de politieke situatie. Dit blijkt onder andere uit de speech van Abu Hanifah, de leider van de
Indonesische delegatie, waarin hij de aanwezigen verwelkomde met de revolutionaire groet
‘Merdeka!’. Daarnaast prevelde Hanifah openlijk over een Republiek verlost van de invloed van de
‘ongewenste gasten’ Nederland en Japan.7 De Indonesische delegatie zocht op de Asian Relations
Conference steun en erkenning voor hun onafhankelijkheidstrijd bij de Aziatische buurlanden en bij
India in het bijzonder. De relatie tussen India en Indonesië werd gekenmerkt door een sterke
wederzijdse beïnvloeding. Voornamelijk de Indonesische leiders keken op naar het verloop van de
Indiase onafhankelijkheidsstrijd en de Pan-Aziatische politiek van Nehru.
Het nationalisme en Pan-Azianisme zijn nauw met elkaar verbonden. Alle gekoloniseerde landen
bevonden zich na de Tweede Wereldoorlog in soortgelijke situaties waardoor er een
gemeenschappelijk streven en wederzijds begrip ontstond op het Aziatisch continent. Zo stelt T.A.
Keenleyside dat het Pan-Aziatische ideaal de uitdrukking was van nationale verlangens en dus
onlosmakelijk met elkaar verbonden waren. ‘Pan-Asianism was basically the international expression
of incipient domestic demands for freedom and the growing consciousness of Eastern people of their
intrinsic Asian identity’.8 Het blijft echter de vraag waarom India en Indonesië de ontwikkeling van
het Pan-Azianisme belangrijk vonden op de Asian Relations Conference.
Om dit vraagstuk te analyseren maak ik gebruik van literatuur en archiefbronnen. In de
hedendaagse literatuur is er weinig aandacht voor de rol en de invloed van de Asian Relations
Conference. In veel boeken en artikelen worden slechts enkele zinnen gewijd aan de conferentie.
Zelfs in het boek van Vijad Prashad, The Darker Nations, dat de geschiedenis van de Derde Wereld
behandelt aan de hand van conferenties wordt de Asian Relations Conference kort genoemd. Uit dit
boek blijkt wel dat de conferentie van 1947 past in een langere traditie van bijeenkomsten van
6
Ide Anak Agung Gde Agung, Twenty Years Indonesian Foreign Policy 1945-1965 (Mouton 1973) 22.
NA, Ministerie van Buitenlandse Zaken (inv.code 2.05.117), inv.nr. 16915, Speech by Abu Hanifah, Leader of
Indonesian Delegate.
8
T.A. Keenleyside, ‘Nationalist Indian Attitudes Towards Asia: A Troublesome Legacy for Post-Independence
Indian Foreign Policy’, Pacific Affairs 55, 2 (1982) 210 - 230.
7
4
Aziatische landen binnen een antikoloniaal discours. Ide Anak Agung Gde Agung, de auteur van het
boek Twenty years Indonesian Foreign Policy 1946-1965, stelt dat Indonesië zichzelf na de
proclamatie van 17 augustus 1945 beschouwde als een onafhankelijke staat, waardoor een
buitenlands beleid noodzakelijk werd. De toespraak van Sjahrir op de laatste dag van de conferentie
wordt door Agung Gde Agung omschreven als de eerste buitenlandse politieke verklaring van
Indonesië.9 Daarnaast is er wel voldoende literatuur te vinden over de ontwikkeling van de
buitenlandse politiek in India en Indonesië, maar hierbij ligt de nadruk vaak op de periode na 1950.
Ook over de relatie tussen India en Indonesië in de periode van de Tweede Wereldoorlog tot de
Indonesische soevereiniteitsoverdracht in december 1949 is weinig, laat staan recente, literatuur te
vinden.
Over het nastreven van nationalistische doeleinden en de opkomst van het Pan-Aziatisch ideaal
bestaan verschillende visies. Zo stelt Kirsten Tassin, de auteur van het artikel ‘Lift up your head, my
brother: Nationalism and the genesis of the non-aligned movement’ dat het Pan-Aziatische beleid
van Nehru duidelijke grenzen kende en nationale belangen uiteindelijk de boventoon voerden.10
Daarentegen beargumenteert Jan Aart Scholte, de acteur van het artikel ‘The International
Construction of Indonesian Nationhood, 1930-1957’, dat de nationalistische gevoelens in de
Aziatische landen juist zo groot kon worden door de toename van transnationale contacten.11 Dit
past binnen het eerder genoemde theoretisch kader van de realistische en liberale visies, waarbij ter
discussie wordt gesteld of staten enkel vanuit eigen belang handelen of ook gezamenlijk kunnen
streven naar een hoger doel.
Door het gebrek aan hedendaagse literatuur over de Asian Relations Conference berust veel
informatie van de scriptie op archiefonderzoek. Voornamelijk twee collecties uit het Nationaal
Archief te Den Haag spelen hierbij een prominente rol: Ministerie van Buitenlandse Zaken, Codearchief 1945-1954 en Netherlands Forces Intelligence Service [NEFIS] en Centrale Militaire
Inlichtingendienst [CMI] in Nederlands-Indië. Hierbij moet vermeld worden dat deze gegevens
beperkt blijven tot Nederlandse waarnemingen en berichtgevingen. Toch bevatten de bronnen veel
informatie over de gebeurtenissen in New Delhi tussen 23 maart en 2 april 1947. Vooral de
Nederlandse journalist Brouwer nam een relatief neutrale rol in, waardoor de Indonesische delegatie
hem van veel informatie voorzag.
De opkomst van de stem van Azië is heden ten dage een actueel onderwerp en dit onderzoek
tracht een bijdrage te leveren aan de discussie omtrent de nationale en Pan-Aziatische belangen van
India en Indonesië in 1947. De Asian Relations Conference speelde zich af op de scheidslijnen tussen
kolonisatie en onafhankelijkheid, en tussen nationalistische doeleinden en een Pan-Aziatisch ideaal.
Het is hierdoor een zeer fascinerende conferentie om nader te bestuderen.
9
Agung Gde Agung, Twenty Years Indonesian Foreign Policy, 24-25.
Kirsten Tassin, ‘Lift up your head my brother’: Nationalism and the Genesis of the Non-Aligned Movement’,
Journal of Third World Studies 23, 1 (2006) 147 - 168.
11
Jan Aart Scholte, ‘The international Construction of Indonesian Nationhood’, in: H. Antlöv en Stein Tonnesson
(ed.), Imperial policy and Southeast Asian Nationalism 1930-1957 (Richmond, 1995) 193.
10
5
Hoofdstuk 1
Het verloop van de Asian Relations Conference
‘Friends and fellow Asians! What has brought you here, men and women of Asia? Why have you come
from the various countries of this mother continent of ours and gathered together in the ancient city
of Delhi? Some of us, greatly daring, sent you invitation for this Conference and you gave a warm
welcome to that invitation. And yet it was not merely that call from us but some deeper urge that
brought you here’.12
Jawaharlal Nehru, 24 maart 1947
In het najaar van 1946 hadden vele Aziatische en enkele Arabische landen een uitnodiging ontvangen
om afgevaardigden van culturele organisaties, vakbonden en politieke partijen te sturen naar de
Asian Relations Conference. Afgevaardigden en waarnemers uit onder andere Maleisië, Tibet,
Afghanistan, Egypte, Indo-China, Iran, Mongolië, Filipijnen en de Sovjet-Aziatische Republieken
bereidde zich gedurende de anderhalf jaar tussen de officiële uitnodiging en de daadwerkelijke
conferentie voor. De landen stelden delegaties samen, verschillende commissies schreven
pamfletten en New Delhi werd gereedgemaakt voor de komst van ongeveer 250 afgevaardigden en
daarnaast vele honderden genodigde en geïnteresseerde gasten. De non-politieke instituties
Chattam House en Institute for Pacific Relations mochten, net als Australië en Nieuw-Zeeland,
waarnemers sturen. De koloniale machthebbers, zoals Nederland en Frankrijk, hadden geen
uitnodiging, laat staan aankondiging, ontvangen. De conferentie diende een Aziatische
aangelegenheid te worden, wat de Europese machthebbers veelal verontrusten.
Op 23 maart 1947 ging de eerste grootschalige Aziatische conferentie in de geschiedenis van start.
De conferentie, die van 23 maart tot 2 april plaatsvond, was een initiatief van de Indian Council of
World Affairs onder leiding van dichteres en vrijheidsstrijdster Sarojini Naidu. Nehru, de leider van de
voorlopige Indiase regering, was de inspirator en een belangrijke spreker op deze bijeenkomst. Hij
verwelkomde alle delegaties en gasten in een grote tent nabij de ruïne van het oude fort Purana Qila
waar ongeveer 10.000 personen een zitplaats hadden gevonden. Een grote elektronisch verlichte
landkaart van Azië vormde het decor.13 Nehru sprak zijn Aziatische vrienden op een hartelijke manier
toe en wist met zijn toespraak het publiek te enthousiasmeren. Hij sprak over het grootse verleden
van het Aziatische continent en over de isolatie als gevolg van het Europese imperialisme en
kolonialisme. Het verbreken van deze isolatie en het aangaan van hernieuwde relaties stond
centraal. De Aziatische landen hadden een gemeenschappelijk streven naar vrijheid en waren, zo
stelde Nehru de Europese mogendheden en Amerika gerust, niet uit op een agressieve houding
jegens andere landen of kolonisatoren.14
Om het vredelievende karakter van de Asian Relations Conference te benadrukken verkondigden
de Indiase organisatoren dat de conferentie een cultureel programma zou behandelen. Nehru sprak
hierover de volgende woorden: ‘De conferentie zal slechts kwesties die cultureel, sociaal en
12
Pt. Jawaharlal Nehru ‘Speech Delivered at 1st Asian Relations Conference by Pt. Jawaharlal Nehru 1t New
Delhi 24 maart 1947’ http://icwadelhi.info/asianrelationsconference/images/stories/jawaharlalnehru.pdf
13
NA, Ministerie van Buitenlandse Zaken (inv.code 2.05.117), inv.nr. 16915, Consulaat Generaal der
Nederlanden, verslag plenaire zitting.
