Indonesie en de Nederlandse overheersing

advertisement
MINISTERIE VAN ONDERWIJS
EN VOLKSONTWIKKELING
UNIFORM HEREXAMEN VWO 2009
VAK:
DATUM:
TIJD:
Geschiedenis
30 juli 2009
10.45 – 12.45
Aantal pagina’s: 3
Aantal opgaven: 6
Indonesië en de Nederlandse overheersing
De Nederlandse aanwezigheid in Indonesië werd vanaf het begin bepaald door economische
belangen. De Verenigde Oost-Indische Compagnie kreeg met het octrooi van 1602 het
alleenrecht voor handel en het sluiten van verdragen. De VOC erkende het gezag van de
Indonesische vorsten en hun rechtssysteem, zolang dit niet op gespannen voet stond met haar
belangen. Tot 1830 zou Indonesië vooral een handelskolonie blijven.
De greep van de Nederlandse staat op Indonesië nam in de loop der jaren toe. Eerst voerde
Nederland de onthoudingspolitiek(1796-1870) waarbij het Nederlandse bestuur zich van
expansie moest onthouden om een goede verstandhouding met de Indonesische vorsten na te
streven. Vervolgens werd op Java overeenkomstig de ideeën van Van den Bosch het
cultuurstelsel ingevoerd. De bevolking moest op zijn minst een vijfde van zijn grond met door
het gouvernement aangewezen producten bebouwen. De “regeringscultures” waren een
combinatie van belasting en dwangarbeid.
Het cultuurstelsel werd spoedig een goudmijn. De export nam in de jaren 1830-1840 toe van
een waarde van 13 – 74 miljoen gulden. Dit ging ten koste van de bevolking, voor wie het een
zware last betekende. Er heerste onstellende armoede, grote hongersnood en de bevolking van
Demak verminderde in een jaar van 336.000 tot 120.060 en die van Grobogan van 98.500 tot
9.000. Ook werd de traditionele dorpsgemeenschap doorbroken. Er kwam in de dorpen een
nivelleringsproces opgang en het dorpshoofd werd een verlengstuk van het koloniaal gezag.
Europese bestuursambtenaren en inlandse hoofden werden voor het systeem gewonnen door
hen zogenaamde “cultuurprocenten” uit te keren. Door hogere invoerrechten te heffen, werden
producten uit andere landen geleidelijk van de Indonesische markt verdrongen.
Kwamen de hier geschetste ontwikkelingen in het begin van de 19e eeuw maar in enkele
gebieden voor, in de tijd van de koloniale rijken werd het een min of meer algemeen
verschijnsel en deden zich die veranderingen op grotere schaal voor. Deze koloniale rijken
kwamen over het algemeen in de tweede helft van de 19e eeuw tot stand. Hier heerste de
onderkoning over honderden miljoenen directe en indirecte onderdanen, verdeeld over meer
dan vijfhonderd grotere en kleinere rijken. Aanvankelijk bestond de tendens het aantal van
deze rijken te beperken, in de tweede helft van de 19e eeuw werden de kleine vorsten vanwege
hun volgzaamheid juist beschermd. Als de gebieden direct of indirect bestuurd werden, in
beide gevallen had het centrale koloniale gezag het laatste woord. Het waren de Europeanen
die de bovenlaag van de nu exclusief etnisch gestructureerde koloniale hiërarchie vormden en
de bevolking hun taal, rechtssysteem, onderwijs en bestuurssysteem oplegden.
1
Aan het begin van de 20e eeuw kwam het dekolonisatieproces in Indonesië, dat in tegenstelling
tot Suriname een traumatisch verloop had, opgang. In 1908 hadden de Inheemse Indonesiërs
zonder succes grotere zelfstandigheid bij Nederland bepleit. In 1918 werd de Volksraad
(zonder wetgevende bevoegdheden) door degenen die gestudeerd hadden, opgericht.
Anderzijds werd een krachtige staatsgezag als voorwaarde voor een beschavingsmissie gesteld.
In de jaren-30 van de vorige eeuw was de greep van Nederland op Indonesië het grootst, mede
omdat Nederland geteisterd werd door een economische wereldcrisis. Het Indonesische
nationalisme kreeg in deze periode steeds minder ruimte.
Vanaf 1922 was Indonesië officieel geen bezit meer, maar onderdeel van het Koninkrijk der
Nederlanden. Dat nam niet weg dat de soevereiniteit bij Nederland bleef rusten. De
Nederlandse heerschappij over Indonesië duurde tot 1942, toen de Japanse bezetting daar
abrupt een einde aan maakte. De onafhankelijkheid volgde uiteindelijk in 1945.