14
Nehru, ‘Speech Delivered at 1st Asian Relations Conference’.
6
economisch van belang zijn voor de inter-Aziatische betrekkingen bespreken. Ofschoon onze
sympathieën uitgaan naar de volkeren in Indonesië, en Vietnam, die voor hun vrijheid vechten,
kunnen wij deze problemen niet bespreken op deze conferentie, omdat de conferentie niet politiek
van karakter is’. 15 Het strikt culturele karakter kan echter bekritiseerd worden na het bestuderen van
het programmaboek. Tijdens de Asian Relations Conference werden acht onderwerpen besproken
door vijf groepen:
Groep A: nationale bewegingen.
Groep B: immigratie en raciale kwesties.
Groep C: economische ontwikkeling en sociale diensten.
Groep D: culturele problemen.
Groep E: vrouwenvraagstuk.16
Iedere groep had een voorzitter, vicevoorzitter en minstens één rapporteur. Aan het einde van de
beraadslagingen zou iedere groep rapport uitbrengen aan de voltallige zitting. Iedere delegatie
leverde afgevaardigden om plaats te nemen in de discussiegroepen. Ook waarnemers en genodigde
gasten mochten hierbij aanwezig zijn. Persvertegenwoordigers hadden daarentegen enkel toegang
tot de plenaire zittingen. In het programmaboekje van de conferentie is te zien dat er meestal een
ochtendsessie plaatsvond van half elf tot half een, en een middagsessie van half vier tot half zes. De
dagen waarop de discussiegroepen samenkwamen werden afgewisseld door plenaire zittingen
waarbij de bevindingen en conclusies van de groepen gepresenteerd werden.
De grote omvang van de onderwerpen zorgde voor problemen. Tijdsgebrek, met als gevolg
oppervlakkige discussies, waren voor veel delegaties een punt van ergernis. Hoewel vooraf werd
gesteld dat de Asian Relations Conference voornamelijk bijeen was geroepen ter bespreking van
culturele problemen, omtrent onder andere religie, filosofie, gemeenschappelijke talen, kunst en
wetenschappelijk onderzoek, hadden de desbetreffende zittingen van groep D de minste
belangstelling onder de aanwezigen. Dit is eveneens kenmerkend voor de rest van de conferentie;
een politiek karakter leek onontkoombaar en de daadwerkelijke interesse in culturele kwesties was
gering.17
Gastland India
De eerste inter-Aziatische conferentie vond plaats in en op initiatief van India, een Britse kolonie
sinds 1858. De nationalistische gevoelens van de decennialang onderdrukte Indiase bevolking
hadden vanaf het begin van de twintigste eeuw een toevlucht genomen en kwamen in de eerste
naoorlogse jaren steeds meer aan de oppervlakte. In tegenstelling tot de koloniale machten Frankrijk
en Nederland werd de Britse weg naar een onafhankelijk India gekenmerkt door een vreedzamer en
diplomatieker karakter. Net als veel koloniale landen ontbrak in India een pre-koloniale nationale
basis. Wel waren er gemeenschappelijke culturele waarden en historische tradities waarop de
nationalistische gevoelens binnen de nieuwe territoriale grenzen voortbouwde. De hogeropgeleide
intellectuelen en hun politieke posities speelden ook een belangrijke rol in de vrijheidsstrijd in India.
15
NA, Netherland Forces Intelligence Service en Centrale Militaire Inlichtingendienst in Nederlands-Indië.
(inv.code 2.10.62), inv.nr. 1755, Nieuwsblad Batavia, 24-28 maart 1947.
16
NA, Ministerie van Buitenlandse Zaken (inv.code 2.05.117), inv.nr. 16915, Programme of the Meetings of the
Asian Relations Conference.
17
NA, Netherland Forces Intelligence Service en Centrale Militaire Inlichtingendienst in Nederland (inv.code
2.10.62), inv.nr. 1755, Rapport: Asian Relations Conference geschreven door Brouwer, 11 juni 1947, 11.
7
Door het houden van verkiezingen en het aanstellen van een voorlopige regering onder leiding van
Nehru in september 1946 kan gesteld worden dat het vooruitzicht naar een onafhankelijk India een
vastere vorm begon aan te nemen.
Met de onafhankelijkheid steeds meer binnen handbereik wilde India eveneens een plek op het
wereldtoneel opeisen. Na eeuwen van isolatie richtte de Indiase samenleving zich niet enkel meer op
de koloniale overheerser maar werd er voorbij de grenzen gekeken. Veel Aziatische landen waren na
de Tweede Wereldoorlog verwikkeld geraakt in een dekolonisatieproces en India leek hierin een
bevoorrechte positie in te nemen. De voorlopige regering begon zichzelf te zien als het letterlijke en
figuurlijke middelpunt van Azië en wilde de plek van Japan, die vanaf het begin van de Tweede
Wereldoorlog streefde naar de vereniging van het Aziatische continent onder Japans leiderschap,
overnemen.
Alhoewel India zich langzamerhand klaarmaakte voor een onafhankelijke status binnen de Britse
Gemenebest, werd de situatie bemoeilijkt door de binnenlandse onrusten. De verschillen tussen de
hindoestaanse en islamitische bevolking, vertegenwoordigd door respectievelijk de Indian National
Congress onder leiding van Nehru en de moslimvertegenwoordiging onder leiding van Mohammed
Ali Jinnah, hadden uiteenlopende belangen en wensen. Zo streefde de Moslimliga naar een eigen
Mohammedaanse staat, Pakistan genaamd, terwijl de Congres Partij een verenigd, onafhankelijk
India als doel had. Volgens het rapport van de aanwezige Nederlandse journalist Brouwer waren
deze spanningen tijdens de Asian Relations Conference voelbaar. Dit kwam onder andere tot uiting in
relletjes in New Delhi, maar ook in de boycot van de Aziatische bijeenkomst door de Moslimliga.18
Zoekend naar een balans tussen nationale stabiliteit en internationale erkenning nodigde de
Indian Council of World Affairs, opgericht in 1943 ter bevordering van de Indiase dekolonisatie, de
vijfentwintig Aziatische landen uit om in New Delhi samen te komen. De Britse koloniale macht
probeerde een neutrale rol ten opzichte van de organisatie van de bijeenkomst in te nemen. Uit
correspondentie met de Nederlandse ambassade en het Ministerie van Buitenlandse Zaken blijkt dat
de Britten een politiek karakter van de conferentie wilde voorkomen maar de Britse regering leek de
Indian Council of World Affairs en Nehru te vertrouwen.19 Daarnaast waren er waarnemers van
Engelse culturele instellingen aanwezig.
Met vijftig afgevaardigden was de Indiase vertegenwoordiging de grootse delegatie aanwezig op
de Asian Relations Conference. De meeste auteurs van pamfletten en discussieboekjes, evenals
rapporteurs tijdens de conferentie, waren van Indiase afkomst. Jawaharlal Nehru en Mahatma
Gandhi waren de twee belangrijkste Indiase sprekers. Ondanks de overeenkomsten tussen Nehru en
Gandhi in hun strijd tegen het Britse kolonialisme en het streven naar een Pan-Aziatisch ideaal, zijn er
eveneens veel verschillen tussen beide heren te noemen. Gandhi stond bekend om zijn geweldloze
protesten en hield zich in de naoorlogse jaren voornamelijk bezig met het lot van de gewone boeren
en landloze en industriële arbeiders. Jawaharlal Nehru was daarentegen een echte staatsman en kan
gezien worden als de grondlegger van de moderne staat India. Als minister-president onderhandelde
Nehru namens de Congrespartij met de Moslimliga en Britse machthebbers over een onafhankelijk
India. De ideologische en politieke strijd van Gandhi en Nehru had veel invloed op andere Aziatische
landen. Dit bleek ook op de Asian Relations Conference. Nehru fungeerde als Pan-Aziatisch
boegbeeld van de conferentie en ook Gandhi wist het publiek te enthousiasmeren met zijn
18
NA, Netherland Forces Intelligence Service en Centrale Militaire Inlichtingendienst in Nederland (inv.code
2.10.62), inv.nr. 1755, Rapport: Asian Relations Conference geschreven door Brouwer, 11 juni 1947, 1.
19
NA, Ministerie van Buitenlandse Zaken (inv.code 2.05.117), inv.nr. 16915, ambassade der Nederlanden te
Londen, 29 november 1946.
8
onverwachte bezoek aan de laatste plenaire zitting. Mahatma Gandhi sprak in zijn speech over de
ware kracht van het Aziatische continent: liefde en waarheid. De wijsheid van Azië zou de basis
vormen voor Aziatische
samenwerking en één vreedzame
wereld.20 Zowel Nehru als Gandhi
lijken in hun toespraken en
handelingen gericht op het
ondersteunen van het PanAziatisch idealisme en de
internationale coöperatie, maar
tegelijkertijd waren zij de
belangrijkste dragers van het
Indiase nationalisme in de strijd
voor een onafhankelijk India.
Mahatma Gandhi tijdens zijn speech op de conferentie, met de verlichte landkaart
van Azië op de achtergrond.21
De nationale en internationale belangen van India
Het Pan-Aziatisch concept van de Asian Relations Conference was geen nieuwe Indiase ontdekking.
Reeds in 1927 kwamen de afgevaardigden van anti-imperialistische organisaties tezamen in Brussel
voor de Liga tegen Imperialisme en Koloniale Onderdrukking. 134 organisaties uit 37 landen
besproken op deze conferentie vraagstukken over onderdrukking en imperialisme, van de Japanse
interventie in Korea tot de Jim Crow-wetten in de Verenigde Staten. Ook India en Indonesië werden
vertegenwoordigd, namelijk door Nehru, Soekarno en Hatta.22 Deze ontmoeting legde een basis voor
de ontwikkeling van het Pan-Azianisme. Later, tijdens de Tweede Wereldoorlog, probeerde Japan
zich als niet-gekoloniseerd en gemoderniseerd land te profileren als ‘het licht van Azië’. Het Aziatisch
continent zou verenigd moeten worden in de Groot-Aziatische Welvaartssfeer onder leiding van
Japan.23 Met het wegvallen van de leidinggevende positie van Japan na de Tweede Wereldoorlog
probeerde India deze rol naar zich toe te trekken.
Uit de opkomst van goed georganiseerde onafhankelijkheidsbewegingen, protesten en enkele
revolutionaire opstanden tegen de Britse kolonisatie gedurende de eerste decennia van de twintigste
eeuw blijkt de sterke groei van het Indiase nationalisme. Het vormen van een inheemse identiteit
gebaseerd op culturele tradities en het strijden naar vrijheid stond hierbij centraal. Carolina Stolte
richt zich in haar artikel ‘Orienting India: Interwar internationalism in an Asian Inflection, 1917-1937’
op de spanningen tussen het internationalisme en Indiase nationalisme in het interbellum. Naast het
nationalistische gedachtegoed groeide ook het Pan-Azianisme snel in de jaren tussen de Eerste en
20
Mahatma Gandhi, ‘Address by Mahatma Gandhi at the Valedictory session of 1st Asian Relations Conference
at New Delhi 2nd April 1947’,
http://icwadelhi.info/asianrelationsconference/images/stories/mahatmagandhi.pdf (12 juni 2014).
21
Foto: http://www.tibetsun.com/news/1947/04/01/mahatma-gandhis-speech-at-asian-relations-conference1947.
22
Vijay Prashad, The Darker Nations, A People’s History of the Third World (New York 2007) 20-21.
23
Adriaan Vickers, A History of Modern Indonesia (Cambridge 2013) 88.
9
Tweede Wereldoorlog. Stolte beschrijft het Pan-Azianisme als een specifieke vorm van
internationalisme, waarbij ideeën en ideologieën werden ingezet ter bevordering van de Aziatische
eenheid.24 Wat precies de geografische kaders van ‘Azië’ vanuit Indiaas perspectief waren blijkt
problematisch en ook de ideologische of religieuze oriëntatie van het Pan-Azianisme was niet
eenduidig.25
Een belangrijke persoon in de ontwikkeling van het Indiase Pan-Azianisme was de dichter
Rabindranath Tagore. Hoewel hij de nationale vrijheidsbeweging in hun strijd tegen de Britse
overheersers steunde, zag Tagore het nationalisme als een noodzakelijke en tijdelijke fase waarin de
inheemse bevolking hun verloren identiteit terug kon vinden, waarna zij het internationale toneel
zouden betreden.26 De vooroorlogse nationalistische acties van Gandhi, zoals het boycotten van de
Engelse handel en het verbranden van buitenlandse kleding, bestempelde Tagore dan ook als
ongepast. Tagore wilde de nationale belangen overstijgen en op Aziatisch en internationaal niveau
gelijkwaardige samenwerking tussen verschillende culturen; ‘The butterfly will have to be persuaded
that the freedom of the sky is of higher value than the shelter of the cocoon’.27 Met zijn gedichten en
liederen droeg Tagore bij aan de ontwikkeling van de Pan-Aziatische ideologie.
De uitspraak van Tagore is eveneens van toepassing op de Asian Relations Conference. India
probeerde in de naoorlogse jaren een eigen, nationale identiteit te vormen los van de koloniale
beïnvloeding, maar tegelijkertijd werd er meer dan eens over de grenzen heen gekeken naar de
buurlanden. Als gastland van de conferentie kreeg India de kans te bewijzen klaar te zijn voor de
onafhankelijkheid en een leidende rol op het Aziatisch continent in te nemen. De Asian Relations
Conference vormde hierdoor de aanleiding voor de Congres Partij, ook wel de Indian National
Congress genoemd, tot het vormen van een buitenlands beleid. Naast minister-president ging Nehru
tevens fungeren als minister van Buitenlandse Zaken. Er zijn drie belangrijke pijlers te onderscheiden
waarop de ontwikkeling van het Indiase
buitenlandse beleid gebaseerd waren. Ten
eerste kan de niet-gebonden politiek genoemd
worden. Nehru streefde ernaar niet gebonden
te zijn aan één van de twee machtsblokken die
waren ontstaan na het einde van de Tweede
Wereldoorlog. Hij was bang dat India anders
weer overschaduwd zou worden door het
westerse kapitalisme of het communistische
blok in het Oosten.28 Internationale
samenwerking zonder verstikkende allianties,
dat was het doel van Nehru. Volgens
Nehru tijdens de Asian Relations Conference.29
Kirstin Tassin, de auteur van het
24
Carolina Margaretha Stolte, ‘Orienting India: Interwar internationalism in an Asian Inflection, 1917-1937’ (8
oktober 2013) https://openaccess.leidenuniv.nl/bitstream/handle/1887/21864/Summary%20in%20Dutch.
pdf?sequence=15 (5 juni 2014).
25
Stolte, ‘Orienting India’, 228.
26
Rahul Rao, Oxford Scholarship Online, ‘Third World Protest: Between Home and the World’ (September
2010) http://www.oxfordscholarship.com/view/10.1093/acprof:oso/9780199560370.001.0001/acprof9780199560370-chapter-5 (11 juni 2014) 125.
27
Rao, ‘Third World Protest’, 126.
28
Tassin, ‘Lift up your head my brother’, 148.
29
Foto: http://www.tibetsun.com/news/1947/03/24/pt-jawaharlal-nehrus-speech-at-asian-relationsconference-1947.
10
artikel ‘Lift up your head, my brother: Nationalism and the genesis of the non-aligned movement’,
was de vorming van een openlijk neutraal buitenlands beleid van groot belang voor de legitimatie
van de binnenlandse macht. Door de niet-gebonden politiek kon India opkomen voor een eigen
nieuwe identiteit, in plaats van wederom ondergeschikt te zijn aan een grotere macht. Alhoewel
Nehru verkondigde dat vrede het ultieme doel van zijn neutrale beleid was, stelt Tassin in haar artikel
dat Nehru’s internationale streven naar vrede duidelijke grenzen kenden. ‘It is naïve to assume that
the moral goal of peace transcended considerations of national self-interest’, zo beschrijft Tassin.30
Naast het beleid van niet-gebondenheid probeerde Nehru India te profileren als het letterlijke en
figuurlijke middelpunt van Azië. India zou moeten fungeren als een vaderfiguur voor de zwakkere
buurlanden. Hij baseerde zijn buitenlandse politiek op een sterk antikoloniaal en anti-imperialistisch
ideaal, waarbij alle gekoloniseerde landen bevrijd zouden moeten worden van de Europese
machthebbers. Net als de grenzen aan Nehru’s niet-gebonden beleid, zoals beschreven door Tassin,
kende ook zijn Pan-Azianisme een limiet. Hoewel Pandit Nehru streefde naar Aziatische
samenwerking en gelijkheid stelde hij zich namelijk vaak op als de eerste der gelijken. Op de Asian
Relations Conference kwam dit tot uiting in de arrogante en neerbuigende houding van de Indiase
delegatie en organisatie tegenover de andere genodigden. Dit wordt onder andere beschreven in het
rapport van Brouwer, maar ook de Filipijnse schrijver Mauro Mendez merkte op dat de Filipijnse
onafhankelijkheidsstrijd niet serieus werd genomen door India en dat de Filipijnen als minderwaardig
werden behandeld.31 Daarnaast hadden veel landen twijfels over de daadwerkelijke leidinggevende
capaciteiten van India. Zo stelde Brouwer dat ‘de vrees bij vele is blijven bestaan, dat waar India nog
niet in staat is te komen tot een gemeenschappelijk standpunt in zijn eigen, nationale probleem het
bereiken van een Aziatisch standpunt uiterst moeilijk zal zijn’.32
Naast de niet-gebonden politiek, het antikolonialisme en Pan-Azianisme speelde ook de persoon
Jawaharla Nehru zelf een belangrijke rol. Zoals beschreven fungeerde hij als toonbeeld van de
opkomende Aziatische staten met een onafhankelijkheidsstreven. Voor veel Aziatische
vrijheidsstrijders en staatsmannen was hij een belangrijke inspiratiebron. Om deze voorbeeldfunctie
verder uit te diepen legde Nehru tijdens de Asian Relations Conference sterk de nadruk op het PanAziatisch ideaal. Om dit te bereiken achtte Nehru het noodzakelijk nationalistische belangen aan de
kant te schuiven. ‘We seek no narrow nationalism. Nationalism has a place in each country and
should be fostered, but it must not be allowed to become aggressive and come in the way of
international development.’33 Ter legitimatie van de binnenlandse macht, bij de zoektocht naar een
nationale identiteit en ter ondersteuning van de dekolonisatie bleek het voor Nehru zeer
aantrekkelijk zich te presenteren als leider van de Aziatische buurlanden. Het Indiase Pan-Azianisme
kende echter duidelijke limieten, waarbij de eigen nationale belangen voor een sterk en
onafhankelijk India een zeer belangrijke rol speelde.