Bewerkt vrij naar: Ger van Roon
Europa en de Derde Wereld
Pagina 45-47
I.
(2)
(2)
(2)
(2)
1. In welke periode was er in Indonesië sprake van informeel imperialisme?
2. Wat hield de onthoudingspolitiek van Nederland in?
3. Geef een omschrijving van het cultuurstelsel volgens Van den Bosch.
4. Noem één(1) gevolg op economisch- en één(1) gevolg op sociaal gebied van het
cultuurstelsel voor de inheemse samenleving op.
5. Toon aan dat er in Indonesië sprake was van indirecte bestuur.
6. Schrijf de zinsnede op die aantoont dat Nederland in Indonesië een monopolistische
positie innam.
7. Noem twee economische kenmerken van de koloniale rijken op.
8. Om welke reden werd in de 2e helft van de 19e eeuw de kleine vorsten beschermd?
9. Wanneer is voor Indonesië de periode van het neokolonialisme aangevangen?
(2)
(2)
(2)
(2)
(2)
II.
(2)
(4)
III.
(4)
(4)
Tekstgerelateerde vragen:
1. Welk deel van de tekst handelt over het informeel imperialisme?
2. Leg aan de hand van het cultuurstelsel de regressieve ontwikkeling die Indonesië
heeft doorgemaakt uit.
3. Noem een verschil tussen het dekolonisatieproces van Suriname en van Indonesië op.
4. Van welke fasen van imperialisme is er sprake in de 19e eeuw in Indonesië?
5. Geef aan voor wie het cultuurstelsel een goudmijn was.
(4)
(2)
(2)
(4)
Tekstinhoudelijke vragen
Tekstgerichte vragen
1. Met betrekking tot imperialisme zijn er drie theorieën. Welke van deze theorieën is
van toepassing op de tekst? Motiveer je antwoord.
2. Geef het verband tussen de opkomst van koloniale rijken in de tweede helft van de
19e eeuw en het moderne imperialisme.
3. Geef aan waarom vele Europese landen geen voorstaanders waren van de
onafhankelijkheid van de koloniën.
2
(2)
(2)
4. Noem twee manieren waarop de Europeanen na de onafhankelijkheid toch hun
invloed in de Derde Wereldlanden behielden op.
5. Op welke manier blijft Nederland invloed op Suriname uitoefenen?
IV. De onderdrukte volkeren in de koloniën kwamen in opstand tegen de bezetting en de
overheersing van de westerse landen. Het verzet in de koloniën heeft verschillende fasen
doorlopen die nauw samenhangen met de opkomst van het nationalisme in de koloniën.
(4)
(4)
(4)
1. In welk opzicht verschilt het nationalisme in de koloniën van het nationalisme in
Europa?
2. Geef aan hoe in Mexico het massa nationalisme van Hidalgo in conflict kwam met
het bourgeois nationalisme van de Criollo’s.
3. Van welke vorm van nationalisme was tijdens de onafhankelijkheidsstrijd o.l.v.
Simon Bolivar in het noorden van Zuid-Amerika sprake?
V. Kongo is een land dat een hele korte bevrijdingsstrijd heeft gekend, maar de
onafhankelijkheid heeft meer chaos dan ontwikkeling voor het land teweeg gebracht.
(4)
(4)
(4)
1. Welke twee factoren speelden een rol bij de verdeeldheid binnen de nationalistische
beweging van Kongo?
2. Geef aan waarom de westerse landen tijdens de burgeroorlog in Kongo de zijde van
Tshombe kozen.
3. Verklaar waarom de Verenigde Naties verweten werd van partijdigheid bij het
conflict in Kongo.
Vl. Vele revoluties van na de Tweede Wereldoorlog zijn uitgebroken als gevolg van het
nationalisme in de Derde Wereldlanden. Door de verschillende omstandigheden in de
landen kunnen de revoluties in 3 hoofdtypen onderscheiden worden.
(4)
(2)
(4)
(2)
(4)
(2)
1. Geef aan waarom westerse landen geneigd waren de conservatief nationalistische
revoluties te ondersteunen .
2. Welke vorm van nationalistische revolutie vond in Tanzania plaats?
3. Leg de invloed die de zwarte middenklasse uitoefende op de maatschappij in Kenia
uit.
4. Geef aan waarom het Keniaanse volk toch nog in een onderontwikkelde positie
verkeert.
5. Hoe heeft Mozambique geprobeerd om de sociaal-economische revolutie door te
voeren?
6. Geef een overeenkomst tussen het verzet van Nelson Mandela in Zuid Afrika en het
verzet van Mohandas Gandhi in India.
Cijfer = (score + 10 ) : 10
3
Download