Op 2 april 1947 vond de slotsessie van de Asian Relations Conference plaats. Tijdens deze
sluitingszitting bedankten verschillende delegatieleiders India voor de gastvrijheid en spraken hun
verwachtingen uit over samenwerking in de nabije toekomst. Onder luid applaus gaven zowel
Sarojini Naidu als Pandit Nehru een afscheidsrede. Naidu sprak over een federatie van vrije volkeren
die op gelijke voet samen waren gekomen te New Delhi en Nehru noemde het verloop van de
30
Tassin, ‘Lift up your head my brother’, 151.
NA, Ministerie van Buitenlandse Zaken (inv.code 2.05.117), inv.nr. 16915, Consulaat Generaal der
Nederlanden, artikel Mauro Mendez, ‘Are the Philippines free?’, 26 april 1947.
32
NA, Netherland Forces Intelligence Service en Centrale Militaire Inlichtingendienst in Nederland (inv.code
2.10.62), inv.nr. 1755, Rapport: Asian Relations Conference geschreven door Brouwer, 11 juni 1947, 15.
33
Nehru, ‘Speech Delivered at 1st Asian Relations Conference’.
31
11
conferentie een mijlpaal in Aziatische en wereldgeschiedenis.34 Ook de Indonesische delegatie sprak
vol lof over de Indiase organisatie. De minister-president Sjahrir kwam zelfs op de laatste dag van de
conferentie na de ondertekening van de overeenkomst van Linggadjati nog naar New Delhi gevlogen.
34
NA, Netherland Forces Intelligence Service en Centrale Militaire Inlichtingendienst in Nederland (inv.code
2.10.62), inv.nr. 1755, Rapport: Asian Relations Conference geschreven door Brouwer, 11 juni 1947, 13-14.
12
Hoofdstuk 2
Strijden voor de Indonesische onafhankelijkheid
‘Mrs. Chairman, fellow delegates! The Indonesian delegation at this conference is composed of
member-delegates of all big parties and other organizations. You’ll meet representatives of our
Muslims, our Christians, our women, our youth, our intelligentsia and our workers. All of them have
set aside what differences they might have, to follow a national policy’.35
Abu Hanifah, 2 april 1947
Na eeuwen van Nederlandse overheersing sprak Abu Hanifah, de leider van de Indonesische
delegatie, op de eerste inter-Aziatische conferentie na de Tweede Wereldoorlog over de moslims,
christenen, vrouwen, jongeren, intellectuelen en arbeiders die onderlinge verschillen aan de kant
schoven ten behoeve van een nationale Indonesische politiek. Het streven naar een eigen nationale
politiek was een belangrijke ontwikkeling in de onafhankelijkheidsstrijd tussen Indonesië en
Nederland. Vanaf de zeventiende eeuw was het grondgebied dat wij tegenwoordig Indonesië
noemen namelijk het terrein van kolonialisme en imperialisme. De Nederlandse overheersers
bepaalde de gang van zaken op de Indonesische archipel en onderdrukte de inheemse bevolking.
Dit veranderde met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Nadat Nederland de oorlog had
verklaard aan Japan op 7 december 1941 was de Aziatische grootmacht begonnen met de verovering
van Nederlands-Indië. De Japanse strijdkrachten bleken te sterk voor het Koninklijke Nederlands
Indische Leger (KNIL) en deze capituleren op 8 maart 1942. Hoewel de Japanners in den beginne
veelal onthaald werden als bevrijders, bleek de totalitaire greep op de Indonesische samenleving
sterker dan voorheen. Binnenlandse onrusten, hongernoden, dwangarbeid en harde militaire
sancties waren het gevolg. De Japanse bezetting betekende het begin van het einde voor de
Nederlandse koloniale macht.
Na de Amerikaanse atoombommen op Hiroshima en Nagasaki gaf Japan zich in augustus 1945
over. De Nederlands machthebbers waren ten tijde van de Japanse overheersing naar Australië
gevlucht en in de veronderstelling dat het bewind snel hervat kon worden bij terugkomst in de
kolonie. Er was intussen veel veranderd in Indonesië. Vlak na de capitulatie van Japan riepen de
nationalistische leiders Soekarno en Mohammed Hatta op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid
van de Indonesische Republiek uit. Dit was voornamelijk onder druk van de ondergrondse
verzetsgroepen die zich tijdens de oorlog tegen het Japanse regime hadden gekeerd. In tegenstelling
tot de ondergrondse verzetsstrijder Soetan Sjahrir waren Soekarno en Hatta gedurende de oorlog
een nauwe samenwerking aangegaan met de Japanse machthebbers. Soekarno was voor veel
Indonesiërs het symbool geworden van een onafhankelijke staat. Het nieuws van een autonome
Republiek verspreidde zich snel over de archipel via radio en telegrafie. De Indonesiërs namen de
proclamatie zeer serieus. Zo stelde Sjahrir na een rondreis over het eiland Java: ‘The effect of the
proclamation was tremendous. It was as though our people had been electrified.’36 Mensen kwamen
35
NA, Ministerie van Buitenlandse Zaken (inv.code 2.05.117), inv.nr. 16915, Speech by Abu Hanifah, Leader of
Indonesian Delegate.
36
R. E. Elson, The Idea of Indonesia: A History (Cambridge 2008) 116.
13
massaal tezamen om de onafhankelijkheid te
vieren en de Indonesische vlag, hoewel
verboden door de Japanners, sierde de
daken van vele huizen en instanties.37
Na de onafhankelijkheidsverklaring volgde
al snel de vorming van een tijdelijke
regering. Het nieuwe kabinet moest
verantwoording afleggen aan de verkozen
president Soekarno. Mohammed Hatta werd
benoemd tot vicepresident en Sjahrir
vervulde de functies van premier en
Soekarno leest de onafhankelijkheidsverklaring voor.38
minister van Binnenlandse en Buitenlandse
Zaken. De nieuwe regering beschouwde zichzelf na de proclamatie als wettige en soevereine macht
van het Indonesisch grondgebied.39 De Nederlandse machthebbers erkende de onafhankelijkheid van
de Indonesische Republiek echter niet meteen. Zwak en gekrenkt door de oorlog wilde Nederland
vasthouden aan het koloniale droombeeld. De Indonesische bevolking had het gevoel niets meer te
kunnen verliezen en was bereid te strijden en sterven voor een eigen staat. Hierdoor raakte
Nederland en Indonesië verzeild in een ingewikkelde en gewelddadige relatie, waarbij Nederland de
groeiende dwang naar vrijheid in Indonesië probeerde te onderdrukken. Vier jaar van revolutionaire
strijd waren het gevolg.
Vanaf het begin van de twintigste eeuw nam het besef van een eigen nationale identiteit toe,
waardoor verscheidene organisaties wilde investeren in de inheemse tradities, cultuur en taal.
Binnen enkele tientallen jaren bevond het principe van een nationaal bewustzijn zich in het
middelpunt van het maatschappelijke leven. De inheemse bevolking werd zich bewust van ‘de
ander’, waardoor er een nationale identiteit gevormd kon worden op basis van uit- en insluiting.40
Tijdens de Japanse bezetting groeide het nationale gedachtegoed verder doordat Indonesiërs terecht
kwamen op bestuurlijke posities die voorheen vervuld werden door Nederlanders. Ook de
onderwerping aan ontberingen zoals onderdrukking en hongernoden en de krachtige speeches van
Soekarno en andere nationalistische leiders zorgde ervoor dat de bevolking klaar was om te strijden
voor een eigen identiteit.
Met een omvang van 5.000 kilometer van west naar oost en een populatie van zeer gevarieerde
inwoners, bleek de zoektocht naar één nationale identiteit voor de nieuwe Republiek echter
problematisch. Indonesië als zodanig kende geen pre-koloniale basis binnen de nieuwe territoriale
grenzen. De nationale belangen verschilde per eiland, bevolkingsgroep of religieuze voorkeur en er
bestonden uiteenlopende visies over de toekomst van Indonesië. Ook bij de nieuwe machthebbers
was er sprake van onenigheid over de inrichting van de nieuwe staat. Zo streefde Soetan Sjahrir naar
een revolutionaire strijd, gedragen door democratische groeperingen in plaats van nationalistische
leiders die zich lieten beïnvloeden door Nederlandse of Japanse fascisten.41 Hiermee doelde Sjahrir
voornamelijk op president Soekarno. Ondanks zijn samenwerking met de Japanners fungeerde hij als
het toonbeeld van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd. Soekarno ambieerde een sterke
eenpartijstaat gebaseerd op een nationalistische grondslag. De moslimpartij Masjumi onder leiding
37
George McTurnan Kahin, Nationalism and Revolution in Indonesia (Cornell 1963) 134-137.
Foto: http://en.wikipedia.org/wiki/Proclamation_of_Indonesian_Independence.
39
Agung Gde Agung, Twenty Years Indonesian Foreign Policy, 20-21.
40
Scholte, ‘The international Construction of Indonesian Nationhood’, 191-192.
41
Agung Gde Agung, Twenty Years Indonesian Foreign Policy, 20.
38
14
van Natsir streefde daarentegen naar een staat gefundeerd op de beginselen van de islam. De
politieke concurrentie bemoeilijkte de Indonesische eenheid.
Naast de binnenlandse problemen omtrent de vorming van de Republiek zorgde de
onafhankelijkheidsstrijd er tevens voor dat Indonesië na eeuwen van isolatie contacten kon leggen
op Aziatisch en internationaal niveau. Ide Anak Agung Gde Agung, de schrijver van het boek Twenty
years Indonesian foreign policy, 1945-1965, beschrijft dat de Indonesische Republiek zichzelf na de
onafhankelijkheidsproclamatie beschouwde als een soeverein en vrij land. Hierbij hoorde het
aangaan van internationale relaties en het zoeken naar erkenning van andere landen. Door deze
houding en de tussenkomst van de Verengde Naties veranderde de onafhankelijkheidsstrijd van een
Indonesische en Nederlandse aangelegenheid naar een internationale kwestie.42 Voor het eerst kon
de Indonesische regering over de grenzen heen kijken, zoals naar het verloop van de Vietnamese
onafhankelijkheidsstrijd tegen de Franse bezetters. De Indonesische bevolking ontwikkelde het besef
niet alleen te staan in hun streven naar vrijheid en deel uit te maken van een groter Aziatisch geheel.
Dit Pan-Aziatische besef groeide door het eerste buitenlandse politieke contact van Indonesië met
de Indian National Congres, mede dankzij de persoonlijke banden tussen Nehru en de Indonesische
vrijheidsstrijders. Evenals vijfentwintig andere Aziatische landen ontving de Indonesische Republiek
in het najaar van 1946 de uitnodiging om een delegatie naar New Delhi te sturen voor de Asian
Relations Conference. De gemeenschappelijke doelstellingen en het wederzijdse begrip tussen India
en Indonesië zorgde ervoor dat de Indonesische regering de uitnodiging voor de inter-Aziatische
bijeenkomst aangreep als aanleiding voor de ontwikkeling van een buitenlands politiek beleid.
De Indonesische delegatie op de Asian Relations Conference
Het gezamenlijk streven naar onafhankelijkheid van het westerse imperialisme en het ontwikkelen
van een Pan-Aziatische nationaliteit stond centraal bij de opening van de Asian Relations Conference
op 23 maart 1947. Hoewel Indonesië verwikkeld was in een binnenlandse strijd met de Nederlandse
koloniale machthebbers, was er hoop dat de conferentie bij zou dragen aan een voorspoedige
erkenning van de Indonesische soevereine macht. Er werd een grote delegatie samengesteld, waarin
de verschillende groeperingen en ideologieën vertegenwoordigd moesten worden. Zowel de
communistische, nationalistische en socialistische partijen stuurden afgevaardigden naar New Delhi,
evenals de arbeidersvakbonden, het nationale leger, de vrouwenvertegenwoordiging en enkele
ministers uit het kabinet.43 Met een groep van negenendertig zeer gemêleerde vertegenwoordigers
was de Indonesische delegatie de grootste na de vijftigkoppige afvaardiging van India. President
Soekarno, vicepresident Hatta en premier Sjahrir konden niet aanwezig zijn bij de conferentie door
de binnenlandse onrusten en onderhandelingen met de Nederlandse machthebbers in het
Indonesische dorp Linggadjati. Hadji Agoes Salim vervulde als onderminister van Buitenlandse Zaken
de taak van leider over de afgevaardigden van de Indonesische regering en Abu Hanifah fungeerde
als leider over de culturele delegatie.44
Vol enthousiasme werd de Indonesische delegatie verwelkomd in gastland India. De Indiase
bevolking was dankbaar voor de rijstzendingen die Indonesië in tijden van hongersnood in het
voorjaar van 1946 had geleverd en het doorzettingsvermogen en het optimisme van de Indonesische
42
Ibidem, 22.
NA, Ministerie van Buitenlandse Zaken (inv.code 2.05.117), inv.nr. 16915, Smoelenboek: Delegatie Indonesië.
44
NA, Netherland Forces Intelligence Service en Centrale Militaire Inlichtingendienst in Nederland (inv.code
2.10.62), inv.nr. 1755, Rapport: Asian Relations Conference geschreven door Brouwer, 11 juni 1947, 2-3.
43
15
Republiek kon eveneens op lof rekenen. De populariteit van Indonesië was ook de andere delegaties
niet ontgaan. Zo stelde een afgevaardigde uit de Filipijnen dat ‘de meest vastbesloten delegatie bij de
Asian Relations Conference was die van de Republiek Indonesië’.45 Als een rode draad liep de
zoektocht naar Aziatische erkenning voor een onafhankelijke staat door de conferentie heen. Door
middel van nationalistische uitingen, alhoewel formeel niet toegestaan op de conferentie, probeerde
de delegatie de benarde situatie waarin de Indonesische
bevolking zich bevond kracht bij te zetten.
De toespraak van Abu Hanifah op de tweede dag van
de inter-Aziatische bijeenkomst sloot hierbij aan. In zijn
betoog kwam een sterke antikoloniale en antiNederlandse visie naar voren, verweven met een PanAziatische ideologie. Hanifah stelde dat ‘the Indonesian
people are always decisively working for their
participation in preserving and promoting world peace.
And with the riches of our soil, we want to promote the
prosperity of the world. But we are convinced, that we
can fulfill these tasks if only Indonesia is independent, and
if she remains independent’.46 Als onafhankelijke staat
verwachte Hanifah dat Indonesië een belangrijke rol kon
spelen op het Aziatische continent en bij te kunnen
dragen aan wereldvrede. Om dit te bereiken moest de
Republiek echter ontdaan worden van de Nederlandse
Abu Hanifah, in het smoelenboek van de
imperialistische overheersing en beïnvloeding.
47
Indonesische delegatie op de conferentie.
Diverse landen, waaronder India, spraken hun morele
steun uit voor de moedige onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië. Tijdens de bijeenkomsten van
groep A, met ‘nationale bewegingen’ als onderwerp, was er de meeste ruimte voor het bespreken
van de Indonesische onafhankelijkheidsproclamatie en de Nederlandse reactie hierop. Door middel
van het boekje ‘Nationalist movement for freedom in Indonesië’ konden de deelnemers van groep A
informatie verkrijgen over het verloop van de Indonesische vrijheidsstrijd. In dit drukwerk,
vervaardigde door de Indiase T.G. Narayanan, stond de koloniale geschiedenis en de ontwikkeling
van nationalistische bewegingen in Indonesië centraal. Volgens de auteur was de drijvende kracht
achter de nationalistische beweging het gevoel van de Indonesiërs dat de grote armoede en
binnenlandse onrust het gevolg waren van de imperialistische uitbuiting.48
Door de grote complexiteit van de vraagstukken brachten de discussies van groep A echter niet de
gehoopte resultaten. De delegaties kwamen slechts twee keer tezamen waardoor enkel de koloniale
kwesties betreffende Birma, Ceylon, Maleisië, Vietnam en Indonesië oppervlakkig besproken konden
worden. De vraagstukken waren daarnaast verweven met de politieke situaties in de Aziatische
landen, terwijl dit aanvankelijk niet de bedoeling was van de conferentie. Door tijdsgebrek bleven
vernieuwende conclusies achterwege en de bevindingen van groep A werden tijdens de plenaire
45
NA, Ministerie van Buitenlandse Zaken (inv.code 2.05.117), inv.nr. 16915, krantenartikel uit Manila Times,
geschreven door Mauro Mendez, 24 april 1947.
46
NA, Ministerie van Buitenlandse Zaken (inv.code 2.05.117), inv.nr. 16915, Speech by Abu Hanifah, Leader of
Indonesian Delegate.
47
NA, Ministerie van Buitenlandse Zaken (inv.code 2.05.117), inv.nr. 16915, Smoelenboek: Delegatie Indonesië.
48
NA, Ministerie van Buitenlandse Zaken (inv.code 2.05.117), inv.nr. 16915, informatiebrochure ‘Nationalist
movement for freedom in Indonesia’, geschreven door T.G. Narayanan.
16
zitting dan ook bestempeld als ‘teleurstellend en weinig inspirerend’.49 Ondanks het uitblijven van
concrete afspraken droegen de besprekingen van groep A wel bij aan het versterken van de PanAziatische ideologie. De delegaties waren eenstemmig van mening dat het Aziatische continent zo
snel mogelijk bevrijd moest worden van koloniale en imperialistische invloeden en tevens kwamen
de afgevaardigden tot de overeenkomst dat geen enkel Aziatisch land directe of indirecte steun zou
verlenen aan een koloniale mogendheid in haar pogingen een Aziatisch land onderdrukt te houden.50
De Indonesische delegatie was teleurgesteld over het uitblijven van erkenning of politieke steun
van de Aziatische buurlanden. De onverwachte komst van Soetan Sjahrir op de laatste dag van de
conferentie gaf de afgevaardigden nieuwe moed. Sjahrir, de premier en minister van Buitenlandse
Zaken, kon eerst niet mee naar New Delhi door de onderhandelingen met de Nederlandse
machthebbers over de toekomstige verhoudingen tussen beide landen. Op 25 maart 1947
ondertekende Sjahrir het akkoord van Linggadjati. Deze overeenkomst tussen de Indonesische
onafhankelijkheidsleiders en de Nederlandse overheid was al lange tijd een moeizaam punt van
discussie. Nederland en Indonesië hielden er allebei een andere interpretatie van de overeenkomst
op na, waardoor de ondertekening eerder voor meer verwarring en spanningen dan voor
opheldering zorgde. Nadat de Linggadjati overeenkomst voorzien was van de handtekeningen van
Sjahrir en de Nederlandse luitenant-gouverneur-generaal Huib van Mook accepteerde Sjahrir het
aanbod van Nehru om alsnog naar de Asian Relations Conference te komen.51
De nationale en internationale belangen van Indonesië
De komst van Soetan Sjahrir naar New Delhi betekende tevens het eerste buitenlandse bezoek van
de minister van Buitenlandse Zaken. Sinds zijn opleiding in Nederland in 1929 had Sjahrir Indonesië
niet meer verlaten. De uitnodiging voor de Asian Relations Conference was de aanleiding tot de
vorming van een buitenlands beleid. Vicepresident Mohammed Hatta schreef in 1953 een artikel
over de politiek van Indonesië. Hij veronderstelde dat het buitenlandse beleid was gebaseerd op zes
kernpunten: 1) het beschermen van de vrijheid van de Indonesische bevolking en de staat, 2) het
verhogen van de eigen levensstandaard door het bevorderen van buitenlandse samenwerking en
handel, 3) het verkrijgen van kapitaalgoederen ter stimulatie van industrialisatie en mechanisatie in
de landbouw, 4) bijdragen aan sociale rechtvaardigheid volgens de richtlijnen van de Verenigde
Naties, 5) investeren in de relaties met Aziatische buurlanden, en 6) het stimuleren van
internationaal broederschap binnen de Indonesische richtlijnen.52 Evenals het buitenlandse beleid
van India was Indonesië gericht op een niet-gebonden politiek. Sjahrir keerde zich tegen de
polarisering van de wereld in twee machtsblokken en ondanks dat hij het woord ‘neutraal’ liever niet
in de mond nam, adviseerde hij de Aziatische leiders zich niet in te laten met het kapitalisme of het
communisme.
Dit kwam duidelijk naar voren in de toespraak die Sjahrir gaf op de laatste dag van de conferentie.
Onder luid applaus introduceerde Sarojini Naidu de Indonesische premier als de ‘little bombshell of
the Pacific’.53 De toespraak van Sjahrir wordt door Anak Agung Gde Agung omschreven als de eerste
buitenlandse verklaring van de Indonesische Republiek voor een internationaal publiek. Zo wist
Sjahrir iedereen te enthousiasmeren met de volgende woorden;
49
NA, Netherland Forces Intelligence Service en Centrale Militaire Inlichtingendienst in Nederland (inv.code
2.10.62), inv.nr. 1755, Rapport: Asian Relations Conference geschreven door Brouwer, 11 juni 1947, 7.
50
Ibidem, 7.
51
Rudolf Mrázek, Sjahrir: Politics and Exile in Indonesia (Cornell 1994) 335.
52
Mohammed Hatta, ‘Indonesia’s Foreign Policy’, Foreign Affairs 31, 3 (1953) 441 - 452.
53
Rudolf Mrázek, Sjahrir: Politics and Exile in Indonesia , 335.
17
‘May I remind you that we must exercise the greatest care that the Asian sentiment which has
brought us here together is preserved as a holy flame which will spur us on to greater endeavours
towards justice, truth, idealism and humanitarianism. We have cultivated that Asian sentiment with
such fervor that it is now a powerful force – and a powerful force for good I believe – which wisely
used should help us realize not only the vision of ONE WORLD we have been striving for, but also the
dream of the oneness of mankind’. 54
Een ideologische inslag met de nadruk op een verenigd en sterk Aziatisch continent kenmerkte
Sjahrirs toespraak. Volgens Sjahrir was het bereiken van een democratische staat belangrijker dan de
ontwikkeling van het nationalisme.55 Hij beschreef het buitenlandse beleid van Indonesië dan ook als
‘een positieve zoektocht naar vrede’.56 Dit in tegenstelling tot Soekarno, Hatta en Hanifah. Zoals blijkt
uit de zes kernpunten van het buitenlandse beleid volgens Hatta streefde Indonesië door middel van
internationale middelen naar versterking van de nationale situatie. Dit wordt voornamelijk
belichaamd door de eerste drie punten. De grote verschillen tussen de visies van de
onafhankelijkheidsleiders van Indonesië, maar ook binnen de zeer gemêleerde delegatie aanwezig op
de conferentie, tonen de problemen met de vorming van een nationale en Pan-Aziatische identiteit.
Vlak na de conferentie, op 20 juni 1947, volgde het ontslag van Soetan Sjahrir.
Hoewel de strijd tegen de koloniale overheersing vaak wordt aangewezen als een belangrijke
bindende factor op het Aziatische continent, stelde de Nederlandse journalist in zijn verslag over de
Asian Relations Conference dat er niet gesproken kon worden van één homogene Aziatische geest in
New Delhi. Volgens hem zullen de verschillende stromingen en zienswijzen tot conflicten leiden, die
niet te overbruggen zijn door het streven naar een Pan-Aziatisch ideaal.57 Het staat echter buiten kijf
dat de Asian Relations Conference bijdroeg aan het openbreken van de isolatie waarin vele Aziatische
landen zich eeuwenlang bevonden. Zo ook tussen India en Indonesië. Deze relatie zal in hoofdstuk
drie centraal staan.
54
Agung Gde Agung, Twenty Years Indonesian Foreign Policy, 24.
Elson, The Idea of Indonesia: A History, 125.
56
Agung Gde Agung, Twenty Years Indonesian Foreign Policy, 25.
57
NA, Netherland Forces Intelligence Service en Centrale Militaire Inlichtingendienst in Nederland (inv.code
2.10.62), inv.nr. 1755, Rapport: Asian Relations Conference geschreven door Brouwer, 11 juni 1947, 18.
55
18
Hoofdstuk 3
De relatie tussen India en Indonesië
De verhoudingen tussen India en Indonesië speelde een belangrijke rol tijdens de Asian Relations
Conference. Zoals te lezen was in de twee voorafgaande hoofdstukken raakte beide landen na de
Tweede Wereldoorlog verwikkeld in een dekolonisatieproces, waarbij de eerste inter-Aziatische
conferentie aanleiding was tot de vorming van een eigen buitenlands beleid. Het nastreven van een
actieve en onafhankelijke buitenlandse politiek in een staat los van koloniale overheersing was voor
zowel Nehru als Soekarno, de onafhankelijkheidsleiders van India en Indonesië, van groot belang. In
deze gemeenschappelijke ambitie vonden beide landen elkaar door het afbrokkelen van de isolatie
na eeuwen van overheersing. Hoewel de ontwikkeling van een onafhankelijke Indiase staat binnen
het Britse Gemenebest steeds meer een realistisch toekomstbeeld werd, zocht Indonesië naar een
balans tussen het beschermen van de nationale politiek en het bereiken van internationale
erkenning. Volgens Soekarno en Sjahrir was een hechte band met India van groot belang,
voornamelijk door haar leidinggevende positie op het Aziatische continent en als voorbeeld van een
diplomatieke onafhankelijkheidsstrijd.
Voordat de Indonesische Republiek de uitnodiging voor de Asian Relations Conference van de
Indian Council of World Affairs ontving zijn er twee pogingen te noemen van Indonesië om een
sterke verstandhouding met India te bewerkstellingen. Op 12 april 1946 schonk Sjahrir namens de
Indonesische regering een grote hoeveelheid rijst aan het door honger geteisterde India. In ruil
daarvoor ontving Indonesië textiel. Met het versterken van de handelsbetrekkingen door middel van
rijstschenkingen probeerde Sjahrir aan te tonen sympathie voor de Indiase bevolking te hebben.
Nehru reageerde opgetogen; ‘It is by such acts that nations and peoples are bound together.. I hope
and trust that it will be the precursor of a closer friendship between the two nations, advantageous to
both’.58 Daarnaast probeerde Indonesië ook via diplomatieke wegen de banden te intensiveren. Zo
stuurde de Republikeinse regering de vertegenwoordiger Soedarsono naar India om te streven naar
politieke erkenning van de Indonesische Republiek, echter zonder succes. Door haar kwetsbare
positie was India niet bereid risico’s te nemen, waardoor Nehru het contact met Nederland in stand
wilde houden.59
De relatie tussen India en Indonesië berustte verder op de persoonlijke banden tussen de
onafhankelijkheidsstrijders in beide landen. Jawaharlal Nehru en Mohammed Hatta kende elkaar uit
de tijd dat ze allebei in Europa studeerden en sinds de Liga tegen Imperialisme en Koloniale
onderdrukking in 1927 te Brussel onderhielden ze een hechte vriendschap.60 De affiniteit tussen
Nehru en Sjahrir kwam duidelijk naar voren tijdens de Asian Relations Conference. Hoewel Sjahrir
alvorens niet aanwezig kon zijn op de conferentie, stuurde Nehru nadat Sjahrir het Linggadjatiakkoord had ondertekend een Indiaas vliegtuig om de Indonesische premier op te halen. Bij de
landing van Sjahrir in New Delhi werd hij ontvangen door de enthousiaste Jawaharlal Nehru.
58
B.D. Arora, Indian-Indonesian Relations 1961-1980 (New Delhi, 1981) 25.
B. H. F Pauwels, ‘Een internationale strijd voor vrijheid. De Republiek Indonesië en de buitenlandse
betrekkingen met India (1945-1949), (versie 2009), http://dspace.library.uu.nl/handle/1874/36684 (29 juni
2014) 18 – 20.
60
Agung Gde Agung, Twenty Years Indonesian Foreign Policy, 23.
59
19
Soetan Sjahrir had grote
bewondering voor de diplomatieke
wijze waarop Groot-Brittannië en de
voorlopige regering onder leiding van
Nehru maatregelen troffen voor de
Indiase onafhankelijkheid binnen het
Britse Gemenebest. Dit bleek eveneens
tijdens de conferentie. Zo schreef de
Hindustan Times, één van de
belangrijkste kranten in India, dat
Sjahrir ontwijfelbaar steun zocht in
India op allerlei gebied.61 Nehru en
Sjahrir vervulde beide de rol van
minister van Buitenlandse Zaken en
streefde naar samenwerking en een
Soetan Sjahrir en Jawaharlal Nehru tijdens de conferentie.62
ongebonden koers ten aanzien van
het kapitalisme en communisme. India was echter minder afhankelijk van de internationale
gemeenschap voor het welslagen van de onafhankelijkheid dan Indonesië waardoor de
benaderingswijzen verschilde.63
Het verder gevorderde stadium van de Indiase onafhankelijkheid kan gezien worden als een reden
waarom Nehru tijdens de Asian Relations Conference duidelijk de nadruk legde op het PanAzianisme. Nehru en Gandhi presenteerde zich als de politieke en ideologische leiders van het
Aziatische continent, waarbij het streven naar vrijheid en samenwerking onder gemeenschappelijke
normen en waarden centraal moest komen te staan, los van koloniale en imperialistische invloeden.
Het feit dat de Indiase regering geen gehoor wilde geven aan de erkenning van de Indonesische
onafhankelijkheidsproclamatie toonde daarentegen de precaire situatie waarin de Indiase
vrijheidsstrijd zich ten tijde van de conferentie bevond. India was bereid om Indonesië te steunen,
onder andere door de immense bevolking, de natuurlijk bronnen en strategische ligging van
Indonesië, maar verder dan het uitspreken van morele hulp kwam het niet.64 Indonesië was naarstig
opzoek naar erkenning en enkele afgevaardigden lieten dit tijdens de bijeenkomsten blijken door
middel van nationalistische uitingen. Soetan Sjahrir trachtte de politieke visie van Nehru te volgen
door eveneens de nadruk op een groter Pan-Aziatisch geheel te leggen.
De Asian Relations Conference bleek wel een solide basis te hebben gelegd voor de verhouding
tussen India en Indonesië. Na de eerste politionele actie op 20 juni 1947, waarbij de Nederlandse
overheersers door middel van geweld de koloniale macht wilde herstellen, bracht de Indiase regering
de Indonesische situatie onder de aandacht bij de Verenigde Naties.
61
NA, Ministerie van Buitenlandse Zaken (inv.code 2.05.117), inv.nr. 16915, codetelegram geschreven door
Winkelman, 9 april 1947.
62
Foto:
http://beeldbank.nationaalarchief.nl/nl/afbeeldingen/trefwoord/Geografisch_trefwoord/India/trefwoord/Verv
aardiger/Keystone.
63
Pauwels, ‘Een internationale strijd voor vrijheid’, 22.
64
Michael Leifer, Indonesia’s foreign policy, xiii.
20
Was de Asian Relations Conference een succes?
‘De verschillende Aziatische gedelegeerden ontdekten bij elkaar vrij veel verschil van opvatting en
niemand had veel zin om zich door India op sleeptouw te laten nemen’.65
Esler Dening, april 1947
Bovenstaand bericht rapporteerde Esler Dening, een Britse afgevaardigde, aan het einde van de
Asian Relations Conference aan zijn gezaghebbers in Londen. Hoewel de conferentie tot doel had
eenheid te creëren op het Aziatische continent, waren de delegaties zich volgens Dening juist bewust
geworden van onderlinge verschillen waardoor de grootste kracht van de bijeenkomst verloren ging.
De Moslim Liga, die door de binnenlandse omstandigheden de bijeenkomsten hadden geboycot,
waren eveneens zeer negatief over de behaalde resultaten van de conferentie. In mei 1947
publiceerde de Liga een artikel waarin de auteur stelde dat de Asian Relations Conference gebaseerd
was op een leugen gecreëerd door de charismatische leider Nehru. Het nastreven van een strikt
cultureel programma diende enkel als dekmantel voor de vele politieke onderwerpen die besproken
werden, alhoewel dit uiteindelijk meer onenigheid dan overeenstemming bracht. Zo eindigde het
artikel met de pakkende tekst; ‘Thank you mr. Nehru for summoning the Asia Conference. If fit did not
serve your purpose, it served ours. Please summon another one soon. But we know you won’t’.66 Ook
de Nederlandse journalist Brouwer sprak in de nabeschouwing van zijn verslag over het achterwege
blijven van concrete overeenkomsten of doelstellingen. Brouwer stelde dat de conferentie, alvorens
deze van start ging, te hoog gegrepen was. De onderwerpen waren zeer complex en het tijdsbestek
kort waardoor de kwesties slechts oppervlakkig besproken konden worden en veel delegaties met
een onbevredigend gevoel de conferentie op 2 april 1947 verlieten.67
Ondanks het ontbreken van daadkracht vormde de Asian Relations Conference voor het eerst een
platform voor Aziatische vrijheidsstrijders binnen een antikoloniaal discours op eigen initiatief. Het
leggen van inter-Aziatische contacten bleken van grote waarden voor het versterken van het PanAziatische ideaal. Dit kan grotendeels verklaard worden door de sterke optredens van Nehru, Gandhi
en Sjahrir waarbij het streven naar samenwerking op het Aziatische continent centraal stond. Onder
luid applaus werden de toespraken van deze onafhankelijkheidsleiders keer op keer in ontvangst
genomen.
De Indiase regering probeerde zich duidelijk te profileren als nieuwe leider van Azië en volgens
Brouwer was dit, ongeacht de binnenlandse onrusten, grotendeels gelukt. Door middel van het
organiseren van de conferentie wilde India tonen klaar te zijn voor de onafhankelijkheid en geen
bedreiging te vormen voor Westerse landen. Met de niet-gebonden politiek van Nehru wilde India
zich verre houden van het kapitalistische of communistische blok. Daarnaast profiteerde de Indiase
handel van de bijeenkomst.68 Er kunnen daarentegen vraagtekens gezet worden bij het succes van de
Asian Relations Conference voor de Indonesische delegatie. Ondanks verwoede pogingen werd het
voornaamste doel van Indonesië, het zoeken van internationale erkenning en steun in de strijd tegen
de Nederlandse machthebbers, niet bereikt. Desalniettemin fungeerde de conferentie als een
65
NA, Netherland Forces Intelligence Service en Centrale Militaire Inlichtingendienst in Nederland (inv.code
2.10.62), inv.nr. 1755, Telegram Ambassade te Londen, april 1947.
66
NA, Ministerie van Buitenlandse Zaken (inv.code 2.05.117), inv.nr. 16915, krantenartikel ‘The farce of the
Asian Conference’, 14 mei 1947.
67
NA, Netherland Forces Intelligence Service en Centrale Militaire Inlichtingendienst in Nederland (inv.code
2.10.62), inv.nr. 1755, Rapport: Asian Relations Conference geschreven door Brouwer, 11 juni 1947, 15.
68
Ibidem, 13.
21
platform waarbij voor het eerst in de geschiedenis gemeenschappelijke Aziatische ambities het
hoofdonderwerp waren.
Daarnaast leidde de bijeenkomst tot twee belangrijke beslissingen, namelijk de oprichting van een
Instituut voor Aziatische Studies te New Delhi, ter bevordering van het bestuderen van de PanAziatische cultuur, en de oprichting van de Asian Relations Organisation. Deze permanente
organisatie stelde ten doel de resultaten van de bijeenkomst verder uit te werken en de delegaties
op jaarlijkse basis samen te laten komen. Volgens de Nederlandse journalist Brouwer hing het succes
van de Asian Relations Conference af van de verdere ontwikkeling van de opgedane contacten en de
manier waarop beide permanente organisaties ingevuld zouden worden. Zo stelde Brouwer dat ‘het
lijdt geen twijfel, dat deze nieuwe organisaties – zo zij tot ontwikkeling komen – een belangrijke rol
zullen gaan spelen in het opwekken van het zelfbewustzijn der Aziatische volkeren’.69
69
NA, Netherland Forces Intelligence Service en Centrale Militaire Inlichtingendienst in Nederland (inv.code
2.10.62), inv.nr. 1755, Rapport: Asian Relations Conference geschreven door Brouwer, 11 juni 1947, 12.
22
Conclusie
‘When the history of our present times is written, this event may well stand out as a landmark which
divides the past of Asia from the future’.70
Pandit Nehru, 24 maart 1947
In tegenstelling tot de bovenstaande woorden van Jawaharlal Nehru blijkt de Asian Relations
Conference in de hedendaagse geschiedschrijving een vrijwel vergeten onderwerp te zijn. Het succes
van de conferentie kan betwist worden, aangezien er geen concrete of spraakmakende beslissingen
uit voortvloeide. Na dit onderzoek kan echter geconcludeerd worden dat de Asian Relations
Conference weldegelijk een interessante rol heeft gespeeld op de scheidslijnen tussen nationale
belangen en het Pan-Azianisme in een tijd van antikoloniale strijd op het Aziatische continent.
Voor veel Aziatische landen vormde de uitnodiging tot de conferentie door de Indian Council of
World Affairs de aanleiding tot het ontwikkelen van een eigen buitenlands beleid. Vrijwel alle
genodigden gaven gehoor aan het verzoek een delegatie te sturen naar de Asian Relations
Conference, die plaats zou vinden van 23 maart tot 2 april te New Delhi. Dit getuigt van een groot
draagvlak onder de Aziatische landen om samen te willen komen en een einde te maken aan eeuwen
van isolatie en onderdrukking door Europese machthebbers.
Gastland India, met de onafhankelijkheid binnen het Britse Gemenebest als realistisch
toekomstbeeld, en Indonesië, gevangen in een gewelddadige strijd met de Nederlandse
overheersers, namen een belangrijke positie in op de conferentie. In beide landen bleek zoektocht
naar een nationale identiteit problematisch. Hierdoor ontstond het verlangen te investeren in de
inheemse tradities, cultuur en taal. Door middel van in- en uitsluiting trachtte de bevolking een eigen
identiteit te ontwikkelen, los van koloniale beïnvloeding.
Terwijl de tijdelijke regering in India onder leiding van Nehru zich probeerde te profileren als het
letterlijke en figuurlijke middelpunt van Azië, streefde de Indonesische leiders naar internationale
erkenning en politieke steun. De interesses en verwachtingen van beide delegaties op de conferentie
waren hierdoor zeer verschillend. Om die reden verschilde eveneens hun nationale en Pan-Aziatische
belangen.
Dit brengt ons terug bij het centrale vraagstuk van de scriptie, namelijk of de Indiase en
Indonesische delegaties tijdens de Asian Relations Conference handelde vanuit nationalistisch eigen
belang of dat er een groter ideaal van één verenigd Azië voorop stond. Alvorens tot een conclusie te
komen, moet gesteld worden dat de opkomst van het nationalisme en Pan-Azianisme nauw samen
gingen. Het zijn twee ontwikkelingen die op het Aziatische continent onlosmakelijk met elkaar
verbonden waren. Hoewel het streven naar Pan-Aziatische samenwerkingen centraal stond tijdens
de Asian Relations Conference is uit dit onderzoek gebleven dat nationale uitingen niet vermeden
werden in New Delhi.
Het waren voornamelijk de charismatische leiders van India en Indonesië, Nehru, Gandhi en
Sjahrir, die de Pan-Aziatische ideologie personaliseerden in hun toespraken. Maar kan een staat
daadwerkelijk belangeloos handelen en het streven naar internationale samenwerking en
democratie boven nationalistische doeleinden verkiezen? Hoewel de liberale visie binnen de
Internationale Betrekkingen dit bepleit, waren de nationale belangen van India en Indonesië ten tijde
van de Asian Relations Conference groter dan het ambiëren van een sterk Pan-Aziatisch ideaal,
70
Nehru, ‘Speech Delivered at 1st Asian Relations Conference’.
23
waardoor het de realistische visie ondersteunt. De strijd naar onafhankelijkheid, het stabiliseren van
de binnenlandse onrusten en de problemen omtrent de vorming van een nationale identiteit bleken
voor beide landen zwaarder te wegen.
Voor de tijdelijke regering in India fungeerde de conferentie als het opstapje naar een
onafhankelijke staat en het toetreden tot de internationale gemeenschap. Het nastreven van
Aziatisch leiderschap maakte het voor Jawaharlal Nehru aantrekkelijk zich te presenteren als
toonbeeld van het Pan-Azianisme, alhoewel is gebleken dat de Pan-Aziatische uitingen beperkt
werden door de nationale belangen van India. Dit verklaart ook de terughoudendheid met betrekking
tot de erkenning van de Indonesische Republiek.
Indonesië was daarentegen sinds de onafhankelijkheidsproclamatie in augustus 1945 verwikkeld
geraakt in een gewelddadige strijd met de Nederlandse overheersers. De zoektocht naar
internationale erkenning en politieke steun stond voor de Indonesische delegatie centraal tijdens de
conferentie. Soetan Sjahrir kan gezien worden als de Indonesische drager van het Pan-Aziatische
ideaal, maar door grote verdeeldheid binnen de delegatie, alsmede binnen de nationale politiek in
Indonesië, bleven de nationale belangen de boventoon voeren. Voor veel Indonesiërs was het
verloop van de conferentie dan ook teleurstellend.
Het bestuderen van de Asian Relations Conference geeft nieuwe inzichten over de breuklijnen en
raakvlakken tussen nationale en Pan-Aziatische belangen op het Aziatische continent in 1947. Het is
daarom verrassend dat diepgaand en recent onderzoek over dit desbetreffende onderwerp
ontbreekt. Een uitgebreidere analyse kan bijdragen aan een beter begrip van de ontwikkeling van de
buitenlandse politiek in India en Indonesië in het antikoloniale discours.
Hoewel concrete afspraken of oplossingen achterwege bleven, legde de conferentie een
belangrijke basis voor latere samenwerking. Dit blijkt uit de tweede Asian Relations Conference die in
1949 georganiseerd werd, nogmaals op initiatief van India, om bij te dragen aan een snelle oplossing
voor de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd. Deze conferentie was vele malen kleiner dan de
bijeenkomst in 1947 en speelde zich voornamelijk op overheidsniveau af. In 1955 volgde de
Bandungconferentie, ditmaal in Indonesië. Wederom kwamen Aziatische, en ook Afrikaanse, landen
tezamen ter stimulering van samenwerking en het streven naar niet-gebondenheid aan één van de
twee machtsblokken. Veel landen waren in de jaren tussen de eerste Asian Relations Conference en
de Bandungconferentie onafhankelijk geworden.
De tweede Asian Relations Conference en de Bandungconferentie tonen het lange termijn succes
van de eerste inter-Aziatische conferentie. Het Pan-Azianisme fungeerde als een ideale basis voor het
nastreven van Aziatische samenwerking en eenheid. Maar voor alle deelnemende landen, dus ook
India en Indonesië, bleven de nationale belangen de boventoon voeren.
24
Literatuurlijst
Aart Scholte J., ‘The international Construction of Indonesian Nationhood’, in: H. Antlöv en Stein
Tonnesson (ed.), Imperial policy and Southeast Asian Nationalism 1930-1957 (Richmond, 1995).
Anak Agung Gde Agung, I., Twenty years Indonesian Foreign Policy 1945-1965 (Mouton 1973).
Arora, B. D., Indian-Indonesian Relations 1961-1980 (New Delhi 1981).
Elson, R. E., The Idea of Indonesia: A History (Cambridge 2008).
Gandhi, M., ‘Address by Mahatma Gandhi at the Valedictory session of 1st Asian Relations Conference
at New Delhi 2nd April 1947’, http://icwadelhi.info/asianrelationsconference/images /stories /mahat
magandhi.pdf (19 juni 2014).
Hatta, M., ‘Indonesia’s Foreign Policy’, Foreign Affairs, 31, 3 (1953) 441 - 452.
Jackson, R., en Georg Sorensen, Introduction to International Relations (Oxford 2013).
Kahin, G., Nationalism and Revolution in Indonesia (Ithaca 1963).
Keenleyside, T. A., ‘Nationalist Indian Attitudes Towards Asia: A Troublesome Legacy for Postindependence India Foreign Policy’, Pacific Affairs, 55, 2 (1982) 210 - 230.
Leifer, M., Indonesia’s foreign policy (London 1983).
Mrázek, R., Sjahrir: Politics and Exile in Indonesia (Ithaca 1994).
Nanda, B. R., Indian Foreign Policy, the Nehru Years (Hawaii 1976).
Nehru, J. ‘Speech Delivered at 1st Asian Relations Conference by Pt. Jawaharlal Nehru 1t New Delhi 24
maart 1947’ http://icwadelhi.info/asianrelationsconference/images/stories/jawaharlalnehru.pdf(19
juni 2014).
Pauwels, B. H. F., ‘Een internationale strijd voor vrijheid. De Republiek Indonesië en de buitenlandse
betrekkingen met India (1945-1949)’, (versie 2009), http://dspace.library.uu.nl/handle/1874/36684
(29 juni 2014).
Prashad, V., The Darker Nations, A People’s History of the Third World (New York 2007).
Rao, R., Oxford Scholarship Online, ‘Third World Protest: Between Home and the World’ (September
2010)http://www.oxfordscholarship.com/view/10.1093/acprof:oso/9780199560370.001.0001/acpro
f-9780199560370-chapter-5 (11 juni 2014).
Robb, P. A History of India (Hampshire 2011).
25
Stolte, C. M., ‘Orienting India: Interwar internationalism in an Asian Inflection, 1917-1937’ (8 oktober
2013)https://openaccess.leidenuniv.nl/bitstream/handle/1887/21864/Summary%20in%20Dutch.pdf
?sequence=15 (5 juni 2014).
Tassin, K., ‘’Lift up your head my brother’’: Nationalism and the Genesis of the Non-Aligned
Movement’, Journal of Third World Studies 23, 1 (2006) 147 - 168.
Vickers, A., A History of Modern Indonesia (Cambridge 2013).
Archief:
Nationaal Archief Den Haag, Ministerie van Buitenlandse Zaken 1945-1954 (inventariscode 2.05.117),
inventarisnummer 16915, ‘Asian Relations Conference (ARC), New Delhi, 23 maart – 2 april 1947’.
Netherlands Forces Intelligence Service [NEFIS] en Centrale Militaire Inlichtingendienst [CMI] in
Nederlands-Indië (inventariscode 2.10.62), inventarisnummer 1755, ‘Stukken betreffende de Asian
Relations Conference te New Delhi 1947’.
26
Download